Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 05 december 2008
gepubliceerd op 12 februari 2009

Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van het administratieve en bezoldigingsstatuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles international »

bron
waalse overheidsdienst
numac
2009027023
pub.
12/02/2009
prom.
05/12/2008
ELI
eli/besluit/2008/12/05/2009027023/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 DECEMBER 2008. - Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van het administratieve en bezoldigingsstatuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles international »


De Waalse Regering, Gelet op het samenwerkingsakkoord van 20 maart 2008 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot oprichting van een gemeenschappelijke entiteit voor de internationale betrekkingen van Wallonië-Brussel en inzonderheid op artikel 4;

Gelet op het decreet van 8 mei 2008 tot goedkeuring, voor wat de aangelegenheden betreft waarvan de uitoefening door de Franse Gemeenschap is overgeheveld, van het samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot oprichting van een gemeenschappelijke entiteit voor de internationale betrekkingen van Wallonië-Brussel;

Gelet op het decreet van 8 mei 2008 tot goedkeuring van het samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot oprichting van een gemeenschappelijke entiteit voor de internationale betrekkingen van Wallonië-Brussel;

Gelet op de adviezen van de Inspectie van Financiën, gegeven op 24 april en 8 november 2007;

Gelet op protocol nr. 495 van Sectorcomité XVI, opgesteld op 17 januari 2008;

Gelet op de instemming van de Minister van Ambtenarenzaken, gegeven op 9 november 2007;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 22 november 2007;

Gelet op advies nr. 44.793/2/V van de Raad van State, gegeven op 4 augustus 2008, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de minister van Ambtenarenzaken en van de Minister van Buitenlandse Betrekkingen;

Na beraadslaging, Besluit : BOEK I. - Administratief en bezoldigingsstatuut van de personeelsleden van « Wallonie-Bruxelles international » TITEL I. - De hoedanigheid van ambtenaar, rechten en plichten

Artikel 1.De hoedanigheid van personeelslid van « Wallonie-Bruxelles international » wordt aan ieder statutair personeelslid erkend dat in definitief dienstverband werkzaam is in « Wallonie-Bruxelles international », hierna « de instelling » genoemd.

Art. 2.§ 1. De ambtenaren vervullen hun ambt op loyale, gewetensvolle en integere wijze onder het gezag van hun hiërarchische meerderen.

Ze zijn ertoe gehouden de vigerende wetten en regelgevingen, evenals de procedures en richtlijnen van de overheid waaronder ze ressorteren, na te leven.

Zij eerbiedigen de arbeidsinstrumenten die hen ter beschikking worden gesteld, gebruiken ze voor beroepsdoeleinden en volgens de regels vastgesteld door de overheid waarvan ze afhangen.

In hun dagelijks werk houden ze rekening met het handvest inzake goed bestuurlijk gedrag opgenomen in bijlage I bij dit besluit. § 2. De ambtenaren behandelen de gebruikers van hun dienst met begrip en zonder enige discriminatie. Ze garanderen de gebruikers een gelijke behandeling zonder onderscheid van, meer bepaald, nationaliteit, geslacht, maatschappelijke of etnische afkomst, godsdienst of opinie, enig handicap, leeftijd of seksuele geaardheid. § 3. Buiten de uitoefening van hun ambt voorkomen de ambtenaren elk gedrag dat het vertrouwen van het publiek in hun dienst zou kunnen schokken. § 4. Giften, gratificaties of enigerlei voordeel mogen de ambtenaren noch rechtstreeks noch via een tussenpersoon, zelfs buiten de uitoefening van hun ambt om maar op grond ervan, vragen, eisen of krijgen. § 5. De ambtenaren behandelen hun dossiers en formuleren de adviezen voor hun hiërarchische meerderen en de Waalse Regering, de Regering van de Franse Gemeenschap Wallonie-Bruxelles en het College van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, hierna Regeringen of College genoemd, onafhankelijk van elke externe invloed en geven aan geen enkel persoonlijk belang gehoor. De ambtenaren onthouden zich ervan deel te nemen aan het treffen van een beslissing in de dossiers waarin ze persoonlijke belangen hebben. § 6. De ambtenaren houden zich permanent op de hoogte van de ontwikkeling van techniek, regelgeving en onderzoek in de aangelegenheden waar ze beroepsmatig mee belast zijn.

Art. 3.§ 1. De ambtenaren genieten spreekrecht ten opzichte van de feiten waarvan ze in de uitoefening van hun ambt kennis hebben. § 2. Het is hun enkel verboden die feiten bekend te maken die betrekking hebben op 's lands veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, het voorkomen en het bestraffen van strafbare feiten, het medisch geheim, de rechten en de vrijheden van de burger, en in het bijzonder op het recht op eerbied voor het privé-leven; dit verbod geldt bovendien voor feiten die betrekking hebben op de voorbereiding van alle beslissingen zolang er geen eindbeslissing is getroffen, evenals voor de feiten die, als ze eenmaal bekend zijn gemaakt, schade kunnen berokkenen aan de belangen van de instelling, van het Waalse Gewest, van de Franse Gemeenschap Wallonie-Bruxelles of de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

De bepalingen van het eerste lid gelden eveneens voor de ambtenaren die hun ambt hebben neergelegd. § 3. De ambtenaren hebben recht op informatie wat alle aspecten betreft die nuttig zijn voor hun taakvervulling. § 4. Elke ambtenaar heeft het recht zijn persoonlijk dossier te raadplegen en er een kosteloos afschrift van te krijgen. § 5. De deelneming van de ambtenaar aan een overlegde werkonderbreking mag voor die ambtenaar er enkel toe leiden dat hem voor de onderbrekingsperiode zijn wedde ontnomen wordt. § 6. De ambtenaren hebben recht op de opleiding die voor hun werk nuttig is. In die opleiding wordt voorzien overeenkomstig de titels vijf en zes van dit besluit. § 7. De ambtenaren hebben het recht om zowel door de hiërarchische meerderen als door de ondergeschikten waardig te worden behandeld.

TITEL II. - Algemene bepalingen

Art. 4.De graad is de titel die de ambtenaar in de hiërarchie situeert en hem ertoe machtigt één van de betrekkingen van de personeelsformatie die met die graad overeenstemt, te bekleden.

De graden worden ingedeeld in rangen en de rangen in niveaus.

Art. 5.De rang bepaalt het betrekkelijk belang van een graad in zijn niveau.

De rangen worden tussen de niveaus ingedeeld als volgt : 1. in het niveau 1, vijf rangen aangewezen door de letter A;2. in het niveau 2+, drie rangen aangewezen door de letter B;3. in het niveau 2, drie rangen aangewezen door de letter C;4. in het niveau 3, drie rangen aangewezen door de letter D.

Art. 6.De graden worden tussen de rangen ingedeeld als volgt : 1. in de rang A2, de graad van administrateur-generaal;2. in de rang A3, de graad van adjunct-administrateur-generaal en inspecteur-generaal;3. in de rang A4, de graad van directeur;4. in de rang A5, de graad van eerste attaché;5. in de rang A6, de graad van attaché;6. in de rang B1, de graad van eerste gegradueerde;7. in de rang B2, de graad van eerstaanwezend gegradueerde;8. in de rang B3, de graad van gegradueerde;9. in de rang C1, de graad van eerste assistent;10. in de rang C2, de graad van eerstaanwezend assistent;11. in de rang C3, de graad van assistent;12. in de rang D1, de graad van eerste adjunct;13. in de rang D2, de graad van eerstaanwezend adjunct;14. in de rang D3, de graad van geschoold adjunct;15. in de rang D4, de graad van adjunct.

Art. 7.De ambtenaren-generaal zijn de ambtenaren van de rangen A2 en A3.

De administrateur-generaal wordt bij mandaat aangewezen in de rang A2; de adjunct-administrateur-generaal wordt bij mandaat aangewezen in de rang A3.

Art. 8.Enkel de betrekkingen van attaché, gegradueerde, assistent, en adjunct kunnen via werving worden ingevuld.

Art. 9.§ 1. De administrateur-generaal coördineert de diensten van de instelling en waarborgt de eenheid van beheer. De interne affectaties vallen onder de verantwoordelijkheid van de administrateur-generaal. § 2. De Regeringen stellen voor elk van hun bevoegdheden de machtdelegaties vast die ze aan de administrateur-generaal toekennen.

Ze sommen de machtdelegaties op die de administrateur-generaal verder kan delegeren.

Art. 10.§ 1. De Regeringen stellen de personeelsformatie van de instelling vast en bepalen de naam van de afdelingen en directies.

Elke afdeling wordt geleid door een leidend ambtenaar; elke directie wordt geleid door een directeur.

De personeelsformatie drukt de maximumbehoeften aan personeel uit om de opdrachten toegekend aan de instelling te vervullen.

Onder hiërarchische meerdere dient elke ambtenaar-generaal, elke ambtenaar van de rang A4 of A5 of A6 belast met het beheer van een dienst te worden verstaan. § 2. Er wordt in staffuncties voorzien in de rangen A5, B1 en C1.

Onder staffunctie in de rang A5 dient een betrekking te worden verstaan die de verantwoordelijkheid voor de organisatie van een dienst en de evaluatie van de arbeid van het personeel inhoudt.

Onder staffunctie in de rangen B1 en C1 dient een betrekking te worden verstaan die de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de arbeid binnen een team en de verificatie van de uitvoering ervan inhoudt.

Art. 11.§ 1. Het in artikel 131 bedoelde directiecomité stelt een functioneel kader vast. § 2. De wijzigingen van het functioneel kader worden op het einde van elk semester door de administrateur-generaal medegedeeld aan de leden van de Regeringen en het College belast met de overheidsdiensten en de internationale betrekkingen.

Art. 12.Onder bekwaamheid wordt een geestelijke of lichamelijke, betrekkelijk stabiele instelling verstaan die een individu karakteriseert. De bekwaamheid valt onder de potentialiteiten : hoewel de bekwaamheid vereist is om een welbepaalde taak uit te voeren, kan ze evenwel latent blijven zolang de uitoefening van bepaalde activiteiten haar bestaan niet openbaart.

De bekwaamheden worden gemeten aan de hand van test of standaardproeven van het psychometrisch type.

Onder capaciteit wordt de daadwerkelijke, rechtstreeks waarneembare en meetbare uitvoering van een bekwaamheid verstaan. De bekwaamheid wordt aangeleerd via een aanvankelijk leerproces, ze wordt verrijkt door de praktijk of door vormelijke processen van voortgezette opleidingen.

Onder vaardigheid wordt de uitvoering van een gestructureerd en gehiërarchiseerd systeem van theoretische of procedurale kennis verstaan, van praktische vaardigheden en psychosociale gedragshoudingen, op die wijze dat een goed geproduceerd of een dienst verleend wordt in een bepaalde context en met een bepaald kwaliteitsniveau. De uitoefening van een vaardigheid wordt altijd in een concrete situatie vastgesteld en kan van de éne op de andere situatie overgedragen worden.

Onder vaardigheidsprofiel worden de gezamenlijke bekwaamheden en particuliere kennis of ervaring vereist in het profiel van de functie verstaan.

Onder overkoepelende vaardigheden worden vaardigheden verstaan die gemeen zijn aan en vereist zijn voor de uitoefening van verschillende activiteiten of beroepen.

Art. 13.De procedure voor de toewijzing van een betrekking kan voor een bevorderingsbetrekking één jaar voor de datum waarop vaststaat dat de betrekking vacant wordt aanvangen, twee jaar voor de datum waarop vaststaat dat de betrekking vacant wordt voor een wervingsbetrekking.

Art. 14.§ 1. Een vacante directeursbetrekking wordt achtereenvolgens ingevuld bij : 1° mutatie op verzoek van een ambtenaar van de instelling;2° bevordering door verhoging in graad. § 2. In de invulling van een vacante staffunctie voor eerste attaché, eerste gegradueerde, eerstaanwezend gegradueerde, eerste assistent, eerstaanwezend assistent, eerste adjunct, eerstaanwezend adjunct en geschoold adjunct wordt voorzien bij bevordering door verhoging in graad van een ambtenaar van de instelling.

Art. 15.Een vacante wervingsbetrekking wordt achtereenvolgens ingevuld bij : 1° bevordering van een ambtenaar van de instelling door overgang naar het hogere niveau;2° mobiliteit van statutaire ambtenaren van de diensten of instellingen van de Waalse Regering of de Regering van de Franse Gemeenschap.3° werving.

Art. 16.Wat betreft de mobiliteit van ambtenaren, waarvan sprake in artikel 15, 2°, stelt het directiecomité een voorlopig voorstel vast op grond van, meer bepaald, de beste overeenstemming tussen het bekwaamheidsprofiel van de ambtenaar en het functieprofiel.

Dit voorlopig voorstel tot rangschikking van de kandidaten die het geschikt acht of tot niet-rangschikking wordt met redenen omkleed en aan de kandidaten medegedeeld.

Het directiecomité stelt enkel een voorstel vast op één van de wijzen waarvan sprake in artikel 15 bij ontstentenis van enige kandidatuur voor de toekenning van de betrekking op de voorgaande wijze of als de Regering beslist heeft de betrekking aan geen enkele van de kandidaten toe te wijzen.

Elke kandidaat mag binnen de vijftien dagen na de mededeling zijn opmerkingen laten gelden of een bezwaar indienen bij de voorzitter van het directiecomité. Het directiecomité spreekt zich uit over het bezwaar binnen de maand na ontvangst ervan, na de bezwaarindiener te hebben gehoord als laatstgenoemde de wens daartoe geuit heeft. De bezwaarindiener mag zich laten bijstaan door een raadsman van zijn keuze.

Van de met redenen omklede beslissing van het directiecomité over de opmerkingen of het bezwaarschrift wordt bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst kennis gegeven aan degene die zijn opmerkingen heeft laten geworden of die een bezwaarschrift heeft ingediend.

Bij wijziging van het voorlopige voorstel wordt het definitieve, met redenen omklede voorstel aan alle kandidaten medegedeeld.

Art. 17.Jaarlijks voor 31 januari maakt de administrateur-generaal een op naam opgesteld jaarboek van de ambtenaren bekend, waarin hun graad, hun diploma, hun geboortedatum, hun welslagen voor de proef ter bevestiging van de aangeleerde vaardigheden en een functioneel organogram met alle leden van het personeel worden opgenomen.

Art. 18.De administratieve standplaats van de ambtenaar is vastgesteld op de plaats waar zijn dienst gevestigd is of op elke andere plaats indien deze overeenstemt met de plaats waar zijn beroepsactiviteiten doorgaans plaatsvinden.

TITEL III. - Werving en loopbaan HOOFDSTUK I. - Werving

Art. 19.Niemand kan tot ambtenaar worden benoemd zonder de toelaatbaarheidsvereisten zoals volgt te vervullen : 1° een gedrag hebben dat overeenstemt met de vereisten van het ambt;2° burgerlijke en politieke rechten genieten;3° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;4° het bewijs leveren van de lichamelijke geschiktheid vereist om de functie uit te oefenen;5° houder zijn van een diploma of een studiegetuigschrift dat in verband staat tot het niveau van de graad die volgens de tabel vermeld in bijlage II toegewezen wordt;6° de voorwaarden vervullen voor de toegang tot de betrekking vastgesteld bij de vacantverklaring van de betrekking;7° geslaagd zijn voor een vergelijkend wervingsexamen dat georganiseerd wordt door Selor voor het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschap of de instelling;8° met vrucht een stage doorlopen.

Art. 20.De benoeming heeft uitwerking vanaf de dag van toelating tot de stage.

Art. 21.De hoedanigheid van ambtenaar wordt bevestigd door de eed die afgelegd wordt in de bewoordingen vastgesteld bij artikel 2 van het decreet van 20 juli 1831. HOOFDSTUK II. - Stage

Art. 22.De stage heeft een duur van één jaar voor de kandidaat-ambtenaren van de niveaus 1 en 2+ en een duur van zes maanden voor de kandidaat-ambtenaren van de niveaus 2 en 3.

Voor de berekening van de duur van de stage worden alle periodes waarin de stagiair zich in een dienstactiviteitspositie bevindt, in overweging genomen.

De periodes van jaarlijks verlof, syndicaal verlof, omstandigheidsverlof, verlof wegens overmacht, verlof voor de uitoefening van een ambt in een ministerieel kabinet van een lid van de Waalse Regering, van de Regering van de Franse Gemeenschap Wallonie-Bruxelles of van het College van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitgezonderd, schorsen de verlofperiodes waarop de stagiair van niveau 1 of 2+ recht heeft de duur van de stage evenwel zodra de totale duur ervan de veertig dagen overschrijdt.

Voor de stagiair van niveau 2 of 3 wordt die duur teruggebracht tot twintig dagen.

Art. 23.De laureaat die genoemd moet worden in de hoedanigheid van stagiair wordt aangewezen overeenkomstig de artikelen 95 tot en met 98. Hij wordt door de administrateur-generaal in de hoedanigheid van stagiair benoemd. De benoeming tot stagiair heeft onmiddellijk uitwerking. Ze heeft evenwel uitwerking : 1° bij verstrijken van elke onbeschikbaarheidsperiode van de stagiair voor zover ze voortvloeit uit de uitvoering van wettelijke verplichtingen;2° bij verstrijken van een periode van drie maanden aangevraagd door een laureaat om een zelfstandige hoofdactiviteit af te handelen;3° bij verstrijken van elke onbeschikbaarheidsperiode van de stagiair die voortvloeit uit overmacht voor zover ze de zes maanden niet overschrijdt.

Art. 24.§ 1. De evaluatieverslagen van de stagiairs van de niveaus 1 en 2+ worden opgesteld door de ambtenaar van minstens rang A4 onder wie de stagiair ressorteert en door de directie vorming van de instelling. § 2. De evaluatieverslagen van de stagiairs van de niveaus 2 en 3 worden opgesteld door de ambtenaar van minstens rang A4 onder wie de stagiair ressorteert.

De ambtenaar van minstens rang A4 maakt de evaluatieverslagen aan de administrateur-generaal over. § 3. Indien de stagiair zijn stage doorloopt op een ministerieel kabinet van een Lid van de Regeringen of van het College, stelt de betrokken Minister of diens gemachtigde de evaluatieverslagen bedoeld in de §§ 1 en 2 op. Ze worden overgemaakt aan de administrateur-generaal.

Art. 25.§ 1. De criteria voor de evaluatie van de stagiair worden hem bij aanvang van de stage bekendgemaakt. Die criteria zijn criteria voor de beoordeling van de prestaties en criteria voor de beoordeling van de bekwaamheden.

De beoordelingscriteria voor de prestaties zijn de volgende : - - kwaliteit van de arbeid (kwaliteit en graad van voltooiing van de arbeid - zonder het kwantitatieve rendement in aanmerking te nemen), zorgvuldigheid, juistheid en nauwkeurigheid; - - hoeveelheid arbeid (hoeveelheid arbeid verricht in een tijdsbestek bepaald zonder de kwaliteit van de arbeid in aanmerking te nemen - capaciteit voor de beoordeelde om het geheel van de taken van zijn ambt te verrichten); - - polyvalentie (capaciteit om uiteenlopende werken te verrichten en andere posities te bekleden dan die welke de stagiair worden toevertrouwd); - - beschikbaarheid (reactie van belanghebbende op de dwingende omstandigheden die voortvloeien uit de bijzondere voorwaarden of uit een verandering in het arbeidsmilieu); - - creativiteit, initiatief (capaciteit van de stagiair om nieuwe ideeën uit te denken en te bevorderen als geschiktheid om te reageren op onverwachte gebeurtenissen); - - teamgeest en sociale vaardigheid (capaciteit van de stagiair om in groep te werken met het oog op de verwezenlijking van een gemeenschappelijke doelstelling en bij te dragen tot het behoud van een aangenaam arbeidsmilieu); - - zin voor solidariteit (capaciteit om zijn collega's te helpen). § 2. De beoordelingscriteria voor de bekwaamheden zijn de volgende : - - inschakeling in het arbeidscircuit (kennis van het milieu, van de instellingen en besturen van het gewest en de Gemeenschap, van de doelstellingen van de dienst); - aanleren van de functie (beheersen van de reglementen en de gegevens in verband met de functie, kennis van de context, contacten); - afstemming op de functie; - bekwaamheid om te evolueren. § 3. De evaluatieverslagen worden opgesteld op een document waarvan het model als bijlage IV is opgenomen.

De evaluatie wordt verricht na een onderhoud met de stagiair.

Art. 26.De stagiair voldoet aan de stage indien de meerderheid van de evaluatiecriteria positief is.

Art. 27.Het eerste verslag wordt overgemaakt voor het einde van de derde maand wat betreft de stagiairs van niveaus 1 en 2+ en voor het einde van de tweede maand wat betreft de stagiairs van niveaus 2 en 3.

Het tweede verslag wordt overgemaakt voor het einde van de negende maand wat betreft de stagiairs van de niveaus 1 en 2+ en voor het einde van de vierde maand wat betreft de stagiairs van de niveaus 2 en 3.

Art. 28.Indien uit één van de verslagen blijkt dat de stagiair niet aan de stage voldoet, kan de administrateur-generaal nog voor de stage afloopt zich tot de stagecommissie richten om : - tot de verlenging van de stage beslissen met een duur die de helft van de aanvankelijke stageduur niet mag overschrijden; - te beslissen over een verandering van functie binnen in de instelling; - over het ontslag van de stagiair te beslissen.

Bij verlenging van de stage wordt er een verslag overgemaakt uiterlijk één maand voor het einde van de stage.

De verandering van functie houdt van rechtswege de verlenging van de stage in met een duur die de helft van de aanvankelijke stageduur niet mag overschrijden.

Art. 29.§ 1. De stagecommissie bestaat uit de ambtenaren-generaal van de instelling.

De commissie wordt voorgezeten door de administrateur-generaal. § 2. De vormingsdirecteur van de instelling of de stagiair kunnen zich tot de commissie richten zodra uit één van beide verslagen blijkt dat de stagiair niet aan de stage voldoet. Indien uit beide evaluatieverslagen of uit het verslag voor verlenging van de stage blijkt dat de stagiair niet aan de stage voldoet, wordt dat door de directeur van de vorming aanhangig gemaakt bij de commissie.

Na de stagiair te hebben gehoord, kan de commissie de Regeringen voorstellen om de stage te verlengen of om de stagiair een andere functie toe te kennen.

De commissie kan het ontslag van de stagiair voorstellen. De voorzitter van de commissie deelt de stagiair onverwijld het voorstel tot ontslag mee.

Indien ontslag wordt voorgesteld, beschikt de stagiair over een beroep voor de Kamer van beroep bedoeld in artikel 156.

De Regeringen treffen hun beslissing binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de ontvangst van het advies van de Kamer van beroep, uitgebracht binnen de termijn bedoeld in artikel 169.

Het uitblijven van een beslissing binnen die termijn wordt geacht de stagiair gunstig te zijn.

Art. 30.De Regeringen verrichten de vaste benoeming van de stagiair.

Art. 31.De stagiair die de Regeringen beslissen te ontslaan tijdens de stage of na afloop ervan, omdat hij niet voldoet, krijgt behalve in het geval van een zware fout, een opzegtermijn van drie maanden. HOOFDSTUK III. - Lichamelijke geschiktheid

Art. 32.De laureaat aangewezen door de administrateur-generaal wordt aan een aan de stage voorafgaande gezondheidsevaluatie onderworpen overeenkomstig de artikelen 26 tot 29 van het koninklijk besluit van 28 mei 2003 betreffende het toezicht op de gezondheid van de werknemers.

Indien de laureaat na afloop van de voorafgaande gezondheidsevaluatie door de preventie-adviseur - arbeidsgeneesheer ongeschikt wordt verklaard voor een bepaalde periode, wordt hij niet tot de stage toegelaten en wordt hij voor die periode voorlopig afgewezen.

Indien de laureaat na afloop van de voorafgaande gezondheidsevaluatie door de preventie-adviseur - arbeidsgeneesheer definitief ongeschikt wordt verklaard, wordt hij niet tot de stage toegelaten en wordt hij uit de reserve uitgesloten.

Art. 33.Indien de laureaat verwaarloosd heeft om gevolg te geven aan twee opeenvolgende oproepingen van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer waarbij de tweede oproeping verricht is bij ter post aangetekend schrijven, licht laatstgenoemde onverwijld de administrateur-generaal daarover in, die de gepaste schikkingen treft om de laureaat uit de reserve uit te sluiten, behoudens toelaatbaar geachte reden. HOOFDSTUK IV. - Mandaten

Art. 34.De ambtenaren vermeld in artikel 3, § 3, van het samenwerkingsakkoord van 20 maart 2008 tussen de Franse Gemeenschap, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot oprichting van een gemeenschappelijke entiteit voor de internationale betrekkingen van Wallonië-Brussel worden per mandaat aangewezen overeenkomstig de bepalingen vastgesteld door de Regeringen en opgenomen in Boek II van dit besluit. HOOFDSTUK V. - Loopbaan Afdeling 1. - Algemeen

Art. 35.Er zijn twee soorten bevorderingen. 1. 1° de bevordering door verhoging in graad;2. 2° de bevordering door overgang naar het hogere niveau;

Art. 36.Bij aanvang van elk jaar legt de administrateur-generaal de Regeringen het gebudgetiseerde jaarlijks plan voor de aanwervingen en bevorderingen voor, geeft een overzicht van de vacant te verklaren betrekkingen samen met een functieprofiel en de te raadplegen wervingsreserves.

De keuze van de te raadplegen reserves wordt bepaald en gemotiveerd door het directiecomité, waarbij het functieprofiel van de te begeven betrekkingen in overweging wordt genomen, met dien verstande dat voor gelijkaardige betrekkingen identieke reserves gebruikt zullen worden.

De Regeringen berichten ontvangst van het jaarlijks plan en beschikken te rekenen van de ontvangst van het plan, over zestig dagen om hun beslissing mede te delen aan de administrateur-generaal.

Indien de Regeringen het jaarlijks plan niet binnen de voorgeschreven termijn aannemen of weigeren, wordt het plan als aanvaard beschouwd.

Art. 37.Het aantal bevorderingsbetrekkingen, staffuncties niet inbegrepen, wordt volgens de volgende normen vastgesteld : - voor de rang A5, op minstens 30 % van het totaal van de betrekkingen van de rangen A5 en A6; - voor de rang B1, op minstens 16 % van het totaal van de betrekkingen van niveau 2+; - voor de rang B2, op minstens 30 % van het totaal van de betrekkingen van niveau 2+; - voor de rang C1, op minstens 16 % % van het totaal van de betrekkingen van niveau 2; - voor de rang C2, op minstens 30 % van het totaal van de betrekkingen van niveau 2; - voor de rang D1, op minstens 20 % van het totaal van de betrekkingen van niveau 3; - voor de rang D2, op minstens 30 % van het totaal van de betrekkingen van niveau 3; - voor de rangen D3 en D4, op minstens 50 % van het totaal van de betrekkingen van niveau 3.

De Regeringen benoemen de ambtenaren die bevorderd zijn.

Art. 38.§ 1. De bevordering door verhoging in graad is de benoeming in de naast hogere graad van hetzelfde niveau als het niveau waartoe de ambtenaar behoort. Ze is ondergeschikt aan het vacant zijn van een betrekking. § 2. De bevordering door verhoging in graad heeft uitwerking de eerste dag van de maand volgend op de benoeming. Indien de betrekking nog ingevuld is op datum van de benoeming, heeft deze benoeming uitwerking de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop ze daadwerkelijk ophoudt ingevuld te zijn.

Art. 39.De bevordering door overgang naar het hogere niveau is de benoeming in een aanwervingsgraad van een hoger niveau dan het niveau waartoe de ambtenaar behoort. Ze is ondergeschikt aan het vacant zijn van een betrekking van die graad.

De bevordering door overgang naar het hogere niveau heeft uitwerking de eerste dag van de maand volgend op de benoeming. Indien de betrekking nog ingevuld is op datum van de benoeming, heeft deze benoeming uitwerking de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop ze daadwerkelijk ophoudt ingevuld te zijn.

Art. 40.De procedure van oproep tot de kandidaten voor de vacant verklaarde betrekkingen wordt vastgesteld overeenkomstig de leden 2 tot en met 7.

De voorwaarden moeten verenigd zijn op de dag waarop de betrekking vacant wordt verklaard en op de dag van de bevordering of de mutatie.

De oproep voor de kandidaten voor de mutatie of de bevordering wordt tegelijk per ter post aangetekend schrijven verzonden naar de ambtenaren die tot de personeelsformatie van de instelling behoren.

De oproep tot de kandidaten bevat het functieprofiel en de selectie- en rangschikkingscriteria.

Op straffe van nietigheid bedraagt de termijn voor de indiening van de kandidaturen éénentwintig dagen te rekenen ofwel van de tweede werkdag volgend op de dag van de indiening bij De Post van het bericht tot vacantverklaring gericht aan de kandidaten.

De procedure voor de oproep tot het indienen van kandidaturen mag niet opgestart worden tussen 15 juli en 31 augustus.

Op straffe van nietigheid vermeldt de ambtenaar die kandidaat is voor meerdere betrekkingen zijn voorkeur in dalende volgorde en in Arabische cijfers.

Op straffe van nietigheid wordt de kandidatuur voor elke betrekking gemotiveerd en samen verzonden met een curriculum vitae die overeenstemt met het model opgenomen in bijlage V. De kandidaturen worden ingediend bij ter post aangetekend schrijven, op straffe van nietigheid. Afdeling 2. - Bevordering door verhoging in graad in de graad van

directeur.

Art. 41.De ambtenaar van niveau 1 van rang A5 of A6 kan bij verhoging in graad bevorderd worden tot de graad tot directeur, als hij de volgende voorwaarden vervult : 1. 1° acht jaar niveauanciënniteit hebben;2. 2° aantonen dat de evaluatie positief is;3. 3° niet het voorwerp zijn van een niet geschrapte en definitieve disciplinaire maatregel;4. 4° houder zijn van het directiebrevet.

Art. 42.Het directiecomité stelt op grond van met name het bekwaamheidsprofiel en de visie op de uitoefening van de opdracht gebonden aan de in te vullen betrekking, een voorlopig voorstel tot rangschikking van de kandidaten vast die het geschikt acht voor : 1. de mutatie;2. de bevordering door verhoging in graad. Het directiecomité stelt enkel een voorstel vast voor de bevordering door verhoging in graad bij afwezigheid van elke kandidatuur voor de toekenning van de betrekking bij mutatie of als de Regering beslist heeft de betrekking aan geen enkele kandidaat toe te kennen.

Het voorlopige voorstel tot rangschikking of niet-rangschikking wordt gemotiveerd en aan de kandidaten medegedeeld.

Elke kandidaat mag binnen de vijftien dagen na de mededeling zijn opmerkingen laten gelden of een bezwaar indienen bij de voorzitter van het directiecomité. Het directiecomité spreekt zich uit over het bezwaar binnen de maand na ontvangst ervan, na de bezwaarindiener te hebben gehoord als laatstgenoemde de wens daartoe geuit heeft. De bezwaarindiener mag zich laten bijstaan door de persoon van zijn keuze.

Van de met redenen omklede beslissing van het directiecomité over de opmerkingen of het bezwaarschrift wordt bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst kennis gegeven aan degene die zijn opmerkingen heeft laten geworden of die een bezwaarschrift heeft ingediend.

Bij wijziging van het voorlopige voorstel wordt het definitieve, gemotiveerde voorstel aan alle kandidaten medegedeeld. Afdeling 3. - Bevordering door verhoging in graad in de graden van

eerste attaché; eerste gegradueerde, eerste assistent, eerste adjunct

Art. 43.Bevorderd door verhoging in graad kunnen worden : 1. tot de graad van eerste attaché, de attaché;2. tot de graad van eerste gegradueerde, de eerstaanwezend gegradueerde;3. tot de graad van eerste assistent, de eerstaanwezend assistent;4. tot de graad van eerste adjunct, de eerstaanwezend adjunct. Voor de staffuncties in de rangen B1 en C1 kunnen eveneens bevorderd worden door verhoging in graad : 1. tot de graad van eerste gegradueerde, de gegradueerde;2. tot de graad van eerste assistent, de assistent.

Art. 44.Voor de staffuncties kan door verhoging in graad worden bevorderd de ambtenaar die aan volgende voorwaarden voldoet : - aantonen dat de evaluatie positief is; - niet het voorwerp zijn van een niet geschrapte en definitieve disciplinaire maatregel; - laureaat zijn van minstens één proef ter bevestiging van de bekwaamheid in het betrokken niveau; - zes jaar niveauanciënniteit hebben; - laureaat zijn van een geschiktheidsexamen voor staffuncties voor het betrokken niveau en verkregen binnen de vier jaar die voorafgaan aan de vacantverklaring van de betrekking; - zich onderwerpen aan een beroepsselectietest om na te gaan of het profiel van de laureaat overeenstemt met de in te vullen betrekking.

Het directiecomité stelt een voorlopig voorstel tot rangschikking van de kandidaten in de staffuncties in de rang A5, B1 en C1 op, op grond van de test waarvan sprake in punt 6 en op grond van de rangschikking opgemaakt na het examen waarvan sprake in punt 5.

Het voorlopige voorstel tot rangschikking wordt gemotiveerd en aan de kandidaten medegedeeld.

Elke kandidaat mag binnen de vijftien dagen na de mededeling zijn opmerkingen laten gelden of een bezwaar indienen bij de voorzitter van het directiecomité. Het directiecomité spreekt zich uit over het bezwaar binnen de maand na ontvangst ervan, na de bezwaarindiener te hebben gehoord als laatstgenoemde de wens daartoe geuit heeft. De bezwaarindiener mag zich laten bijstaan door een raadsman van zijn keuze.

Van de met redenen omklede beslissing van het directiecomité over de opmerkingen of het bezwaarschrift wordt kennis gegeven aan degene die zijn opmerkingen heeft laten geworden of die een bezwaarschrift heeft ingediend.

Bij wijziging van het voorlopige voorstel wordt het definitieve, gemotiveerde voorstel aan alle kandidaten medegedeeld.

Bij gelijke uitslagen wordt bij verhoging in graad tot de staffunctie bevorderd, de ambtenaar die de hoogste anciënniteit in de hoogste raad heeft onder de geschikt bevonden kandidaten.

Art. 45.Behalve de staffuncties kan door verhoging in graad worden bevorderd de ambtenaar die aan volgende voorwaarden voldoet : 1. aantonen dat de evaluatie positief is;2. niet het voorwerp zijn van een niet geschrapte en definitieve disciplinaire maatregel;3. zes jaar niveauanciënniteit hebben;4. laureaat zijn van de proef ter bevestiging van de vaardigheden die overeenstemmen met de betrokken graad. Het directiecomité stelt voor de betrekkingen van elke graad op grond van met name het bekwaamheidsprofiel en de visie op de uitoefening van de opdracht gebonden aan de in te vullen betrekking, een voorlopig voorstel tot rangschikking van de kandidaten. Het voorlopige voorstel tot rangschikking wordt gemotiveerd en aan de kandidaten medegedeeld.

Elke kandidaat mag binnen de vijftien dagen na de mededeling zijn opmerkingen laten gelden of een bezwaar indienen bij de voorzitter van het directiecomité. Het directiecomité spreekt zich uit over het bezwaar binnen de twee maanden na ontvangst ervan, na de bezwaarindiener te hebben gehoord als laatstgenoemde de wens daartoe geuit heeft. De bezwaarindiener mag zich laten bijstaan door de persoon van zijn keuze.

Van de met redenen omklede beslissing van het directiecomité over de opmerkingen of het bezwaarschrift wordt kennis gegeven aan degene die zijn opmerkingen heeft laten geworden of die een bezwaarschrift heeft ingediend.

Bij wijziging van het voorlopige voorstel wordt het definitieve, gemotiveerde voorstel aan alle kandidaten medegedeeld.

Art. 46.De administrateur-generaal deelt het definitieve rangschikkingsvoorstel aan de Regeringen mee. Afdeling 4. - Bevordering door verhoging in graad in de graad

eerstaanwezend gegradueerde, eerstaanwezend assistent, eerstaanwezend adjunct en geschoold adjunct

Art. 47.Bevorderd door verhoging in graad kunnen worden : 1. tot de graad van eerstaanwezend gegradueerde, de gegradueerde;2. tot de graad van eerstaanwezend assistent, de assistent;3. tot de graad van eerstaanwezend adjunct, de geschoolde adjunct;4. tot de graad van geschoolde adjunct, de adjunct.

Art. 48.Door verhoging in graad kan worden bevorderd de ambtenaar die aan volgende voorwaarden voldoet : 1° aantonen dat de evaluatie positief is;2° niet het voorwerp zijn van een niet geschrapte en definitieve disciplinaire maatregel;3° zes jaar niveauanciënniteit hebben;4° laureaat zijn van minstens één proef ter bevestiging van de bekwaamheid in het betrokken niveau. Ter afwijking van lid 1 wordt bevorderd bij verhoging in graad tot de graad van geschoolde adjunct, de adjunct die voldoet aan de voorwaarden waarvan sprake in lid 1, 1° en 2°, na acht jaar ranganciënniteit.

Art. 49.Het directiecomité stelt een voorlopig voorstel tot rangschikking van de kandidaten op voor de betrekkingen van elke graad op grond van de beste overeenstemming tussen het vaardigheidsprofiel van de kandidaten en het functieprofiel. Het voorlopige voorstel tot rangschikking wordt gemotiveerd en aan de kandidaten medegedeeld.

Elke kandidaat mag binnen de vijftien dagen na de mededeling zijn opmerkingen laten gelden of een bezwaar indienen bij de voorzitter van het directiecomité. Het directiecomité spreekt zich uit over het bezwaar binnen de maand na ontvangst ervan, na de bezwaarindiener te hebben gehoord als laatstgenoemde de wens daartoe geuit heeft. De bezwaarindiener mag zich laten bijstaan door de persoon van zijn keuze.

Van de met redenen omklede beslissing van het directiecomité over de opmerkingen of het bezwaarschrift wordt kennis gegeven aan degene die zijn opmerkingen heeft laten geworden of die een bezwaarschrift heeft ingediend.

Bij wijziging van het voorlopige voorstel wordt het definitieve, gemotiveerde voorstel aan alle kandidaten medegedeeld.

Art. 50.De administrateur-generaal deelt het definitieve rangschikkingsvoorstel aan de Regeringen mee. Afdeling 5. - Bevordering door overgang naar het hogere niveau

Art. 51.Door overgang naar het hogere niveau kan worden bevorderd de ambtenaar van het of de lagere niveau(s) die aan volgende voorwaarden voldoet : 1° aantonen dat de evaluatie positief is;2° niet getroffen zijn door een definitieve en niet-geschrapte tuchtsanctie;3° laureaat zijn van een vergelijkend overgangsexamen naar het betrokken niveau. De ambtenaar mag deelnemen aan voorbereidende vormingen en ten vroegste voor de vergelijkende overgangsexamens inschrijven vier jaar na zijn benoeming : - in het niveau 3 voor de overgang naar niveau 2; - in het niveau 2 voor de overgang naar niveau 2+; - in het niveau 2 of 2+ voor de overgang naar niveau 1.

Art. 52.Bevorderd door overgang naar het hogere niveau kunnen worden : - in de graad van attaché, de ambtenaar van de niveaus 2+ of 2; - in de graad van gegradueerde, de ambtenaar van niveau 2; - in de graad van adjunct, de ambtenaar van niveau 3.

Art. 53.De administrateur-generaal deelt de rangschikking van de kandidaten die voor de bevordering door overgang naar het hogere niveau toelaatbaar zijn, mee aan de Regeringen. HOOFDSTUK VI. - Hogere functies

Art. 54.Een ambtenaar kan aangewezen worden om hogere functies uit te oefenen die beantwoorden aan ofwel een betrekking van de formatie waarvan de titularis afwezig is sinds minstens twee maanden of voor een voorspelbare duur van minstens twee maanden, ofwel een betrekking van de formatie die vacant is verklaard.

Art. 55.De aanwijzing voor de uitoefening van hogere functies kan verricht worden voor de betrekkingen van rang A3 als niet aan een mandaat onderworpen inspecteurs-generaal, A4 evenals voor de staffuncties van de rangen A5, B1 en C1.

Art. 56.§ 1. Om aangewezen te worden om hogere functies uit te oefenen, dienen volgende voorwaarden uitgeoefend te worden : 1. aantonen dat de evaluatie positief is;2. niet het voorwerp zijn van een niet geschrapte en definitieve disciplinaire maatregel;3. de voorwaarden voor de toegang tot de rang A3, A4, A5, B1 en C1 vervullen. § 2. Voor de rang A4 kan bij gebrek aan een ambtenaar die alle voorwaarden vervult, een ambtenaar aangewezen worden die niet houder is van het directiebrevet.

Onder ambtenaren die dezelfde voorwaarden vervullen, worden de hogere functies verleend aan de ambtenaar die het meest geschikt is om het ambt uit te oefenen.

Art. 57.De hogere functies worden al naar gelang beëindigd : 1° op de datum waarop de titularis van de betrekking zijn ambt weer opneemt;2° op de datum van uitwerking van de benoeming van de titularis van de vacant verklaarde betrekking en uiterlijk bij verstrijken van een termijn van één jaar te rekenen van de dag van de vacantverklaring van de betrekking, eenmaal verlengbaar voor dezelfde duur.

Art. 58.De ambtenaar die belast is met de hogere functies oefent alle rechten en prerogatieven uit, vervult alle plichten en draagt alle lasten die met de betrekking waarvoor hij aangewezen is, verbonden zijn.

Ter afwijking van voorgaand lid oefent hij niet de prerogatieven uit die verband houden met de tuchtregeling en de beoordeling van personeelsleden die titularis zijn van een graad die gelijk is aan of hoger is dan graad waarin hij is benoemd.

Art. 59.De aanwijzingen voor de uitoefening van hogere functies gebeuren door de Regeringen op gemotiveerde voordracht van het directiecomité.

Art. 60.In de gevallen waarin een mandataris sinds meer dan twee maanden afwezig is, waarin de mandataris zoals voorzien afwezig is voor een duur van twee maanden of waarin gewacht wordt op de aanwijzing van een nieuwe mandataris, voorzien bij een vroegtijdig einde van een mandaat, kan een ambtenaar van de instelling worden aangewezen om hogere functies uit te oefenen voor een betrekking van rang A2 volgens de voorwaarden bepaald in artikel 266. HOOFDSTUK VII. - Opname van een ambtenaar van een andere overheid of van een andere publiekrechtelijke rechtspersoon

Art. 61.Bij overheveling van een bevoegdheid of een aangelegenheid naar het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschap Wallonië-Brussel of naar de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest waaraan nieuwe opdrachten voor de instelling gekoppeld zijn, kunnen de Regeringen, om die nieuwe opdrachten in termen van werkgelegenheid op te nemen en na advies van de leidend ambtenaar, in de voorafgaandelijk gewijzigde personeelsformatie van de instelling elke ambtenaar opnemen die behoort tot de diensten van een andere Regering of tot een publiekrechtelijke rechtspersoon die onder een andere overheid ressorteert.

De ambtenaar moet aan alle voorwaarden van dit Boek I tegelijk voldoen om een betrekking waarvan sprake in lid 1 in te vullen. Hij krijgt geen nieuwe benoeming. Hij wordt door de Regeringen toegewezen op de datum van diens opname.

TITEL IV. - Werving en loopbaan van de gehandicapte personen HOOFDSTUK I. - Verplichting om gehandicapte personen te werk te stellen

Art. 62.De instelling is ertoe verplicht in de loop van een kalenderjaar een aantal gehandicapte personen vastgesteld op twee en een half percent van de bezetting van de personeelsformatie te werk te stellen.

Als anderhalve eenheid worden geteld de gehandicapte personen wier graad van zelfredzaamheid op minstens twaalf punten is vastgesteld conform aan de bepalingen van het ministerieel besluit van 30 juli 1987 tot vaststelling van de categorieën en van de handleiding voor de evaluatie van de graad van zelfredzaamheid met het oog op het onderzoek naar het recht op de integratietegemoetkoming.

Vijf percent van de aanwervingen worden voorbehouden voor gehandicapte personen zolang het in het eerste lid vastgestelde tewerkstellingspercentage niet is bereikt. HOOFDSTUK II. - Werving en loopbaan van de gehandicapte personen

Art. 63.Een betrekking van het quota dat voorbehouden is aan de gehandicapte personen kan bekleed worden door de kandidaten die op het tijdstip van de werving minstens aan één van de volgende voorwaarden voldoen : 1° geregistreerd zijn bij het Waalse agentschap voor de integratie van de gehandicapte personen, hierna « het agentschap » genoemd, of van de dienst van de Duitstalige gemeenschap voor de gehandicapte personen, hierna « de dienst » genoemd of van het « Brussels fonds voor de gehandicapte personen » of het « Vlaams fonds voor sociale integratie van personen met een handicap », beide hierna « het fonds » genoemd, het voorwerp hebben uitgemaakt van een beslissing tot interventie van laatstgenoemden, en elke beslissing met betrekking tot de bepalingen inzake tegemoetkoming of sociale of beroepsintegratie getroffen door de federale overheid of een Gemeenschap meegedeeld hebben aan het agentschap, aan de dienst of aan het fonds;2° slachtoffer geworden zijn van een arbeidsongeval en een attest voorleggen afgeleverd door het Fonds voor arbeidsongevallen of door de medisch-sociale Rijksdienst waarmee een ongeschiktheid van minstens 30 % aangetoond wordt;3° slachtoffer geworden zijn van een beroepsziekte en een attest voorleggen afgeleverd door het Fonds voor beroepsziekten of door de medisch-sociale Rijksdienst waarmee een ongeschiktheid van minstens 30 % aangetoond wordt;4° slachtoffer geworden zijn van een ongeval van gemeen recht en een afschrift van het vonnis afgeleverd door de griffie van de rechtbank voorleggen waarmee aangetoond wordt dat de handicap of de ongeschiktheid minstens 30 % bereikt;5° slachtoffer geworden zijn van een huiselijk ongeval en een afschrift van de beslissing van de verzekeringsinstelling waarmee aangetoond wordt dat de permanente ongeschiktheid minstens 30 % bereikt;6° in aanmerking komen voor een inkomensvervangende of integratietoelage krachtens de wet van 27 februari 1987 betreffende de toelagen aan de gehandicapten.

Art. 64.De vergelijkende wervingsexamens en de vergelijkende overgangsexamens worden aangepast aan de dwingende handicapgerelateerde omstandigheden van de ingeschreven kandidaten.

De betrekkingen voorbehouden aan de gehandicapte personen worden prioritair toegewezen aan de personen die voldoen aan minstens één van de voorwaarden vastgesteld in artikel 63, 1° tot 6°, in de volgorde van hun rangschikking.

Art. 65.De proef voor het behalen van het directiebrevet, de proeven ter bevestiging van de vaardigheden en de voorbereidende vormingen voor die proeven worden aangepast aan de dwingende handicapgerelateerde voorwaarden.

Art. 66.De administrateur-generaal organiseert in samenwerking met het agentschap, de dienst of het fonds de opvang, de vorming en de integratie van de gehandicapte personen in het arbeidscircuit.

In voorkomend geval stellen het Agentschap, de Dienst of het Fonds maatregelen voor de aanpassing van de arbeidsplaats voor.

Art. 67.De administrateur-generaal stelt tegen uiterlijk 30 juni in samenwerking met het Agentschap, de Dienst of het Fonds een jaarverslag vast met betrekking tot de tewerkstelling van de gehandicapte personen in de instelling.

Het verslag wordt medegedeeld aan de bevoegde ministers inzake ambtenarenzaken van het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschap, de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en integratie van de gehandicapte personen, die er de Regeringen over inlichten.

Het verslag wordt ter advies voorgelegd aan de Waalse adviesraad voor gehandicapte personen opgericht bij artikel 65 van het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van de gehandicapte personen.

TITEL V. - Vorming HOOFDSTUK I. - De directie vorming van het ministerie van het Waalse Gewest

Art. 68.§ 1. De Regeringen nemen de doelstellingen van de voortgezette vorming van het personeel van de instelling aan, waarbij rekening gehouden wordt met de bevoegdheden van Gewest en Gemeenschap. § 2. De directie vorming van het ministerie van het Waalse Gewest is uitsluitend bevoegd tegenover de instelling voor de uitoefening van de volgende opdrachten : 1. het bedenken en uitvoeren van de vormingen in het stageprogramma in overleg met de verantwoordelijke van de vorming in de instelling;2. de invoering en de coördinatie van een netwerk van correspondenten voor de vorming en stageleiders aangewezen in de instelling op voordracht van de administrateur-generaal.De stageleider zorgt voor de zorgvuldige integratie en de opvolging van de stagiair; 3. 3° in het kader van de vordering van de loopbaan van de ambtenaren, de uitvoering van vormingsacties voorzien en waarborgen, de validering van de vaardigheden voorbereiden, de validering van de vaardigheden doorvoeren, in overleg met de verantwoordelijke van de vorming in de instelling. § 3. De instelling beschikt over een vormingsdirectie voor de andere opdrachten dan de opdrachten bepaald in § 2.

Art. 69.De directie vorming waarvan sprake in artikel 68, § 3, verzorgt het administratieve beheer van de individuele dossiers van de stagiairs van de instelling. HOOFDSTUK II. - De directie vorming van de instelling

Art. 70.Naast de bevoegdheden die haar uitdrukkelijk erkend zijn bij dit besluit, heeft de directie vorming van de instelling als opdracht de uitvoering van de vormingsprogramma's in overleg met de bevoegde diensten van de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest en de begeleiding van de stagiairs. Voor de begeleiding van de stagiairs wordt ze bijgestaan door stageleiders. HOOFDSTUK III. - Vormingen Afdeling 1. - Algemeen

Art. 71.De instelling kan voor haar personeel vormingsplannen opstellen. Die plannen worden goedgekeurd door de administrateur-generaal na advies van de directie vorming van het ministerie van het Waalse Gewest. Ze bevatten de doelstellingen, de programma's, de duur en de wijze van beoordeling van de vormingen.

Art. 72.Onder loopbaanvorming wordt elke vorming verstaan met het oog op het voldoen aan de evaluatiecriteria, evenals de proefvoorbereidende vormingen voor het behalen van het directie- en/of managementbrevet, de proefvoorbereidende vormingen voor de bevestiging van de verworven vaardigheden en de vergelijkende examens voor de overgang naar het hogere niveau.

Art. 73.§ 1. Indien het initiatief voor de vorming van het Ministerie van het Waalse Gewest uitgaat, neemt dat ministerie de kosten over voor de inschrijving op de vormingen waarvan sprake in dit hoofdstuk; in de andere gevallen worden die kosten rechtstreeks door de instelling overgenomen. § 2. De ambtenaren die gebruik maken van het openbaar vervoer om zich naar loopbaanvormingen te begeven, krijgen een vergoeding berekend overeenkomstig de bepalingen inzake het gebruik van de openbare vervoersmiddelen.

De ambtenaren die gebruik maken van hun persoonlijk voertuig om zich naar loopbaanvormingen te begeven, krijgen een vergoeding berekend overeenkomstig de bepalingen inzake het gebruik van het openbaar vervoer.

De ambtenaren die zich op eigen initiatief naar andere vormingen begeven krijgen geen enkele vergoeding voor rondreiskosten. Afdeling 2. - Dienstopdracht wegens verplichte vorming.

Art. 74.De ambtenaar die een vorming volgt op initiatief van de instelling is verplicht eraan deel te nemen. Hij wordt beschouwd als in dienstopdracht zijnde.

Art. 75.De vormingen bedoeld in bijlage VIII zijn erkend. Daarnaast keurt de administrateur-generaal de vormingen goed die georganiseerd worden door de directie vorming van de instelling.

Art. 76.De dienstopdracht bestrijkt de tijd die nodig is voor het volgen van de vorming, met inbegrip van de tijd nodig om voor de heen- en terugreis. De ambtenaar kan de vormingsuren die plaatsvinden buiten de normale diensturen om met zijn diensturen compenseren. Afdeling 3. - Dienstvrijstelling wegens vorming

Art. 77.De ambtenaar krijgt een dienstvrijstelling om een vorming die door een Ministerie of een instelling georganiseerd wordt, te volgen. Afdeling 4. - Vormingsverlof

Art. 78.De ambtenaar die op eigen initiatief een vorming volgt goedgekeurd door een ministerie of een instelling kan een vormingsverlof krijgen. Dat verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 79.De vormingen bedoeld in bijlage VIII zijn erkend. De administrateur-generaal keurt de andere vormingen op initiatief van de ambtenaar goed die georganiseerd worden door de directie vorming van het Ministerie van het Waalse Gewest op advies van de verantwoordelijke van laatstgenoemde.

Art. 80.De vorming op initiatief van de ambtenaar dient verband te houden ofwel met zijn tegenwoordige functie, ofwel met de functie die hij zou kunnen uitoefenen in de instelling.

Art. 81.In de zin van deze afdeling wordt onder school- of academiejaar de periode verstaan die reikt van 1 september tot en met 31 augustus.

Behalve voor de loopbaanvormingen kan het verlof worden geweigerd indien het onverenigbaar is met het belang van de dienst dat wordt aangetoond door de hiërarchische meerdere van minstens rang A4.

De administrateur-generaal verleent of weigert, op advies van de directie vorming van het Ministerie van het Waalse Gewest, het vormingsverlof en licht er de ambtenaar en diens hiërarchische meerdere over in.

Art. 82.Het verlof kan niet meer dan één keer voor dezelfde vorming worden verleend.

Voor éénzelfde vorming kan het verlof niet gecumuleerd worden met de dienstopdracht bedoeld in artikel 74.

Art. 83.De duur van het verlof is gelijk aan het aantal vormingsuren, na aftrek van de uren waarvan de ambtenaar is vrijgesteld.

Voor een vorming die een regelmatige aanwezigheid niet nodig maakt, is het aantal vormingsuren gelijk aan het aantal uur of lessen waaruit het studieprogramma bestaat.

Art. 84.De som van de dienstvrijstellingen en verloven toegekend aan de ambtenaar voor het volgen van de vormingen mag, zonder rekening te houden met de verplichte vormingen, de honderdtwintig uur per jaar voor daadwerkelijke diensten met volledige arbeidsprestaties niet overschrijden.

Die honderdtwintig uur worden naar verhouding verminderd voor ambtenaren op wie een deeltijdse arbeidsregeling van toepassing is.

Art. 85.Tot de verhoudingsgewijze vermindering van de 120 uur per jaar geven aanleiding : - de stageduur; - de periodes van niet-activiteit en disponibiliteit; - het stageverlof of de proefperiode; - het verlof wegens opdracht; - het verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan; - het verlof wegens kandidaatstelling voor de verkiezingen voor bepaalde wetgevende vergaderingen zoals bedoeld in boek III van dit besluit.

Art. 86.De ambtenaar dient bij de directie vorming van de instelling een inschrijvingsattest in tijdens de maand van aanvang van een vorming die niet door haar georganiseerd wordt of binnen de maand na het versturen van het eerste werk dat hem opgelegd wordt binnen het kader van het afstandsonderwijs.

In de maand waarin de vorming die niet door de directie vorming georganiseerd wordt of waarin het studieprogramma beëindigd wordt, maakt de ambtenaar een nauwgezetheidsbewijs aan die directie over.

Art. 87.§ 1. Het verlof voor een vorming die tijdens het schooljaar wordt georganiseerd wordt opgenomen tussen het begin van het schooljaar en het einde van de eerste of, eventueel, de tweede examenperiode.

Het verlof voor een vorming die niet tijdens het schooljaar georganiseerd wordt, wordt opgenomen tussen de aanvang en het einde van de vorming.

Het verlof voor een vorming waarbij een regelmatige aanwezigheid niet vereist wordt, wordt opgenomen tussen de aanvang en het einde van de opgelegde werken. Als die vorming gevolgd wordt door de deelname aan een examen, wordt de periode verlengd of aan het einde van de eerste of, eventueel, de tweede examenperiode. § 2. Rekening houdend met de behoeften van de instelling, het aantal uren of lessen die de vorming inhoudt, kan de administrateur-generaal op aanvraag van het diensthoofd eisen dat het verlof gespreid en gepland opgenomen wordt.

De spreiding mag het recht van de ambtenaar om het geheel van zijn verlof op te nemen noch diens recht om het verlof te gebruiken om zich naar de vorming te begeven, deze bij te wonen, zijn arbeidsplaats na de vorming te bereiken en aan de examens deel te nemen, aantasten.

Art. 88.De ambtenaar geeft schriftelijk binnen een termijn van vijf dagen kennis aan de directie vorming dat hij de vorming opgeeft of dat hij definitief ophoudt de opgelegde taken op te sturen.

Bij afstandsonderwijs geeft de ambtenaar kennis aan de directie vorming van elke onderbreking van meer dan twee maanden in het opsturen van de opgelegde taken, ongeacht of de ambtenaar zijn vorming slechts één keer of meerdere keren onderbreekt.

In beide gevallen maakt de ambtenaar het nauwgezetheidsbewijs aan de directie vorming van de instelling over.

De Directie Vorming van de instelling beëindigt het verlof op de datum van de kennisgevingen bedoeld in het eerste en het tweede lid.

De opgave, het feit dat het versturen van de opgelegde taken definitief of tijdelijk onderbroken wordt, worden verantwoord op straffe van de sanctie bepaald in artikel 89.

Art. 89.Het recht op verlof wordt geschorst indien uit het nauwgezetheidsbewijs of uit andere informatiegegevens blijkt : 1. 1° ofwel dat de ambtenaar van de cursussen afwezig is gebleven zonder wettige reden tijdens meer dan één vijfde van de duur ervan;2. 2° ofwel dat de ambtenaar een onderbreking van meer dan twee maanden in het opsturen van de opgelegde taken niet medegedeeld heeft. De opschorting van het recht op verlof wordt uitgesproken door de administrateur-generaal op voorstel van de vormingsverantwoordelijke van de instelling. De opschorting strekt zich uit over het overblijvende deel van het lopende jaar en op de twee daarop volgende jaren.

TITEL VI. - Wervings- en loopbaanproeven HOOFDSTUK I. - Vergelijkende wervingsexamens en vergelijkende examens voor de overgang naar het hogere niveau Afdeling 1. - Algemeen

Art. 90.De vergelijkende wervings- en overgangsexamens worden ingericht door Selor op verzoek van de instelling en, in voorkomend geval, in samenwerking met de diensten van de Regeringen.

Art. 91.De programma's voor de wervingsexamens en examens voor de overgang naar het hogere niveau worden opgesteld door de Regeringen, na advies van Selor. Die programma's moeten de mogelijkheid bieden om na te gaan of de vorming en het profiel van de kandidaten beantwoorden aan de vereisten van de te begeven betrekking.

Art. 92.Er wordt een programmacommissie ingesteld. Ze heeft als opdracht het voorbereiden, voor de Regeringen, van de ontwerp-programma's voor de vergelijkende wervings- en overgangsexamens, ervoor te zorgen dat ze samenhang hebben, ze te beoordelen en elk voorstel voor te leggen met het oog op verbetering ervan.

De programmacommissie bestaat uit de directeur van de vorming, minstens één vertegenwoordiger van elke afdeling en ze wordt voorgezeten door de administrateur-generaal of diens gemachtigde. Afdeling 2. - Vergelijkende wervingsexamens.

Art. 93.§ 1. De vergelijkende wervingsexamens houden één of verschillende basisproeven in die bestemd zijn om de capaciteiten waarvan sprake in bijlage II te evalueren. § 2. De proeven en proefgedeelten kunnen schriftelijk en/of mondeling, theoretisch en/of praktisch zijn en een beroep doen op het gebruik van informatica- of multimediamiddelen. Het verbeteren ervan kan geautomatiseerd gebeuren.

Art. 94.§ 1. De Regeringen bepalen in de oproep tot de kandidaten : 1. het aantal proeven en proefgedeelten, evenals hun inhoud;2. het aantal punten dat aan het geheel van het vergelijkend examen toegewezen wordt, evenals aan elke proef en elk proefgedeelte;3. in voorkomend geval, het maximumaantal kandidaten die in aanmerking komen na afloop van de eerste proef.Als meerdere kandidaten een gelijk aantal punten hebben voor de toewijzing van de laatste plaats, wordt het maximumaantal in aanmerking komende kandidaten in hun voordeel verhoogd; 4. 4° het of de diploma's of studiegetuigschriften die vereist zijn onder de titels vermeld in bijlage I, evenals de vermelding « of ander gelijkwaardig diploma of studiegetuigschrift ». § 2. De kandidaten dienen minstens vijftig percent van de punten op elke proef en elk proefgedeelte te behalen en minstens zestig percent van de punten voor alle proeven. § 3. Voor de proeven en proefgedeelten waarvan de verbetering geautomatiseerd verloopt kan de jury niet zonder motivering het verkregen puntenaantal afronden. § 4. De kandidaten worden in de reserve gerangschikt op grond van het totaal aantal behaalde punten voor alle basisproeven. Bij een gelijk puntenaantal wordt de oudste kandidaat het eerst gerangschikt.

Art. 95.§ 1. Er wordt door Selor proces-verbaal opgesteld na de basisproef/-proeven; hij stelt de lijst vast van de laureaten die de reserve uitmaken.

Bij een bijkomende proef behouden de laureaten ervan hun aanvankelijke rangschikking in de reserve. Enkel de laureaten van de bijkomende proef kunnen toegelaten worden tot de betrekkingen die er het voorwerp van uitmaken. § 2. Voor het proces-verbaal na de basisproef (-proeven) afgesloten wordt, vergewist Selor zich ervan dat de laureaten aan alle algemene toelaatbaarheidsvoorwaarden bepaald bij artikel 19, 5°, voldoen en de vereiste diploma's of studiegetuigschriften bezitten en verklaart de laureaten die aan die voorwaarden voldoen toegelaten.

Indien de bijkomende proef het houden van diploma's of getuigschriften vereist, wordt het proces-verbaal van de bijkomende proef gesloten onmiddellijk nadat Selor is nagegaan of elke laureaat de vereiste diploma's of getuigschriften bezit. § 3. Voor hun aanwijzing vergewist de instelling zich ervan dat de laureaten aan alle toelaatbaarheidsvoorwaarden van artikel 19, 1° tot 4° en 6° voldoen. Als er een bijkomend onderzoek vereist is in het kader van het nazicht van de voorwaarden bedoeld in artikel 19, 1° en 2°, wordt de laureaat van de reserve geschorst.

De laureaat van wie na onderzoek wordt vastgesteld dat hij voldoet aan de voorwaarden en die voorbijgegaan is door een minder goed gerangschikte kandidaat neemt zijn rang in bij diens werving na de datum van werving van de minder goed gerangschikte laureaat.

De laureaat van wie na onderzoek is vastgesteld dat hij niet voldoet aan de voorwaarden wordt van de reserve geschorst zolang hij niet aantoont dat hij opgehouden heeft er niet aan te voldoen; hij wordt ervan uitgesloten als aangetoond wordt dat hij voor geen enkele betrekking waaraan de reserve toegang verleent, zal kunnen voldoen.

De beslissing om een bijkomend onderzoek te voeren en de beslissingen tot opschorting van of uitsluiting uit de reserve worden door de instelling getroffen en aan de laureaat medegedeeld.

Art. 96.De laureaten die na afloop van de termijn waarvan sprake in artikel 97 om in te gaan op de voorstellen van betrekking alle toegangsvoorwaarden vervullen waarvan sprake in artikel 19, 6°, voor de te begeven betrekking worden tot de stage toegelaten in de volgorde van hun rangschikking.

Art. 97.§ 1. De laureaten kunnen hun voorkeur uitdrukken voor één of meerdere bepaalde betrekkingen. Met hun wens wordt, voor zover mogelijk en volgens hun rang in de rangschikking, rekening gehouden De laureaten die een voorstel van betrekking weigeren, verliezen het voordeel van hun rang in de rangschikking, behalve indien ze de aanvraag uitdrukken om opnieuw geraadpleegd te worden, binnen de dertig dagen na ontvangst van het voorstel die hem wordt voorgelegd, bij ter post aangetekend schrijven.

Die laureaten die hun voorkeur voor één of meerdere betrekkingen kenbaar maken, verbinden zich ertoe de hun toegekende betrekking te aanvaarden. De laureaten die, na die aanvaarding, weigeren aan te treden krijgen de mededeling dat ze uit de reserve worden uitgesloten.

De laureaten delen elke adreswijziging mee aan de dienst die belast is met het beheer van de wervingsreserves. Elk voorstel wordt hun rechtsgeldig aan het laatst opgegeven adres medegedeeld.

Art. 98.Een wervingsreserve blijft geldig tot aan de samenstelling van de volgende reserve en minstens vier jaar te rekenen van het proces-verbaal die de reserve opricht. Afdeling 3. - Vergelijkende examens voor de overgang naar het hogere

niveau

Art. 99.Er worden minstens om de vier jaar overgangsexamens georganiseerd.

Art. 100.De overgangsexamens, waarmee overgangsreserves worden opgericht, bevatten uitschakelende basisproeven waarvan de inhoud opgenomen is in bijlage II. Die basisproeven worden brevetten genoemd voor de vergelijkende examens voor de overgang naar niveau 1.

Het slagen voor elke proef blijft definitief verworven.

De proeven kunnen schriftelijk en/of mondeling, theoretisch en/of praktisch zijn, en een beroep doen op het gebruik van informatica- of multimediamiddelen. Het verbeteren ervan kan automatisch gebeuren.

De proeven kunnen in proefgedeelten verdeeld worden.

Art. 101.Als een vergelijkend examen bestaat uit een algemene proef en één of meerdere bijzondere proeven, worden de ambtenaren die voor de algemene proef geslaagd zijn op eigen verzoek vrijgesteld van die proef indien ze in het vervolg opnieuw deelnemen aan één of meerdere vergelijkende examens van hetzelfde niveau of van een lager niveau.

Art. 102.§ 1. De Regeringen bepalen in de oproep tot de kandidaten : 1° het aantal proeven en proefgedeelten, evenals hun inhoud;2° het aantal punten dat aan het geheel van het vergelijkend examen toegewezen wordt, evenals aan elke proef en elk proefgedeelte. § 2. De kandidaten dienen minstens vijftig percent van de punten bij elke proef en proefgedeelte te behalen en zestig percent voor alle proeven. § 3. Voor de proeven en proefgedeelten waarvan de verbetering geautomatiseerd verloopt kan de jury niet zonder motivering het verkregen puntenaantal afronden. § 4. De kandidaten worden in de reserve gerangschikt op grond van het totaal aantal punten verkregen bij de gezamenlijke basisproeven. Bij een gelijk puntenaantal wordt de rangschikking opgemaakt op grond van de dienstanciënniteit, waarbij de oudste als eerste gerangschikt wordt. Blijven ze gelijk, dan wordt de oudste kandidaat als eerste gerangschikt.

Art. 103.Er wordt door de afgevaardigd bestuurder van de SELOR proces-verbaal opgesteld na de basisproeven; hij stelt de lijst vast van de laureaten die de reserve uitmaken. De laureaten behouden onbeperkt het voordeel van hun goede uitslag.

Art. 104.De geslaagden voor de te begeven betrekking worden bevorderd in de volgorde van hun rangschikking.

Wanneer de laureaten van verschillende vergelijkende examens naar dezelfde bevordering dingen, worden zij gerangschikt volgens de datum van de processen-verbaal van afsluiting, te beginnen met de verst afgelegen datum, en, voor elk vergelijkend examen, in de volgorde van hun rangschikking. HOOFDSTUK II. - Directiebrevet Afdeling 1. - Voorbereidende vorming voor het directiebrevet

Art. 105.De voorbereiding voor de proef vereist voor het behalen van het directiebrevet wordt elk oneven jaar door de instelling georganiseerd. Afdeling 2. - Examen voor het behalen van het directiebrevet

Art. 106.Het examen voor het behalen van het directiebrevet heeft betrekking op de vaardigheden die vereist zijn om een betrekking van directeur te bekleden.

Het programma en het reglement worden vastgelegd door de Regeringen.

Art. 107.Het reglement van het examen wordt ter kennis gebracht van de kandidaten door middel van een dienstnota.

De kandidaten moeten ten minste vijftig procent van de punten behalen voor elke proef examen en elk proefgedeelte en zestig procent voor het geheel van de proeven.

Art. 108.Het examen voor het behalen van het directiebrevet wordt door de instelling georganiseerd de even jaren.

Het brevet wordt afgeleverd door een jury paritair samengesteld uit twee universiteitsprofessoren en twee ambtenaren-generaal van de instelling aangewezen door de Regering. Hij wordt voorgezeten door de administrateur-generaal of de ambtenaar-generaal met de hoogste rang.

Art. 109.De laureaten behouden onbeperkt het voordeel van hun goede uitslag. HOOFDSTUK III. - Proef ter bevestiging van de verworven vaardigheden Afdeling 1. - Vorming ter voorbereiding van de proef ter bevestiging

van de verworven bekwaamheden

Art. 110.De voorbereiding voor de proeven ter bevestiging van de verworven vaardigheden wordt voor de overkoepelende vaardigheden door de instelling georganiseerd in samenwerking met het Waalse Gewest.

De voorbereiding voor de proef voorafgaand aan de eerste bevordering in een niveau heeft de even jaren plaats, tegelijk met het Waalse Gewest; de voorbereiding voor de proef voorafgaand aan de tweede bevordering in een niveau heeft plaats de oneven jaren, tegelijk met het Waalse Gewest. Afdeling 2. - Organisatie van de proeven ter bevestiging van de

verworven vaardigheden

Art. 111.De proeven ter bevestiging van de verworven vaardigheden worden door de instelling georganiseerd, in samenwerking met het Waalse Gewest.

De examens voor de eerste bevorderingsgraad vinden de oneven jaren plaats; de examens voor de tweede bevorderingsgraad vinden de even jaren plaats.

De Regeringen stellen de vereiste vaardigheden vast voor de uitoefening van de functies in elke rang, bij voorkeur onder de proeven ter bevestiging van de vaardigheden van het Waalse Gewest.

Art. 112.Op voorstel van de commissie voor de programma's, bepalen de Regeringen het programma en het reglement van de proeven.

Art. 113.De administrateur-generaal of zijn gemachtigde kondigt d.m.v. een dienstnota de organisatie van elke proef af waarvoor elk personeelslid dat andere bevorderingsvoorwaarden vervult dan de goede uitslag van het examen, zich kan inschrijven.

Art. 114.De jury van elke proef wordt aangewezen door de administrateur-generaal na overleg met de directeur van de vorming van het ministerie van het Waalse Gewest. Hij stelt het huishoudelijk reglement vast voor de organisatie van de proef en waakt over de toepassing ervan; hij stelt het proces-verbaal op ter bepaling van de lijst van de laureaten. De verantwoordelijke van de vorming van de instelling deelt de uitslagen aan de kandidaten mee.

Art. 115.De kandidaat die slaagt voor de bevestigingsproef wordt laureaat verklaard. Die verklaring wordt opgenomen in het jaarboek waarvan sprake in artikel 17.

De laureaten behouden onbeperkt het voordeel van hun goede uitslag.

TITEL VII. - Onverenigbaarheden

Art. 116.De ambtenaren mogen geen beroepsactiviteiten cumuleren.

Onder beroepsactiviteit verstaat men, in de zin van dit besluit, elke tewerkstelling die aanleiding geeft tot een beroepsinkomen, zoals bedoeld in artikel 23 van het Wetboek op de Inkomstenbelastingen 1992.

In afwijking van het tweede lid wordt een openbaar politiek mandaat niet beschouwd als een beroepsactiviteit.

Art. 117.§ 1. In afwijking van artikel 116 wordt de cumulatie van beroepsactiviteiten eigen aan de functie van rechtswege uitgeoefend.

Een opdracht is eigen aan de uitoefening van de functie indien : - ze verbonden is, krachtens een wettelijke of reglementaire bepaling, aan de functie uitgeoefend door het personeelslid; - de ambtenaar van ambtswege daarvoor wordt aangewezen door de hiërarchische overheid waaronder hij ressorteert.

Voor de toepassing van deze paragraaf worden de door een dienstvrijstelling gedekte afwezigheiduren beschouwd als diensturen. § 2. In afwijking van artikel 116 kunnen de Regeringen de cumulatie toestaan op voorafgaande schriftelijke aanvraag van de ambtenaar en na met redenen omkleed advies van het directiecomité bedoeld in artikel 131, tegen de volgende voorwaarden : - de cumulatie brengt de vervulling van de opdrachten verbonden met de functie niet in gevaar; - de cumulatie is niet tegenstrijdig met de waardigheid van die functie; - de cumulatie brengt de onafhankelijkheid van de ambtenaar niet in gevaar en veroorzaakt geen verwarring met zijn hoedanigheid van ambtenaar. § 3. Uiterlijk binnen twee maanden vanaf de indiening van de aanvraag bij de administrateur-generaal brengt het directiecomité een met redenen omkleed advies uit. Na deze termijn, wordt het advies geacht gunstig te zijn.

De Regeringen beslissen over de aanvraag van de ambtenaar binnen een termijn van zestig dagen ingaand op de datum van de ontvangst van het gemotiveerd advies van het directiecomité. Als die termijn eenmaal verstreken is, worden de Regeringen geacht zich te scharen achter het advies van het directiecomité.

Indien het dossier de noodzakelijke informatie niet bevat, vraagt de overheid die het vaststelt, die informatie aan binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de datum van ontvangst van het dossier.

De toestemming is herroepbaar indien niet meer wordt voldaan aan één van de in § 2 bedoelde voorwaarden.

De beslissingen tot toestemming, weigering en herroeping zijn met redenen omkleed. § 4. In geval van wijziging van zijn administratieve toestand, van de voorwaarden voor de uitoefening van de cumulatie of van de aard daarvan moet de ambtenaar een nieuwe aanvraag indienen.

TITEL VIII. - Evaluatie

Art. 118.§ 1. De evaluatie van de ambtenaar is bestemd om zijn bijdrage tot de goede werking van de dienst te beoordelen volgens zijn beroep en de hem toevertrouwde opdrachten.

Die wordt de ambtenaar in kennis gesteld dmv een evaluatieblad dat overeenstemt met het in bijlage XII gevoegde model. § 2. De evaluatie van de ambtenaar neemt het volgende in aanmerking : 1. alle elementen betreffende zijn werkwijze : zijn relaties met de andere ambtenaren, de andere diensten en de gebruikers, zijn stiptheid, zijn organisatie, zijn methoden en zijn vormingsinspanningen, alsook de werkkwaliteit en -kwantiteit;2. de bijdrage van de ambtenaar tot het bereiken van de doelstellingen van de instelling en zijn dienst, vastgelegd volgens beheersmethoden eigen aan de betrokken instelling, en na bepaling van zijn functie en betrokkenheidniveau ivm het bereiken van die doelstellingen;3. het bereiken van de voorafgaand door de hiërarchische meerdere van minstens rang A4 bepaalde persoonlijke doeleinden. Het directiecomité legt de doelstellingen voor de ambtenaren van rang A4 vast. § 3. De in § 2 bedoelde doelstellingen worden vastgelegd tijdens een planningsonderhoud; ze zijn specifiek, meetbaar, gericht op de resultaten en worden opgenomen in een kalender.

Art. 119.De methodiek van de evaluatie wordt aangenomen door de Regeringen, na advies van het directiecomité.

Art. 120.Het individuele dossier van de ambtenaar bevat elk bewijsstuk en een individuele fiche waarin de gunstige of ongunstige feiten of omstandigheden worden opgenomen die als beoordelingsgegeven in aanmerking zouden kunnen komen. Die feiten of vaststellingen kunnen enkel verband houden met de uitoefening van de functie en dienen geviseerd te worden door de ambtenaar, die eventueel zijn opmerkingen vermeldt.

Elk feit of vaststelling die de ambtenaar beschouwt als een beoordelingsgegeven, wordt op zijn verzoek opgeschreven op zijn individuele fiche door de bevoegde hiërarchische meerdere, die zijn eventuele opmerkingen vermeldt.

Art. 121.Een gunstige, voorbehouden of ongunstige evaluatie wordt toegekend aan de ambtenaar.

Art. 122.De evaluatie wordt toegekend na afloop van een onderhoud, om de twee jaar tussen 15 september en 15 december en twee jaar na het planningsonderhoud bedoeld in artikel 118. De eerste evaluatie wordt toegekend drie jaar na de benoeming.

Art. 123.§ 1. Om de twee jaar worden de ambtenaren van rang A4 geëvalueerd door het directiecomité, die van rang A5 en A6 door de hiërarchische meerdere van rang A4 en die van niveau 2+, 2, 3 en 4 door de hiërarchische meerdere van minstens rang A5 of A6.

De ambtenaar-generaal of de ambtenaar die de evaluatie uitvoert, moet een gunstige evaluatie gekregen hebben. § 2. De ambtenaar die, om welke reden dan ook, afwezig is of zijn functie niet uitoefent en die zich bevindt in een administratieve positie waarin hij zijn recht op bevordering behoudt, behoudt zijn laatste evaluatie totdat hij zijn functie herneemt.

Indien de afwezigheidduur het verantwoordt, vindt een planningsonderhoud plaats vanaf de herneming van zijn functies.

Een jaar na de herneming van zijn functies kan hij een herziening van zijn evaluatie aanvragen.

Art. 124.Binnen 15 dagen na het onderhoud, delen de in artikel 123 bedoelde hiërarchische meerderen het evaluatievoorstel mee. Binnen de vijftien dagen na de mededeling ondertekent de ambtenaar dat voorstel en zendt het terug samen met zijn eventuele opmerkingen. Doet hij dat niet, wordt hij geacht de evaluatie te aanvaarden, die definitief wordt.

Art. 125.De door de ambtenaar gemaakte opmerkingen worden onderzocht door de rechtstreekse hiërarchische meerdere bedoeld in artikel 123 die het evaluatievoorstel geformuleerd heeft en de hiërarchische meerdere van laatstgenoemde. Ze delen hun beslissing aan de ambtenaar mee binnen de vijftien dagen na ontvangst van de opmerkingen.

Art. 126.De ambtenaar die het voorwerp uitmaakt van een voorbehouden of ongunstige evaluatie, kan de zaak aanhangig maken bij de beroepskamer.

De kennisgeving van de evaluatie vermeldt het bestaan en de vormen van het beroep.

Art. 127.De Kamer van beroep brengt een gunstig advies of een beslissing tot vernietiging uit binnen de maand nadat de zaak er aanhangig is gemaakt.

Het gemotiveerde advies wordt ter beslissing aan het directiecomité medegedeeld en de gemotiveerde beslissing die van rechtswege de toegekende evaluatie vernietigt wordt overgemaakt aan de personen bedoeld in artikel 125 opdat er een nieuwe evaluatie doorgevoerd wordt na een periode van vier maanden te rekenen van de ontvangst ervan.

Laatstgenoemde personen worden bijgestaan door een vertegenwoordiger van de directie van het personeel en een waarnemer gekozen door de beoordeelde persoon, in voorkomend geval, onder de leden van een vakvereniging.

Die tweede evaluatie kan niet door de Kamer van beroep worden vernietigd.

De administrateur-generaal stelt de ambtenaar in kennis van de toegekende evaluatie.

Art. 128.Wanneer de toegekende evaluatie voorbehouden of ongunstig is, vindt een tussenevaluatie plaats zes maanden na de toekenning daarvan.

Art. 129.Na twee definitief toegekende opeenvolgende ongunstige evaluaties stelt de administrateur-generaal de ambtenaar in kennis van het voorstel tot ontslag wegens beroepsonbekwaamheid.

Binnen vijftien dagen na deze kennisgeving kan de ambtenaar een beroep indienen bij de Kamer van Beroep bedoeld in Titel XI van dit besluit.

De Kamer van Beroep, in plenaire vergadering, brengt een advies uit binnen de maand van zijn aanhangigmaking en deelt het mee aan de Regeringen.

Na kennis te hebben genomen van het advies van de Kamer van Beroep kan de Regering beslissen de ambtenaar te ontslaan wegens beroepsonbekwaamheid.

De administrateur-generaal geeft kennis van het ontslag wegens beroepsonbekwaamheid bij ter post aangetekende brief.

TITEL IX. - College van de leidende ambtenaren-generaal, directiecomité en strategisch comité HOOFDSTUK I. - College van de leidende ambtenaren-generaal

Art. 130.De administrateur-generaal van « WBI » is lid van het college der leidende ambtenaren-generaal bedoeld in artikel 153 van de Waalse Ambtenarencode. HOOFDSTUK II. - Directiecomité

Art. 131.Er bestaat in de instelling een directiecomité dat de leidende ambtenaren-mandatarissen en de ambtenaren-generaal van de rangen A2 en A3 bevat.

Art. 132.Naast de bij dit besluit toevertrouwde bevoegdheden neemt het directiecomité kennis van alle vraagstukken van algemeen nut betreffende de organisatie en de werking van de instelling, met inbegrip van het uitbrengen van adviezen over de voorontwerpen of ontwerpen van regelgevende teksten.

Art. 133.Het directiecomité wordt voorgezeten door de administrateur-generaal.

Art. 134.Het directiecomité maakt zijn huishoudelijk reglement op, dat goedgekeurd wordt door de Regeringen.

Art. 135.De personen die deelnemen aan een zitting van het directiecomité zijn tot de geheimhouding verplicht ten opzichte van de stukken en de beraadslagingen die betrekking hebben op de nationale veiligheid, de bescherming van de openbare orde, de financiële belangen van de overheid, de preventie en de bestraffing van misdrijven, het medisch geheim, de rechten en de vrijheden van de burger en het respect voor de persoonlijke levenssfeer Dit geldt ook voor de feiten die betrekking hebben op de voorbereiding van elke beslissing zolang er nog geen eindbeslissing is genomen, evenals voor de feiten die, wanneer ze verspreid worden, nadeel kunnen berokkenen aan de belangen van de instelling waarin de ambtenaar tewerkgesteld is.

TITEL X. - Tuchtregeling

Art. 136.De ambtenaren die hun plichten verzuimen zijn strafbaar met volgende straffen : 1° terechtwijzing;2° berisping;3° inhouding van wedde;4° strafmutatie;5° terugzetting in graad;6° ontslag van ambtswege;7° afzetting.

Art. 137.De inhouding van wedde kan enkel worden uitgesproken voor een langere periode dan drie maanden. De inhouding van wedde betreft de helft van het gedeelte van de bezoldiging in gelden bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.

Art. 138.De terugzetting in graad bestaat in de benoeming tot een graad die met een voldoende aantal rangen lager is zodat de weddeschaal van de ambtenaar daadwerkelijk lager is dan degene die hem zou toekomen.

Art. 139.De ambtenaar onderworpen aan een strafprocedure kan in elk stadium van de procedure worden bijgestaan door een persoon van zijn keuze.

Art. 140.De ambtenaar heeft recht op raadpleging van zijn dossier en op een kosteloos afschrift daarvan.

Art. 141.§ 1. Elke Minister kan bevelen dat er een tuchtvordering ingesteld wordt tegen een ambtenaar voor de feiten die hij opgeeft. In dat geval kan de administrateur-generaal een hiërarchische meerdere ermee belasten een voorstel tot tuchtsanctie uit te spreken. § 2. Insgelijks kan de administrateur-generaal van de instelling een hiërarchise meerdere bevelen een tuchtvordering in te stellen voor de feiten die hij opgeeft en hem een voorstel tot tuchtsanctie voor te leggen. § 3. De tuchtvordering heeft alleen betrekking op feiten die vastgesteld zijn of die ter kennis van de overheid zijn gebracht binnen zes maanden voor de datum waarop de vordering wordt ingesteld.

Bij strafrechtelijke vordering en indien het Openbaar Ministerie de definitieve gerechtelijke beslissing heeft meegedeeld aan de bevoegde overheid om de tuchtstraf op te leggen, moet die tuchtvordering ingesteld of voortgezet worden binnen zes maanden na de mededelingsdatum.

Art. 142.Elke hiërarchische meerdere kan een tuchtvordering instellen en een voorlopig voorstel tot terechtwijzing, berisping, inhouding van wedde, strafmutatie, terugzetting in graad, ontslag van rechtswege of afzetting uitspreken. Bij het voorstel voegt hij het proces-verbaal van verhoor van de aan de procedure onderworpen ambtenaar, behoorlijk ondertekend door laatstgenoemde, door de ambtenaar die de sanctie voorstelt en door degene die als secretaris optreedt bij het verhoor.

De secretaris is houder van een graad ten minste gelijk aan die van de ambtenaar onderworpen aan de procedure.

Het voorlopige voostel wordt doorgezonden aan de voorzitter van het directiecomité via de hiërarchische weg. De ambtenaar die een verhoor bijwoont is tot geheimhouding gedwongen.

Art. 143.§ 1. Elk definitief voorstel tot terechtwijzing of berisping wordt opgemaakt door de hiërarchische meerdere van de ambtenaar of door de ambtenaar-generaal die het voorlopige voorstel heeft uitgesproken. § 2. Elk definitief voorstel tot inhouding van wedde, strafmutatie, terugzetting in graad, ontslag van ambtswege of afzetting wordt opgemaakt door het directiecomité.

Art. 144.Degene die een definitief voorstel tot terechtwijzing of berisping uitspreekt, deelt die aan de ambtenaar mee. Elk definitief voorstel tot inhouding van wedde, strafmutatie, terugzetting in graad, ontslag van ambtswege of afzetting wordt door de administrateur-generaal aan de ambtenaar medegedeeld. De mededeling maakt melding van de beroepsmogelijkheden en de termijnen waarin die uitgeoefend moeten worden.

Art. 145.De terechtwijzing en de berisping worden opgelegd door de administrateur-generaal. De inhouding van wedde, de strafmutatie, de terugzetting in graad, het ontslag van rechtswege of de afzetting worden door de Regeringen opgelegd.

Art. 146.Degene die een tuchtvordering heeft behandeld of die een voorlopig dan wel definitief tuchtstrafvoorstel heeft geformuleerd, mag niet deelnemen aan de straf.

Art. 147.De opgelegde straf mag niet zwaarder zijn dan degene die definitief voorgesteld wordt en er wordt alleen rekening gehouden met de feiten die aanleiding hebben gegeven tot de tuchtprocedure.

Art. 148.De tuchtstraf wordt door de overheid opgelegd binnen twee maanden vanaf het verstrijken van de termijn voor het beroep bij de Kamer van Beroep of vanaf de kennisgeving van het advies van de Kamer van Beroep of van het proces-verbaal van afstand van verschijning.

Art. 149.§ 1. Indien geen straf is opgelegd binnen de in artikel 148 bedoelde termijn, wordt de overheid geacht afstand daarvan te hebben gedaan. § 2. De straf wordt onverwijld bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst aan de ambtenaar medegedeeld. De mededeling maakt melding van de beroepsmogelijkheden en de termijnen waarin die uitgeoefend moeten worden.

Indien de Kamer van Beroep een advies heeft uitgebracht, wordt de straf ook ter kennis daarvan gebracht.

Art. 150.Wanneer meer dan één feit ten laste van de ambtenaar gelegd wordt, kan dit niettemin slechts aanleiding geven tot één procedure en tot het uitspreken van één tuchtstraf.

Art. 151.Wanneer in de loop van een tuchtprocedure een nieuw feit ten laste van de ambtenaar wordt gelegd, kan dit tot een nieuwe procedure aanleiding geven zonder dat de lopende procedure onderbroken wordt.

Art. 152.De doorhaling van de tuchtstraffen wordt van ambtswege uitgevoerd na een termijn die ingaat op de datum waarop de straf is opgelegd en gelijk aan : 1° drie maanden voor de terechtwijzing;2° zes maanden voor de berisping;3° negen maanden voor de inhouding van wedde, de strafmutatie en de terugzetting in graad. De doorhaling heeft als enig gevolg elke vermelding van of verwijzing naar de tuchtstraf uit het dossier te nemen.

Art. 153.Bij gerechtelijke vervolging kan de tuchtprocedure verder worden gezet met een gemotiveerde beslissing van de Regeringen.

De tuchtstraf wordt door de Regeringen bevestigd, ingetrokken dan wel aangepast binnen de zes maanden te rekenen van de dag waarin een gerechtelijke beslissing in kracht van gewijsde is getreden.

Art. 154.De ambtenaar die een voorstel tot tuchtstraf moet uitspreken of die een tuchtstraf moet opleggen en het directiecomité worden bijgestaan door een rechtskundige ambtenaar die uitdrukkelijk daartoe is aangewezen door de administrateur-generaal.

De rechtskundige ambtenaar woont de verhoren bij, zorgt voor het goede verloop van de procedure en mag geen advies uitbrengen over de inhoud.

Hij viseert alle documenten van de procedure.

De instelling kan, als ze daarom heeft verzocht, bijgestaan worden door de rechtskundige ambtenaar van het Ministerie van het Waalse Gewest.

TITEL XI. - Kamer van Beroep HOOFDSTUK I. - Bevoegdheid en samenstelling van de Kamer van Beroep

Art. 155.De Kamer van Beroep is bevoegd : 1° om een met redenen omkleed advies te geven over : a) elk definitief voorstel tot tuchtstraf;b) elke beslissing tot schorsing in het belang van de dienst, al dan niet samen met een inhouding van wedde;c) elk voorstel tot ontslag wegens beroepsonbekwaamheid;d) elk voorstel tot ontslag van een stagiair;e) elke evaluatie toegekend aan een ambtenaar;2° om een beslissing te treffen over elk beroep betreffende elke beslissing inzake verloven, disponibiliteit en afwezigheden;3° onverminderd 1°, e), om een beslissing te treffen tot vernietiging betreffende elk beroep in verband met elke toegekende evaluatie.

Art. 156.§ 1. Er wordt een Kamer van beroep ingesteld bevoegd voor de ambtenaren van de rangen A4 tot D3.

Ze bestaat uit : 1° een voorzitter en een ondervoorzitter;2° zes vaste bijzitters en zes plaatsvervangende bijzitters, ambtenaren of ambtenaren-generaal van de instelling. Ze wordt bijgestaan door één vaste en één plaatsvervangende griffier. § 2. De voorzitter en de ondervoorzitter worden aangewezen door de Regering onder de vaste of eremagistraten.

Een verzoek wordt bij voorrang gericht aan de vaste of de eremagistraten die gelijkaardige functies uitoefenen in de Kamer van beroep van het Waalse Gewest of de Franse Gemeenschap.

Drie vaste bijzitters en drie plaatsvervangers worden aangewezen door de Regeringen onder de ambtenaren of de ambtenaren-generaal van de instelling.

Drie vaste bijzitters en drie plaatsvervangers worden aangewezen door de representatieve vakverenigingen in de zin van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel. De bijzitters aangewezen door de vakverenigingen moeten door de Regering erkend zijn. De weigering tot erkenning wordt aan het Sectorcomité voorgelegd.

De vaste en de plaatsvervangende griffier worden aangewezen door de Regeringen onder de personeelsleden van niveau 1 van de instelling.

Art. 157.In elke zaak wordt een ambtenaar aangewezen door de administrateur-generaal om het beslissingsvoorstel of de betwiste beslissing te verdedigen.

Die ambtenaar mag de beraadslaging niet bijwonen. In het advies wordt van de naleving van dat verbod gewag gemaakt.

De Kamer wordt bijgestaan door een beëdigd vertaler Duits wanneer de ambtenaar behoort tot het Duitse taalstelsel.

Art. 158.De Kamer van Beroep maakt haar huishoudelijk reglement op, dat goedgekeurd wordt door de Regeringen.

Het huishoudelijk reglement voorziet in een werkmethode.

Art. 159.De verzoeker heeft om wettige redenen het recht elke bijzitter te wraken. Elke magistraat die de Kamer of een afdeling voorzit wraakt de bijzitter wiens onpartijdigheid in opspraak zou kunnen worden gebracht.

Art. 160.De Kamer van beroep beraadslaagt rechtsgeldig enkel als er minstens vijf leden aanwezig zijn, namelijk de voorzitter of de ondervoorzitter, twee bijzitters aangewezen door de Regeringen en twee bijzitters aangewezen door de vakverenigingen en erkend door de Regeringen. HOOFDSTUK II. - Procedure van beroep voor de Kamer van Beroep

Art. 161.De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de beroepen tegen de beslissingsvoorstellen en de beslissingen bedoeld in artikel 155.

Art. 162.De ambtenaar beschikt over een termijn van vijftien dagen vanaf de kennisgeving van het/de betwiste beslissingsvoorstel of beslissing om zijn zaak bij de raad van beroep aanhangig te maken.

Bij gebrek aan beroep binnen die termijn is het beslissingsvoorstel of de beslissing definitief.

De beroepen tegen een beslissing tot schorsing in het belang van de dienst en een eventuele inhouding van wedde en de beroepen tegen een beslissing inzake verlof, disponibiliteit en afwezigheid hebben geen schorsende kracht.

Art. 163.De griffier vraagt onmiddellijk het volledige dossier van de zaak op bij degene die de beslissing trof of degene die het voorstel tot beslissing indiende, die het dossier dan per kerende post aan de Kamer overmaakt. De opgevraagde bijkomende stukken en gegevens worden eveneens per kerende post overgemaakt.

De voorzitter maakt een keer per jaar de administrateur-generaal een samenvattend overzicht over van de termijnen waarin de dossiers en de bijkomende stukken en gegevens zijn overgemaakt.

Art. 164.Geen beroep mag het voorwerp zijn van de beraadslagingen van de Kamer van Beroep indien de in artikel 167 bedoelde onderzoeken niet volledig afgehandeld zijn, als de verzoeker niet in staat is gesteld zijn verweermiddelen te gelde te maken.

Art. 165.§ 1. De ambtenaar wordt bij een ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst opgeroepen ten minste vijftien dagen vóór zijn verschijning voor de raad van beroep.

De oproeping moet vermelden : 1° de feiten die het beslissingsvoorstel of de beslissing rechtvaardigen.2° de samenstelling van een volledig administratief dossier betreffende het beslissingsvoorstel of de beslissing;3° de plaats, de dag en het uur van de verschijning;4° het recht van de ambtenaar zich te laten bijstaan door een persoon naar eigen keuze, die echter geen lid van de Kamer van beroep mag zijn, onder welke hoedanigheid dan ook;5° de plaats waar er kennis genomen kan worden van het dossier en de dagen en uren van deze kennisneming;6° het recht het verhoor van getuigen te vragen. § 2. Vanaf de ontvangst van de oproeping tot verschijning tot aan de dag vóór de verschijning kan de ambtenaar kennis nemen van het dossier en, indien hij het wenst, de verweermiddelen schriftelijk aan de Kamer van Beroep betekenen.

Art. 166.§ 1. Behalve bij overmacht of akkoord van de Kamer van Beroep verschijnt de ambtenaar persoonlijk en mag geen afstand daarvan doen. § 2. De ambtenaar die niet verschijnt, ofschoon behoorlijk opgeroepen, wordt geacht afstand te doen van het ingediende beroep, behalve bij overmacht of instemming van de Kamer van Beroep. § 3. De ambtenaar die niet persoonlijk kon verschijnen wegens overmacht of akkoord van de Kamer van Beroep, wordt onmiddellijk opnieuw opgeroepen.

Art. 167.§ 1. De Kamer van Beroep kan beslissen getuigen te verhoren, van ambtswege of op verzoek van de ambtenaar.

Het verhoor van de getuigen vindt plaats in aanwezigheid van de ambtenaar.

Het als getuige opgeroepen personeelslid mag zich niet verzetten tegen zijn verhoor. § 2. De Kamer van beroep mag beslissen bijkomende onderzoeken te verrichten en daartoe twee bijzitters afvaardigen die de beraadslagingen bijgewoond hebben. Die bijzitters worden, behoudens de gevallen waarin geen enkele bijzitter daartoe aangewezen wordt door de vakverenigingen, gekozen uit de afvaardiging van de overheid voor de ene, uit de afvaardiging van de vakverenigingen voor de andere.

Art. 168.§ 1. Het proces-verbaal van verhoor wordt opgesteld en aan de ambtenaar medegedeeld binnen de zeven dagen na verschijning met het verzoek het te ondertekenen en zijn eventuele opmerkingen mede te delen.

De ambtenaar zendt het proces-verbaal met zijn eventuele opmerkingen terug binnen de vijftien dagen na de mededeling, zoniet is het proces-verbaal definitief. § 2. Indien de ambtenaar geen gevolg aan de uitnodiging tot verschijnen gegeven heeft, ofschoon behoorlijk opgeroepen, wordt een proces-verbaal van het gebrek aan verschijnen opgemaakt. § 3. Het proces-verbaal van de verschijning of van het gebrek daaraan vermeldt de uitvoering van alle vereiste procedurehandelingen.

Art. 169.§ 1. De Kamer van Beroep brengt haar advies uit binnen zes maanden vanaf het ogenblik waarop de zaak bij haar aanhangig is gemaakt.

Bij beroep tegen het voorstel tot ontslag van een stagiair bedoeld in artikel 29 wordt het advies evenwel binnen de twee maanden uitgebracht.

Bij beroep tegen een beslissing inzake evaluatie, verloven, afwezigheden of disponibiliteit wordt van de beslissing van de Kamer van beroep aan de verzoeker kennis gegeven binnen de twee maanden. § 2. Behoudens een beroep tegen een beslissing inzake ontslag van een stagiair waarvan sprake in artikel 29 en van een beroep tegen een beslissing inzake verloven kan de Voorzitter, d.m.v. een met redenen omklede beslissing, de termijn voor het uitbrengen van een advies verlengen voor een periode van drie maanden.

Bij gebrek aan advies of beslissing binnen de voorgeschreven termijn, wordt de Kamer van Beroep geacht een gunstig advies of een gunstige beslissing te hebben uitgebracht aan de verzoeker.

Het advies wordt tegelijk medegedeeld aan de verzoeker en aan de overheid bevoegd om de beslissing te treffen. Het dossier van de zaak wordt bij de mededeling van het advies aan de overheid bevoegd om de beslissing te treffen gevoegd.

Bij gebrek aan beslissing van de bevoegde overheid binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van het advies van de Kamer van Beroep wordt de bevoegde overheid geacht afstand te doen van de maatregel.

TITEL XII. - Schorsing in het belang van de dienst

Art. 170.Wanneer het belang van de dienst het vereist, kan de ambtenaar uit zijn functies geschorst worden.

Art. 171.Wanneer de ambtenaar het voorwerp uitmaakt van straf- of tuchtvervolgingen wegens grove tekortkoming met ontdekking op heterdaad of bewijsaanwijzingen, kan de schorsing in het belang van de dienst samen met een inhouding van wedde opgelegd worden.

De inhouding van wedde mag niet hoger zijn dan het gedeelte van de bezoldiging in gelden bedoeld in artikel 23, tweede lid, van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.

Art. 172.De ambtenaar heeft het recht verhoord te worden door de administrateur-generaal of zijn gemachtigde over de hem verweten feiten, vóór de beslissing tot schorsing in het belang van de dienst.

De ambtenaar heeft inzage in het dossier dat opgemaakt werd met het oog op het instellen van een vordering tot schorsing in het belang van de dienst.

Art. 173.De ambtenaar mag worden bijgestaan door een persoon naar eigen keuze in elk stadium van de procedure tot schorsing in het belang van de dienst.

Art. 174.§ 1. Over de schorsing in het belang van de dienst wordt door de Regeringen beslist voor een termijn van hoogstens zes maanden.

Bij strafvervolging kunnen de Regeringen die termijn verlengen voor opeenvolgende periodes van hoogstens zes maanden, tot en met de mededeling van een definitieve gerechtelijke beslissing.

De ambtenaar kan een beroep indienen bij de Kamer van Beroep overeenkomstig artikel 155.

De Regering neemt een nieuwe beslissing binnen twee maanden na de kennisgeving van een advies van de Kamer van Beroep dat gunstig is voor de verzoeker. Bij gebreke daarvan worden alle gevolgen van de schorsing in het belang van de dienst en van de eventuele inhouding van de wedde opgeheven. Geen beroep staat open bij de Kamer van Beroep tegen die nieuwe beslissing, tenzij die nieuwe beslissing strenger is dan de beslissing die het voorwerp uitmaakt van het advies. § 2. Indien geen tuchtstraf wordt opgelegd binnen zes maanden vanaf de mededeling van de definitieve gerechtelijke beslissing, worden alle gevolgen van de schorsing in het belang van de dienst en van de eventuele inhouding van de wedde opgeheven.

Art. 175.De beslissing tot schorsing in het belang van de dienst en de eventuele inhouding van wedde worden binnen de vijftien dagen na de beslissing bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst medegedeeld. De mededeling maakt melding van de beroepsmogelijkheden en de termijnen waarin die uitgeoefend moeten worden.

Art. 176.Behoudens ontslag van ambtswege of afzetting wordt de wedde ingehouden tijdens de schorsing in het belang van de dienst terugbetaald aan de ambtenaar zodra de schorsing eindigt.

TITEL XIII. - Administratieve standen en anciënniteiten HOOFDSTUK I. - Administratieve standen

Art. 177.Ten alle tijden bevindt de ambtenaar zich in een van de volgende administratieve standen : 1° dienstactiviteit;2° non-activiteit;3° disponibiliteit.

Art. 178.De ambtenaar wordt voor de vaststelling van zijn administratieve stand altijd geacht in actieve dienst te zijn behoudens uitdrukkelijke bepaling die hem, hetzij van rechtswege, hetzij bij beslissing van de bevoegde overheid, in een andere administratieve stand plaatst.

Art. 179.De ambtenaar wordt geacht daadwerkelijke diensten te verrichten, zolang hij zich in een administratieve stand bevindt op grond waarvan hij recht heeft op zijn activiteitswedde of bij gemis daarvan, zijn aanspraak op bevordering tot een hogere wedde behoudt.

De dienstonderbreking wordt de ambtenaar toegerekend indien ze toe te schrijven is aan een onverantwoord initiatief zijnerzijds of aan zijn fout. In dat geval wordt de dienstonderbreking opzettelijk geacht.

Art. 180.De maximale gemiddelde duur van de werktijd is gelijk aan achtendertig uur per week voor voltijdse prestaties.

Art. 181.Behoudens andersluidende bepaling, heeft de ambtenaar in de stand van dienstactiviteit : 1° recht op de wedde;2° recht op bevordering tot een hogere wedde;3° en kan zijn aanspraak op bevordering doen gelden.

Art. 182.Behoudens andersluidende bepaling, heeft de ambtenaar in de stand van non-activiteit : 1° geen recht op de wedde;2° geen recht op bevordering tot een hogere wedde;3° en kan zijn aanspraak op bevordering niet doen gelden.

Art. 183.De ambtenaar kan niet in non-activiteit worden gesteld of gehouden indien hij voldoet aan de vereiste voorwaarden om in ruste te worden gesteld.

Art. 184.De ambtenaar die zonder toelating afwezig is of dat zonder geldige reden de duur van zijn verlof overschrijdt, is van ambtswege in de stand van non-activiteit.

Art. 185.In de voorwaarden vastgesteld in de verlofregeling en andere afwezigheden waarvan sprake in Boek III kan de ambtenaar in disponibiliteit gesteld worden : 2° wegens ziekte of gebrekkigheid waaruit geen definitieve dienstongeschiktheid ontstaat, maar die aanleiding geeft tot langere afwezigheid dan voor verlof wegens ziekte of gebrekkigheid;3° wegens persoonlijke aangelegenheid.3° wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst.

Art. 186.De ambtenaar kan niet in disponibiliteit gesteld of gehouden worden wanneer hij aan de vereisten voldoet om in ruste te worden gesteld.

Art. 187.§ 1. Een wachtgeld tot een in Boek III van dit besluit vastgelegd bedrag wordt verleend aan de ambtenaren die in disponibiliteit worden gesteld wegens ziekte of gebrekkigheid. § 2. De ambtenaren die in disponibiliteit worden gesteld wegens ziekte of gebrekkigheid, behouden hun aanspraken op bevordering alsook hun dienst- en pecuniaire anciënniteit. § 3. Er wordt geen wachtgeld toegekend aan de ambtenaar die in disponibiliteit wordt gesteld wegens persoonlijke aangelegenheid.

Hij kan geen ziekten of gebrekkigheden doen gelden die hij tijdens zijn periode van disponibiliteit heeft opgelopen.

Hij kan geen aanspraken doen gelden op bevordering, mutatie of bevordering tot een hogere wedde. HOOFDSTUK II. - Administratieve anciënniteiten

Art. 188.Voor de toepassing van de verordeningsbepalingen die uitgaan van de anciënniteit wordt, onder de ambtenaren wier anciënniteit moet worden vergeleken, de voorrang als volgt bepaald : 1° de ambtenaren met de grootste graadanciënniteit;2° bij gelijke graadanciënniteit, de ambtenaar met de grootste dienstanciënniteit;3° bij gelijke dienstanciënniteit, de oudste ambtenaar.

Art. 189.§ 1. In aanmerking komen voor het berekenen van de niveau-anciënniteit, de werkelijke diensten die ambtenaar als statutair of contractueel in de volgende instellingen heeft verricht : 1° elke instelling van internationaal recht waarvan de federale Staat, een gewest of een gemeenschap lid is;2° elke instelling, al dan niet opgericht als afzonderlijke rechtspersoon, die ressorteert onder de wetgevende, uitvoerende of gerechtelijke macht van de federale Staat, een Gewest, een Gemeenschap of een Gemeenschapscommissie;3° elke instelling die ressorteert onder een provincie, een gemeente, een vereniging van gemeenten, een agglomeratie of een federatie van gemeenten, alsook elke instelling die ressorteert onder een inrichting ondergeschikt aan een provincie of een gemeente;4° elke instelling van internationaal recht waarvan een andere Staat van de Europese economische ruimte of Zwitserland lid is of een onderdeel van één van die Staten vergelijkbaar met een Gewest of een Gemeenschap;5° elke instelling van een andere Staat van de Europese economische ruimte of Zwitserland vergelijkbaar met de instellingen waarvan sprake in 2° en 3°. Toelaatbare diensten voor de berekening van het anciënniteitniveau zijn eveneens de daadwerkelijke diensten die de ambtenaar in vast dienstverband zonder vrijwillige onderbreking volbracht heeft bij elke instelling of onderwijsinstelling, dienst voor school- of beroepsoriëntatie of psycho-medisch-sociaal centrum die onder een Gemeenschap, de Staat of een gesubisidieerde inrichtende macht vallen, alsook bij elke vergelijkbare instelling, dienst of centrum van een andere Staat van de Europese economische ruimte of Zwitserland. § 2. In aanmerking komen voor het berekenen van de ranganciënniteit, de werkelijke diensten die de ambtenaar als statutair en zonder vrijwillige onderbreking heeft verricht in een rang minstens gelijkwaardig aan zijn aanwervingsrang, in de instellingen bedoeld in § 1. § 3. In aanmerking komen voor het berekenen van de dienstanciënniteit, de werkelijke diensten die de ambtenaar als statutair of contractueel en zonder vrijwillige onderbreking heeft verricht in de instellingen bedoeld in § 1.

Art. 190.Toelaatbare diensten voor de berekening van de rang-, de niveau- en de dienstanciënniteit met een maximum van tien haar zijn eveneens de diensten volbracht als statutair of contractueel in de openbare sector in een andere Staat dan die bedoeld in artikel 189, § 1, in de privé-sector alsook als zelfstandige indien het diensten betreft die overeenstemmen met een bij de werving vereiste beroepservaring.

Art. 191.Voor het berekenen van de graad- en niveau-anciënniteit komen rechtstreeks in aanmerking de werkelijke diensten die de ambtenaar zonder vrijwillige onderbreking heeft verricht als titularis van een ambt met volledige prestaties.

Voor de rang- of niveau-anciënniteit worden de in aanmerking komende diensten aangerekend vanaf de datum waarop de ambtenaar is benoemd in de overwogen rang of in het overwogen niveau of vanaf de datum waarop hij voor latere bevordering is gerangschikt ingevolge terugwerking van zijn benoeming in zulke graden.

Voor de berekening van de dienstanciënniteit komen rechtstreeks in aanmerking de werkelijke diensten die de ambtenaar in enigerlei hoedanigheid zonder vrijwillige onderbreking heeft verricht als titularis van een ambt met volledige prestaties.

Art. 192.§ 1. De in aanmerking komende diensten die betrekking hebben op hele maanden, worden rechtstreeks meegerekend voor het bepalen van de rang-, niveau- en dienstanciënniteit. § 2. De toelaatbare diensten die maandgedeelten betreffen worden op het einde van het jaar opgeteld. De maandgedeelten die periodes van dertig dagen tellen worden gevaloriseerd in de rang-, de niveau- en de dienstanciënniteit tegen één maand per periode van dertig dagen.

De in aanmerking komende diensten, bedoeld in het eerste lid, hebben pas uitwerking op 1 januari van het volgende jaar.

De maandgedeelten, die aan het einde van het jaar minder dan dertig dagen bedragen, worden naar het volgende jaar overgebracht waar ze aan het einde van het boekjaar opnieuw worden onderworpen aan de in het eerste en het tweede lid bedoelde bepalingen.

Art. 193.De duur van de diensten die in aanmerking komen voor de berekening van de rang-, niveau- en dienstanciënniteit mag nooit langer zijn dan de reële duur van de periodes waarop de werkelijke diensten betrekking hebben.

Art. 194.De diensten die in aanmerking komen voor de berekening van de rang-, niveau- en dienstanciënniteit, worden vastgelegd door de administrateur-generaal op aanvraag van de ambtenaar die zijn aanvraag moet indienen uiterlijk binnen drie maanden vanaf zijn benoeming in vast verband. De ambtenaar voegt alle nuttige bewijsstukken bij zijn aanvraag. Genoemde diensten komen in aanmerking op de eerste dag van de maand die volgt op de aanvraag.

TITEL XIV. - Verlies van de hoedanigheid van ambtenaar en ambtsneerlegging

Art. 195.Niemand kan de hoedanigheid van ambtenaar verliezen vóór de normale leeftijd voor de pensionering, behalve in de gevallen voorzien bij de pensioenwetgeving en bij dit besluit.

Art. 196.Van ambtswege en zonder vooropzeg verliest de hoedanigheid van ambtenaar : 1° de ambtenaar wiens benoeming onregelmatig is, op voorwaarde dat, behoudens arglist of bedrog, die onregelmatigheid vastgesteld is door de overheid die hem benoemd heeft binnen de termijn vereist om een beroep tot vernietiging in te dienen voor de Raad van State of, indien zo'n beroep ingediend is, tijdens de procedure;2° de ambtenaar die niet meer voldoet aan de nationaliteitsvoorwaarde, die zijn burgerlijke en politieke rechten niet meer geniet, die niet meer voldoet aan de dienstplichtwetten of wiens medische ongeschiktheid behoorlijk is vastgesteld;3° de ambtenaar die, zonder geldige reden, zijn post verlaat en afwezig blijft tijdens meer dan tien dagen;4° de ambtenaar die zich in een geval bevindt waar de toepassing van de burgerlijke en strafwetten de ambtsneerlegging als gevolg heeft;5° de ambtenaar die ontheven is wegens tuchtredenen of die ontslagen is.

Art. 197.Ambtsneerlegging is eveneens gevolg van : 1° vrijwillig ontslag.In dit geval mag de ambtenaar zijn dienst verlaten uiterlijk acht dagen na kennisgeving van zijn vrijwillige ontslag aan de administrateur-generaal; 2° de opruststelling;3° het ontslag wegens definitief vastgestelde beroepsongeschiktheid. TITEL XV. - Geldelijk statuut HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsbepalingen

Art. 198.De bezoldiging van een ambtenaar bestaat uit : 1° de wedde;2° de haardtoelage of standplaatstoelage.

Art. 199.De wedden van de ambtenaren van het Gewest worden in schalen vastgesteld.

Een weddeschaal bestaat uit : 1° een minimumwedde;2° tussenwedden die met weddetrappen van geldelijke anciënniteit overeenkomen en voortvloeien uit jaarlijkse, tweejaarlijkse en zesjaarlijkse tussentijdse verhogingen;3° een maximumwedde. Elke weddeschaal bestaat uit een aantal in munteenheden uitgedrukte wedden die overeenstemmen met hun niet-geïndexeerd jaarbedrag tegen 100 %.

Art. 200.De geldelijke anciënniteit is samengesteld uit het geheel van de voor de vaststelling van de wedde in aanmerking komende diensten. HOOFDSTUK II. - Wedden Afdeling 1. - Vaststelling van de weddeschalen

Art. 201.De weddeschalen zijn die, welke opgenomen zijn in bijlage X.

Art. 202.Een weddeschaal wordt toegekend aan de houder van een graad overeenkomstig volgende lijst : - weddeschaal A2 voor de graad van administrateur-generaal; - weddeschaal A3 voor de graad van adjunct-administrateur-generaal en inspecteur-generaal; - weddeschaal A4S voor de graad van directeur houder van een diploma doctor in de wetenschappen, landbouwkundig en burgerlijk ingenieur, geneesheer, apotheker en veearts of master in de informatica en die een functie uitoefent die in rechstreeks en concreet verband staat met het diploma waarvan hij houder is; - weddeschaal A4 voor de graad van directeur; - weddeschaal A5S voor de graad van eersteattaché houder van een diploma doctor in de wetenschappen, landbouwkundig en burgerlijk ingenieur, geneesheer, apotheker en veearts of master in de informatica en die een functie uitoefent die in rechstreeks en concreet verband staat met het diploma waarvan hij houder is; - weddeschaal A5 voor de graad van eerste attaché; - weddeschaal A6S voor de graad van attaché houder van een diploma doctor in de wetenschappen, landbouwkundig en burgerlijk ingenieur, geneesheer, apotheker en veearts of master in de informatica en die een functie uitoefent die in rechstreeks en concreet verband staat met het diploma waarvan hij houder is; - weddeschaal A6 voor de graad van attaché; - weddeschaal B1 voor de graad van eerste gegradueerde; - weddeschaal B2 voor de graad van eerstaanwezend gegradueerde; - weddeschaal B3 voor de graad van gegradueerde; - weddeschaal C1 voor de graad van eerste assistent; - weddeschaal C2 voor de graad van eerstaanwezend assistent; - weddeschaal C3 voor de graad van assistent; - weddeschaal D1 voor de graad van eerste adjunct; - weddeschaal D2 voor de graad van eerstaanwezend adjunct; - weddeschaal D3 voor de graad van adjunct.

De ambtenaar aan wie een weddeschaal A6S of A5S wordt toegekend, die erom verzoekt een ander beroep uit te oefenen dan hetgeen waarvoor weddeschalen A6 of A5 voorzien zijn, verliest het voordeel van de weddeschalen A6S of A5S zodra hij dat ander beroep uitoefent.

Art. 203.De wedde van elke ambtenaar wordt vastgelegd in de schaal van zijn graad.

Art. 204.Bij iedere wijziging in het geldelijk statuut van een graad wordt elke aan die graad verbonden wedde opnieuw vastgesteld alsof het nieuw geldelijk statuut altijd had bestaan.

Indien de aldus vastgestelde nieuwe wedde in dezelfde graad lager is dan de wedde die de ambtenaar geniet bij de inwerkingtreding van een nieuwe geldelijke loopbaan, blijft hij de oude geldelijke loopbaan genieten totdat hij een ten minste gelijke wedde verkrijgt in de nieuwe geldelijke loopbaan.

Art. 205.In de weddeschaal verbonden aan de graad waartoe hij is bevorderd, heeft de ambtenaar nooit een lagere wedde dan hij in zijn vorige graad genoot of zou hebben genoten. Afdeling 2. - In aanmerking komende diensten

Art. 206.§ 1. In aanmerking komen voor het berekenen van de niveau-anciënniteit, de werkelijke diensten die de ambtenaar als statutair of contractueel en zonder vrijwillige onderbreking in de volgende instellingen heeft verricht : 1° elke instelling van internationaal recht waarvan de federale Staat, een Gewest of een Gemeenschap lid is;2° elke instelling, al dan niet opgericht als afzonderlijke rechtspersoon, die ressorteert onder de wetgevende, uitvoerende of gerechtelijke macht van de federale Staat, een Gewest, een Gemeenschap of een Gemeenschapscommissie;3° elke instelling die ressorteert onder een provincie, een gemeente, een vereniging van gemeenten, een agglomeratie of een federatie van gemeenten, alsook elke instelling die ressorteert onder een inrichting ondergeschikt aan een provincie of een gemeente;4° elke andere instelling van Belgisch recht die inspeelt op gemeenschappelijke behoeften, van algemeen of plaatselijk belang, en in het bestuur waarvan het overwicht van de openbare overheid wordt vastgesteld;5° elke instelling van internationaal recht waarvan een andere Staat van de Europese economische ruimte of Zwitserland lid is of een onderdeel van één van die Staten vergelijkbaar met een Gewest of een Gemeenschap;6° elke instelling van een andere Staat van de Europese economische ruimte of Zwiterland vergelijkbaar met de instellingen waarvan sprake in 2° en 4°.7° elke instelling of onderwijsinrichting, dienst voor school- of beroepsoriëntatie of gesubsidieerd psycho-medisch-sociaal centrum, evenals elke vergelijkbare instelling of inrichting, dienst of centrum van een andere Staat van de Europese economische ruimte of Zwitserland. § 2. Eveneens in aanmerking komen voor het berekenen van de geldelijke anciënniteit, voor een maximum duur van zes jaar, de diensten verricht als werkloze tewerkgesteld in de openbare sector in België en in een hoedanigheid vergelijkbaar met die van tewerkgestelde werkloze in de openbare sector van een andere Staat van de Europese economische ruimte of Zwitserland. § 3. Eveneens in aanmerking komen voor het berekenen van de geldelijke anciënniteit, voor een maximum duur van zes jaar, de diensten verricht als statutair of contractueel in een andere Staat dan die bedoeld in § 1, in de privé-sector en als zelfstandige. Die grens wordt op tien jaar gebracht indien het diensten betreft die overeenstemmen met een beroepservaring vereist bij de aanwerving.

Art. 207.De werkelijke diensten die onvolledige prestaties bevatten die de ambtenaar voorheen heeft volbracht in een functie bedoeld in artikel 206 worden toegelaten met een duur die evenredig is met een voltijdse arbeidsregeling die representatief zijn voor die diensten op het ogenblik waarop ze volbracht worden.

Art. 208.§ 1. De in aanmerking komende diensten die volle maanden bedragen worden rechtstreeks meegerekend in de geldelijke anciënniteit. § 2. De toelaatbare diensten die maandgedeelten betreffen worden op het einde van het jaar opgeteld. De maandgedeelten die periodes van dertig dagen tellen worden gevaloriseerd in de rang-, de niveau- en de dienstanciënniteit tegen één maand per periode van dertig dagen.

De in aanmerking komende diensten, bedoeld in het eerste lid, hebben pas uitwerking op 1 januari van het volgende jaar. Die diensten hebben evenwel uitwerking de dag van de aanwerving in de hoedanigheid van personeelslid of stagiair of op de eerste dag van de maand volgend op de aanwerving in die hoedanigheid indien de dag van de aanwerving de maand niet aanvangt.

De maandgedeelten, die aan het einde van het jaar minder dan dertig dagen bedragen, worden naar het volgende jaar overgebracht waar ze aan het einde van het personeelsjaar opnieuw worden onderworpen aan de in het eerste en het tweede lid bedoelde bepalingen.

Art. 209.De duur van de diensten die in aanmerking komen voor de berekening van de geldelijke anciënniteit mag nooit langer zijn dan de reële duur van de periodes waarop de werkelijke diensten betrekking hebben.

De duur van de in aanmerking komende diensten die de ambtenaar in het onderwijs ad interim of als tijdelijke heeft verricht, wordt vastgesteld aan de hand van het attest afgegeven door de bevoegde autoriteiten.

De volledige prestatie opgenomen op dat attest waarvoor de betaling in tienden is geschied en niet een volledig jaar van werkelijke diensten per schooljaar vormen, worden dag per dag in rekening gebracht. Het globaal aantal dagen aldus volbrachte diensten met volledige prestaties wordt vermenigvuldigd met 1,2. Het totaal van die rekenkundige verrichting wordt vervolgens door 30 gedeeld. Het verkregen product levert het aantal maanden op die in overweging moeten worden genomen; de rest wordt in overweging genomen volgens de wijze van artikel 208, § 2.

De op hetzelfde attest vermelde volledige prestaties, die bewijzen dat de ambtenaar een volledig schooljaar heeft gewerkt, gelden voor een totaal van 300 dagen en leveren één jaar in aanmerking te nemen diensten op.

Art. 210.Voor elke periode waarin de ambtenaar zijn aanspraken op bevordering tot een hogere wedde in een graad heeft behouden of verloren, worden de diensten die hij in een andere graad mocht hebben verricht niet medegeteld bij de vaststelling van zijn wedde in die graad en in enige latere graad die met deze laatste verband houdt.

Art. 211.De diensten die in aanmerking komen voor de berekening van de geldelijke anciënniteit waarvan sprake in artikel 206 worden door de administrateur-generaal vastgesteld op aanvraag van de ambtenaar.

Bij zijn aanvraag voegt de ambtenaar alle nuttige bewijsstukken. De in aanmerking genomen diensten worden in aanmerking genomen vanaf de eerste dag van de maand volgend op de aanvraag. Afdeling 3. - Berekening en uitbetaling van de wedde

Art. 212.§ 1. De maandwedde is gelijk aan 1/12e van de wedde.

De wedde van de maand waarin de ambtenaar in ruste wordt gesteld of overlijdt, wordt in zijn geheel uitbetaald. § 2. De uurwedde is gelijk aan 1 / (52 * h) van de wedde, breuk waarin « h » staat voor, in de werkregeling waaraan de ambtenaar is onderworpen, de wekelijkse werkduur voor voltijdse prestaties.

Art. 213.De maandelijkse wedde wordt uitbetaald na de verstreken termijn, uiterlijk op de laatste werkdag van elke maand.

Art. 214.§ 1. De wedde van die maand die niet volledig verschuldigd is wordt in dertigsten opgedeeld.

Als het werkelijk aantal te betalen dagen vijftien of minder bedraagt, dan is het aantal verschuldigde dertigsten gelijk aan het werkelijk aantal te betalen dagen.

Als het werkelijk aantal te betalen dagen meer dan vijftien bedraagt, dan is het aantal verschuldigde dertigsten gelijk aan het verschil tussen dertig en het werkelijk aantal niet te betalen dagen. § 2. Wanneer de maand uit twee perioden bestaat die verschillen naar gelang van het bedrag of de begrotingsaanwijzing der wedde : 1° wordt het aantal voor de eerste periode verschuldigde dertigsten bepaald naar § 1;2° wordt het totaal aantal voor de maand verschuldigde dertigsten bepaald naar § 1;dit aantal is altijd gelijk aan dertig zo de maand volledig te betalen is; 3° is het aantal voor de tweede periode verschuldigde dertigsten gelijk aan het verschil tussen het totaal voor de maand verschuldigde dertigsten en het aantal voor de eerste periode verschuldigde dertigsten.

Art. 215.De maand- en uurwedde ondergaat de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen overeenkomstig de regels voorgeschreven bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.

De wedde wordt gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 van 1 januari 1990. Afdeling 4. - Wedde in geval van verlof wegens verminderde prestaties

gewettigd door sociale of familiale redenen en in geval van afwezigheid wegens een persoonlijke aangelegenheid

Art. 216.Bij verminderde prestaties gewettigd door sociale of familiale redenen of wegens persoonlijke aangelegenheden en in afwijking van artikel 124 wordt de verschuldigde wedde berekend door de maandwedde te vermenigvuldigen met het maandgedeelte dat overeenstemt met de verhouding van die prestaties.

Art. 217.De stand van non-activiteit schort de toekenning van de zesjaarlijkse tussentijdse verhogingen bedoeld in artikel 199, 2°, op. HOOFDSTUK III. - Gewaarborgde bezoldiging

Art. 218.De ambtenaar heeft recht op een gewaarborgde bezoldiging.

Art. 219.De gewaarborgde bezoldiging van de ambtenaar die de leeftijd van 21 jaar heeft bereikt, is nooit lager, voor volledige prestaties, dan 13.234,20 EUR.

Art. 220.Het verschil tussen de in artikel 219 bedoelde jaarlijkse bezoldiging en de bezoldiging die de ambtenaar normaal zou genieten, wordt hem toegekend in de vorm van een weddesupplement dat deel uitmaakt van zijn wedde.

Art. 221.Alle andere vergoedingen en toelagen dan de haard- of standplaatstoelage worden niet meegerekend voor de vaststelling van de bezoldiging.

Art. 222.Indien de ambtenaar onvolledige prestaties verricht, wordt de wedde vastgesteld overeenkomstig artikel 220 slechts in verhouding tot die prestaties vastgesteld.

Art. 223.De regeling van koppeling van de wedden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen is van toepassing op de jaarlijkse bezoldiging bedoeld in artikel 219. HOOFDSTUK IV. - Toekenning van de haard- of standplaatstoelage

Art. 224.§ 1. Er wordt een haardtoelage toegekend : 1. aan de gehuwde ambtenaren die niet van tafel en bed gescheiden zijn, tenzij hun echtgeno(o)t(e) er reeds één geniet;2. aan de ambtenaren die als echtgenoten samenwonen, tenzij het andere lid van het gezin er reeds één geniet;3. aan de andere ambtenaren van beiderlei kunne die één of meer kinderen fiscaal ten laste hebben voor wie een kinderbijslag wordt toegekend, behalve als zij samenwonen met een ambtenaar die er reeds één geniet. § 2. Als beide echtgenoten of samenwoners onderworpen zijn aan dit statuut, wordt de haardtoelage verleend aan degene die de laagste wedde heeft.

De laagste wedde wordt bepaald na vergelijking tussen de niet-geïndexeerde jaarlijkse bruto wedden, met inachtneming van de geldelijke ancienniteiten en op grond van volledige dienstverstrekkingen.

Wanneer één van de echtgenoten of beiden de gewaarborgde bezoldiging genieten zonder de eventueel toe te kennen haardtoelage, wordt de haardtoelage verleend aan degene die de hoogste wedde heeft indien hij/zij er recht op heeft overeenkomstig de bepalingen van artikel 225 van dit besluit.

Bij gelijke jaarlijkse bedragen kunnen de echtgenoten of samenwoners in onderlinge overeenstemming bepalen wie van beiden de haardtoelage zal genieten.

De haardtoelage wordt uitbetaald op vertoon van een verklaring op erewoord die de ambtenaar overeenkomstig het in bijlage XV bij dit besluit gevoegde formulier moet opmaken en in drie exemplaren overmaken aan de dienst van het personeelsbeheer.

De bepalingen van deze paragraaf zijn eveneens toepasselijk op samenwonende ambtenaren die voldoen aan de voorwaarden bedoeld in § 1, 3°, van dit besluit. § 3. De ambtenaren die geen haardtoelage genieten, krijgen een standplaatstoelage. § 4. De in disponibiliteit gestelde ambtenaren genieten noch de haardtoelage, noch de standplaatstoelage.

Art. 225.Het jaarlijkse bedrag van de haardtoelage of van de standplaatstoelage wordt vastgesteld als volgt : 1. wedden boven 16 099,83 EUR : a) haardtoelage : 719,89 EUR;b) standplaatstoelage : 359,95 EUR;2. wedden hoger dan 16 099,83 EUR maar niet hoger dan 18 329,27 EUR : a) haardtoelage : 359,95 EUR;b) standplaatstoelage : 179,98 EUR. De vergoeding van de ambtenaar wiens wedde 16.099,83 EUR overschrijdt mag niet lager zijn dan de vergoeding die hij zou krijgen indien zijn wedde dat bedrag zou hebben. S'il échet, la différence lui est attribuée sous forme d'allocation partielle de foyer ou d'allocation partielle de résidence.

De vergoeding van de ambtenaar wiens wedde 18.329,27 EUR overschrijdt mag niet lager zijn dan de vergoeding die hij zou krijgen indien zijn wedde dat bedrag zou hebben. In voorkomend geval wordt het verschil hem toegekend in de vorm van een gedeeltelijke haard- of standplaatstoelage.

Onder bezoldiging moet worden verstaan de wedde verhoogd met de volledige of gedeeltelijke haard- of standplaatstoelage, na aftrek van de gestorte bedragen voor het overlevingspensioen.

Art. 226.De mobiliteitsregeling die voor de wedden geldt, is ook van toepassing op de haardtoelage, de standplaatstoelage en de basiswedden vastgesteld voor de toekenning ervan.

Ze zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 op 1 januari 1990.

Art. 227.De haard- of de standplaatstoelage wordt toegekend aan de ambtenaren met onvolledige dienstverstrekkingen, naar rata van die verstrekkingen.

Zij wordt niet toegekend voor bijkomende functies.

Art. 228.De haard- of de standplaatstoelage wordt tegelijk betaald met de wedde van de maand waarop ze betrekking heeft. Ze wordt in dezelfde mate en op dezelfde wijze betaald als de wedde als deze wedde niet voor de gehele maand verschuldigd is.

Wanneer het recht op de haard- of standplaatstoelage, zoals bepaald in artikel 224, om de een of andere reden gewijzigd wordt in de loop van een maand, wordt de voordeligste regeling voor de volle maand toegepast. HOOFDSTUK V. - Vakantiegeld

Art. 229.De ambtenaren komen elk jaar in aanmerking voor een vakantiegeld.

Art. 230.Voor de toepassing van de bepalingen van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° « volledige prestaties » : de prestaties waarvan de werktijdregeling overeenstemt met een normale voltijdse betrekking;2° « referentiejaar » : het kalenderjaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de vakantie wordt toegekend;3° « jaarwedde » : het salaris, de wedde, de vergoeding of de toelage die de wedde of het salaris vervangt, met inbegrip van de eventuele haard- of standplaatstoelage. Voor de ambtenaar die het voordeel geniet van de gewaarborgde bezoldiging overeenkomstig hoofdstuk III van deze titel, geldt de gewaarborgde bezoldiging als jaarwedde.

Art. 231.Voor volledige prestaties die gedurende het hele referentiejaar werden verricht, is het vakantiegeld gelijk aan 92 % van een twaalfde van de jaarwedde(n), verbonden aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, die de wedde(n) verschuldigd voor de maand maart van het vakantiejaar bepaalt (bepalen).

Art. 232.§ 1. Voor de berekening van het bedrag van het vakantiegeld komen de periodes in aanmerking gedurende welke de ambtenaar tijdens het referentiejaar : 1° de jaarwedde geheel of gedeeltelijk heeft genoten;2° niet in dienst is kunnen treden of zijn ambtsuitoefening heeft geschorst wegens verplichtingen ingevolge de dienstplichtwetten, gecoördineerd op 30 april 1962, of ingevolge de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1980, met uitsluiting in beide gevallen van de wederoproeping om tuchtredenen;3° afwezig was wegens ouderschapsverlof;4° afwezig was wegens verlof, toegekend met het oog op de bevallingsbescherming, zoals bepaald in artikelen 39, 42 en 43bis van de arbeidswet van 16 maart 1971;5° vrijgesteld werd van het werk overeenkomstig artikel 18, tweede lid, van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector. § 2. Voor de berekening van het vakantiegeld komt de periode vanaf 1 januari van het referentiejaar tot de dag die voorafgaat aan de datum van de indiensttreding als personeelslid eveneens in aanmerking, op voorwaarde dat de ambtenaar : 1° minder dan 25 jaar oud is op het einde van het referentiejaar;2° uiterlijk in dienst is getreden op de laatste werkdag van de vierde maand die volgt op een van de onderstaande data : a) de datum waarop de ambtenaar de instelling heeft verlaten waar hij zijn studies heeft gedaan, onder de voorwaarden, bepaald in artikel 62 van de gecoördineerde wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders;b) de datum waarop zijn leerovereenkomst een einde heeft genomen. De ambtenaar moet aantonen dat hij de vereiste voorwaarden vervult.

Dat bewijs moet verstrekt worden bij alle rechtsmiddelen, getuigen inbegrepen.

Art. 233.In afwijking van artikel 232 worden niet in overweging genomen voor de berekening van het vakantiegeld, de periodes waarin de ambtenaar een dienstvrijstelling verkregen heeft voor het volbrengen van een opdracht bepaald in boek III over de verloven en andere afwezigheden van de ambtenaren, de opdrachten uitgezonderd die hij uitgeoefend heeft in het kader van : (de regeling voor de ambtenaren-generaal).

Art. 234.§ 1. Onverminderd artikel 232, § 1, 2° en 3°, en § 2, wordt het vakantiegeld, als de ambtenaar niet gedurende het hele referentiejaar volledige prestaties heeft verricht, vastgesteld als volgt : 1° één twaalfde van het jaarbedrag voor elke prestatieperiode die een volledige maand beslaat;2° één dertigste van het maandbedrag per kalenderdag als de prestaties geen volledige maand beslaan. § 2. De toekenning van een gedeeltelijke wedde wegens het uitoefenen van verminderde prestaties heeft een dienovereenkomstige vermindering van het vakantiegeld tot gevolg.

Art. 235.Bij onvolledige prestaties wordt het vakantiegeld toegekend naar rato van de gepresteerde uren op basis van de uurdeler(s) die krachtens de bezoldigingsregeling van toepassing is (zijn). In voorkomend geval is dezelfde verhouding van toepassing op de periodes, bedoeld in artikel 232, § 1, 2°, en § 2.

Art. 236.Twee of meer vakantiegelden, met inbegrip van het vakantiegeld verkregen met toepassing van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, kunnen niet gecumuleerd worden boven een bedrag dat overeenkomt met het hoogste vakantiegeld dat verkregen wordt als de vakantiegelden van alle uitgeoefende ambten of activiteiten berekend worden op basis van volledige prestaties.

Hiervoor wordt het vakantiegeld van een of meer ambten verminderd of ingehouden, met uitzondering van het vakantiegeld ter uitvoering van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers.

Als de inhoudingen of verminderingen moeten of kunnen worden toegepast op verschillende vakantiegelden, dan wordt eerst het kleinste vakantiegeld ingehouden of verminderd.

Voor de toepassing van de voorgaande leden moet onder het vakantiegeld ter uitvoering van de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers worden verstaan, het gedeelte van het vakantiegeld dat niet overeenstemt met het loon voor de vakantiedagen.

Art. 237.Voor de toepassing van artikel 236 is de ambtenaar die vakantiegelden cumuleert, verplicht het bedrag ervan, alsook eventueel het bedrag berekend voor volledige prestaties, mee te delen aan elke personeelsdienst waarvan hij afhangt.

Iedere inbreuk op het voorgaande lid kan aanleiding geven tot tuchtstraffen.

Art. 238.De sommen die de ambtenaar gekregen zou hebben als vakantiegeld wegens andere prestaties uitgevoerd tijdens het referentiejaar worden afgetrokken van het bedrag van het vakantiegeld toegekend overeenkomstig artikel 232.

Art. 239.§ 1. Het vakantiegeld wordt uitbetaald in de loop van de maand mei, overeenkomstig de artikelen 231 en 231. § 2. In afwijking van de bepaling van § 1, wordt het vakantiegeld uitbetaald tijdens de maand die volgt op de datum van de pensionering van de ambtenaar of op de datum van het overlijden, het ontslag, de afdanking of de afzetting van de rechthebbende.

Voor de toepassing van het vorige lid wordt bij de berekening van het vakantiegeld rekening gehouden met het forfaitaire bedrag, het percentage en de eventuele inhouding, die op de datum in kwestie van kracht zijn. Het percentage wordt toegepast op de jaarwedde die als basis dient voor de berekening van de wedde die de ambtenaar op die datum geniet.

Als de ambtenaar op die datum geen verminderde wedde geniet, dan wordt het percentage berekend op de wedde(n) die hem verschuldigd zou(den) zijn geweest. HOOFDSTUK VI. - Eindejaarstoelage

Art. 240.De ambtenaar heeft recht op een eindejaarstoelage.

Art. 241.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° « bezoldiging » : iedere wedde, loon of in plaats daarvan gestelde vergoeding, rekening houdend met de vermeerderingen of verminderingen ten gevolge van de schommelingen van het indexcijfer der consumptieprijzen;2° « beloning » : 2°de bezoldiging zoals deze bedoeld is in 1°, eventueel vermeerderd met de haardtoelage of met de standplaatstoelage;3° « brutobeloning » : de beloning zoals deze bedoeld is in 2°, rekening houdend met vermeerderingen of verminderingen ten gevolge van de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen;4° « volledige prestaties » : de prestaties waarvan de uurregeling een normale beroepsactiviteit volledig in beslag neemt;5° « referentieperiode » : de periode van 1 januari tot en met 30 september van het in aanmerking genomen jaar.

Art. 242.§ 1. De belanghebbende bekomt het volledig genot van het bedrag van de eindejaarstoelage indien hij als titularis van een ambt met volledige prestaties het volledig voordeel van zijn bezoldiging heeft genoten tijdens de hele duur van de referentieperiode. § 2. Wanneer de betrokkene niet het volledig voordeel van de in § 1 bedoelde bezoldiging heeft genoten, als titularis van een ambt met volledige of onvolledige prestaties, wordt het bedrag van de toelage verminderd naar rata van de bezoldiging die hij werkelijk heeft ontvangen. § 3. Wanneer de belanghebbende, als titularis van een ambt met volledige of onvolledige prestaties, tijdens de referentieperiode met ouderschapsverlof was, niet in dienst is kunnen treden of zijn ambtsverrichtingen heeft geschorst wegens de verplichtingen hem opgelegd door de militiewetten, gecoördineerd op 30 april 1962, of de wetten houdende het statuut van de gewetensbezwaarden, gecoördineerd op 20 februari 1960, met uitsluiting in beide gevallen van de wederoproeping om tuchtredenen, worden deze periodes gelijkgesteld met periodes tijdens welke hij het volledig voordeel van zijn bezoldiging heeft genoten.

Art. 243.§ 1. Wanneer de ambtenaren twee of meer ambten in de openbare sector cumuleren die volledige of onvolledige prestaties behelzen, mag het bedrag van de eindejaarstoelagen dat hun in hoofde daarvan wordt toegekend niet hoger liggen dan het bedrag dat overeenstemt met de hoogste toelage die verkregen wordt wanneer de toelagen van alle ambten berekend worden op basis van volledige prestaties. § 2. Wanneer het in § 1 bedoelde bedrag wordt overschreden, wordt het gedeelte dat een teveel aanwijst afgetrokken van de eindejaarstoelage(n) die, berekend op basis van volledige prestaties, de minst hoge is (zijn), te beginnen met de laagste. § 3. De ambtenaar die eindejaarstoelagen cumuleert is gehouden, aan de personeelsdiensten waarvan het afhangt, een verklaring op erewoord over te leggen met de vermelding van de ambten die hij cumuleert.

Iedere inbreuk op het voorgaande lid kan aanleiding geven tot tuchtstraffen.

Art. 244.§ 1. Het bedrag van de eindejaarstoelage bestaat uit een forfaitair en een veranderlijk gedeelte. § 2. Het bedrag van de eindejaarstoelage wordt berekend als volgt : 1° het forfaitaire gedeelte : het bedrag dat voor de maand oktober van het betrokken jaar overeenstemt met het bedrag van 357,9 euro wordt gekoppeld aan spilindex 138,01 van 1 januari 1990 en gebonden aan de schommelingen van de index der consumptieprijzen volgens de wijze bepaald in artikel 215;2° het veranderlijke gedeelte : het veranderlijke gedeelte bedraagt 2,5 % van de jaarlijkse bruto beloning die als basis werd gebruikt voor de berekening van de beloning die aan de gerechtigde moet worden uitbetaald voor de maand oktober van het betrokken jaar. In afwijking van § 2, 1°, bedraagt het bedrag van het forfaitaire deel voor het jaar 2008 500 euro . § 3. Indien de belanghebbende zijn beloning niet heeft genoten voor de maand oktober van het betrokken jaar, is de jaarlijkse bruto beloning die in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het veranderlijke gedeelte van de toelage, degene die als basis zou zijn gebruikt om zijn beloning voor die maand te berekenen, indien die verschuldigd zou zijn geweest.

Art. 245.Wat betreft de ambtenaar die in aanmerking komt voor de gewaarborgde bezoldiging, is het bedrag dat in aanmerking moet worden genomen voor de berekening van het veranderlijke gedeelte van de eindejaarstoelage, dat van de gewaarborgde bezoldiging.

Art. 246.De eindejaarstoelage is onderworpen aan de voorziene inhoudingen, overeenkomstig de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, behalve voor de gerechtigden die uitsluitend onderworpen zijn aan de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, gezondheidszorgsector.

Art. 247.De eindejaarstoelage wordt in één keer vereffend en uitbetaald tussen 1 en 15 december van het betrokken jaar.

Art. 248.De vereffening en de uitbetaling van de eindejaarstoelage zijn ten laste van de dienst die de plicht heeft of zou hebben gehad de bezoldiging aan de gerechtigde uit te betalen, hetzij voor de laatste maand van de referentieperiode, hetzij voor het eerste deel van die maand indien die verschillende delen bevat waarvoor een onderscheid wordt gemaakt in de budgettaire aanrekening van de bezoldiging.

Art. 249.De gevallen waarin de interpretatie van de artikelen 242, § 2, en 244 worden geregeld door de Regeringen, op voorstel van de vakminister(s). HOOFDSTUK VII. - Toelage wegens uitoefening van hogere functies

Art. 250.Een toelage wordt toegekend aan de ambtenaar die hogere functies uitoefent.

Art. 251.Het voordeel van de toelage wordt enkel toegekend voor de kalendermaanden waarin de uitoefening van de functies ononderbroken en volledig is.

Het voordeel van de toelage blijft echter zonder onderbreking toegekend aan de ambtenaar die die toelage heeft verloren wegens de benoeming van een titularis in het betrokken ambt, en die opnieuw aangewezen wordt voor de uitoefening van hogere functies in hetzelfde ambt, wegens de afwezigheid van genoemde titularis vanaf de uitwerkingsdatum van de benoeming.

Art. 252.De toelage wegens hogere functie is gelijk aan het verschil tussen de bezoldiging waarvoor de ambtenaar in aanmerking zou komen in de graad van de betrekking van de desbetreffende functie, en de bezoldiging die hij geniet.

De bezoldiging die in aanmerking dient te worden genomen is de bezoldiging bepaald in artikel 198. De berekening en de betaling van de toelage gebeuren volgens de artikelen 198 en 212 tot 215. HOOFDSTUK VIII. -Vertrektoelage

Art. 253.Behoudens grove fout, wordt een vertrektoelage toegekend aan de ambtenaar die ontslagen is wegens beroepsongeschiktheid.

Die toelage is gelijk aan : 1° de laatste jaarlijkse activiteitswedde indien de ambtenaar minstens twintig jaar dienstanciënniteit heeft;2° twee derden van de laatste jaarlijkse activiteitswedde indien de ambtenaar minstens tien jaar en minder dan twintig jaar dienstanciënniteit heeft;3° de helft van de laatste jaarlijkse activiteitswedde indien de ambtenaar minder dan tien jaar dienstanciënniteit heeft. TITEL XVI. - Andere voorschriften toepasselijk op stagiairs

Art. 254.Artikel 74 geldt voor de vormingen die deel uitmaken van het stageprogramma van de stagiair.

Art. 255.De volgende bepalingen van Boek I zijn toepasselijk op stagiairs : 1°Rechten en verplichtingen van de ambtenaren; 2° Dienstvrijstelling wegens loopbaanvorming.3° Onverenigbaarheden;4° Tuchtregeling;5° Kamer van Beroep;6° Schorsing in het belang van de dienst;7° 1° en 2° van titel XIII, hoofdstuk I, Administratieve standen; 8°van Titel XIV, Verlies van de hoedanigheid van personeelslid en ambtsneerlegging; 9° van Titel XV, Geldelijk statuut. TITEL XVII. - Diverse en overgangsbepalingen

Art. 256.De dag van de akte of van de gebeurtenis die het uitgangspunt van een termijn is, is niet inbegrepen. De dag van de ontvangst is niet inbegrepen in de termijn. Indien die dag evenwel een zaterdag, zondag of feestdag, 27 september, 2 november, 15 november of 26 december is, valt de vervaldag op de eerst volgende weekdag. Elke kennisgeving van de instelling geschiedt bij ter post aangetekend schrijven.

Art. 257.Zolang de eerste vormingen voor het aanleren van de vaardigheden niet zijn verstrekt en de organisatie van de proef ter bevestiging van de vaardigheden niet afgesloten is, worden de voorwaarden waarvan sprake in de artikelen 44, 3°, 45, 4°, en 48, 4°, vervangen door een anciënniteitsvoorwaarde van vier jaar.

De voorwaarde waarvan sprake in artikel 41, 4°, is niet vereist zolang het eerste directiebrevet bedoeld in artikel 105 niet is verstrekt.

De voorwaarde waarvan sprake in artikel 41, 5°, is niet vereist zolang het geschiktheidsexamen voor staffuncties niet is georganiseerd.

De voorwaarde waarvan sprake in artikel 44, 6°, is niet vereist zolang het geschiktheidsexamen voor staffuncties niet is georganiseerd.

Art. 258.De overgedragen ambtenaren die op datum van inwerkingtreding van dit besluit een hogere wedde genoten dan de wedde waarop ze aanspraak zouden mogen maken overeenkomstig de bezoldigingsregeling van WBI behouden het voordeel van de weddeschaal die ze bezaten onder de vorige bezoldigingsregeling zolang ze in bedoelde schaal een hogere wedde krijgen.

De overgedragen ambtenaren die op datum van inwerkingtreding van dit besluit hogere functies als attaché genoten zullen aanspraak mogen maken op het behoud van de hogere functie in de graad A6 tot op de datum van sluiting van het examen voor overgang naar het hogere niveau (BFC07001/A2100000) georganiseerd door de Franse Gemeenschap voor de ambtenaren van het voor zover de rechthebbenden voor het examen ingeschreven zijn.

Art. 259.De conversie van de graden van de overgedragen ambtenaren wordt door de Regeringen vastgelegd.

Art. 260.§ 1. De overgedragen ambtenaren behouden het voordeel van het welslagen voor een vergelijkend wervingsexamen georganiseerd door Selor op verzoek van de Franse Gemeenschap of het Waalse Gewest, tot en met het verstrijken van de geldigheid ervan. § 2. De overgedragen ambtenaren behouden het voordeel van het welslagen voor een proef of een vergelijkend overgangsexamen georganiseerd door het Waalse Gewest of door Selor op verzoek van de Franse Gemeenschap of het Waalse Gewest. § 3. De overgedragen personen behouden de laatste evaluatievermelding die hen is toegekend.

De evaluatievermelding blijft geldig totdat er een nieuwe vermelding wordt toegekend. Als de ambtenaar op de datum van zijn overdracht krachtens dit besluit een beroep heeft ingediend tegen zijn evaluatie, wordt de procedure verdergezet in « Wallonie-Bruxelles international ». § 4. De overgedragen ambtenaren die laureaat zijn of definitief laureaat worden geacht van een test ter bevestiging van hun vaardigheden worden definitief laureaat geacht van de dienovereenkomstige test ter bevestiging van hun vaardigheden bedoeld in dit besluit. § 3. De overgedragen ambtenaren die een vorming voor het verwerven van de vaardigheden hebben gevolgd of geacht zijn er een te hebben gevolgd, worden definitief laureaat geacht van de test ter bevestiging van de vaardigheden voor de overwogen rang van niveau 3.

Art. 261.Tot aan de datum van inwerkingtreding van de twee leidende ambtenaren bedoeld in artikel 8, § 2, van het samenwerkingsakkoord tussen de Franse Gemeenschap, het Waals Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest tot oprichting van een gemeenschappelijke entiteit voor de internationale betrekkingen « Wallonie-Bruxelles », zijn de adjunct-directeurs-generaal van het « Commissariat général aux Relations internationales » aan wie de Regering van de Franse Gemeenschap van 26 oktober 2007 een nieuwe opdrachtbrief heeft gegeven, lid van het directiecomité van « Wallonie-Bruxelles international ».

BOEK II. - Regeling voor de ambtenaren-generaal TITEL I. - Bepalingen die gelden voor alle ambtenaren-generaal

Art. 262.De bepalingen van de Boeken I, III en IV gelden voor de ambtenaren-generaal van de instelling, onverminderd de bepalingen van dit Boek.

Art. 263.De ambtenaar-generaal is ertoe verplicht een vorming te volgen binnen de twee jaar te rekenen van de datum waarop de betrekking hem wordt toegekend.

Het algemene vormingsaanbod wordt opgesteld door de Ministers van Ambtenarenzaken na advies van de programmacommissie waarvan sprake in artikel 92.

Er wordt een vormingsgetuigschrift verstrekt aan de ambtenaar-generaal die met vrucht de vorming heeft gevolgd, tenzij het vormingscertificaat hem vroeger is verstrekt.

De Ministers van Ambtenarenzaken kunnen na advies van de hiërarchische meerdere(n) en de vakministers een bijkomende vorming opleggen aan de ambtenaar-generaal die houder is van het vormingsgetuigschrift.

Art. 264.§ 1. De ambtenaren-generaal worden geëvalueerd door een college bestaande uit : 1° de Ministers van Ambtenarenzaken of hun gemachtigden, die het college voorzitten;2° de betrokken vakministers of hun gemachtigden;3° in voorkomend geval, de hiërarchise meerdere van de ambtenaar-generaal. § 2. Het college wordt bijgestaan door een secretaris en een plaatsvervangende secretaris aangewezen door de Regeringen onder de personeelsleden van niveau 1 van de instelling. Zij mogen niet aan de voorwaarden beantwoorden om kandidaat te zijn voor een betrekking van ambtenaar-generaal. § 3. Van bij het begin van de procedure vraagt de voorzitter dat hem binnen de maand een gemotiveerd rapport wordt toegestuurd door : 1° de ambtenaar-generaal die geëvalueerd moet worden;2° in voorkomend geval, de rechtstreekse hiërarchische meerdere;3° de vakministers onder wie de geëvalueerde mandataris ressorteert. Het evaluatiecollege hoort binnen de maand volgend op de termijn bepaald voor de overhandiging van bovenvermelde verslagen elke nuttig geachte persoon mits motivering. Het college deelt zijn evaluatievoorstel bij ter post aangetekende brief mee aan de ambtenaar-generaal binnen de vijftien dagen na aanneming ervan.

Bij een ander dan gunstig evaluatievoorstel wordt de ambtenaar-generaal gehoord. Hij mag zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze. § 4. Binnen de vijftien dagen na kennisgeving van het ander dan gunstig evaluatievoorstel door het voorzitterschap van het college kan de ambtenaar-generaal een beroep indienen bij de kamer van beroep van de ambtenaren-generaal en mag verzoeken gehoord te worden.

Bij gebrek aan beroep binnen die termijn is het beslissingsvoorstel of de beslissing definitief.

Het voorzitterschap deelt het advies van de kamer van beroep aan de Regeringen en aan de ambtenaar-generaal mee. De evaluatie wordt aangenomen door de Regeringen binnen de maand na ontvangst van dat advies.

Art. 265.§ 1. De Kamer van beroep die bevoegd is voor de gezamenlijke diensten van de Waalse Regering en de Waalse instellingen bedoeld in artikel 335 van de Waalse Ambtenarencode is bevoegd voor de ambtenaren-generaal van de instelling. Ze brengt een met redenen omkleed adviesuit over : 1° elk voorstel tot tuchtstraf;2° elke beslissing tot schorsing in het belang van de dienst, al dan niet samen met een inhouding van wedde;3° elk ander dan gunstig evaluatievoorstel;4° elk voorstel tot ontslag wegens beroepsonbekwaamheid;5° elke beslissing inzake verloven, disponibiliteit en afwezigheden. § 2. De artikelen 162 tot 169 zijn van toepassing op de Kamer van beroep van de ambtenaren-generaal.

In afwijking van artikel 169 brengt de Kamer van beroep van de ambtenaren-generaal haar advies in tuchtzaken uit binnen de zestig dagen nadat de zaak bij haar aanhangig is gemaakt.

Art. 266.§ 1. De tuchtvordering tegen een ambtenaar-generaal van de instelling wordt aangevat en gevoerd door de Minister(s) van Ambtenarenzaken, door de vakministers of door een hiërarchische meerdere. § 2. De overheid bedoeld in § 1 stelt een sanctie voor. Ze deelt jaar voorstel aan de betrokken ambtenaar-generaal mee en licht er de leden van de Regeringen over in. De sanctie wordt door de Regeringen aangenomen.

Art. 267.De ambtenaren van rang A2 en A3 die niet geaffecteerd zijn in een betrekking van de personeelsformatie worden door de Regeringen belast met een opdracht die in verhouding staat tot hun graad, hun kwalificaties en hun ervaring. Ze staan onder het gezag van de Regeringen of van een Minister of een ambtenaar-generaal aangewezen door de Regeringen.

Art. 268.De Regeringen kunnen in het belang van de dienst een ambtenaar van rang A2 of A3 die niet aan een mandaat onderworpen is van de instelling overplaatsen naar een andere instelling of naar een dienst van de Regeringen. In voorkomend geval is het eensluidende advies van het betrokken ministerie of beheersorgaan vereist.

TITEL II. - Mandaatregeling HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en toegangsvoorwaarden

Art. 269.Per mandaat worden toegewezen, overeenkomstig de bepalingen van deze titel : 1° de betrekking van leidend ambtenaar-generaal van rang A2;2° de betrekking van leidend adjunct-ambtenaar-generaal van rang A3.

Art. 270.§ 1. De kandidaat voor een mandaat moet op de datum van vacantverklaring van de betrekking houder zijn van een diploma dat toegang geeft tot niveau 1 of laureaat zijn van een overgangsexamen naar niveau 1 of naar een vergelijkbaar niveau of ambtenaar van niveau 1 zijn in de diensten van de Regeringen of van een instelling die onder de Franse Gemeenschap of het Waalse Gewest ressorteert.

Hij moet op die datum eveneens acht jaar beroepservaring in niveau 1 of in een vergelijkbaar niveau aantonen, waaronder twee jaar in rang A4 of in een vergelijkbare rang. § 2. De diensten die als statutair of contractueel verstrekt zijn bij volgende instellingen maken ook een beroepservaring in de zin van § 1 uit : 1° elke instelling, al dan niet opgericht als afzonderlijke rechtspersoon, die ressorteert onder de uitvoerende macht van de federale Staat, een Gewest, een Gemeenschap of een Gemeenschapscommissie;2° elke instelling die ressorteert onder een provincie, een gemeente, een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, een vereniging van gemeenten, een agglomeratie of een federatie van gemeenten en/of van openbare centra voor maatschappelijk welzijn, alsook elke instelling die ressorteert onder een inrichting ondergeschikt aan een provincie of een gemeente;3° elke andere instelling van Belgisch recht die inspeelt op gemeenschappelijke behoeften, van algemeen of plaatselijk belang, en in het bestuur waarvan het overwicht van de openbare overheid wordt vastgesteld;4° elke instelling die vergelijkbaar is met de instellingen waarvan sprake onder 1° tot 3° : a) van een andere lidstaat van de Europese economische ruimte dan België;b) van Zwitserland.

Art. 271.In afwijking van artikel 19 kan niemand voor een mandaat aangewezen worden als hij niet voldoet aan volgende voorwaarden : 1° een gedrag hebben dat overeenstemt met de vereisten van het ambt;2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;3° aan de dienstplichtwetten voldaan hebben;4° het bewijs leveren van het medisch attest vereist om de functie uit te oefenen;5° niet houder zijn van een politiek mandaat dat voor een ambtenaar een politiek verlof van meer dan vier dagen per maand meebrengt;6° overeenkomstig de artikelen 409 en 410, zich ertoe verbinden geen dienstvrijstellingen of facultatieve politieke verloven aan te vragen die na cumulatie met het politieke verlof van ambtswege, met als gevolg een overschrijding van het totaal van vier werkdagen afwezigheid per maand. HOOFDSTUK II. - Selectie en aanwijzing Afdeling één - Vacantverklaringen en opdrachtbrieven

Art. 272.§ 1. Elke betrekking die bij wijze van mandaat begeven wordt, wordt door de Regeringen vacant verklaard.

De mandataris wiens laatste evaluatie na afloop van zijn mandaat de vermelding « gunstig » bevat kan evenwel door de Regeringen in zijn mandaat bevestigd worden zonder dat er een vacantverklaring in gang wordt gezet, mits instemming van de mandataris. § 2. Voor elke bij wijze van mandaat te begeven betrekking stellen de Regeringen een opdrachtbrief op, op de gezamenlijke voordracht van de vakminister(s) en na advies van de Ministers van Ambtenarenzaken en van de Ministers van Begroting. § 3. De opdrachtbrief bevat de volgende gegevens : 1° de functieomschrijving en het competentieprofiel van de te begeven betrekking;2° de te halen politieke doelstellingen voor de verschillende opdachten, meer bepaald op basis van de beleidsverklaring van de Franse Gemeenschap en het Waalse Gewest;3° de toegekende begrotingsmiddelen en menselijke middelen;4° de overdrachten van bevoegdheden.

Art. 273.Selor verricht de oproep tot de kandidaten, opgemaakt door de Ministers van Ambtenarenzaken na advies van de vakministers en na eensluidend advies van Selor. Die oproep wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en in minstens twee Franstalige dagbladen. De oproep tot de kandidaten vermeldt ook of het een betrekking betreft die aan Belgen voorbehouden is en bevat hoe dan ook een samenvatting van de opdrachtbrief betreffende elke betrekking en vermeldt de dienst waar een volledige versie beschikbaar is.

De termijn voor de indiening van de kandidaturen bedraagt minstens dertig dagen, te rekenen van de datum van bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

De kandidaturen worden bij aangetekend schrijven bij Selor ingediend.

Ze bevatten : 1° een curriculum vitae bevattende een overzicht van de titels en bekwaamheden, alsook de attesten betreffende de vereiste beroepservaring en, in voorkomend geval, een afschrift van het diploma/de diploma's;2° een motivatiebrief voor elke betrekking waarnaar gesolliciteerd wordt, met de omschrijving van de wijze waarop de kandidaat het mandaat overweegt uit te oefenen. Afdeling 2. - Selectie en aanwijzing

Art. 274.§ 1. De selectie van de kandidaten gebeurt door toedoen van Selor. § 2. Elke selectiecommissie bestaat uit : 1° de afgevaardigd-bestuurder van Selor of diens gemachtigde, lid van rechtswege en voorzitter;2° a) een ambtenaar van minstens rang A2 of van een evenwaardige rang die behoort tot een andere instelling bedoeld in artikel 270, § 2, 1°, dan het Gewest of de Gemeenschap indien de hoogste betrekking van ambtenaar-generaal van de instelling ingevuld moet worden;b) de leidend-ambtenaar generaal van de instelling om de bij wijze van mandaat toegekende betrekking van rang A3 in te vullen;3° een ambtenaar van minstens rang A2 of een evenwaardige rang die behoort tot een instelling bedoeld in artikel 270, § 2, 1° ander dan het Gewest of de Gemeenschap of hun instellingen;4° twee deskundigen, waarbij daaronder personen verstaan worden op grond van hun titels of hun ervaring competenties hebben in één van de volgende domeinen : openbare dienstverlening, beheer van vaardigheden, menswetenschappen. De ambtenaren bedoeld in § 2, 2°, a) en 3°, en de deskundigen bedoeld in § 2, 4°, worden aangewezen voor een verlengbare periode van vier jaar.

Daarnaast wordt voor elke ambtenaar en elke deskundige bedoeld in § 2, 2°, 3° en 4°, een plaatsvervanger aangewezen volgens dezelfde regels. § 3. Selor wijst de ambtenaren en deskundigen aan die lid van de selectiecommissie zijn en deelt er de lijst van mee aan de Ministers van Ambtenarenzaken. Laatstgenoemden lichten er onverwijld de andere leden van de Regeringen over in, die over een termijn van zeven werkdagen beschikken om hun eventuele bezwaren aan hem/hen over te maken. Bij bezwaar leggen de Ministers van Ambtenarenzaken de lijst ter beslissing aan de Regeringen voor.

SELOR gaat op die bezwaren in door een gemotiveerd voorstel uit te werken over het behoud of de vervanging van het lid op wie het bezwaar betrekking heeft. § 4. De hoedanigheid van lid van een selectiecommissie is onverenigbaar met die lid van een regering, van een parlementaire vergadering, van een orgaan bedoeld in de artikelen 418 en 419 of van parlementair attaché.

Het verlies van hoedanigheid krachtens dewelke een commissielid aangewezen is brengt het evrlies van de hoedanigheid van commissielid teweeg.

Een lid dat zich in een toestand bevindt die zijn onpartijdigheid in het gedrang brengt, mag niet zitting hebben in de commissie. § 5. SELOR stelt het huishoudelijk reglement van de selectiecommissie, waarin met name het volgende bepaald wordt : 1° de commissie beraadslaagt met geheime stemming;2° de stem van de voorzitter van de commissie is bij staking van stemmen doorslaggevend;3° Selor wijst een secretaris en een plaatsvervangend secretaris van de commissie aan, waarbij geen enkele van beiden stemrecht of een raadgevende stem hebben. Het huishoudelijk reglement van de commissie wordt door de Regeringen goedgekeurd.

Art. 275.§ 1. De kandidaturen die door Selor ontvankelijk zijn verklaard ten opzichte van de artikelen 270, 271 en 272, § 2, worden aan de selectiecommissie overgemaakt. § 2. De ontvankelijk verklaarde kandidaten leggen voor de selectiecommissie een mondelinge proef aan die uitgaat van een praktijkgeval dat betrekking heeft op de te begeven betrekking. Die proef strekt ertoe zowel de specifieke vaardigheden vereist voor de betrekking als de bekwaamheden vereist voor de uitoefening van een managementsfunctie uit te oefenen.

De mondelinge proef wordt voorafgegaan door computertests georganiseerd door Selor met als doel de bekwaamheden van de kandidaten in beheer en organisatie af te lijnen en hun persoonlijkheid te omschrijven. Na afloop van die mondelinge proef worden de uitslagen, verkregen bij de tests, aan de commissie medegedeeld, die er als enige de uitslagen van beoordeelt en evalueert. § 3. Na afloop van de tests en de proef bedoeld in § 2 evenals van een vergelijking van de titels en bekwaamheden van de kandidaten, neemt de selectiecommissie maximum vijf kandidaten in aanmerking.

Selor deelt elke kandidaat bij ter post aangetekende brief het gemotiveerde advies mee dat op hem betrekking heeft, evenals de lijst van de in aanmerking genomen kandidaat/kandidaten.

Selor overhandigt de Ministers van Ambtenarenzaken de lijst van de in aanmerking genomen kandidaat/kandidaten en het voor elke kandidaat gemotiveerde advies. § 4. De mandatarissen worden door de Regeringen aangewezen onder de in aanmerking genomen kandidaten na een bijkomend onderhoud met betrekking tot hun specifieke comptenties, hun relationele bekwaamheid en hun leidinggevende capaciteiten.

Er wordt van elk onderhoud een verslag opgesteld en medegedeeld aan de kandidaat voor eventuele aanmerking binnen de 15 dagen na de mededeling ervan.

De aanwijzing heeft dan uitwerking de eerste dag van de maand volgend op de beslissing.

Art. 276.Binnen drie maanden na de toekenning van het mandaat legt de mandataris een ontwerp van operationeel plan ter goedkeuring voor aan de Regeringen, met de omschrijving van de volgende elementen : 1° de uitvoering, binnen 27 maanden, van de concrete prestaties voortvloeiend uit de strategische en operationele doelstellingen die voldoen aan de opdrachtbrief, waarbij rekening gehouden wordt met de toegekende begrotings- en menselijke middelen;2° de verdeling van de begrotingsmiddelen en de menselijke middelen die nodig zijn voor de uitvoering van de prestaties bedoeld in 1°;3° de inhoud van de vorming waarvan sprake in artikel 263. Alvorens aan de goedkeuring van de Regeringen te worden onderworpen, wordt het plan besproken door de mandataris en de vakministers, en voor de ambtenaren van rang A3, in overleg met de leidend ambtenaar-generaal.

Als de Regeringen en de mandataris het oneens zijn over de inhoud van het ontwerp van operationeel plan, wordt onmiddellijk een einde gemaakt aan het mandaat.

Art. 277.Indien de in artikel 272, § 3, 2°, 3° en 4°, bedoelde gegevens van de opdrachtbrief gewijzigd worden, wordt het operationeel plan herzien overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 275.

Indien de evaluatie van de mandataris verricht is overeenkomstig 286, kan het operationeel plan op verzoek van de Regeringen herzien worden overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 276.

De mandataris kan vragen om herziening van het operationeel plan indien de toegekende begrotings- en menselijke middelen en andere substantiële gegevens van de opdrachtbrief gewijzigd worden. Die herziening van het plan gebeurt overeenkomstig de procedure waarvan sprake in artikel 276. HOOFDSTUK III. - Duur van het mandaat

Art. 278.De mandaten worden toegekend voor een termijn van vijf jaar.

De mandataris vervolgt evenwel de uitoefening van zijn ambt tot aan de aanwijzing van zijn opvolger.

Art. 279.§ 1. Het mandaat eindigt vroegtijdig in de volgende gevallen : 1° vrijwillig ontslag;2° het voorvallen van een gebeurtenis als bedoeld in artikel 23 van het KBAB, dat voor een ambtenaar het verlies van zijn hoedanigheid van ambtenaar teweegbrengt;3° een definitieve tuchtstraf bestaande uit het ontslag van ambtswege of de afzetting;4° de ongunstige evaluatie in de loop van het mandaat, goedgekeurd door de Regeringen;5° de opruststelling;6° het voordeel van een politiek verlof van ambtswege van meer dan vier dagen per maand;7° het voordeel van dienstvrijstellingen of van facultatieve politieke verloven die samen met het politiek verlof van ambtswege een totaal van vier volle dagen afwezigheid per maand overschrijden, overeenkomstig de regelgeving inzake het politieke verlof;8° de toepassing van artikel 276, lid 3. De Regering kan bovendien een einde maken aan het mandaat wegens ziekte van een gecumuleerde duur van meer dan zes maanden tijdens het lopende mandaat.

Elk ontslagaanbod vereist een vooropzeg van drie maanden, behalve een kortere duur die de partijen in samenspraak vastleggen. § 2. De aanwijzing van een nieuwe mandataris gebeurt via de aanwijzing van een andere in aanmerking komende kandidaat hetzij bij de vorige oproep tot de kandidaten voor de mandaat, op voorwaarde dat de toelaatbaarheidsvoorwaarden opnieuw worden geverifieerd, hetzij dmv een nieuwe oproep tot de kandidaten.

Art. 280.§ 1. De Regering kunnen, op de gezamenlijke voordracht van de Ministers van Ambtenarenzaken en van de vakinisters, een ambtenaar van de instelling aanwijzen om de hogere functies gedurende een verlengbare periode van maximum twaalf maanden uit te oefenen in de volgende gevallen : 1° afwezigheid van de mandataris sinds meer dan twee maanden;2° te verwachten afwezigheid van de mandataris voor een te verwachten duur van minstens twee maanden;3° einde van het mandaat, in afwachting van de aanwijzing van een nieuwe mandataris. Elke ambtenaar aangewezen om de hogere functies uit te oefenen moet voldoen aan de voorwaarden bepaald bij in artikelen 270 en 271. § 2. Bij aanwijzing van een mandataris om hogere functies uit te oefenen, wordt het mandaat opgeschort voor de gehele duur van de hogere functies.

De mandataris aangewezen om hogere functies uit te oefenen behoudt zijn bezoldiging van mandataris. HOOFDSTUK IV. - Administratieve en geldelijk toestand Afdeling 1. - Uitoefening van het mandaat

Art. 281.Het mandaat wordt uitgeoefend in het kader van een tijdelijke statutaire dienstbetrekking. Het verschaft geen enkel recht op een vaste benoeming in de desbetreffende functie.

De mandataris oefent zijn mandaat voltijds uit.

Art. 282.Tijdens zijn mandaat kan de mandataris niet in aanmerking komen voor : 1° het verlof voor onderbreking van de beroepsloopbaan, met uitzondering van het ouderschapsverlof, van de loopbaanonderbreking voor palliatieve verzorging en van het verlof voor bijstands- of de zorgverlening aan een lid van het gezin of van de familie tot de tweede graad dat aan een ernstige ziekte lijdt;2° een verlof om een functie uit te oefenen binnen een orgaan bedoeld in de artikelen 418 en 419;3° de toelating om zijn functies uit te oefenen met verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden of om sociale en familiale redenen;4° een verlof om een activiteit uit te oefenen bij een erkende politieke groep;5° een ander verlof voor opdracht dan hetgeen hem toegekend wordt om een mandaat uit te oefenen in de zin van dit besluit;6° een vervroegde halftijdse uittreding;7° een stageverlof;8° de vierdagenweek op vrijwillige basis;9° een verlof om ter beschikking te worden gesteld van de Koning of de Prinsen en Prinsessen van België;10° voor disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden.

Art. 283.De ambtenaar die op het ogenblik van zijn aanwijzing voor een mandaat vast benoemd wordt binnen de instelling wordt ambtshalve voor de duur van het mandaat met verlof gesteld wegens opdracht van openbaar nut in zijn oorspronkelijke betrekking.

Art. 284.De kostprijs van de aan de mandataris opgelegde vormingen is te zijnen laste. Bij welslagen worden de kosten terugbetaald. Afdeling 2. - Bezoldiging

Art. 285.Elke mandataris heeft de weddeschaal die overeenstemt met de graad van de functie die hij uitoefent, verhoogd met een bedrag van 8 510 euro gekoppeld aan de spilindex 138,01 van 1 januari 1990 en aan het indexcijfer der consumptieprijzen aangepast overeenkomstig de regels van artikel 215.

De mandataris die de uitoefening van zijn functies vervolgt tot aan de aanwijzing van zijn opvolger geniet de weddeschaal die overeenstemt met de graad van de functie die hij uitoefent, verhoogd met een bedrag van 4.255 euro gekoppeld aan spilindex 138,01 van 1 januari 1990 en aan het indexcijfer der consumptieprijzen aangepast volgens de regels van artikel 215. HOOFDSTUK V. - Evaluatie

Art. 286.De evaluatie van de mandatarissen door de Regeringen vindt plaats halfweg het mandaat en op het einde van het mandaat.

De evaluatie slaat op het niveau van de verwezenlijking van de doelstellingen en op de concrete prestaties die het resultaat zijn van de strategische en beleidsdoelstellingen die aan de opdrachtbrief en het operationeel plan voldoen.

Indien verantwoord door bijzondere redenen toe te schrijven aan het gedrag van de mandataris, kunnen de Regeringen beslissen dat er een bijkomende evaluatie verricht wordt voor een mandataris.

Art. 287.De evaluatieprocedure vangt aan de eerste dag van de zevenentwintigste maand en van de vijfenvijftigste maand te rekenen vanaf de aanvang van het mandaat, of bij een bijzondere omstandigheid zoals bedoeld in artikel 286, lid 3, de dag van de aanvraag gericht aan de voorzitter van het evaluatiecollege.

Art. 288.De evaluatie is het voorwerp van één van de volgende meldingen : 1° « gunstig » : indien de beleidsdoelstellingen vervat in het operationele plan in hun geheel gehaald zijn, en met naleving van de voorziene termijnen op kwantitatief en kwalitatief vlak, ofwel niet in hun geheel gehaald zijn of met naleving van de termijnen op kwantitatief of kwalitatief vlak als de mandataris inroept en aantoont dat die toestand toe te schrijven is aan onvoorziene of aan volledig van hem losstaande omstandigheden;2° « gereserveerd » : indien de beleidsdoelstellingen van het operationele plan op kwantitatief of kwalitatief vlak slechts gedeeltelijk gehaald zijn;3° « ongunstig » : indien de beleidsdoelstellingen van het operationele plan globaal niet gehaald worden op kwantitatief en kwalitatief vlak zodat de tenuitvoerlegging van het plan in het gedrang komt.

Art. 289.De mandataris aan wie een « gunstige » evaluatie toegekend wordt in de loop van zijn mandaat, blijft zijn mandaat uitoefenen.

Bij toewijzing van een gereserveerde evaluatie in de loop van het mandaat : 1° vindt er een nieuwe evaluatie plaats binnen de negen tot twaalf daarop volgende maanden en geeft aanleiding tot een gunstige of ongunstige vermelding;2° de Regeringen kunnen het operationele plan aanpassen.

Art. 290.§ 1. Elke voormalige mandataris met een gunstige evaluatie die niet aangewezen wordt voor een nieuw mandaat, komt in aanmerking voor een betaald verlof van drie weken. De bezoldiging is die welke tijdens de uitoefening van het mandaat verkregen werd.

De gunstige evaluatie op het einde van het mandaat geldt als nieuwe gunstige evaluatie in de graad waarin de ambtenaar vast benoemd wordt.

De Regeringen leggen de voormalige mandataris van de instelling die noch ambtenaar van de diensten van de Regeringen, noch ambtenaar van een instelling vallend onder het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap noch rechthebbende op een niet nader omschreven verlof waardoor hij zijn vorige betrekking weer kan opnemen, die een gunstige evaluatie kreeg en niet aangewezen is voor een nieuw mandaat een deskundigencontract voor dat met de instelling gesloten moet worden.

In het contract wordt de opdracht toevertrouwd aan de voormalige mandataris in verband met zijn kwalificaties en zijn ervaring nader omschreven. Hij wordt door de Regeringen onder het gezag van een ambtenaar van minstens rang A3 geplaatst. § 2. In afwijking van de artikelen 270 en 271 kan opnieuw gedongen worden naar het mandaat van de voormalige mandataris wiens laatste evaluatie aan het einde van het mandaat « gereserveerd » is en de voormalige mandataris mag zich niet kandidaat stellen voor hetzelfde mandaat, noch voor een mandaat van een hogere rang voor een duur van vijf jaar te rekenen van het einde van zijn mandaat.

Hij wordt na zes maanden beoordeeld in de graad waarin hij vast benoemd is. § 3. De mandataris die het voorwerp is van een ongunstige evaluatie, mag niet solliciteren voor een mandaat voor een duur van vijf jaar te rekenen van het einde van diens mandaat.

Hij wordt na zes maanden geëvalueerd in de graad waarin hij vast benoemd is. § 4. De ambtenaar van de instelling van rang A4, A5 of A6 wiens mandaat, als voormalig mandataris, niet is verlengd en die niet naar zijn betrekking terugkeert wordt, zolang als hem geen andere betrekking van zijn graad toegewezen kan worden, door de Regeringen belast met een opdracht die in verhouding staat tot zijn graad, zijn kwalificaties en zijn ervaring en wordt onder het gezag gesteld van een ambtenaar van rang A2 of A3.

TITEL III. - Bepalingen geldend voor de inspecteurs-generaal

Art. 291.De ambtenaar die aan de volgende voorwaarden voldoet kan bij bevordering door verhoging in graad bevorderd worden tot een graad van rang A3 : 1° acht jaar niveau-anciënniteit tellen;2° aantonen dat de evaluatie positief is;3° niet het voorwerp zijn van een niet geschrapte en definitieve disciplinaire maatregel.

Art. 292.Een vacante betrekking van een graad van rang A3 die niet aan een mandaat onderworpen is wordt achtereenvolgens ingevuld bij : 1° mutatie op verzoek van een ambtenaar van de instelling;2° bevordering door verhoging in graad van een ambtenaar van de instelling;3° oproep tot mobiliteit van ambtenaren van rang A3 of daarmee vergelijkbaar van de diensten of instellingen van de Regeringen van het Waalse Gewest of de Franse Gemeenschap.

Art. 293.§ 1. De procédure voor de oproep tot de kandidaten wordt vastgesteld overeenkomstig de leden 2 tot 7.

De voorwaarden moeten verenigd zijn van de dag waarop de betrekking vacant wordt verklaard tot de dag van toekenning ervan.

De oproep tot de kandidaten wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad, samen met het functieprofiel en de criteria voor de selectie en de rangschikking, bepaald door de directieraad van de instelling.

Op straffe van nietigheid : 1° vermeldt de ambtenaar die kandidaat is voor meerdere betrekkingen zijn voorkeur in dalende volgorde en in Arabische cijfers;2° wordt elke kandidatuur gemotiveerd en bevat een uiteenzetting over de wijze waarop de kandidaat voornemens is de betrekking uit te oefenen;3° de kandidatuur (-uren) worden samen met een curriculum vitae beantwoordend aan het model opgenomen in bijlage VI bij ter post aangetekend schrijven ingediend binnen de éénentwintig dagen te rekenen van de bekendmaking van de oproep tot de kandidaten. § 2. De selectiecommissie wordt voorgezeten door de Ministers van Ambtenarenzaken of hun gemachtigde en bevat daarnaast de vakministers of hun gemachtigde en de ambtenaren-generaal van de instelling waarvan de in te vullen betrekking afhangt. § 3. De selectiecommissie stelt een voorlopig voorstel tot enige rangschikking van de kandidaren voor de toekenning van de betrekking vast. Het voorstel is gemotiveerd en wordt aan de kandidaten medegedeeld.

Elke kandidaat mag binnen de vijftien dagen na de mededeling zijn opmerkingen laten geworden of een bezwaar indienen bij de voorzitter van de selectiecommissie. De selectiecommissie beslist over het bezwaar binnen de twee maanden na ontvangst ervan, na de bezwaarindiener te hebben gehoord indien laatstgenoemde dat wenst. Hij mag zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

De gemotiveerde beslissing van de selectiecommissie over de opmerkingen of het bezwaar wordt meegedeeld aan de kandidaat die een bezwaar ingediend heeft of zijn opmerkingen heeft laten geworden.

Bij wijziging van de eerste voorlopige enige rangschikking wordt er een definitief voorstel tot enige rangschikking aan alle kandidaten medegedeeld. § 4. De toekenning van de betrekkingen van rang A3 die niet aan een mandaat onderworpen zijn wordt door de Regeringen besloten. Alvorens af te wijken van het voorstel van de selectiecommissie stellen de Regeringen de best gerangschikte kandidaten bij ter post aangetekend schrijven voor gehoord te worden door de Ministers van Ambtenarenzaken en de vakministers. De bezwaarindiener mag zich laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

Art. 294.Binnen de drie maanden na de toekenning van de betrekking wordt er een doelstellingencontract opgesteld tussen de ambtenaar-generaal van rang A3 en de administrateur-generaal.

De doelstellingen van het contract passen in het operationele plan van de administrateur-generaal en de beleidsverklaringen van het Gewest en de Gemeenschap.

Het doelstellingencontract wordt opnieuw onderzocht en, in voorkomend geval, aangepast binnen de drie maanden na elke wijziging van het operationele plan.

De doelstellingencontracten en de wijzigingen ervan worden door de vakministers goedgekeurd.

Art. 295.De toekenning van de betrekking wordt gevolgd door een proefperiode na afloop waarvan de bevorderde ambtenaar bij een ongunstige evaluatie teruggezet wordt in zijn vorige graad en de verplaatste ambtenaar terugkeert naar zijn vorige betrekking.

De proefperiode duurt twee jaar. Ze duurt evenwel slechts één jaar voor de verplaatste ambtenaar. Artikel 265, § 2, geldt bij de evaluatie van de proefperiode.

De betrekking die voorheen bekleed was door de verplaatste of bevorderde ambtenaar mag niet vacant worden verklaard voordat de evaluatie van de proefperiode definitief is.

Art. 296.§ 1. De evaluatie van de ambtenaar-generaal van rang A3 heeft betrekking op : 1° de verwezenlijking van de doelstellingen van het contract bedoeld in artikel 294;2° het welslagen voor de vormingen die hem zijn opgelegd;3° de gegevens waarvan sprake in artikel 118, § 2.

Art. 297.Twee opeenvolgende ongunstige evaluaties hebben een terugzetting wegens beroepsonbekwaamheid in de graad waarvan de ambtenaar voor zijn bevordering houder was, tot gevolg. De terugzetting in graad wordt door de Regeringen vastgesteld.

De ambtenaar die wegens beroepsonbekwaamheid in graad teruggezet wordt mag geen kandidaat zijn voor een betrekking van ambtenaar-generaal voor een duur van vijf jaar te rekenen van de terugzetting in graad.

TITEL IV. - Overgangsbepalingen

Art. 298.De ambtenaar die vast benoemd wordt in een betrekking die aan een mandaat is onderworpen, wordt gehandhaafd tot een persoon aangewezen wordt voor de uitoefening van een mandaat in de betrekking die hij bekleedt.

Art. 299.De doelstellingencontracten van de ambt bekledende ambtenaren-generaal die niet aan een mandaat van rang A3 onderworpen zijn worden opgesteld en goedgekeurd binnen de vier maanden na inwerkingtreding van dit besluit. Die ambtenaren-generaal worden niet onderworpen aan de verplichting tot vorming waarvan sprake in artikel 263.

Art. 300.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.

Art. 301.De Ministers die bevoegd zijn voor de Internationale Betrekkingen en de Ambtenarenzaken zijn, elk wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BOEK III. - De verloven en andere afwezigheden van de ambtenaren HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 302.§ 1. Dit boek is van toepassing op de ambtenaren van de instelling. § 2. Dit boek is eveneens van toepassing op de stagiairs, behalve de bepalingen betreffende : 1° het verlof om een stage of een proefperiode af te leggen in een andere betrekking van een overheidsdienst of in het gesubsidieerde onderwijs;2° het verlof wegens verminderde prestaties wegens ziekte;3° de disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst;4° de disponibiliteit wegens een persoonlijke aangelegenheid;5° de afwezigheid van lange duur om persoonlijke redenen;6° het verlof wegens loopbaanonderbreking, behalve het ouderschapsverlof bedoeld in hoofdstuk 7 van Boek III en het verlof om zorgen te verstrekken aan de personen lijdend aan ernstige ziektes bedoeld in artikel 381;7° de verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheid;8° de vrijwillige vierdagenweek;9° de vervroegde uittreding. § 3. Dit boek is eveneens van toepassing op de contractuele personeelsleden, behalve de bepalingen betreffende : 1° het verlof om een stage of een proefperiode af te leggen in een andere betrekking van een overheidsdienst of in het gesubsidieerde onderwijs;2° het verlof om lessen te volgen bij de school voor burgerlijke bescherming, ofwel als vrijwilliger, ofwel als leerling die niet tot dat korps behoort;3° het verlog om in vredestijd prestaties te verstrekken bij het korps van de burgerlijke bescherming als vrijwilliger bij dat korps;4° het bevallingsverlof, behalve de artikelen 325 tot 328;5° het vervangend ouderschapsverlof;6° de verloven om dwingende redenen van familiale aard;7° het ziekteverlof, behalve de bepalingen betreffende de dienstvrijstelling wegens een onderzoek in de preventieve geneeskunde;8° de disponibiliteit;9° het verlof wegens dienstopdracht, behalve in het kader van de dienstopdrachten uitgeoefend als nationaal expert krachtens de beschikking van de Commissie van de Europese Gemeenschappen van 7 januari 1998, evenals de dienstopdrachten uitgeoefend in het kader van het Europese programma « Institution Building » opgericht bij Verordening 622/98 inzake de verlening van steun aan kandidaat-lidstaten;10° de verloven wegens verminderde prestaties om sociale of familiale redenen;11° de afwezigheden wegens een persoonlijke aangelegenheid;12° de halftijdse vervroegde uittreding;13° het verlof om een activiteit uit te oefenen bij een erkende politieke fractie van een federale, communautaire of gewestelijke wetgevende vergadering of bij de voorzitter van één van die fracties. In afwijking van lid 1, 1°, kan het verlof wegens stage toegekend worden aan een contractueel personeelslid dat in dienst is genomen om hulptaken te vervullen. § 4. De arbeidsprestaties van het contractuele personeelslid worden gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit. De periodes van opschorting van de arbeidsovereenkomst waarvoor de werknemer recht heeft op zijn vergoeding en de volgende periodes waarvoor hij geen recht heeft op zijn vergoeding worden eveneens gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit : 1° de periodes van opschorting wegens ziekte of gebrekkigheid evenals wegens een arbeidsongeval of een beroepsziekte;2° de periodes van verlof of arbeidsonderbreking waarvan sprake in de artikelen 39 en 42 tot 43bis van de wet van 16 maart 1971 op de arbeid;3° de verlofdagen toegekend overeenkomstig artikel 312;4° de periodes van afwezigheid wegens deelname van een overlegde werkonderbreking;5° de periodes van opschorting toegekend om een functie uit te oefenen in een ministerieel kabinet;6° de periodes van opschorting wegens onderbreking van de beroepsloopbaan;7° de periodes van opschorting wegens politiek verlof waarvan sprake in artikel 414;8° de periodes van opschorting wanneer het contractuele personeelslid gekozen heeft voor de vrijwillige vierdagenweek;9° de periodes van opschorting wegens verlof om op te komen voor de verkiezingen voor bepaalde vergaderingen;10° de periodes van opschorting wegens verlof voor terbeschikkingstelling van de Koning of een Prins of Prinses van België. Behoudens de volledige of gedeeltelijke onderbrekingen van de beroepsloopbaan, de vrijwillige vierdagenweek en de uitoefening van een mandaat mag de som van de periodes van opschorting afgesproken tussen de partijen bij de arbeidsbetrekking geenszins de vier jaar overschrijden.

Art. 303.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder werkdagen de dagen waarop de ambtenaar dient te werken overeenkomstig de hem opgelegde arbeidsregeling.

Daarnaast worden de verloven waarvan sprake in dit besluit bezoldigd behoudens andersluidende bepalingen.

Art. 304.De ambtenaar mag van zijn dienst afwezig blijven indien hij niet vooraf verlof of dienstvrijstelling gekregen heeft.

Onder dienstvrijstelling wordt de toelating verstaan die de ambtenaar wordt gegeven om tijdens de diensturen weg te blijven voor een onbepaalde duur met behoud van al zijn rechten. HOOFDSTUK II. - Jaarlijks vakantieverlof en feestdagen

Art. 305.§ 1. De ambtenaar heeft recht op een jaarlijks vakantieverlof waarvan de duur als volgt geregeld is volgens de leeftijd : 1° minder dan vijfenveertig jaar : zevenentwintig werkdagen;2° van vijfenveertig tot negenenveertig jaar : achtentwintig werkdagen;3° van vijftig tot vijfenvijftig jaar : negenentwintig werkdagen;4° van vijfenvijftig tot negenenvijftig jaar : dertig werkdagen. § 2. De ambtenaar heeft recht op een bijkomend jaarlijks vakantieverlof waarvan de duur als volgt geregeld is volgens de leeftijd : 1° op zestig jaar : één werkdag;2° op éénenzestig jaar : twee werkdagen;3° op tweeënzestig jaar : drie werkdagen;4° op drieënzestig jaar : vier werkdagen;5° op vierenzestig jaar : vijf werkdagen.

Art. 306.Het jaarlijks vakantieverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Het wordt naar keuze van de ambtenaar opgenomen binnen de perken van de behoeften van de dienst.

Als het verlof wordt opgedeeld, dient het een ononderbroken periode van minstens twee weken te bevatten.

De vakantieverlofdagen van een werkjaar mogen niet later dan 18 maanden na het jaar waarin ze ontstonden toegestaan worden.

Art. 307.§ 1. Elke periode van dienstactiviteit geeft recht op het jaarlijks vakantieverlof.

Het vakantieverlof wordt evenwel dienovereenkomstig verminderd wanneer een ambtenaar in dienst treedt in de loop van het jaar, uit zijn ambt ontslag neemtn, in dienst wordt genomen voor onvolledige prestaties of in de loop van het jaar één van de verloven heeft verkregen of afwezig is geweest om één van de volgende redenen : 1° de verloven bedoeld in de artikelen 310 en 352;2° de vervroegde uittreding.3° de vrijwillige vierdagenweek;4° het verlof wegens dienstopdracht bedoeld in de artikelen 368 en volgende;5° het verlof wegens onderbreking van de beroepsloopbaan;6° de afwezigheden tijdens welke de ambtenaar in de administratieve stand van non-activiteit of disponibiliteit wordt geplaatst, met uitzondering van het ziekteverlof;7° de verloven wegens verminderde prestaties, met uitzondering van de verloven wegens verminderde prestaties wegens ziekte. Als het aantal aldus berekende verlofdagen geen geheel getal vormt, wordt er afgerond naar de naasthogere eenheid.

Voor de berekening van de duur van het jaarlijks vakantieverlof toegestaan aan het onder een arbeidsovereenkomst in dienst genomen vrouwelijk personeel worden de periodes van afwezigheid wegens de verloven toegestaan met het oog op de bescherming van het moederschap bij de artikelen 39, 41, 41bis, 42 en 43 van de wet van 16 maart 1971 op de arbeids beschouwd als periodes van dienstactiviteit in de zin van lid 1. § 2. Als de ambtenaar wegens de behoeften van de dienst zijn jaarlijk vakantieverlof niet geheel of gedeeltelijk heeft kunnen opnemen voor zijn ambt definitief beëindigd wordt, krijgt hij een compenserende toelage waarvan het bedrag gelijk is aan zijn laatste activiteitswedde betreffende de niet opgenomen verlofdagen.

Voor de toepassing van deze paragraaf is de wedde die in overweging dient te worden genomen, de wedde die verschuldigd is wegens volledige prestaties, met inbegrip van eventueel de haard- of de standplaatstoelage en de toelage wegens hogere functies. § 3. Het jaarlijks vakantieverlof wordt opgeschort zodra de ambtenaar ziekteverlof heeft of in disponibiliteit is gezet wegens ziekte. § 4. Paragraaf 1, lid 2, is niet van toepassing op het bijkomend jaarlijks vakantieverlof waarvan sprake in artikel 305, § 2.

Art. 308.§ 1. De ambtenaar is in verlof op de dagen opgesomd in artikel 1 van het koninklijk besluit van 18 april 1974 tot bepaling van de algemene wijze van uitvoering van de wet van 4 januari 1974 betreffende de feestdagen, evenals op 27 september, 2 november, 15 november en 26 december. § 2. De ambtenaar die overeenkomstig de hem geldende arbeidsregeling of wegens de behoeften van de dienst verplicht is te werken op één van de dagen vernoemd in § 1 krijgt een recuperatieverlof dat hij kan opnemen tegen dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof. § 3. Wanneer één van de verlofdagen bedoeld in§ 1 samenvalt met een dag waarop de ambtenaar niet werkt overeenkomstig de hem geldende arbeidsregeling, krijgt hij een recuperatieverlof dat hij kan opnemen tegen dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof. § 4. Wanneer een verlofdagen bedoeld in § 1 samenvalt met een zaterdag of een zondag, krijgt de ambtenaar een compensatieverlofdag die opgenomen kan worden tegen dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof.

De ambtenaar die verplicht is op die datum te werken krijgt een recuperatieverlof dat opgenomen kan worden tegen dezelfde voorwaarden als het jaarlijks vakantieverlof. § 5. De verloven waarvan sprake in § 1 tot 4 worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Als de ambtenaar evenwel in verlof is op één van de dagen bedoeld in § 1 om een andere reden of als hij in non-activiteit of disponibiliteit is, blijft zijn administratieve stand bepaald overeenkomstig de hem geldende regelgevende bepalingen. HOOFDSTUK III. - Omstandigheidsverloven en uitzonderlijke verloven Afdeling 1. - Omstandigheidsverloven

Art. 309.Voor de toepassing van dit artikel wordt de persoon van het ene of het andere geslacht die samenwoont met de ambtenaar met de echtgenooot/-genote gelijkgesteld.

Er worden omstandigheidsverloven toegestaan binnen hierna vastgestelde perken : 1° het huwelijk van de ambtenaar : vier werkdagen;2° het huwelijk van een kind van de ambtenaar : twee werkdagen;3° het huwelijk : a) van een kind van de echtgenoot/-genote van de ambtenaar;b) van een broer of een zuster;c) van een schoonbroer of een schoonzuster;d) van de vader of de moeder;e) van de schoonvader of de schoonmoeder;f) van de man van de moeder of de vrouw van de vader;g) van een kleinzoon of een kleindochter;h) van een grootvader of een grootmoeder van de ambtenaar : één werkdag;4° het overlijden : a) vand e echtgenoot (-genote) van de ambtenaar;b) van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de ambtenaar;c) van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van de persoon van één van beide geslachten die samenwoont met de ambtenaar : vier werkdagen;5° het overlijden van een bloed- of aanverwant van de ambtenaar verder dan de eerste graad die onder hetzelfde dak leeft als de ambtenaar : twee werkdagen;6° het overlijden van de schoonbroer of de schoondochter van de echtgenoot (-genote) van de ambtenaar die onder hetzelfde dak leeft als de ambtenaar : twee werkdagen;7° het overlijden van een bloed- of aanverwant van de ambtenaar in de tweede of de derde graad, die niet onder hetzelfde dak woont als de ambtenaar : één werkdag;8° het overlijden van de schoonbroer of de schoonzuster van de echtgenoot (-genote) van de ambtenaar die niet onder hetzelfde dak leeft als de ambtenaar : één werkdag;9° de verandering van verblijfplaats bevolen in het belang van de dienst wanneer de verhuiskostn voor de verplaatsing mede door de instelling worden overgenomen : twee werkdagen;10° de plechtige communie van een kind van de ambtenaar of zijn echtgenote (haar echtgenoot) of elke andere vergelijkbare gebeurtenis van een erkende eredienst : één werkdag;11° de deelname aan het feest van de vrijzinnige jeugd van van een kind van de ambtenaar of zijn echtgenote (haar echtgenoot) : één werkdag;12° de priesterwijding of de intreding in het klooster van een kind van de ambtenaar of zijn echtgenote (haar echtgenoot) of elke andere vergelijkbare gebeurtenis van een erkende eredienst : één werkdag;13° de deelname aan een jury van het hof van assisen, de oproeping als getuige voor een rechtbank of de persoonlijke verschijning bevolen door een rechtbank : de nodige duur;14° de uitoefening van het ambt van voorzitter, bijzitter of secretaris of getuige van een stembureau, van een stemopnemingsbureau of van een hoofdbureau : de tijd die noodzakelijk is met een maximum van vijf werkdagen. Als de uitoefening van het ambt waarvan sprake in lid 2 samenvalt met één of meerdere dagen waarop de ambtenaar niet verplicht is te werken, krijgt de ambtenaar een dienstvrijstelling op de dag(en) die volgen op het einde van de uitoefening van dat ambt.

De verloven waarvan sprake in dit artikel worden gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 2. - Uitzonderlijke verloven

Art. 310.De ambtenaar krijgt verlof om een stage of een proefperiode af te leggen in een andere betrekking van een overheidsdienst of in het gesubsidieerde onderwijs.

Dat verlof wordt toegestaan voor een periode die overeenstemt met de duur van de stage of de proefperiode.

Dat verlof is onbezoldigd en wordt voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Dat verlof kan geweigerd worden aan de ambtenaren van rang A4 of elke andere ambtenaar die een staffunctie uitoefent in de rang A5, B1 of C1 wanneer dat indruist tegen het belang van de dienst.

Het verlof dat de voorziene perken overschrijdt wordt van rechtswege in disponibiliteit wegens een persoonlijke aangelegenheid omgezet.

Art. 311.De ambtenaar krijgt verlof : 1° om de lessen te volgen van de school voor burgerlijke bescherming, ofwel als vrijwilliger, ofwel als leerling die niet tot dat korps behoort;2° om in vredestijd prestaties te verstrekken bij het korps van de burgerlijke bescherming of in een brandweerkorps als vrijwilliger bij dat korps. Dat verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Dat verlof kan geweigerd worden aan de ambtenaren-generaal, de ambtenaren van niveau 1 of elke andere ambtenaar die een staffunctie uitoefent in de rang B1 of C1 wanneer dat indruist tegen het belang van de dienst.

Art. 312.§ 1. De ambtenaar krijgt uitzonderlijke verloven voor gevallen van overmacht : 1° bij ziekte, ongeval of ziekenhuisopname van één van de volgende personen die onder hetzelfde dak als hij leven : de echtgenoot (echtgenote), de persoon van het ene of het andere geslacht met wie hij samenleeft, het kind, een bloed- of aanverwant van de persoon met wie hij samenleeft, een bloedverwant, een aanverwant, een persoon die opgevangen wordt in het kader van diens adoptie of de uitoefening van de officieuze voogdij.Een medisch attest toont aan dat de aanwezigheid van de ambtenaar noodzakelijk is; 2° bij ziekte, ongeval of ziekenhuisopname van één van de volgende personen die niet onder hetzelfde dak als hij leven : een bloed- of aanverwant in de eerste graad.Een medisch attest toont aan dat de aanwezigheid van de ambtenaar noodzakelijk is; 3° bij ernstige materiële schade aan zijn goeden, zoals schade aan zijn woning door brand of een natuurramp;4° bij andere gebeurtenissen in gezamenlijk overleg bepaald tussen de ambtenaar en de hiërarchische meerdere van minstens rang A4 die beschouwd moeten worden als dwingende redenen. § 2. De duur van de verloven waarvan sprake in § 1 mag de tien werkdagen per jaar niet overschrijden, waaronder vier dagen bezoldigd zijn. Voor het overige wordt dat verlof gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. Afdeling 3. - Verloven met een menslievend doel

Art. 313.De ambtenaar krijgt verloven om gehandicapte personen en zieken te vergezellen en bij te staan tijdens reizen en vakantieverblijven georganiseerd in België of in het buitenland door een zich in te zetten voor gehandicapte personen en zieke personen en die daartoe overheidssubsidies krijgt.

De verlofaanvraag dient gestaafd te worden door een attest waarmee de vereniging of de inrichting bevestigt dat de reis of het vakantieverblijf onder haar verantwoordelijkheid staat.

De duur van die verloven mag de vijf werkdagen per jaar niet overschrijden; ze worden gelijkgesteld met periodes van dienstactiviteit.

Dat verlof kan geweigerd worden aan de ambtenaren en ambtenaren-generaal van rang A1, A2 of A3, aan de ambtenaren van rang A4 of elke andere ambtenaar die een staffunctie uitoefent in de rang A5, B1 of c1 wanneer dat indruist tegen het belang van de dienst.

Art. 314.De ambtenaar krijgt hoogstens een verlof van vier werkdagen per jaar voor het afstaan van beenmerg. Dat verlof gaat in de dag waarop het beenmerg in een zorginstelling wordt afgestaan; het wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 315.De ambtenaar krijgt verlof voor het afstaan van organen of weefsels. Dat verlof wordt toegestaan voor een periode die overeenstemt met de duur van de ziekenhuisopname en de eventueel vereiste genezing, evenals met de duur van de voorafgaande geneeskundige onderzoeken. Dat verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 316.§ 1. De ambtenaar krijgt verlof voor het afstaan van bloed, bloedplaatjes en bloedplasma.

Het verlof duurt één dag om bloed te geven en een halve dag voor het geven van bloedplasma of bloedplaatjes. § 2. Voor het geven van bloed wordt het verlof toegestaan de dag waarop bloed wordt gegeven.

Voor het geven van bloedplasma of bloedplaatjes wordt de dienstvrijstelling toegestaan de dag waarop dat gebeurt, bij het begin of op het einde van de dag.

Het verlof wordt evenwel toegestaan voor de dag na de dag waarop bloed of bloedplaatjes zijn gegeven wanneer beide volgende voorwaarden vervuld zijn : 1° het geven van bloed of bloedplaathes gebeurt na de normale diensturen;2° de volgende dag is een werkdag voor de ambtenaar. Afdeling 4. - Borstvoedingpauze

Art. 317.De ambtenaar die vier uur of meer per werkdag presteert heeft recht op een dienstvrijstelling om buiten de plaats waar zij werkt haar kind of kinderen met moedermelk te voeden of melk af te kolven tot zeven maanden na de geboorte.

Die periode kan verlengd worden met maximum twee maanden indien dat verantwoord is door medische omstandigheden.

Art. 318.De borstvoedingpauze kan maximum een halfuur duren. Als de ambtenaar evenwel voltijds werkt, heeft ze recht op twee pauzes die op diezelfde dag opgenomen moeten worden. Beide pauzes mogen samengevoegd worden tot één enkele pauze van één uur.

Het ogenblik van de pauze wordt overeengekomen tussen de ambtenaar en de onmiddellijke hiërarchische meerdere waaronder zij valt.

Art. 319.De ambtenaar licht de overheid waaronder zij valt twee maanden op voorhand in voor ze van dat recht gebruik maakt.

De overheid mag die termijn inkorten.

De ambtenaar moet aantonen dat ze borstvoeding geeft door een attest van een consultatiebureau voor zuigelingen of een medisch getuigschrift. Dat bewijs moet maandelijks geleverd worden. HOOFDSTUK IV. - Bescherming van het moederschap

Art. 320.Het bevallingsverlof bedoeld bij artikel 39 van de wet van 16 maart 1971 op de arbeid wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 321.De vergoeding die verschuldigd is voor de periode waarin de ambtenaar met bevallingsverlof is mag niet meer bedragen dan vijftien weken of zeventien weken bij een meervoudige zwangerschap.

Art. 322.De periodes van afwezigheid wegens ziekte toe te schrijven aan de zwangerschap die zich tijdens de zes weken bevinden voor de zevende dag voorafgaand aan de werkelijke datum van de bevalling worden in bevallingsverlof omgezet voor de bepaling van de administratieve stand van de ambtenaar.

Dit artikel is eveneens van toepassing indien de periodes van afwezigheid wegens ziekte toe te schrijven aan de zwangerschap zich tijdens de acht weken bevinden die bij een meervoudige geboorte voor de zevende dag voorafgaand aan de werkelijke datum van de bevalling vallen.

Art. 323.Indien de ambtenaar het prenataal verlof opgebruikt heeft en de bevalling na die bepaalde datum plaatsvindt, wordt het prenataal verlof verlengd tot aan de werkelijke datum van de bevalling. Tijdens die periode bevindt de ambtenaar zich in bevallingsverlof.

In afwijking van artikel 321 is de bezoldiging verschuldigd.

Art. 324.Op verzoek van de ambtenaar wordt het bevallingsverlof overeenkomstig artikel 39 van de wet van 16 maart 1971 verlengd na de achtste week met een periode waarvan de duur gelijk is aan de duur van de periode waarin zij verder is blijven werken vanaf de zevende week voor de werkelijke datum van de bevalling of vanaf de negende week wanneer een meervoudige geboorte wordt verwacht. Bij een vroegtijdige geboorte wordt die periode dienovereenkomstig ingekort met de dagen waarin zij gewerkt heeft tijdens de periode van zeven dagen voorafgaand aan de bevalling.

Gelijkgesteld met de werkdagen die overgedragen kunnen worden tot na het postnataal verlof worden : 1° het jaarlijks vakantieverlof;2° de dagen bedoeld in artikel 308;3° de verloven bedoeld in de artikelen 309 en 312;4° de verloven om dwingende redenen van familiale aard;5° de afwezigheden wegens ziekte met uitsluiting van de afwezigheden wegens ziekte bedoeld in artikel 322.

Art. 325.Bij zwangerschap of borstvoeding mag de ambtenaar geen overuren presteren. Voor de toepassing van dit artikel moet elk werk dat de achtendertig uur per week overschrijdt, als overuren worden beschouwd.

Art. 326.De ambtenaar in dienstactiviteit krijgt op eigen aanvraag het verlof dat nodig is om zich te begeven naar de prenatale geneeskundige onderzoeken die niet buiten de diensturen kunnen plaatsvinden en ze te ondergaan. De aanvraag van de ambtenaar moet gestaafd worden door elk nuttig bewijs.

Dat verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 327.De ambtenaar die van werk is vrijgesteld overeenkomstig de artikelen 42 en 43 van de wet van 16 maart 1971 op de arbeid en artikel 18 van de wet van 14 december 2000 tot vaststelling van sommige aspecten van de organisatie van de arbeidstijd in de openbare sector is voor de nodige duur ervan met verlof. Dat verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 328.De artikelen 320 tot 322 zijn van toepassing bij een miskraam. HOOFDSTUK V. - Vaderschapsverlof

Art. 329.§ 1. Als de moeder van het kind in het ziekenhuis wordt opgenomen of sterft, krijgt de vader van het kind op eigen aanvraag een vervangend vaderschapsverlof om het kind op te vangen. § 2. Bij ziekenhuisopname van de moeder kan de ambtenaar die de vader van het kind is een vervangend vaderschapsverlof krijgen tegen de volgende voorwaarden : 1° de pasgeborene moet het ziekenhuis verlaten hebben;2° de ziekenhuisopname van de moeder moet langer dan zeven dagen duren. Het vervangend vaderschapsverlof kan niet vóór de zevende dag volgend op de dag van de geboorte van het kind aanvangen en eindigt op het tijdstip waarop het verblijf van de moeder in het ziekenhuis eindigt en uiterlijk op het einde van het deel van het bevallingsverlof dat de moeder nog niet opgebruikt had.

De ambtenaar die de vader van het kind is en die in aanmerking wenst te komen voor het vervangend vaderschapsverlof licht er de overheid waaronder hij valt schriftelijk over in. In dat schrijven wordt de datum van aanvang van het verlof vermeldt, alsook de vermoedelijke duur ervan. De verlofaanvraag dient te worden gestaafd door een attest waarin de duur van de ziekenhuisopname van de moeder, langer dan zeven dagen na de datum van de bevalling, en de datum waarop de pasgeborene het ziekenhuis verlaten heeft bevestigd worden. § 3. Bij overlijden van de moeder is de duur van het vervangend vaderschapsverlof gelijk aan de duur van het bevallingsverlof dat de moeder nog niet opgebruikt had.

De ambtenaar die de vader van het kind is en die in aanmerking wenst te komen voor het vervangend vaderschapsverlof licht er de overheid waaronder hij valt schriftelijk over in binnen de vijftien dagen na het overlijden van de moeder.

In dat schrijven wordt de datum van aanvang van het verlof vermeldt, alsook de vermoedelijke duur ervan. Er wordt zo spoedig mogelijk een uittreksel uit de overlijdensakte van de moeder ingediend. § 4. Het vervangend vaderschapsverlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. § 5. Indien het pasgeboren kind evenwel minstens acht weken vanaf zijn geboorte in de ziekenhuisinstelling dient te verblijven, kan de vrouwelijke ambtenaar de verlenging van het postnatale verlof waarop zij krachtens artikel 324 recht heeft uitstellen tot op het ogenblik waarop de pasgeborene naar huis gaat. Daartoe dient de vrouwelijke ambtenaar bij de overheid waaronder zij valt het volgende in : 1° op het tijdstip van de werkhervatting een attest van de ziekenhuisinstelling waarbij bevestigd wordt dat het pasgeboren kind sinds minstens acht weken in het ziekenhuis verblijft;2° op het ogenblik waarop zij de verlenging van het postnatale verlof aanvraagt, een attest van de ziekenhuisinstelling waarmee de datum bevestigd wordt waarop het pasgeboren kind uit het ziekenhuis ontslagen wordt. De vrouwelijke ambtenaar behoudt haar recht om de verlenging van het postnatale verlof uit te stellen indien het kind in het jaar van zijn geboorte overlijdt.

Art. 330.§ 1. Onverminderd artikel 329 krijgt de ambtenaar op eigen aanvraag een vaderschapsverlof waarvan de duur 15 werkdagen is bij bevalling van de echtgenote of de persoon met wie hij op het ogenblik van die gebeurtenis als een koppel samenleeft. Dat verlof dient opgenomen te worden binnen de maand na de geboorte of in voorkomend geval na verstrijken van het vervangend vaderschapsverlof.

Dat verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. § 2. De ambtenaar krijgt op eigen aanvraag een vaderschapsverlof met een duur van 15 werkdagen om een kind op te vangen in het kader van een adoptie. Dat verlof moet opgenomen worden binnen de dertig dagen volgend op de inschrijving van het kind in het bevolkings- of vreemdelingenregister van de gemeente van zijn verblijfplaats als deel uitmakend van het gezin. HOOFDSTUK VI. - Verlof voor de opvang met het oog op adoptie

Art. 331.De ambtenaar krijgt verlof voor de opvang van een kind van minder dan tien jaar in zijn gezin met het oog op adoptie.

De opvang wordt bewezen door een inschrijving in de bevolkingsregisters.

Het verlof bedraagt maximum zes weken voor een kind van minder drie jaar dat wordt opgevangen en maximum vier weken in de andere gevallen.

Voor de toepassing van dit artikel worden de situatie voortvloeiend uit een gerechtelijke beslissing tot plaatsing van een minderjarige in een opvanggezin en de officieuze voogdij met adoptie gelijkgesteld.

De maximumduur van het verlof voor de opvang wordt verdubbeld indien het kind gehandicapt is en de voorwaarden vervult om in aanmerking te komen voor de kinderbijslag overeenkomstig artikel 47 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders of artikel 26 van het koninklijk besluit van 8 april 1976 houdende regeling van de gezinsbijslag ten voordele van de zelfstandigen.

Art. 332.Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Dat verlof mag niet gecumuleerd worden met het verlof bepaald bij artikel 330, § 2. HOOFDSTUK VII. - Ouderschapsverlof

Art. 333.§ 1. De ambtenaar in dienstactiviteit krijgt bij de geboorte of de adoptie van een kind een ouderschapsverlof met een maximumduur van drie maanden in het kader van de volledige loopbaanonderbreking bedoeld in artikel 100 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen of met een duur van zes maanden in het kader van de halftijdse loopbaanonderbreking bedoeld in artikel 102 van voormelde herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.

Indien het verlof opgenomen wordt ter gelegenheid van de geboorte van een kind, dient dat te gebeuren vóór het kind de leeftijd van vier jaar heeft bereikt.

Indien het verlof opgenomen wordt ter gelegenheid van de adoptie van een kind, dient dat te gebeuren vóór het kind de leeftijd van acht jaar heeft bereikt en in een periode van vier jaar die ingaat te rekenen van de inschrijving van het kind als gezinslid in het bevolkingsregister of in het vreemdelingenregister van de gemeente waar de ambtenaar zijn woonplaats heeft.

Indien het kind getroffen is door een lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid van ten minste 66 pct in de zin van de regelgeving betreffende de gezinsbijslag, wordt het bij deze paragraaf bedoelde ouderschapsverlof toegekend totdat het kind de leeftijd van acht jaar heeft bereikt. § 2. Het bij dit artikel bedoelde ouderschapsverlof wordt niet bezoldigd; het wordt voor het overige gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. § 3. Onder voorbehoud van de bepalingen van dit artikel is het ouderschapsverlof voor het overige onderworpen aan de bepalingen van hoofdstuk XIII van Boek III. HOOFDSTUK VIII. - Verlof om dwingende redenen van familiaal belang

Art. 334.De ambtenaar heeft recht op een verlof om dwingende redenen van familiaal belang voor een periode van maximaal vijftien werkdagen per jaar; het verlof wordt opgenomen per dag of per halve dag.

Bovenop het verlof bepaald in het eerste lid heeft de ambtenaar recht op een verlof om dwingende redenen van familiaal belang voor een periode van maximaal dertig werkdagen per jaar wegens : 1° ziekenhuisopname van een persoon die met de ambtenaar onder hetzelfde dak leeft of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad of van een bloed- of aanverwant van het één of andere geslacht met wie de ambtenaar samenwoont en die niet met de ambtenaar onder hetzelfde dak leeft;2° opvang tijdens de periodes van schoolvakantie van de kinderen die de leeftijd van 15 jaar niet hebben bereikt.

Art. 335.Het verlof om dwingende reden van familiaal belang is niet bezoldigd. Dat verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 336.De maximumduur van het verlof om dwingende redenen van familiaal belang wordt in evenredige mate verminderd overeenkomstig artikel 307, § 1.

Art. 337.Voor het geheel van de loopbaan van de ambtenaar mogen die verloven de vijfhonderdveertig dagen niet overschrijden. HOOFDSTUK IX. - Verlof wegens ziekte Afdeling 1. - Algemeen

Art. 338.Voor de gehele duur van zijn loopbaan kan de ambtenaar, die wegens ziekte of gebrekkigheid verhinderd is zijn ambt normaal uit te oefenen, ziekteverlof krijgen tot maximum éénentwintig werkdagen per twaalf maanden dienstanciënniteit. Als hij nog geen 36 maanden in dienst is, wordt zijn wedde hem niettemin gedurende 63 werkdagen gewaarborgd.

Voor de ambtenaar die oorlogsinvalide is, wordt het aantal in het eerste lid vastgestelde dagen respectievelijk op 32 en 96 gebracht.

Het verlof wegens ziekte wordt met een periode van dienstactiviteit gelijkgesteld.

Art. 339.§ 1. De eenentwintig dagen en tweeëndertig dagen waarvan sprake in artikel 338 worden verminderd in evenredigheid met de tijdens de beschouwde periode van twaalf maanden niet verrichte prestaties, wanneer de ambtenaar in de loop van die periode : 1° een of meer verloven heeft gekregen vernoemd in artikel 307, § 1 tot 5;2° afwezig is geweest wegens ziekte, het verlof bedoeld in artikel 343 uitgesloten;3° op non-activiteit is geplaatst met toepassing van artikel 184 van dit Wetboek. § 2. Indien het aldus berekende aantal dagen ziekteverlof geen geheel getal vormt, wordt het afgerond naar de onmiddellijk hogere eenheid. § 3. Enkel de werkdagen begrepen in de periode van afwezigheid wegens ziekte worden aangerekend.

Art. 340.§ 1. Het verlof wegens ziekte maakt geen einde aan de regelingen van loopbaanonderbreking zoals bedoeld in hoofdstuk XIII, noch aan de regelingen voor deeltijds werk, zoals bedoeld in hoofdstuk XIV van dit boek.

De ambtenaar blijft de voor zijn verminderde prestaties verschuldigde wedde ontvangen. § 2. Wanneer de ambtenaar deeltijdse prestaties verricht, worden de afwezigheden wegens ziekte aangerekend op het aantal dagen verlof waarop hij krachtens artikel 338 recht heeft naar evenredigheid van de prestaties die hij verricht zou moeten hebben.

Als het totale aantal aldus verrekende dagen per twaalf maanden dienstanciënniteit geen geheel aantal is wordt de dagbreuk verwaarloosd.

Voor de ambtenaar die deeltijdse prestaties verricht, worden als dagen ziekteverlof de dagen afwezigheid aangerekend tijdens welke de ambtenaar prestaties diende te verrichten.

Art. 341.Het verlof wegens ziekte schort het verlof om dwingende redenen van familiaal belang op.

Art. 342.Voor de toepassing van artikel 338 worden de werkelijke prestaties in aanmerking genomen die de ambtenaar in welke hoedanigheid ook en zonder vrijwillige onderbreking verricht heeft, als titularis van ambten met volledige prestaties in een andere overheidsdienst of een door de Staat of een Gemeenschap opgerichte, erkende of gesubsidieerde onderwijsinrichting, psycho-medisch sociaal centrum, dienst voor beroepskeuze of medisch pedagogisch instituut.

Art. 343.§ 1. Onder voorbehoud van artikel 345 en in afwijking van artikel 338 krijgt de ambtenaar een verlof toegestaan zonder tijdsbeperking : 1° naar aanleiding van een ziekte veroorzaakt door een arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte;2° indien de ambtenaar van zijn arbeidsplaats is verwijderd ten gevolge van een uitvoerbare beslissing van de arbeidsgeneesheer die vaststelt dat de ambtenaar ongeschikt is om een plaats bedoeld in artikel 146ter, § § 1e,van de Codex over het Welzijn op het Werk te bekleden en hem geen enkel vervangend werk toegewezen kan worden. Daarnaast worden de dagen verlof die worden toegekend ten gevolge van een arbeidsongeval, een ongeval op de weg van en naar het werk of een beroepsziekte, zelfs na de datum van consolidering, niet in overweging genomen om het aantal verlofdagen te berekenen die de ambtenaar nog kan krijgen krachtens artikel 338. § 2. De ambtenaar die bedreigd is door een beroepsziekte of door een ernstige, besmettelijke ziekte en die volgens de door de Regeringen vastgestelde modaliteiten ertoe gebracht wordt tijdelijk zijn ambt neer te leggen, wordt van ambtswege voor de noodzakelijke duur in verlof gesteld. Het verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 344.De verlofdagen wegens ziekte die worden toegekend naar aanleiding van een ongeval dat door de fout van een derde veroorzaakt wordt en dat ander is dan een ongeval bedoeld in artikel 343 worden niet in overweging genomen om het aantal verlofdagen te bepalen die de ambtenaar nog kan krijgen krachtens artikel 338, tegen het percentage van de aansprakelijkheid die de derde wordt toegeschreven en die als grondslag dient voor de wettelijke indeplaatsstelling van de instelling.

Art. 345.Voor de toepassing van artikel 23, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit tot vaststelling van de algemene principes mag de ambtenaar niet definitief ongeschikt wegens ziekte worden verklaard voor hij de som van alle verloven heeft opgebruikt waarop artikel 338 hem recht geeft.

Het eerste lid geldt niet voor de ambtenaar die, na een opdracht te hebben vervuld bij een buitenlandse regering, een buitenlands overheidsbestuur of een internationale instelling, daarvoor in ruste is gesteld wegens invaliditeit en een pensioen geniet.

Art. 346.De wegens ziekte afwezige ambtenaar is onderworpen aan de medische controle van de door de Regeringen aangewezen dienst. Afdeling 2. - Verminderde prestaties wegens ziekte

Art. 347.Als verlof worden beschouwd de afwezigheden van de ambtenaar indien hij verminderde prestaties verricht overeenkomstig artikelen 348 tot en met 351. Dat verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit. De uurregeling wordt door de werknemer gekozen met de instemming van de behandelend geneesheer.

Art. 348.De ambtenaar die afwezig is wegens ziekte mag de dienst waarvan sprake in artikel 349 erom verzoeken onderzocht te worden om zijn ambt opnieuw op te nemen tegen 50 pct., 60 pct. of 80 pct. van zijn normale prestaties op grond van een door zijn geneesheer verstrekt attest.

Art. 349.De dienst waarvan sprake in artikel 346 kan op eigen initiatief de wegens ziekte afwezige ambtenaar onderzoeken om zijn geschiktheid tot de wederopname van zijn ambt tegen 50 pct., 60 pct. of 80 pct. van zijn normale prestaties te controleren.

Art. 350.§ 1. In de gevallen waarvan sprake in de artikelen 348 en 349 spreekt de geneesheer die aangewezen wordt om de ambtenaar te onderzoeken, zich over diens lichamelijke geschiktheid uit om zijn ambt opnieuw op te nemen tegen 50 pct., 60 pct. of 80 pct. van zijn normale prestaties. § 2. De ambtenaar kan tegen de beslissing bepaald in § 1 een beroep indienen, op de door de Regeringen bepaalde wijze.

Art. 351.De ambtenaar mag zijn ambt weer opnemen tegen 50 pct., 60 pct. of 80 pct. van de normale prestaties voor een periode van hoogstens dertig kalenderdagen. Er kunnen evenwel verlengingen toegestaan worden voor een periode van hoogstens dertig kalenderdagen als de dienst aangewezen door de Regering bij een nieuw onderzoek van mening is dat de gezondheidstoestand van de ambtenaar dat verantwoordt. Bij elk onderzoek beslist de dienst aangewezen door de Regering welke arbeidsregeling de meest geschikte is. Afdeling 3. - Dienstvrijstelling wegens preventief geneeskundig

onderzoek

Art. 352.De ambtenaar in dienstactiviteit krijgt op eigen aanvraag een dienstvrijstelling om een onderzoek te ondergaan voor het opsporen van kanker, glaucoom, diabetes, aids en hart- en vaataandoeningen.

De vrijstelling wordt voor de duur van het onderzoek toegekend, met inbegrip van de tijd die nodig is om de heen- en terugweg naar en van het onderzoek af te leggen, met een maximum van een halve dag per onderzoek en per kalenderjaar.

De ambtenaar houdt elke nuttig bewijs dat het onderzoek daadwerkelijk plaatsgevonden heeft, bij. HOOFDSTUK X. - Disponibiliteit Afdeling 1. - Algemeen

Art. 353.Het wachtgeld waarvan sprake in artikel 187 van Boek I wordt vastgesteld op grondslag van de laatste activiteitswedde, in voorkomend geval herzien bij toepassing van artikel 362.

In geval van cumulatie van betrekkingen wordt het wachtgeld slechts toegekend op grond van het hoofdambt.

Art. 354.De in disponibiliteit gestelde ambtenaar is ertoe verplicht een adres binnen het Rijk, waar de hem betreffende beslissingen hem betekend kunnen worden, aan de administratie bekend te maken.

Art. 355.De Regeringen kunnen de betrekking waarvan de ambtenaar in disponibiliteit titularis is vacant verklaren op voorwaarde dat de afwezigheid minstens één jaar bedraagt en dat de betrekking van rang A4 is of beantwoordt aan een kaderfunctie in de rang A5, B1 of C1.

Art. 356.De in disponibiliteit gestelde ambtenaar blijft ter beschikking van de Regeringen en kan, wanneer hij de vereiste beroeps- en lichamelijke geschiktheid bezit, in actieve dienst worden teruggeroepen onder de voorwaarden bepaald in dit hoofdstuk.

Hij dient binnen de termijn bepaald door de Regeringen de hem toegewezen betrekking te bekleden. Voor zover een betrekking van hetzelfde niveau of dezelfde rang in dezelfde administratieve standplaats onbezet is, wordt hij er gereaffecteerd. Indien er geen een betrekking van hetzelfde niveau of dezelfde rang in dezelfde administratieve standplaats onbezet is, wordt hij gereaffecteerd in een betrekking van hetzelfde niveau of dezelfde rang in de dichtstbije administratieve standplaats.

Indien hij zonder geldige reden weigert dat ambt te bekleden wordt hij, na een afwezigheid van tien dagen, geacht ontslag te nemen.

Art. 357.De in disponibiliteit gestelde ambtenaar die in zijn betrekking niet is vervangen, bekleedt die betrekking wanneer hij zijn dienst hervat. Afdeling 2. - Disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van

de dienst

Art. 358.De indisponibiliteitsstelling door wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst moet worden voorafgegaan door een voorstel van de administrateur-generaal. Dat voorstel wordt aan de ambtenaar medegedeeld, die ertegen in beroep kan gaan voor de Kamer van beroep.

Art. 359.De ambtenaar die in disponibiliteit is gesteld wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst geniet een wachtgeld dat gelijk is aan zijn laatste activiteitswedde.

Art. 360.De duur van de disponibiliteit wegens ambtsontheffing in het belang van de dienst met uitkering van wachtgeld mag in één of meerdere malen de duur van de voor de berekening van het pensioen van de betreffende ambtenaar toelaatbare diensten niet overschrijden.

De militaire diensten noch de diensten als gewetensbezwaarde die de ambtenaar heeft volbracht vóór de indiensttreding in de Rijksbesturen, noch de tijd die de ambtenaar in disponibiliteit heeft doorgebracht worden in overweging genomen.

De militaire diensten of de diensten als gewetensbezwaarde volbracht voor de indiensttreding komen evenwel niet in aanmerking en de in aanmerking komende militaire diensten worden slechts aangerekend voor hun enkele duur. Afdeling 3. - Disponibiliteit wegens ziekte.

Art. 361.§ 1. Onverminderd artikel 343 is de ambtenaar die wegens ziekte afwezig is na het maximum aantal verlofdagen hem toegekend bij artikel 338 van rechtswege in disponibiliteit wegens ziekte. Hij behoudt zijn aanspraak op de bevordering en zijn administratieve en geldelijke anciënniteit. § 2. Artikel 346 geldt voor de wegens ziekte in disponibiliteit gestelde ambtenaar.

Art. 362.De ambtenaar die in disponibiliteit wegens ziekte is ontvangt een wachtgeld dat gelijk is aan 60 % van zijn laatste activiteitswedde.

Het bedrag van dit wachtgeld mag echter in geen geval lager liggen dan : 1° de vergoedingen die de betrokkene in dezelfde toestand zou ontvangen indien de sociale-zekerheidsregeling op hem toepasselijk was geweest sinds het begin van zijn afwezigheid;2° het pensioen dat hij gekregen zou hebben indien hij, op de datum van zijn indisponibiliteitstelling, tot de vervroegde oppensioenstelling wegens lichamelijke ongeschiktheid was toegelaten.

Art. 363.De wegens ziekte in disponibiliteit gestelde ambtenaar die een wachtgeld geniet, wordt jaarlijks voor de controledienst opgeroepen in de loop van de maand die overeenstemt met de maand waarin hij in disponibiliteit is gesteld.

Indien de ambtenaar zonder wettige reden niet voor de controledienst verschijnt op het in eerste lid vastgestelde tijdstip, wordt de betaling van zijn wachtgeld opgeschort vanaf dat tijdstip tot aan diens verschijning.

Art. 364.De ambtenaar heeft recht op een maandelijks wachtgeld dat gelijk is aan het bedrag van zijn laatste activiteitswedde als de ziekte waaraan hij lijdt erkend is als ernstige en langdurige ziekte door de medische controledienst. Dat recht heeft pas uitwerking vanaf het ogenblik waarop de ambtenaar in disponibiliteit is gesteld voor een ononderbroken periode van minstens drie maanden.

Dit recht heeft een herziening van de toestand van de ambtenaar tot gevolg met geldelijke uitwerking op de dag waarop zijn disponibiliteit wegens ziekte een aanvang heeft genomen.

Art. 365.De disponibiliteit wegens ziekte maakt geen einde aan de stelsels van loopbaanonderbreking bedoeld in hoofdstuk XIII, noch aan de deeltijdse arbeidsregelingen bedoeld in hoofdstuk XIV van Boek III. Voor de toepassing van artikel 347 is de laatste activiteitswedde deze, welke vóór de verminderde prestaties verschuldigd was. Afdeling 4. - Disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden

Art. 366.De disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden wordt toegekend voor een periode van maximum zes maanden.

Die periode kan verlengd worden met periodes van maximum zes maanden zonder een ononderbroken duur van vierentwintig maanden te mogen overschrijden.

Elke verlenging wordt ondergeschikt gemaakt aan een aanvraag die de ambtenaar minstens één maand vóór verstrijken van de lopende disponibiliteitsperiode moet indienen.

Elke ambtenaar wiens afwezigheid de periode overschrijdt waarvoor de disponibiliteit toegekend is, wordt geacht ontslag te nemen.

De ambtenaar die in disponibiliteit is gesteld wegens persoonlijke aangelegenheden krijgt geen enkel wachtgeld.

Hij wordt in niet-actieve dienst geplaatst. Hij behoudt zijn rechten op bevordering noch het voordeel van zijn administratieve en geldelijke anciënniteit.

Art. 367.De disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden kan geweigerd worden aan de ambtenaren van niveau 1 of aan elke andere ambtenaar die een staffunctie van rang B1 en C1 bekleedt indien het belang van de dienst dat vereist. HOOFDSTUK XI. - Verlof wegens opdracht

Art. 368.§ 1. De Regering kunnen met instemming van de ambtenaar laatstgenoemde belasten met de uitoefening van een opdracht. § 2. Een ambtenaar kan, eveneens met instemming van de Regeringen, de uitoefening van een opdracht aanvaarden : 1° bij een ministerie, bij een openbare instelling, bij een publiekrechtelijke rechtspersoon die van het Waalse Gewest afhangt of onder diens toezicht staat, van de Franse Gemeenschap Wallonië-Brussel of van de Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;2° bij een ministerie, bij een openbare instelling of bij een publiekrechtelijke rechtspersoon die van de federale overheid afhangt of onder diens toezicht staat, van een ander Gewest, een Gemeenschap, van de gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie;3° bij een buitenlandse Regering, bij een buitenlands overheidsbestuur, bij een Europese instelling of bij een internationale instelling. § 3. De ambtenaar die aangewezen wordt om een mandaat uit te oefenen bij een Belgische overheidsdienst wordt ambtshalve in opdracht geplaatst voor de duur van het mandaat.

Art. 369.Indien de opdracht waarmede de ambtenaar belast is, hem in feite of in rechte verhindert het hem toevertrouwde ambt uit te oefenen, verkrijgt hij de vrijstellingen van dienst die voor het vervullen van een dergelijke opdracht vereist zijn.

Die verloven worden door de Regeringen toegestaan voor minstens twee jaar. Ze kunnen verlengd worden voor een duur van minstens twee jaar.

Art. 370.Het verlof wegens opdracht is onbezoldigd. Dat verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Het wordt evenwel wel bezoldigd indien de ambtenaar wordt aangewezen als nationale deskundige krachtens de beschikking van 7 januari 1998 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, van de beschikking van de Raad van 22 december 2000 in het kader van een uitwisselinsgregeling tussen ambtenaren van het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie en ambtenaren van nationale besturen of internationale organisaties in het kader van het Europese programma « Institution Building » ingesteld bij Verordening nr. 622/98 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de bijstand aan de kandidaat-lid-Staten.

Art. 371.§ 1. Het karakter van algemeen belang wordt van rechtswege erkend voor de in artikel 368 bedoelde opdrachten. § 2. In afwijking van § 1 verliest elke opdracht bij een buitenlandse Regering, bij een Europese instelling of bij een internationale instelling van rechtswege zijn karakter van algemeen belang vanaf de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de ambtenaar een voldoende dienstanciënniteit heeft bereikt om aanspraak te kunnen maken op een onmiddellijk of uitgesteld pensioen ten laste van de buitenlandse Regering of de Europese dan wel internationale instelling waarvoor hij zijn opdracht heeft vervuld.

Art. 372.De ambtenaar belast met de uitvoering van een opdracht dat als van algemeen belang wordt erkend krijgt de weddeverhogingen en de bevorderingen waarop hij aanspraak kan maken op het ogenblik waarop hij ze zou verkrijgen of verkregen zou hebben indien hij daadwerkelijk in dienst gebleven was.

Art. 373.§ 1. De ambtenaar met verlof wegens een internationale opdracht kan in aanmerking komen voor een vergoeding tegen de voorwaarden en bedragen die door de Regering worden bepaald.

Het bedrag van die vergoeding mag niet hoger liggen dan de wedde die de ambtenaar zou hebben genoten was hij in dienst gebleven.

De vergoeding wordt bepaald rekening houdend enerzijds, met de bezoldiging aan de ambtenaar toegekend ter uitvoering van zijn opdracht en, anderzijds met de kosten voor levensonderhoud in het land waar de ambtenaar zijn opdracht uitvoert, met de sociale rang die met deze opdracht overeenstemt alsmede met de ten gevolge van zijn verwijdering uit de woonplaats verhoogde gezinslasten. § 2. De in dit artikel bedoelde vergoeding mag niet worden toegekend aan de met een opdracht belaste ambtenaar die krachtens andere wets- of regelgevende bepalingen, ofwel wegens de vervulling van zijn opdracht, voordelen geniet welke ten minste gelijkwaardig zijn aan de wedde die hij gekregen zou hebben was hij in dienst gebleven.

Art. 374.De Regeringen kunnen de betrekking waarvan de ambtenaar in disponibiliteit titularis is vacant verklaren op voorwaarde dat de afwezigheid minstens één jaar bedraagt en dat de betrekking van rang A4 is of beantwoordt aan een staffunctie in de rang A5, B1 of C1.

Art. 375.Middels een vooropzeg van minstens drie en maximum zes maanden kunnen de Regeringen en de ambtenaar te allen tijde de opdracht in de loop ervan beëindigen.

Art. 376.De ambtenaar wiens opdracht verstrijkt of onderbroken wordt op beslissing van de Regeringen, op beslissing van de instelling waarvoor de opdracht wordt uitgevoerd of op eigen beslissing stelt zich opnieuw ter beschikking van de Regering.

Indien hij dat zonder geldige reden weigert of verwaarloost te doen, wordt hij na tien dagen afwezigheid als ontslagnemend beschouwd.

Art. 377.Zodra zijn opdracht ophoudt, bekleedt de ambtenaar die in zijn betrekking niet vervangen is, die betrekking bij wederopname van zijn activiteit.

Als de ambtenaar vervangen is, wordt hij door de administrateur-generaal gereaffecteerd. Voor zover een betrekking van hetzelfde niveau of dezelfde rang in dezelfde administratieve standplaats onbezet is, wordt hij er gereaffecteerd. Indien er geen een betrekking van hetzelfde niveau of dezelfde rang in dezelfde administratieve standplaats onbezet is, wordt hij gereaffecteerd in een betrekking van hetzelfde niveau of dezelfde rang in de dichtstbije administratieve standplaats. HOOFDSTUK XII. - Terbeschikkingstelling

Art. 378.§ 1. De Regeringen kunnen een ambtenaar tijdelijk ter beschikking stellen van één van hun ministers of een andere openbare instelling.

Mits naleving van artikel 51 van de bijzondere wet tot hervorming der instellingen van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten en in afwijking van het eerste lid kan een ambtenaar ter beschikking worden gesteld van de Inspectie van Financiën.

Een ambtenaar kan ter beschikking worden gesteld van de sociale d § 2. De loonkost van de ter beschikking gestelde ambtenaar blijft ten laste van de begroting van de oorspronkelijke instelling.

Onder loonkost worden de werkgeversbijdragen, de wedde, het vakantiegeld, de haard- of standplaatstoelage, de eindejaarspremie en de gezinsbijslagen verstaan.

Elke andere toelage of vergoeding wordt overgenomen door de instelling waarvan de ambtenaar ter beschikking wordt gesteld. § 3. De ter beschikking gestelde ambtenaar behoudt de betrekking die hij bekleedde in de oorspronkelijke instelling, alsook zijn administratieve standplaats. Hij kan er zijn aanspraak op bevordering en verplaatsing doen gelden. HOOFDSTUK XIII. - Verlof voor loopbaanonderbreking

Art. 379.§ 1. De ambtenaar krijgt verlof om zijn loopbaan volledig of ten belope van de helft van de duur van de prestaties die hem normaal worden opgelegd te onderbreken met al dan niet opeenvolgende periodes van ten minste drie maanden en ten hoogste twaalf maanden.

De periodes waarin de ambtenaar zijn loopbaan volledig onderbreekt mogen in totaal tweeënzeventig maanden in de loopbaan niet overschrijden. Hetzelfde geldt voor de periodes van gedeeltelijke loopbaanonderbreking. De periodes van volledige en gedeeltelijke onderbreking mogen samengevoegd worden.

Voor de berekening van de periodes van tweeënzeventig maanden wordt geen rekening gehouden met de periodes van loopbaanonderbreking om palliatieve zorg te verstrekken en om een gezins- of familielid dat ernstig ziek is bij te staan of te verzorgen, noch met de periodes van loopbaanonderbreking wegens ouderschapsverlof.

In geval van deeltijdse loopbaanonderbreking worden de prestaties ofwel elke dag verricht ofwel volgens een andere verdeling over de week. § 2. De ambtenaar die zijn loopbaan wenst te onderbreken bij toepassing van § 1, deelt aan de overheid waaronder hij ressorteert de datum mee waarop de onderbreking van zijn loopbaan zal aanvangen en de duur ervan.

Die mededeling gebeurt schriftelijk minstens drie maanden voor aanvang van de onderbreking behalve indien de overheid op verzoek van de aanvrager een kortere termijn aanvaardt. § 3. De loopbaanonderbreking op grond van dit artikel kan de ambtenaren van niveau 1 of elke andere ambtenaar die kaderfuncties van rang B1 of C1 uitoefent, worden geweigerd indien vereist door het belang van de dienst.

Art. 380.In afwijking van artikel 379 kan de ambtenaar die de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt, verlof krijgen om zijn loopbaan te onderbreken ten belope van de helft van de duur van de prestaties die hem normaal tot en met de oppensioenstelling opgelegd worden voor zover hij zich er volgens de voorwaarden en modaliteiten vastgesteld door de Regering ertoe verbindt zijn loopbaan tot aan zijn oppensioenstelling gedeeltelijk te onderbreken.

De loopbaanonderbreking op grond van dit artikel kan de ambtenaren van niveau 1 of elke andere ambtenaar die kaderfuncties van rang B1 of C1 uitoefent, worden geweigerd indien vereist door het belang van de dienst.

Art. 381.§ 1er. In afwijking van artikel 379 kan de ambtenaar zijn loopbaan voor een duur van één maand, eventueel verlengbaar met één maand onderbreken, teneinde palliatieve zorg te verstrekken aan een persoon krachtens de bepalingen van de artikelen 100bis en 102bis van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen.

Onder palliatieve zorg wordt verstaan elke vorm van bijstand en inzonderheid medische, sociale, administratieve en psychologische bijstand en verzorging van personen die lijden aan een ongeneeslijke ziekte en die zich in een terminale fase bevinden.

De ambtenaar die om deze reden zijn loopbaan wil onderbreken brengt er de overheid waaronder hij ressorteert van op de hoogte, voegt bij die mededeling het aanvraagformulier waarvan model en inhoud bepaald worden door het Beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, alsmede een attest afgeleverd door de behandelende geneesheer van de persoon die palliatieve zorg behoeft en waaruit blijkt dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard deze palliatieve zorg te verlenen, zonder dat hierbij de identiteit van de patiënt wordt vermeld.

De onderbreking neemt een aanvang de eerste dag van de week volgend op de week waarin voornoemde mededeling is geschied. § 2. In afwijking van artikel 379 kan de ambtenaar zijn loopbaan onderbreken krachtens de artikelen 100 en 102 van de herstelwet van 102 januari 22 houdende sociale bepalingen voor de bijstand aan of de verzorging van een gezins- of familielid tot in de tweede graad dat aan een ernstige ziekte lijdt, per al dan niet opeenvolgende periodes van minstens één maand en maximum drie maanden.

De periodes waarin de ambtenaar zijn loopbaan volledig onderbreekt mogen in totaal tweeënzeventig maanden in de loopbaan niet overschrijden. De periodes waarin de ambtenaar zijn loopbaan volledig onderbreekt mogen in totaal tweeënzeventig maanden in de loopbaan niet overschrijden.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt als gezinslid beschouwd, elke persoon die met ambtenaar samenwoont en als familielid, zowel de bloed- als de aanverwanten.

Onder ernstige ziekte dienen elke ziekte of medische interventie te worden verstaan die als dusdanig wordt beschouwd door de behandelende geneesheer en waarvoor laatstgenoemde van mening is dat elke vorm van maatschappelijke, gezins- of mentale bijstand voor het herstel noodzakelijk is.

De ambtenaar die zijn loopbaan wil onderbreken voor de bijstand aan of de verzorging van een gezins- of familielid dat aan een ernstige ziekte lijdt, licht er de overheid waaronder hij valt over in, voegt bij die mededeling een attest van de behandelend geneesheer van dat gezins- of familielid dat ernstig ziek is en aan de hand waarvan vastgesteld wordt dat de ambtenaar zich bereid heeft verklaard de ernstig zieke persoon bij te staan of te verzorgen.

De onderbreking neemt een aanvang de eerste dag van de week volgend op de week waarin voornoemde mededeling is geschied.

Art. 382.Indien de ambtenaar geen recht heeft op onderbrekingsuitkeringen als gevolg van een beslissing van de directeur van het werkloosheidsbureau of afziet van deze uitkeringen, wordt de loopbaanonderbreking omgezet in non-activiteit.

Lid 1 geldt niet voor de ambtenaren die afstand doen van de onderbrekingsuitkeringen omdat die overeenkomstig de koninklijke besluiten nrs 415, 416 en 418 van 16 juli 1986 niet verenigbaar zijn met het voordeel van een pensioen. Het geldt ook niet voor de ambtenaren die het recht op de onderbrekingsuitkeringen verloren hebben omdat ze de termijn van twaalf maanden zelfstandige activiteit hebben overschreden.

Art. 383.Het verlof wordt niet bezoldigd en voor het overige wordt het wel gelijkgesteld met dienstactiviteit. De ambtenaar kan zijn aanspraak op bevordering doen gelden.

Art. 384.Tijdens een periode van deeltijdse loopbaanonderbreking kan de ambtenaar geen verlof krijgen om dwingende redenen van familiaal belang en deze mag geen verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid verrichten.

Art. 385.Op eigen aanvraag en per aangetekende brief kan de ambtenaar zijn ambt opnieuw opnemen vooraleer de periode van loopbaanonderbreking verlopen is behoudens een opzegperiode van twee maanden, tenzij de overheid waarvan hij afhangt een kortere periode aanvaardt.

Art. 386.De Regeringen beslissen of de ambtenaar die een verlof voor onderbreking van zijn beroepsloopbaan geniet vervangen moet worden.

Bij onderbreking van de beroepsloopbaan bedoeld in artikel 380 is de vervanging van de ambtenaar verplicht. HOOFDSTUK XIV. - Deeltijdse arbeidsregelingen Afdeling 1. - Verlof wegens verminderde prestaties verantwoord door

sociale of familiale redenen

Art. 387.§ 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt de persoon van het één of andere geslacht met wie de ambtenaar als een koppel samenleeft met de echtgenoot/-genote gelijkgesteld.

De Regeringen laten de ambtenaar toe om op eigen aanvraag zijn ambt met verminderde prestaties verantwoord door sociale of familiale redenen uit te oefenen.

De aanvraag van de ambtenaar dient gemotiveerd te zijn en gestaafd te worden met elk nuttig bewijs.

Op die aanvraag kan pas worden ingegaan indien daarmee een toestand hersteld kan worden voortvloeiende uit moeilijkheden waarmee te kampen hebben ofwel : 1° de ambtenaar zelf;2° diens echtgenoot/-genote;3° diens kinderen of die van zijn echtgenote/haar echtgenoot;4° het kind dat door de ambtenaar of diens echtgenoot/-genote geadopteerd is;5° het kind van wie de ambtenaar of diens echtgenoot/-genote de pleegvoogd is;6° de bloed- en aanverwanten, ongeacht in welke graad, onder hetzelfde dak wonend als de ambtenaar of te zijnen laste zijnd;7° de bloedverwanten in opgaande lijn in de eerste graad van de ambtenaar of diens echtgenoot/-genote, evenals de broers en zusters van de ambtenaar;8° het kind dat in een gezin opgevangen wordt met het oog op diens adoptie of de uitoefening van een pleegvoogdij;9° het kind voor wie de ambtenaar of diens echtgenoot/-genote als voogd is aangesteld;10° het kind op wie het toezicht aan de ambtenaar of diens echtgenoot/-genote, aangesteld als toeziend voogd, is toevertrouwd;11° de onbekwaamverklaarde op wie het toezicht aan de ambtenaar of diens echtgenoot/-genote, aangesteld als voogd, is toevertrouwd. § 2. De Regering beoordeelt de door de ambtenaar ingeroepen redenen.

De Regering geeft kennis van zijn beslissing aan de ambtenaar binnen de maand van ontvangst van het verzoek en van de verantwoordingen ervan.

Dat verlof kan worden geweigerd aan de ambtenaren van niveau 1 of aan elke andere ambtenaar die kaderfuncties in de rang B1 of C1 uitoefent indien vereist door het belang van de dienst. § 3. De ambtenaar is ertoe verplicht ofwel de helft ofwel zes tiende, ofwel twee derde, ofwel zeven tiende, ofwel drie vierde, ofwel vier vijfde, ofwel negen tiende van de duur van de prestaties die hem normaal opgelegd zijn, te volbrengen.

Die prestaties worden ofwel dagelijks ofwel volgens een andere week- of maandindeling verricht. § 4. Tijdens zijn verlof mag de ambtenaar geen enkele winstgevende bezigheid uitoefenen.

De toelating om verminderde prestaties te verrichten wordt toegekend voor een periode van minstens drie maanden en maximum vierentwintig maanden.

Verlengingen van minstens drie maanden en maximum vierentwintig maanden kunnen evenwel toegekend worden indien er redenen van dezelfde orde blijven bestaan.

Elke verlenging wordt ondergeschikt gemaakt aan een aanvraag van de ambtenaar die ingediend moet worden vóór verstrijken van het lopend verlof.

Voor het geheel van diens loopbaan mag de totale duur van de verlofperiodes wegens verminderde prestaties die aan de ambtenaar worden toegekend, de vijf jaar niet overschrijden.

Als verlof worden beschouwd de periodes van afwezigheid verantwoord door de vermindering van de prestaties overeenkomstig deze afdeling.

Het verlof is onbezoldigd. Dat verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Art. 388.Het verlof wegens verminderde prestaties verantwoord door sociale of familiale redenen wordt geschorst zodra één van de volgende verloven aan de ambtenaar wordt toegekend : 1° verlof om een stage of een proefperiode te doorlopen bedoeld in artikel 310;2° verlof om de cursussen te volgen van de school voor civiele bescherming of om in vredestijd prestaties te verrichten bij het korps civiele bescherming, bedoeld in artikel 311;3° bevallingsverlof bedoeld in artikel 320;4° vervangend vaderschapsverlof bedoeld in artikel 329;5° vaderschapsverlof bedoeld in artikel 330;6° opvangverlof bedoeld in artikel 331;7° ouderschapsverlof bedoeld in artikel 333;8° verlof om dwingende redenen van familiaal belang bedoeld in artikel 334;9° verlof wegens opdracht bedoeld bij de artikelen 368 tot 377;10° verlof om zich kandidaat te stellen bij verkiezingen bedoeld in artikel 416;11° verlof voor de uitoefening van een ambt in een instelling bedoeld in de artikelen 418 tot en met 423;12° verlof om een activiteit uit te oefenen bij een erkende politieke groep van een wetgevende vergadering van de Federale Staat, een Gemeenschap of een Gewest, of bij de voorzitter van één van die groepen, bedoeld in de artikelen 424 tot en met 429;13° verlof wegens terbeschikkingstelling van de Koning of een Prins of Prinses van België, bedoeld in de artikelen 430 tot en met 432;14° verlof zoals bedoeld in artikel 77, § 1,van het koninklijk besluit van 28 september 1984 tot uitvoering van de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;15° voor het verrichten van sommige militaire prestaties in vredestijd en van diensten bij de Civiele Bescherming of van taken van openbaar nut op grond van de wet van 20 februari 1980 houdende coördinatie van de wetten betreffende het statuut van de gewetensbezwaarden. Mits een vooropzeg van één maand kan de ambtenaar verzoeken dat zijn lopend verlof vóór verstrijken ervan beëindigd wordt.

Art. 389.§ 1. Onverminderd de mogelijkheid om zich te beroepen op de artikelen 387 en 388 kunnen de ambtenaar die de leeftijd van vijftig jaar heeft bereikt en de ambtenaar die ten minste twee kinderen ten laste heeft die de volle leeftijd van vijftien jaar nog niet hebben bereikt, hun ambt uitoefenen volgens de regeling voor verminderde prestaties om sociale en familiale redenen tegen de voorwaarden vastgesteld bij dit artikel.

Dat verlof kan worden geweigerd aan de ambtenaren van rang A1, A2 of A3 of aan de ambtenaren van rang A4 of aan elke andere ambtenaar die kaderfuncties in de rang A5, B1 of C1 uitoefent indien vereist door het belang van de dienst. § 2. De ambtenaren bedoeld in § 1 zijn ertoe verplicht ofwel de helft ofwel zes tiende, ofwel twee derde, ofwel zeven tiende, ofwel drie vierde, ofwel vier vijfde, ofwel negen tiende van de duur van de prestaties die hem normaal opgelegd zijn, te volbrengen.

Die prestaties worden ofwel dagelijks ofwel volgens een andere week- of maandindeling verricht.

De verlofperiodes wegens verminderde prestaties gaan ten vroegste in één maand na de datum van de aanvraag van de ambtenaar, behalve indien de Regeringen beslissen om het verlof in een korter bestek toe te kennen.

Op initiatief van de ambtenaar en mits een vooropzeg van één maand kan een lopend verlof vóór verstrijken ervan worden opgezegd behalve indien de overheid op verzoek van de ambtenaar aan kortere opzegtermijn aanvaardt. § 3. De ambtenaren bedoeld in § 1 kunnen hun ambt met verminderde prestaties uitoefenen voor een periode van minstens drie maanden en maximum vierentwintig maanden.

Verlengingen van minstens drie maanden en maximum vierentwintig maanden kunnen evenwel toegekend worden.

Elke verlenging wordt ondergeschikt gemaakt aan een aanvraag van de ambtenaar die ingediend moet worden vóór verstrijken van het lopend verlof. § 4. Artikel 387, § 2, lid 2, en § 4, leden 5, 6 en 7 en artikel 388 zijn van toepassing op de ambtenaren bedoeld in § 1. Afdeling 2. - Afwezigheden wegens persoonlijke aangelegenheden

Art. 390.§ 1. De ambtenaar die de leeftijd van vijftig jaar bereikt, kan zijn ambt met verminderde prestaties wegens persoonlijke aangelegenheden uitoefenen.

Dat verlof kan worden geweigerd aan de ambtenaren van rang A1, A2 of A3 of aan de ambtenaren van rang A4 of aan elke andere ambtenaar die kaderfuncties in de rang A5, B1 of C1 uitoefent indien vereist door het belang van de dienst. § 2. De ambtenaar is ertoe verplicht ofwel de helft ofwel zes tiende, ofwel twee derde, ofwel zeven tiende, ofwel drie vierde, ofwel vier vijfde, ofwel negen tiende van de duur van de prestaties die hem normaal opgelegd zijn, te volbrengen. § 3. Die prestaties worden ofwel dagelijks ofwel volgens een andere week- of maandindeling verricht. § § 4. De bevordering beëindigt de uitoefening van het ambt met verminderde prestaties niet.

Art. 391.Artikel 387, § 4, tweede tot en met vierde lid, geldt voor de toekenning van de toelating bedoeld in artikel 390.

Art. 392.Op eigen initiatief en mits een vooropzeg van één maand neemt de ambtenaar zijn ambt opnieuw voltijds op vóór verstrijken van de periode waarvoor hij verzocht heeft zijn ambt met verminderde prestaties uit te oefenen.

Art. 393.Het verlof wordt geschorst in de gevallen en onder de voorwaarden bedoeld in artikel artikel 388.

Art. 394.Het verlof wordt niet bezoldigd en voor het overige wordt het gelijkgesteld met dienstactiviteit.

De ambtenaar geniet de wedde die verschuldigd is wegens de verminderde prestaties.

Die wedde wordt met één vijfde van de wedde vermeerderd die verschuldigd zou zijn geweest voor de prestaties die niet geleverd zijn. Afdeling 3. - De vrijwillige vierdagenweek

Art. 395.De ambtenaar kan kiezen voor een ononderbroken periode van minstens één jaar met de arbeidsregeling van de vierdagenweek waarin hij over vier werkdagen per week vier vijfde van de prestaties die hem normaal zijn opgelegd, levert.

Art. 396.De vierdagenweekregeling : - 1° kan evenwel aan de ambtenaren van rang A1, A2 of A3 of aan de ambtenaar van rang A4 of aan elke andere ambtenaar die kaderfuncties in de rang B1 of C1 uitoefent indien vereist door het belang van de dienst; - mag niet toegestaan worden aan het contractuele personeelslid dat in dienst is genomen in het kader van een vervangende arbeidsovereenkomst; - 3° niet toegekend worden aan het contractuele personeelslid dat in dienst is genomen om aan uitzonderlijke en tijdelijke personeelsbehoeften te voldoen.

Art. 397.De vierdagenweekregeling vangt altijd aan de eerste dag van een maand en wordt altijd op het einde van een maand beëindigd.

Art. 398.De ambtenaar die wenst te kiezen voor de vierdagenweekregeling dient een aanvraag in bij de administrateur-generaal.

De aanvraag wordt minstens twee maanden vóór aanvang van de periode ingediend waarin de ambtenaar zijn prestaties in het kader van de vierdagenweekregeling wenst te leveren. In de aanvraag wordt op straffe van nietigheid de voorgestelde arbeidstijdsindeling vermeld.

Bij ontstentenis van kennisgeving van een weigering bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst binnen de vijftien dagen van de ontvangst van de aanvraag wordt die laatste als ingewilligd beschouwd.

Art. 399.§ 1. De administrateur-generaal spreekt zich uit over de verenigbaarheid van de in de aanvraag voorgestelde arbeidstijdsindeling met de vereisten voor de goede werking van de dienst, rekening houdend met de aanvragen om deeltijds werk ingediend door de andere personeelsleden van de dienst. § 2. De administrateur-generaal geeft binnen de vijftien dagen van de ontvangst van het verzoek bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst kennis van de weigering van de voorgestelde arbeidstijdsindeling, evenals van de indelingen die door het bestuur aanvaard kunnen worden, gerangschikt in dalende orde van voorkeur.

Bij ontstentenis van kennisgeving binnen de termijn vastgesteld in het eerste lid wordt de door de ambtenaar voorgestelde arbeidstijdsindeling als aanvaard beschouwd. § 3. De ambtenaar beschikt over vijftien dagen te rekenen van de kennisgeving bedoeld in § § 2 om het bestuur mede te delen ofwel dat hij kiest voor één van de door het bestuur voorgestelde arbeidstijdsindeling ofwel dat hij van zijn aanvraag afziet.

Bij gebreke van kennisgeving binnen de termijn vastgesteld in het eerste lid wordt de ambtenaar geacht te hebben gekozen voor de arbeidstijdsindeling die de voorkeur van het bestuur wegdraagt. § 4. De administrateur-generaal kan te allen tijde de ambtenaar die gekozen heeft voor de vierdagenweekregeling verzoeken om zijn arbeidstijdsindeling te wijzigen, waarbij hij hem kennis geeft van de indelingen die door het bestuur aanvaard kunnen worden, gerangschikt in dalende orde van voorkeur.

Onverminderd §§ 1 tot en met 3 kan de arbeidstijdsindeling van de ambtenaar enkel met diens instemming worden gewijzigd.

Art. 400.In de vierdagenweekregeling mag de ambtenaar geen enkele beroepsactiviteit uitoefenen gedurende de periode waarin hij geen prestaties dient te leveren.

Onder beroepsactiviteit wordt verstaan, elke bezigheid waarvan de opbrengst een beroepsinkomen is als bedoeld in artikel 23 van het wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.

De uitoefening van een politiek verlof bedoeld in hoofdstuk XV, afdeling één, van Boek III wordt niet als beroepsactiviteit beschouwd.

Art. 401.§ 1. In de vierdagenweekregeling mag de ambtenaar de toelating niet krijgen om om welke reden ook verminderde prestaties te verstrekken, behalve om gezondheidsredenen. Hij mag zich ook niet beroepen op een regeling voor de halftijdse onderbreking van de beroepsloopbaan. § 2. De vierdagenweekregeling wordt geschorst wanneer de ambtenaar in aanmerking komt voor één van de volgende verloven : 1° bevallingsverlof;2° ouderschapsverlof;3° verlof om dwingende redenen van familiaal belang;4° verlof om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen van de federale wetgevende kamers, gewest- en gemeenschapsraden of provincieraden;5° verlof voor de opvang met het oog op adoptie;6° verlof wegens loopbaanonderbreking om palliatieve zorgen te verstrekken. De ambtenaar die afwezig is om reden van een verlof bedoeld in lid is tijdens dat verlof niet meer onderworpen aan de bepalingen van de vierdagenweekregeling en is onderworpen aan de bepalingen van het verlof waaronder hij valt. In dat geval wordt de aanvullende wedde vermenigvuldigd met een breukdeel waarvan de teller het aantal dagen weergeeft die tijdens die periode zijn gepresteerd en waarvan de noemer het aantal dagen weergeeft die gepresteerd zouden zijn als het verlof niet was toegestaan. Afdeling 4. - Vervroegde halftijdse uittreding

Art. 402.De ambtenaren hebben het recht om halftijds te werken tijdens een ononderbroken periode van maximum vijf jaar vóór de datum waarop ze al dan niet vroegtijdig in ruste worden gesteld.

De toekenning van dat recht wordt ondergeschikt gemaakt aan de indiening door de ambtenaar van een aanvraag waarin hij de datum vaststelt waarop hij in ruste gesteld wenst te worden.

Na indiening van die aanvraag kan hij niet meer de op de datum van oppensioenstelling terugkomen, behalve indien die datum om ongeacht welke reden vooruitgeschoven wordt.

Art. 403.De ambtenaar is ertoe verplicht in de loop van één maand de helft van de prestaties samenhangend met een voltijdse arbeid te verrichten.

De halftijdse arbeid wordt na onderlinge overeenstemming tussen de ambtenaar die voor de halftijdse vervroegde uittreding kiest en de hiërarchische meerdere van minstens rang A2 ofwel dagelijks, ofwel volgens een andere week- of maandindeling verricht. De arbeidsindeling gebeurt over volle of halve dagen.

Tijdens zijn verlof mag de ambtenaar geen enkele winstgevende arbeid verrichten.

Art. 404.De halftijdse vervroegde uittreding kan worden geweigerd aan de ambtenaren van niveau 1 of aan elke andere ambtenaar die kaderfuncties in de rang B1 of C1 uitoefent indien vereist door het belang van de dienst.

Als de hiërarchische meerdere bedoeld in artikel 403), tweede lid, oordeelt dat de ambtenaar wegens zijn specifieke kennis, bekwaam- of vaardigheden of wegens het belang van de hem opgelegde opdracht volgens de voltijdse arbeidsregeling moet blijven werken, kan hij de opening van het recht op de vervroegde uittreding uitstellen tot een latere datum dan die, welke de ambtenaar gekozen heeft, zonder dat de periode die tussen de door laatstgenoemde gekozen datum en de datum die de hiërarchische meerdere beter past, meer mag bedragen dan zes maanden.

Art. 405.De ambtenaar die gebruik wenst te maken van het recht op vervroegde uittreding dient zijn verzoek via de hiërarchische weg in.

De aanvraag wordt minstens drie maanden vóór de aanvang van de verlofperiode wegens halftijdse vervroegde uittreding ingediend.

De verlofperiode wegens halftijdse vervroegde uittreding vangt aan de eerste dag van een maand.

De ambtenaar krijgt een bericht van ontvangst van zijn aanvraag.

De hiërarchische meerdere bedoeld in artikel 40, tweede lid, beschikt, om artikel 404; tweede lid, in te roepen, over een termijn van vijftien dagen te rekenen van de dag volgend op de indiening van het verzoek.

Art. 406.De ambtenaar die wegens halftijdse vervroegde uittreding afwezig is wordt in dienstactiviteit behouden.

Hij kan zijn aanspraak op bevordering evenwel niet doen gelden.

De ambtenaar kan ook geen verlof wegens dwingende redenen van familiaal belang krijgen noch de toelating krijgen om verminderde prestaties te verrichten om ongeacht welke redenen behalve om gezondheidsredenen, noch een halftijdse loopbaanonderbreking krijgen. HOOFDSTUK XV. - Burgerschapsverloven Afdeling 1. - Politiek verlof

Art. 407.De ambtenaar heeft in de gevallen en volgens de hierna vastgestelde modaliteiten recht op een politiek verlof voor de uitoefening van een politiek mandaat of een daarmee gelijk te stellen ambt.

Art. 408.Onder politiek verlof voor het uitoefenen van een politiek mandaat of een daarmee gelijk te stellen ambt dient te worden verstaan : 1. ofwel een vrijstelling van dienst die geen weerslag heeft op de administratieve en geldelijke toestand van de ambtenaar;2. ofwel een facultatief politiek verlof dat op aanvraag van de ambtenaar wordt toegekend;3. ofwel een politiek verlof van ambtswege waaraan de ambtenaar zich niet kan onttrekken.

Art. 409.Op de aanvraag van de ambtenaren wordt binnen de hierna bepaalde perken vrijstelling van dienst toegekend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten : 1° gemeenteraadslid wanneer de ambtenaar noch burgemeester noch schepen is : twee dagen per maand;2° lid van een raad voor maatschappelijk welzijn ander dan voorzitter : twee dagen per maand;3° lid van de Duitstalige Gemeenschapsraad ander dan voorzitter : twee dagen per maand;4° provincieraadslid indien de ambtenaar geen lid is van de bestendige deputatie van de provincieraad : twee dagen per maand;5° lid van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, van de Vlaamse Gemeenschapscommissie ander dan voorzitter : een halve dag per maand. De dienstvrijstelling wordt naar keuze van de ambtenaar opgenomen. Ze mag niet van de ene op andere maand overgedragen worden behalve als ze toegestaan wordt voor de uitoefening van een mandaat van provincieraadslid.

Art. 410.Op de aanvraag van de ambtenaren wordt binnen de hierna bepaalde perken vrijstelling van dienst toegekend voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten : 1° gemeenteraadslid, behalve indien de ambtenaar noch burgemeester noch schepen is van een gemeente met : a) tot 80 000 inwoners : twee dagen per maand;b) meer dan 80 000 inwoners : vier dagen per maand;2° lid van een raad voor maatschappelijk welzijn, wanneer de ambtenaar noch voorzitter noch lid van een vast bureau is, van een gemeente met : a) tot 80 000 inwoners : twee dagen per maand;b) meer dan 80 000 inwoners : vier dagen per maand;3° schepen of voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente met : a) tot 30 000 inwoners : vier dagen per maand;b) van 30 001 tot 50 000 inwoners : één vierde van een voltijds ambt;b) van 50 001 tot 80 000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;4° burgemeester van een gemeente met : a) tot 30 000 inwoners : één vierde van een voltijds ambt;b) van 30 001 tot 50 000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;5° lid van een vast bureau van een raad voor maatschappelijk welzijn van een gemeente met : a) tot 10 000 inwoners : twee dagen per maand;b) van 10 001 tot 20 000 inwoners : drie dagen per maand;b) meer dan 20 000 inwoners : vijf dagen per maand;6° provincieraadslid indien de ambtenaar geen lid is van de bestendige deputatie van de provincieraad : vier dagen per maand;7° lid van de Duitstalige Gemeenschapsraad ander dan voorzitter : twee dagen per maand.

Art. 411.De ambtenaren worden met politiek verlof van ambtswege gezonden voor de uitoefening van de volgende politieke mandaten : 1° burgemeester van een gemeente met : a) tot 20 000 inwoners : drie dagen per maand;b) van 20 001 tot 30 000 inwoners : één vierde van een voltijds ambt;b) van 30 001 tot 50 000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;b) meer dan 50 000 inwoners : voltijds;2° schepen van een gemeente met : a) tot 20 000 inwoners : twee dagen per maand;b) van 20 001 tot 30 000 inwoners : vier dagen per maand;b) van 30 001 tot 50 000 inwoners : één vierde van een voltijds ambt;b) van 50 001 tot 80 000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;b) meer dan 80 000 inwoners : voltijds;3° voorzitter van de raad voor maatschappelijk welzijn in een gemeente met : a) tot 20 000 inwoners : twee dagen per maand;b) van 20 001 tot 30 000 inwoners : vier dagen per maand;b) van 30 001 tot 50 000 inwoners : één vierde van een voltijds ambt;b) van 50 001 tot 80 000 inwoners : de helft van een voltijds ambt;b) meer dan 80 000 inwoners : voltijds;4° lid van de bestendige deputatie van een provincieraad : voltijds;5° voorzitter van de Duitstalige Gemeenschapsraad : voltijds;6° voorzitter van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, van de Franse Gemeenschapscommissie, van de Vlaamse Gemeenschapscommissie : voltijds;7° lid van één van de wetgevende Kamers, van het Europees Parlement, van een Gemeenschapsraad ander dan de Duitstalige Gemeenschapsraad : voltijds;8° minister of federaal of Gemeenschaps- of Geweststaatssecretaris of lid van de Commissie van de Europese Gemeenschappen : voltijds;9° lid van de Raad van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : voltijds;10° lid van de Regering van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest of staatssecretaris van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest : voltijds. Het politiek verlof van ambtswege vangt aan op de datum van de eedaflegging volgend op de verkiezing of de aanwijzing voor bedoeld politiek mandaat.

Art. 412.De ambtenaren die over politieke verloven van ambtswege in het kader van dit besluit beschikken stellen aan het begin van de maand de kalender van hun dagen van politieke verloven waarvan sprake vast.

Wat betreft de dienstvrijstellingen en de facultatieve politieke verloven, zij kunnen worden opgenomen na er het diensthoofd over te hebben ingelicht, met een minimum van één uur, zonder dat het totaal ervan het maandtotaal van de toegelaten dienstvrijstellingen en facultatieve politieke verloven mag overschrijden.

De ambtenaren die geen voltijds ambt uitoefenen, worden evenwel ook in voltijds politiek verlof van ambtswege gesteld voor de uitoefening van een politiek mandaat als bedoeld in artikel 411 voor zover dat ebantwoordt aan een politiek verlof van ambtswege van minstens de helft van een voltijdse betrekking.

Art. 413.Voor de toepassing van de artikelen 410 en 411 wordt het aantal inwoners bepaald overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 5 en 29 van de nieuwe gemeentewet.

Art. 414.De periodes die vallen onder een facultatief politiek verlof of een politiek verlof van ambtswege zijn onbezoldigd. Dat verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Voor de contractuele personeelsleden wordt de uitvoering van het contract opgeschort tijdens de periodes die vallen onder het facultatieve politieke verlof het politieke verlof van ambtswege. Zij worden evenwel in overweging genomen als toelaatbare diensten met het oog op de hogere wedde.

Art. 415.§ 1. Het politiek verlof verstrijkt uiterlijk de laatste dag van de maand volgend op de maand van het einde van het mandaat.

Op dat ogenblik wordt de ambtenaar opnieuw in het genot van zijn statutaire of contractuele rechten gesteld. Als hij vervangen is, wordt hij gereaffecteerd. Voor zover een betrekking van hetzelfde niveau of dezelfde rang in dezelfde administratieve standplaats onbezet is, wordt hij er gereaffecteerd. Indien er geen een betrekking van hetzelfde niveau of dezelfde rang in dezelfde administratieve standplaats onbezet is, wordt hij gereaffecteerd in een betrekking van hetzelfde niveau of dezelfde rang in de dichtstbije administratieve standplaats. § 2. Na hun wederopname mogen de ambtenaren hun wedde niet cumuleren met voordelen verbonden aan de uitoefening van een politiek mandaat als bedoeld in de artikelen 409 tot en met 411 en die een heraanpassingsvergoeding vervangen. § 3. De Regeringen kunnen de betrekking waarvan de ambtenaar met verlof titularis is vacant verklaren op voorwaarde dat de afwezigheid minstens één jaar bedraagt en de betrekking van rang A4 is of beantwoordt aan een kaderfunctie in de rang A5, B1 of C1. Afdeling 2. - Verlof om zich kandidaat te stellen voor verkiezingen

van bepaalde vergaderingen

Art. 416.De ambtenaar krijgt verlof om zich kandidaat te kunnen stellen voor verkiezingen van het Europees Parlement, van de federale wetgevende kamers, van de Gewest- en Gemeenschapsraden, van provincie- en gemeenteraden.

Art. 417.Het verlof wordt toegekend voor een periode die overeenstemt met de duur van de verkiezingscampagne waaraan betrokkene als kandidaat deelneemt.

Het verlof is onbezoldigd. Dat verlof wordt gelijkgesteld met een periode van dienstactiviteit.

Behalve voor de stagiairs wordt het verlof dat de vastgestelde perken overschrijdt, van rechtswege omgezet in disponibiliteit wegens persoonlijke aangelegenheden. Afdeling 3. - Verlof voor de uitoefening van een ambt in een

ministerieel kabinet of een secretariaat, in de algemene beleidscoördinatiecel of in een algemene beleidscel van de leden van de federale Regering.

Art. 418.De ambtenaar krijgt verlof om een ambt uit te oefenen in het kabinet van een Waals Regeringslid. Het verlof wordt vergoed door de oorspronkelijke dienst. Behalve als de Regeringen er anders over beslissen, wordt de totale begrotingslast van de ambtenaar met verlof niet terugbetaald.

Het verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Art. 419.De ambtenaar kan verlof krijgen op voorwaarde dat de overheid waar hij werkzaam is, zich ertoe verbindt de totale begrotingslast terug te betalen om een ambt uit te oefenen : 1° in het kabinet van een president of lid van een Regering van een ander Gewest of een andere Gemeenschap, van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;2° in het kabinet van een federaal minister of staatssecretaris;3° in de algemene beleidscoördinatiecel of in een algemene beleidscel van een lid van de federale Regering. Het wordt bezoldigd. De dienst van oorsprong eist bij de instelling waar de ambtenaar met verlof is, de terugbetaling van de totale begrotingslast op.

In de totale begrotingslast zijn inbegrepen, de werkgeversbijdragen, de wedde, het vakantiegeld, de haard- en standplaatstoelage, de eindejaarstoelage evenals elke andere toelage of vergoeding die door de dienst van oorsprong wordt uitbetaald.

Het verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Art. 420.Op het einde van zijn aanstelling en behalve indien hij in een ander kabinet of secretariaat, in de algemene beleidscoördinatiecel of in een andere algemene beleidscel van een lid van de federale Regering gedetacheerd wordt, krijgt de ambtenaar een dag verlof per maand activiteit in het kabinet, met een minimum van drie werkdagen en een maximum van vijftien werkdagen.

Art. 421.De Regeringen kunnen de betrekking waarvan de ambtenaar in disponibiliteit titularis is vacant verklaren op voorwaarde dat de afwezigheid minstens één jaar bedraagt en dat de betrekking van rang A4 is of beantwoordt aan een kaderfunctie in de rang A5, B1 of C1.

Art. 422.De ambtenaar wiens opdracht verstrijkt, stelt zich opnieuw ter beschikking van de instelling.

Indien hij dat zonder geldige reden weigert of verwaarloost te doen, wordt hij na tien dagen afwezigheid als ontslagnemend beschouwd.

Art. 423.Zodra zijn opdracht ophoudt, bekleedt de ambtenaar die in zijn betrekking niet vervangen is, die betrekking bij wederopname van zijn activiteit. Als hij vervangen is, wordt hij gereaffecteerd. Voor zover een betrekking van hetzelfde niveau of dezelfde rang in dezelfde administratieve standplaats onbezet is, wordt hij er gereaffecteerd.

Indien er geen een betrekking van hetzelfde niveau of dezelfde rang in dezelfde administratieve standplaats onbezet is, wordt hij gereaffecteerd in een betrekking van hetzelfde niveau of dezelfde rang in de dichtstbije administratieve standplaats. Afdeling 4. - Verlof om een activiteit uit te oefenen bij een erkende

politieke groep van een wetgevende vergadering van de Federale Staat, een Gemeenschap of een Gewest, of bij de voorzitter van één van die groepen of bij de voorzitter van één van die groepen

Art. 424.In de zin van deze afdeling dient onder politieke groep te worden verstaan elke overeenkomstig het reglement van een federale, communautaire of gewestelijke wetgevende vergadering erkende politieke groep.

Art. 425.Op verzoek van de voorzitter van een politieke groep en met instemming van betrokkene krijgt de ambtenaar verlof voor een periode van maximum twee jaar om op regelmatig en ononderbroken wijze prestaties te verrichten voor die groep of diens voorzitter.

Dat verlof is hernieuwbaar per periodes van twee jaar of meer.

Het wordt bezoldigd. De dienst van oorsprong eist bij de instelling waar de ambtenaar met verlof is, de terugbetaling van de totale begrotingslast op.

In de totale begrotingslast zijn inbegrepen, de werkgeversbijdragen, de wedde, het vakantiegeld, de haard- en standplaatstoelage, de eindejaarstoelage evenals elke andere toelage of vergoeding die door de dienst van oorsprong wordt uitbetaald.

Het verlof wordt gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Art. 426.Het besluit tot toekenning van dat verlof vermeldt de naam, de voornamen, de graad van de ambtenaar, de duur van het verlof en de politieke groep of de voorzitter ervan tot wiens beschikking hij gesteld wordt.

Art. 427.De Regeringen kunnen de betrekking waarvan de ambtenaar in disponibiliteit titularis is vacant verklaren op voorwaarde dat de afwezigheid minstens één jaar bedraagt en dat de betrekking van rang A4 is of beantwoordt aan een kaderfunctie in de rang A5, B1 of C1.

Art. 428.De ambtenaar wiens opdracht verstrijkt, stelt zich opnieuw ter beschikking van de Regeringen.

Indien hij dat zonder geldige reden weigert of verwaarloost te doen, wordt hij na tien dagen afwezigheid als ontslagnemend beschouwd.

Art. 429.Zodra zijn opdracht ophoudt, bekleedt de ambtenaar die in zijn betrekking niet vervangen is, die betrekking bij wederopname van zijn activiteit. Als hij vervangen is, wordt hij gereaffecteerd. Voor zover een betrekking van hetzelfde niveau of dezelfde rang in dezelfde administratieve standplaats onbezet is, wordt hij er gereaffecteerd.

Indien er geen een betrekking van hetzelfde niveau of dezelfde rang in dezelfde administratieve standplaats onbezet is, wordt hij gereaffecteerd in een betrekking van hetzelfde niveau of dezelfde rang in de dichtstbije administratieve standplaats. Afdeling 5. - Verlof wegens terbeschikkingstelling van de Koning of

een Prins of een Prinses van België

Art. 430.De ambtenaar wordt op Zijn verzoek ter beschikking gesteld van de Koning, een Prins of een Prinses van België door de Minister van Ambtenarenzaken.

Art. 431.Voor de duur van zijn terbeschikkingstelling krijgt de ambtenaar een verlof. Het verlof wordt bezoldigd. Behalve als de Regeringen er anders over beslissen, wordt de totale begrotingslast van de ambtenaar met verlof niet terugbetaald.

Het verlof wordt voor het overige gelijkgesteld met dienstactiviteit.

Art. 432.De Regeringen kunnen de betrekking waarvan de ambtenaar in disponibiliteit titularis is vacant verklaren op voorwaarde dat de afwezigheid minstens één jaar bedraagt en dat de betrekking van rang A4 is of beantwoordt aan een kaderfunctie in de rang A5, B1 of C1.

De ambtenaar die niet definitief is vervangen, neemt op het einde van diens terbeschikkingstelling de betrekking die hij bekleedde weer op.

Als de ambtenaar vervangen is, wordt hij door de Regering gereaffecteerd. Voor zover een betrekking van dezelfde rang en hetzelfde beroep in dezelfde administratieve standplaats onbezet is, wordt hij er gereaffecteerd. Indien er geen betrekking van hetzelfde niveau of dezelfde rang in dezelfde administratieve standplaats onbezet is, wordt hij gereaffecteerd in een betrekking van dezelfde rang of hetzelfde beroep in de dichtstbije administratieve standplaats. HOOFDSTUK XVI. - Opheffings- en overgangsbepalingen

Art. 433.Te rekenen van de oprichting van de instelling en tot aan de datum van inwerkingtreding van dit besluit behouden de ambtenaren die van rechtswege naar de instelling overgeplaatst worden het voordeel van de verlof- en andere afwezighedenregeling die ze genoten op het tijdstip van hun overdracht van ambtswege.

Art. 434.De ambtenaren die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit verminderde prestaties verrichten om sociale of familiale redenen of wegens persoonlijke aangelegenheden blijven onder de bepalingen vallen die voor hen golden tot verstrijken van de periode van de lopende afwezigheid.

Art. 435.Voor de ambtenaren die vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit hun loopbaan volledig onderbroken hebben, worden de afwezigheidsperiodes op de tweeënzeventig maanden bedoeld in 379 aangerekend.

Art. 436.De Ministers die bevoegd zijn voor de Internationale Betrekkingen en de Ambtenarenzaken zijn, elk wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

BOEK IV. - Toekenning van vergoedingen en toelagen aan het personeel van « Wallonie-Bruxelles international » TITEL I. - Algemene regeling van de vergoedingen en toelagen

Art. 437.De ambtenaren van « Wallonie-Bruxelles international » worden als begunstigden beschouwd voor de toepassing van dit boek.

Art. 438.Er kan aan elke begunstigde bedoeld in artikel 437 een vergoeding toegestaan worden die zakelijke lasten moet dragen die niet beschouwd kunnen worden als normaal en inherent aan de functie.

Art. 439.Als de toestand die aanleiding geeft tot de toekenning van een vergoeding zich opnieuw kan voordoen, kan het bedrag van de vergoeding op forfaitaire basis vastgelegd worden.

Art. 440.De onderbreking van de uitoefening van de functie waarvoor een forfaitaire vergoeding toegekend wordt, houdt voor de begunstigde in dat de betaling van de vergoeding opgeschort wordt doordat de lasten niet meer gedragen worden.

Art. 441.De verstrekking van diensten die niet als normaal beschouwd kunnen worden, kan aanleiding geven tot de toekenning van een vergoeding.

Art. 442.Behoudens bijzondere bepalingen in geval van onderbreking van de uitoefening van de functie, is de toelage slechts verschuldigd als de onderbreking niet langer duurt dan veertig dagen en als ze de begunstigde het genot van zijn wedde niet ontneemt.

Art. 443.De personeelsleden die deel uitmaken van jury's, comités, raden of commissies die zitting hebben binnen administraties van het Waalse Gewest, de Franse Gemeenschap komen niet aanmerking voor een specifieke toelage.

De besluiten van de Waalse Regering tot toekenning van toelagen voorzien in uitzonderingen op de regel geformuleerd in het eerste lid als bedoelde deelname geregeld tijdrovende lasten inhoudt, met als gevolg rechtstreekse bijkomende dienstverstrekkingen buiten de normale werkingssfeer van de begunstigde.

Art. 444.Bij de betaling van de verschuldigde vergoedings- en toelagebedragen wordt geen rekening gehouden met fracties van een cent.

Art. 445.Behoudens andersluidende bepaling worden de in dit boek vermelde bedragen gekoppeld aan de schommelingen van het indexcijfer van de consumptieprijzen, overeenkomstig de regels voorgeschreven bij de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Ze worden aan de spilindex 138,01 van 1 januari 1990 gekoppeld.

Art. 446.§ 1 De Ministers van Ambtenarenzaken regelen de gevallen waarvoor een gepaste oplossing vereist wordt. § 2. Voor de toepassing van dit boek op « Wallonie-Bruxelles international » wordt onder Minister van Ambtenarenzaken de bevoegde vakminister(s) verstaan.

Art. 447.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.

Art. 448.De Minister van Ambtenarenzaken is belast met de uitvoering van deze titel.

TITEL II. - Vergoedingen voor reis-, verblijf- en verplaatsingskosten op de weg naar het werk HOOFDSTUK I. - Reiskosten Afdeling 1. - Recht op de tegemoetkoming

Art. 449.De reiskosten ivm verplaatsingen uitgevoerd voor de behoeften van de dienst geven recht op een tegemoetkoming in de vorm en onder de voorwaarden die in dit hoofdstuk vastliggen.

Art. 450.Elke verplaatsing behoeft de voorafgaande toestemming van het diensthoofd.

De toestemming kan algemeen zijn, meer bepaald in de gevallen waarin de betrokkenen zich regelmatig moeten verplaatsen.

De administrateur-generaal weigert de terugbetaling van reiskosten voor niet gerechtvaardigde verplaatsingen; hij vermindert ze als ze overdreven zijn of voorkomen hadden kunnen worden.

Art. 451.Elke verplaatsing wegens de noden van de dienst moet verricht worden met het meest adequate vervoermiddel, afhankelijk van de kostprijs van het vervoer en de duur van de verplaatsingen. Van dat beginsel kan enkel afgeweken worden indien vereist door het belang van de dienst.

Art. 452.In het belang van de dienst kunnen sommige begunstigden in de zin van artikel 437 de toelating krijgen om een eigen vervoermiddel te gebruiken onder de voorwaarden vermeld in afdeling IV van dit hoofdstuk. Afdeling 2. - Gebruik van gemeenschappelijke vervoermiddelen.

Art. 453.Ongeacht het gebruikte vervoermiddel worden de reële uitgaven terugbetaald op basis van de officiële tarieven of, al naar gelang het geval, op grond van een oprecht verklaarde aangifte getekend door de administrateur-generaal.

Hetzelfde geldt in uitzonderlijke gevallen waarin belanghebbende geen gebruik heeft kunnen maken van gemeenschappelijke vervoermiddelen en een beroep heeft moeten doen op elk ander middel waarvan het gebruik gerechtvaardigd wordt door de aard en de hoogdringendheid van de opdracht.

Art. 454.Als de gemeenschappelijke vervoermiddelen over verschillende klassen beschikken, wordt gehandeld als volgt : 1° 1e klasse : de begunstigden die houder zijn van een graad van de niveaus 1 en 2+ of van een graad van de rangen C1, C2 en D1;2° 2e klasse : alle andere begunstigden. De Minister die voor Ambtenarenzaken bevoegd is, bepaalt de gelijkstelling voor personen die niet tot de administratie behoren, en voor de afgevaardigden van de vakorganisaties.

Personen met hogere functies dan die van hun graad reizen in de klasse voorzien voor de graad waarvan ze de functies uitoefenen.

Art. 455.Als een persoon zich vaak binnen zijn administratieve standplaats moet verplaatsen, kan hij de terugbetaling van de kosten voor gemeenschappelijk vervoer verkrijgen voor dienstverplaatsingen.

Er wordt geen rekening gehouden met de kosten voor verplaatsingen tussen de woonplaats van de belanghebbende en een station van het gemeenschappelijk vervoernet. Afdeling 3. - Gebruik van de vervoermiddelen van de administratie

Art. 456.Verplaatsingen met een voertuig worden niet vergoed; alle kosten ivm het gebruik en het onderhoud van de voertuigen worden door de werkgever gedragen.

Art. 457.Voor elk motorvoertuig van het Gewest wordt een reiswijzer bijgehouden waarvan het model door de Minister van Ambtenarenzaken bepaald wordt. Afdeling 4. - Gebruik van een eigen voertuig.

Art. 458.De toelatingen om wegens de noden van de dienst een persoonlijk motorvoertuig te gebruiken maken het voorwerp uit van een besluit genomen door de Minister bevoegd voor Ambtenarenzaken, na gunstig advies van de Inspecteur van Financiën. De toelatingen gelden enkel tot en met 31 december van elk jaar, ze worden ondergeschikt gemaakt aan het bijhouden van een reiswijzer die identiek is aan die, bedoeld in artikel 457. De ambtenaren en ambtenaren-generaal die houder zijn van een graad gerangschikt in de graden A3, A2 en A1 zijn evenwel vrijgesteld van het bijhouden van de reiswijzer.

Het ministerieel besluit bepaalt het maximumaantal kilometers dat jaarlijks per persoon toegelaten wordt en, eventueel, de plaats bedoeld in artikel 461, lid 2.

Art. 459.De personen die voor hun dienstverplaatsingen gebruik maken van hun eigen motorvoertuig, hebben recht op een vergoeding van 0,2841 EURO per kilometer om alle desbetreffende kosten te dekken.

De kilometervergoeding dekt alle kosten, behalve de parkeerkosten ivm dienstverplaatsingen en de allriskverzekeringskosten ter dekking van de risico's voor de personeelsleden die gebruik maken van hun eigen motorvoertuig voor de behoeften van de dienst.

Art. 460.De instelling sluiten een allriskverzekering ter dekking van de risico's voor de personeelsleden die gebruik maken van hun eigen motorvoertuig voor de behoeften van de dienst.

Art. 461.De kilometervergoedingen worden op basis van de meest geschikte reële kilometerafstand berekend naar gelang van de vervoerprijs en van de verplaatsingsduur.

Voor personen die niet woonachtig zijn in hun administratieve standplaats en van wie de gebruikelijke woonplaats het vertrek- of aankomstpunt is, mag de vergoeding niet hoger zijn dan die waarop ze recht zouden hebben als het vertrek- of aankomstpunt hun administratieve standplaats zou zijn; in alle gevallen waarin de effectieve woonplaats van de belanghebbende gelegen is buiten de geografische sector waar hij zijn administratieve activiteit uitoefent, zal de toelating om gebruik te maken van een eigen motorvoertuig voor de behoeften van de dienst binnen de geografische sector een plaats bepalen die als vertrekpunt zal dienen voor de trajecten afgelegd voor de behoeften van de dienst.

Art. 462.De vergoedingen waarvan sprake in de artikelen 459 en 461 worden betaald op vertoon van een aangifte van schuldvordering op erewoord overeenkomstig bijlage XI bij deze Code, gestaafd door een uitvoerige lijst van het aantal kilometers afgelegd voor de dienst.

De parkeerkosten i.v.m. de dienstverplaatsingen worden betaald op basis van de kwijtingen afgegeven hetzij bij de betaling van de kilometervergoedingen waarop ze betrekking hebben voor de begunstigden die de toelating hebben om gebruik te maken van hun eigen motorvoertuig zoals bedoeld in artikel 458 hetzij op grond van een maandelijke schuldaangifte voor de begunstigen die gebruik maken van een vervoermiddel dattot het bestuur behoort.

Art. 463.De bepalingen van de artikelen 458, 459 en 460 zijn niet van toepassing op : 1° de personen die niet tot de administratie behoren en die deel uitmaken van een kamer van beroep, een commissie of een jury als ze zich begeven naar de zetel van de kamer van beroep, de commissie of de jury waarvan ze deel uitmaken;2° de begunstigden die niet beschikken over een vervoermiddel van de administratie of over een toelating om gebruik te maken van hun eigen motorvoertuig, zoals bedoeld in artikel 458 en die hun persoonlijk voertuig gebruiken voor occasionele dienstverplaatsingen. In die gevallen genieten de belanghebbenden een vergoeding waarvan het bedrag gelijk is aan het bedrag dat het Gewest uitgegeven zou hebben voor het gebruik van gemeenschappelijk vervoer zoals bepaald bij de artikelen 453 tot 455, overgenomen door de instelling. Afdeling 5. - Gebruik van de fiets voor dienstopdrachten

Art. 464.De begunstigden die zich voor dienstbehoeften verplaatsen, kunnen via hun diensthoofd bij de administrateur-generaal of diens afgevaardigde een toelating aanvragen om gebruik te maken van hun fiets. Daartoe gebruiken ze het formulier waarvan het model in bijlage XII bij deze Code opgenomen is.

Een rolstoel of een ander licht vervoermiddel zonder motor staat gelijk met een fiets.

Ze krijgen dan een vergoeding van 0,15 EUR per afgelegde kilometer, waarbij het aantal kilometers per traject naar de bovenste eenheid afgerond wordt.

De vergoeding wordt toegekend op basis van een uitvoerige beschrijving van het traject door de begunstigde. Het traject moet niet het kortste maar wel het meest geschikte voor wielrijders zijn, waarbij een bijzondere aandacht aan de veiligheid geschonken wordt.

Art. 465.De begunstigden maken overeenkomstig het model in bijlage XIII bij deze Code een maandelijkse staat op waarin ze voor de afgelopen maand nauwkeurig de dagen vermelden waarop ze zich met de fiets verplaatst hebben, alsook het totaalaantal afgelegde kilometers en de vergoeding waar ze recht op hebben.

Na onderzoek door de personeelsdienst wordt de dienst « betalingen » belast met de betaling van de vergoeding, die hoe dan ook maandelijks betaald moet worden.

Art. 466.De fietsvergoeding toegekend overeenkomstig de bepalingen van dit besluit mag niet gecumuleerd worden met andere soortgelijke vergoedingen die aan de begunstigden toegekend zouden worden. HOOFDSTUK II. - Verblijfkosten

Art. 467.De begunstigden die zich in de uitoefening van hun ambt moeten verplaatsen hebben recht op de terugbetaling van hun verblijfkosten. Ze krijgen daarvoor een dagelijke forfaitaire vergoeding.

Art. 468.Verplaatsingen van een onderbroken duur van meer dan drie uren die het dertiende en veertiende uur van de dag volledig omvatten, geven recht op een vergoeding van 8,11 EURO.

Art. 469.Als een gemeenschappelijk vervoermiddel gebruikt wordt, wordt de verplaatsingsduur berekend vanaf het vertrek van het voertuig op de heenreis tot het reële aankomstuur bij de terugkomst.

Art. 470.De vergoeding bedoeld in artikel 468 wordt niet toegekend voor verplaatsingen binnen zowel de administratieve als de effectieve standplaats van de begunstigden.

De vergoeding wordt niet toegekend als de overeenkomstig artikel 461 berekende verplaatsing verricht wordt in een straal van niet meer dan 25 kilometer.

Art. 471.Verplaatsingen uitgevoerd door begunstigden die afgevaardigd worden om deel te nemen aan werkzaamheden van internationale conferenties binnen het Koninkrijk, geven aanleiding tot de terugbetaling van de effectieve uitgave van de belanghebbenden, mits overlegging van een memorie met verantwoording.

Art. 472.Dit hoofdstuk is van toepassing op de begunstigden die zich in die hoedanigheid verplaatsen om als getuige te worden gehoord bij het gerecht.

De begunstigden hebben in geen geval recht op de reisvergoeding waarin het algemeen reglement op de gerechtskosten in strafzaken voorziet.

Art. 473.De administrateur-generaal mag de verblijfsvergoeding weigeren als de begunstigden misbruik maken van de rechten die hen krachtens dit hoofdstuk toegekend worden. HOOFDSTUK III. - Reiskosten op de weg naar het werk Afdeling 1. - Recht op de tegemoetkoming

Art. 474.Er wordt een tegemoetkoming verleend in de door de begunstigden gedragen kosten als ze gebruik maken van een openbaar gemeenschappelijk vervoermiddel voor hun dagelijkse verplaatsingen van hun gebruikelijke woonplaats naar het werk en terug. Afdeling 2. - Gebruik van het gemeenschappelijk openbaar vervoer op de

weg naar het werk

Art. 475.Voor het vervoer georganiseerd door de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen bedraagt de tegemoetkoming in de prijs van de met een sociaal abonnement gelijkgestelde treinkaart 88 % van de prijs van een treinkaart tweede klasse, overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 juli 1962 tot uitvoering van de wet van 27 juli 1962 tot vaststelling van een werkgeversbijdrage in het verlies geleden door de NMS ten gevolge van de uitgifte van abonnementen voor werklieden en bedienden.

Art. 476.Voor het stads- en streekvervoer georganiseerd door de gewestelijke maatschappijen voor openbaar vervoer wordt de tegemoetkoming in de prijs van het abonnement vastgelegd op 88 % van die prijs.

Art. 477.Als de begunstigde verschillende gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen gebruikt om zich van zijn gebruikelijke woonplaats naar de plaats van zijn werk te begeven waarbij één enkel vervoerbewijs voor de totale afstand afgeleverd wordt, bedraagt de tegemoetkoming het gecombineerde bedrag.

Art. 478.De tegemoetkoming in de door de begunstigden gedragen vervoerskosten wordt uitbetaald bij het verstrijken van de geldigheidsduur van het vervoerbewijs afgeleverd door de maatschappijen die het gemeenschappelijk openbaar vervoer organiseren, tegen afgifte van dat bewijs.

Art. 479.Het Gewest mag evenwel met de openbare vervoersmaatschappijen overeenkomsten sluiten waarbij het het bedrag van zijn bijdrage in de vervoerskosten van de ambtenaar rechtstreeks aan de maatschappij betaalt. Afdeling 3. - Gebruik van persoonlijke vervoermiddelen in bijzondere

omstandigheden op de weg naar het werk

Art. 480.Voor zover er door de overheid geen specifiek aangepast vervoersaanbod wordt georganiseerd, kan aan de begunstigden die helemaal geen gebruik kunnen maken van de gemeenschappelijke openbare vervoermiddelen toegestaan worden dat ze hun eigen wagen zouden mogen gebruiken over een vooraf bepaalde afstand, op voorwaarde dat ze zich in één van de volgende situaties bevinden : 1° een lichamelijke verhindering laat tijdelijk of permanent niet toe het openbaar vervoer te gebruiken;2° het onregelmatige uurrooster of prestaties in continudienst of per beurt sluiten het gebruik van het openbaar vervoer uit over een afstand van minstens drie kilometer;3° het gebruik van het gemeenschappelijk openbaar vervoer is niet mogelijk wegens oproeping van de begunstigde voor onverwacht en dringend werk buiten zijn normale uurrooster;4° het gebruik van het gemeenschappelijk openbaar vervoer vereist een wacht- en reistijd gelijk aan minstens 50 % van de voltijdse arbeidsduur.

Art. 481.De noodzaak tot het gebruik van een eigen voertuig, zoals omschreven in artikel 480 wordt aangetoond : 1° wat artikel 480, 1°, betreft, aan de hand van een medisch attest dat in geval van twijfel ter controle aan de administratieve gezondheidsdienst wordt voorgelegd;in bepaalde gevallen wordt aanvaard dat het voertuig door een derde bestuurd wordt; 2° wat artikel 480, 2°, betreft, aan de hand van attesten van de maatschappijen voor gemeenschappelijk openbaar vervoer die de bedoelde streken bedienen, waarin uitdrukkelijk verklaard wordt dat er geen openbaar vervoer aangeboden wordt, zeker niet op de nodige tijdstippen;3° wat artikel 480, 3°, betreft, aan de hand van een attest van de oproepende overheid, waarin uitdrukkelijk vermeld wordt dat elk uitstel of tijdverlies ernstige nadelige gevolgen zou teweegbrengen;4° wat artikel 480, 4°, betreft, aan de hand van een vergelijking gemaakt op basis van de uurregelingen van de maatschappijen van gemeenschappelijk openbaar vervoer en met redenen omkleed door de begunstigde.

Art. 482.De tegemoetkoming voor het gebruik van een eigen vervoermiddel wordt berekend op basis van de tegemoetkoming in de prijs van een treinkaart tweede klasse die één maand geldig is over de aangenomen afstand.

Als de verplaatsing niet dagelijks gedaan wordt, wordt het bedrag van de tegemoetkoming vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller gelijk staat met het aantal dagen waarop gewerkt en gereisd wordt en de noemer met het totaalaantal werkdagen in de loop van die maand.

De tegemoetkoming mag nooit gecumuleerd worden met een gelijkaardige tegemoetkoming in woonwerkverkeer, behalve als de houder van een abonnement op het gemeenschappelijk openbaar vervoer opgeroepen wordt voor onvoorzien en hoogdringend werk buiten zijn normaal uurrooster.

Art. 483.De betaling wordt verricht op basis van een maandelijks ingediende kostenstaat, na het verstrijken van de kalendermaand waarin het woonwerkverkeer heeft plaatsgevonden.

Als verschillende begunstigden, van wie minstens één voldoet aan een voorwaarde bedoeld in artikel 480 samen reizen in een persoonlijk voertuig, wordt de tegemoetkoming betaald aan de eigenaar van het voertuig. Afdeling 4. - Gebruik van de fiets op de weg naar het werk

Art. 484.De begunstigden die hun fiets gebruiken voor verplaatsingen van hun woonplaats naar het werk en omgekeerd hebben recht op een vergoeding van 0,15 EUR per afgelegde kilometer als ze minstens één kilometer afleggen, waarbij het aantal kilometers per traject naar de bovenste eenheid afgerond wordt. Een rolstoel of een ander licht vervoermiddel zonder motor staat gelijk met een fiets.

Het gebruik van de fiets mag voorafgaan aan of gevolgd worden door het bijkomend gebruik van openbare vervoermidelen. De vergoeding mag evenwel nooit samengevoegd worden met een bijdrage in de openbare vervoermiddelen voor hetzelfde traject en tijdens dezelfde periode.

Art. 485.Belanghebbende begunstigden dienen hun aanvraag in voor het verkrijgen van die fietsvergoeding via hun diensthoofd bij de administrateur-generaal, overeenkomstig het model van bijlage XIV. Ze delen eveneens de omstandige berekening mee van het aantal afgelegde kilometers per heen- en terugreis.

Het gevolgde traject moet niet het kortste zijn maar wel het meest geschikte voor de fietsers, waarbij de veiligheid een bijzondere aandacht krijgt.

Art. 486.De bepalingen van de artikelen 465 en 466 zijn toepasselijk op deze afdeling op voorwaarde dat een andere maandelijkse staat dan die vereist voor het gebruik van de fiets voor dienstopdrachten opgemaakt wordt overeenkomstig het model opgenomen in bijlage XIV bij deze Code.

Art. 487.Elke verklaring afgelegd bij een aanvraag tot verkrijging of behoud van een vergoeding of toelage die geheel of gedeeltelijk gedragen wordt door het Gewest, de Staat, een andere publiekrechtelijke rechtspersoon, de Europese Gemeenschap of een andere internationale organisatie of die geheel of gedeeltelijk met staatsgelden betaald wordt, moet oprecht en volledig zijn.

Elke persoon die weet of had moeten weten dat hij geen recht meer heeft of had op een vergoeding of een toelage bedoeld in het eerste lid moet daarvan aangifte doen.

Slotbepalingen

Art. 488.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.

Art. 489.De Ministers die bevoegd zijn voor de Internationale Betrekkingen en de Ambtenarenzaken zijn, elk wat ham betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, M-D. SIMONET

Bijlage nr. I. - Handvest van goed administratief gedrag In de uitoefening van hun dagelijks werk houden de personeelsleden rekening met de hiernavermelde deontologische principes : 1° de personeelsleden dienen het gewestelijk belang en dan ook het openbaar belang en werken met inachtneming van de vereisten inzake trouw;2° de personeelsleden bijdragen tot de kwaliteit van de instelling door een fatsoenlijke, beleefde en hulpzame houding aan te nemen en door zich duidelijk uit te drukken;3° de personeelsleden nemen een coherente houding aan, vrij van tegenstrijdigheden en houden rekening met relevante factoren in de verwerking van gegevens;4° de personeelsleden zich onthouden van elke willekeurige houding of actie en van elke voorkeursbehandeling;5° de personeelsleden verwerken de inlichtingsaanvragen en de gegevens binnen een termijn aangepast op de aard en moeilijkheidsgraad daarvan. Ze verwerken de brieven gestuurd aan de administratie of bewijzen ten minste ontvangst daarvan binnen vijftien werkdagen vanaf de ontvangst daarvan met vermelding van de namen en contactgegevens van de dossierbeheerder en van de dienstverantwoordelijke. In voorkomend geval brengen ze de gebruiker op de hoogte van de afhandeling van de post bij de bevoegde dienst, of van de naam en het administratief adres van de bevoegde diensten indien ze de aanvraag niet zelf kunnen verwerken. In voorkomend geval brengen ze de gebruiker op de hoogte van de afhandeling van de post bij de bevoegde dienst, of van de naam en het administratief adres van de bevoegde diensten indien ze de aanvraag niet zelf kunnen verwerken. Hetzelfde geldt voor emails; 6° de personeelsleden formuleren beslissingen of beslissingsvoorstellen op grond van duidelijke, nauwkeurige en geïndividualiseerde motieven, zodat de gebruikers de redenen van die beslissingen kennen en de juistheid en wettelijkheid daarvan vaststellen;7° de personeelsleden vermelden duidelijk de mogelijke beroepen waarvan de beslissingen voorzien zijn Ze vermelden de namen en diensten van de personeelsleden of ambtenaren bij wie het beroep ad hoc kan worden ingediend eveneens de mogelijkheid een klacht in te dienen bij de ombudsman van het Waalse Gewest of van de Franse Gemeenschap.8° de personeelsleden identificeren zich zoals hun dienst bij de telefoonverbindingen. Ze antwoorden snel en in voorkomend geval oriënteren de gebruiker naar de bevoegde dienst; 9° de personeelsleden vermijden het opleggen aan gebruikers van nutteloze administratieve verplichtingen in verhouding tot de noodzakelijkheden verbonden met de verwerking van het dossier.De toepassing van dit principe houdt rekening met het aansprakelijkheidsniveau van de ambtenaar; 10° de personeelsleden nemen praktische bepalingen opdat de persoonsgegevens die ze moeten verwerken, concreet beschermd worden, met inachtneming van de bepalingen van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens; Bij niet-naleving van bovenvermelde principes, kan een klacht worden ingediend bij de ombudsman van het Waalse Gewest of van de Franse Gemeenschap Wallonie-Brussel.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van het administratieve en geldelijke statuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles-International ».

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, M-D. SIMONET

Bijlage nr. II. - Basisproeven voor de vergelijkende aanwervingsexamens, basisproeven voor de vergelijkende overgangsexamens Afdeling 1. - Basisproeven voor vergelijkende examens

De basisproef of -proeven hebben als doel volgende vaardigheden te evalueren : De basisproef of -proeven hebben als doel volgende vaardigheden te evalueren : a) van niveau 1 : 1° algemene cultuur.de vragenlijst zal betrekking hebben op alle gebieden (sociaal, economisch, cultureel, politiek, technisch, wetenschappelijk), en zal zodanig ontworpen zijn dat alle kandidaten dezelfde kansen hebben te slagen, ongeacht hun vorming). 2° schriftelijke communicatie;de kandidaten zullen een onderwerp kiezen onder drie thema's : technisch, administratief, maatschappelijk, om op die manier rekening te houden met de verschillende beroepscategorieën en om inzicht te krijgen in hun bekwaamheid om een tekst te begrijpen en om zich schriftelijk uit te drukken; 3° openheid van geest;4° verbanden kunnen leggen tussen zijn vak en andere vakken : gebiedsoverschrijdende aanpak, afstand, globaliteit;5° vlotte integratie en teamwerk;6° rekening houden met het algemeen belang (inzonderheid veiligheidsregels) en burgergerichtheid;7° aanpasbaarheid aan de omstandigheden;8° werkorganisatie en -planning;9° snelle reactiecapaciteit en gepaste beslissingsname;10° verdediging van het standpunt van de administratie in soms moeilijke milieus en omstandigheden;11° voorrang van het menselijk aspect bij de toepassing van reglementen;12° zijn zekerheden in twijfel trekken en zich kunnen aanpassen : ontwikkeling in zijn beroep, functies, werkmilieu;13° een computer leren bedienen;14° plichtsbesef;15° verantwoordelijkheidszin;16° zorgen voor alle aspecten van human resources management binnen de team waarvoor hij verantwoordelijk is;17° planning van de behoeften en optimaal beheer van de noodzakelijke middelen;18° onderhandeling;19° zijn verantwoordelijkheden op zich nemen.b) van niveau 2 : 1° algemene cultuur.de vragenlijst zal betrekking hebben op alle gebieden (sociaal, economisch, cultureel, politiek, technisch, wetenschappelijk), en zal zodanig ontworpen zijn dat alle kandidaten dezelfde kansen hebben te slagen, ongeacht hun vorming). 2° schriftelijke communicatie;de kandidaten zullen een onderwerp kiezen onder drie thema's : technisch, administratief, maatschappelijk, om op die manier rekening te houden met de verschillende beroepscategorieën en om inzicht te krijgen in hun bekwaamheid om een tekst te begrijpen en om zich schriftelijk uit te drukken; 3° vlotte integratie en teamwerk;4° rekening houden met het algemeen belang (inzonderheid veiligheidsregels) en burgergerichtheid;5° aanpasbaarheid aan de omstandigheden;6° werkorganisatie en -planning;7° snelle reactiecapaciteit en gepaste beslissingsname;8° verdediging van het standpunt van de administratie in soms moeilijke milieus en omstandigheden;9° voorrang van het menselijk aspect bij de toepassing van reglementen;10° een computer leren bedienen;11° plichtsbesef;c) van niveau 2 : 1° algemene cultuur.de vragenlijst zal betrekking hebben op alle gebieden (sociaal, economisch, cultureel, politiek, technisch, wetenschappelijk), en zal zodanig ontworpen zijn dat alle kandidaten dezelfde kansen hebben te slagen, ongeacht hun vorming). 2° schriftelijke communicatie;de kandidaten zullen een onderwerp kiezen onder drie thema's : technisch, administratief, maatschappelijk, om op die manier rekening te houden met de verschillende beroepscategorieën en om inzicht te krijgen in hun bekwaamheid om een tekst te begrijpen en om zich schriftelijk uit te drukken; 3° vlotte integratie en teamwerk;4° rekening houden met het algemeen belang (inzonderheid veiligheidsregels) en burgergerichtheid;5° aanpasbaarheid aan de omstandigheden;6° werkorganisatie en -planning;7° een computer leren bedienen;8° plichtsbesef;9° snelle reactiecapaciteit en gepaste beslissingsname;10° verdediging van het standpunt van de administratie in soms moeilijke milieus en omstandigheden;11° voorrang van het menselijk aspect bij de toepassing van reglementen;d) van niveau 3 : 1° vlotte integratie en teamwerk;2° rekening houden met het algemeen belang (inzonderheid veiligheidsregels) en burgergerichtheid;3° aanpasbaarheid aan de omstandigheden;4° werkplanning;5° kunnen lezen, schrijven, mondeling communiceren en rekenen (de vier bewerkingen);6° plichtsbesef;7° een computer leren bedienen;8° vlotte integratie en teamwerk;9° een werkteam organiseren en leiden voor een bepaalde taak; 10° implementatie van de kennis en know-how betreffende het beroep (deze verificatie wordt verplicht uitgevoerd in het kader van een werkelijke taak en is in geen geval een theoretische controle.) Afdeling II. - Basisproeven voor vergelijkende examens voor overgang.

De basisproeven bevatten : a) voor niveau 1 : een eerste proef, algemeen genoemd, die de basisproeven voorzien voor aanwerving op niveau 1 zal overnemen (waaronder noodzakelijkerwijs de controle van de algemene cultuur en de schriftelijke communicatie); de gegadigden van de eerste proef moeten daarna drie kennisproeven afleggen (met een moeilijkheidsgraad die overeenstemt met het studieniveau vereist voor aanwerving in rang A6) betreffende aangelegenheden die betrekking hebben op de opdrachten van het Waalse Gewest : twee verplichte proeven, namelijk : administratief recht (statuut van de ambtenaren van het Gewest, toezicht, geschillen voor de Raad van State); overheidsopdrachten en -financiën (overheidsopdrachten, overheidsfinanciën en begrotingsrecht); een proef te kiezen onder de volgende vijf groepen aangelegenheden : ruimtebeheer (ruimtelijke ordening, water en bossen, natuurlijke hulpbronnen, landbouw, vervoer, patrimonium, opgravingen);

Hinderbeheer (milieupolitie, verontreinigingspreventie, ongezonde instellingen, afvalbeheer, waterverontreiniging, luchtverontreiniging wegens geluid); economische ontwikkeling (steun aan ondernemingen en intercommunales voor economische ontwikkeling, Europese fondsen, uitvoer, steun aan het onderzoek, rationeel energiegebruik); sociale actie (sociale aangelegenheden, gezondheid, werkgelegenheid, tewerkstelling en beroepsopleiding); infrastructuren (wegen, autowegen, stuwdammen, waterwegen, gesubsidieerde werken, sportinfrastructuren, telecommunicatienetwerken, onderzoeken en kwaliteit) de gegadigden van de drie kennisproeven moeten daarna een proef afleggen, eindproef genoemd, die bestaat in de oplossing van een werkelijke praktische situatie beleefd door een persoon die een betrekking van rang A6 zou bekleden waarin kan worden voorzien door overgang. De persoon moet in staat zijn een werkelijk praktisch geval te analyseren, een oplossing uit te werken, die schriftelijk samen te vatten en mondeling uiteen te zetten. b) voor niveau 2 + : 1.een eerste proef, algemeen genoemd, die de basisproeven voorzien voor aanwerving op niveau 2 + zal overnemen (waaronder noodzakelijkerwijs de controle van de algemene cultuur en de schriftelijke communicatie); 2. de gegadigde van de eerste proef moeten daarna een kennisproef afleggen (met een moeilijkheidsgraad die overeenstemt met het studie niveau vereist voor aanwerving op rang B3) betreffende : 2.1. algemene aangelegenheden in verband met de opdrachten van het Waalse Gewest voor de oriëntatie administratie, namelijk : 2.1.1. administratief recht (statuut van de ambtenaren van het Gewest, toezicht, geschillen voor de Raad van State, hoofdzakelijke gewestelijke regelgeving); 2.1.2. overheidsopdrachten en -financiën (overheidsopdrachten, overheidsfinanciën en begrotingsrecht); 2.2. aangelegenheden opgenomen in de studiecyclus die leidt tot het behalen van het diploma vereist bij de aanwerving voor alle andere oriënteringen. 3. de gegadigden van de kennisproef moeten daarna een proef afleggen, eindproef genoemd, die bestaat in de oplossing van een werkelijke praktische situatie beleefd door een persoon die een betrekking van rang B3 in de richting van het vergelijkend examen zou bekleden waarin kan worden voorzien door overgang.De persoon moet in staat zijn een werkelijk praktisch geval te analyseren, een oplossing uit te werken, die schriftelijk samen te vatten en mondeling uiteen te zetten. c) voor niveau 2 : 1.een eerste proef, algemene proef genoemd, die de basisproeven voorzien voor aanwerving op niveau 2 zal overnemen (waaronder noodzakelijkerwijs de controle van de algemene kennis en van de schriftelijke communicatie) en de bijkomende proef voorzien bij de aanwerving voor het « veldprofiel « ; 2. de gegadigde van de eerste proef moeten daarna een kennisproef afleggen (met een moeilijkheidsgraad die overeenstemt met het studie niveau vereist voor aanwerving op rang C3) betreffende : 2.1. algemene aangelegenheden in verband met de opdrachten van het Waalse Gewest voor de oriëntatie administratie, namelijk : 2.1.1. administratief recht 2.1.2. overheidsopdrachten en overheidsfinanciën 2.2. aangelegenheden opgenomen in de studiecyclus die leidt tot het behalen van het diploma vereist bij de aanwerving voor alle andere oriënteringen. 3. de gegadigden van de kennisproef moeten daarna een proef afleggen, eindproef genoemd, die bestaat in de oplossing van een werkelijke praktische situatie beleefd door een persoon die een betrekking van rang C3 in de richting van het vergelijkend examen zou bekleden waarin kan worden voorzien door overgang.De persoon moet in staat zijn een werkelijk praktisch geval te analyseren, een oplossing uit te werken, die schriftelijk samen te vatten en mondeling uiteen te zetten.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van het administratieve en geldelijke statuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles-International ».

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, M-D. SIMONET

Bijlage nr. III : Niveaus waartoe diploma's en studiegetuigschriften toegang geven HOOFDSTUK I - De diploma's en getuigschriften die in aanmerking worden genomen voor de toegang tot de administraties volgens de niveaus, zijn de volgende : A. NIVEAU 1. 1° Toegelaten zijn : a.) de diploma's uitgereikt door een universitaire instelling aan het einde van studiebasis van 2de cyclus in de zin van artikel 6, § 2, van het decreet van de Franse Gemeenschap van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden; b) de diploma's uitgereikt door een hogeschool aan het einde van een tweede studiecyclus in de zin van het decreet van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 tot vaststelling van de academische graden uitgereikt door de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en tot vaststelling van de minimale uurregelingen;c) de diploma's uitgereikt door een hoger instituut voor architectuur georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap aan het einde van een tweede studiecyclus;d) de diploma's uitgereikt aan het einde van een tweede studiecyclus van het maritiem hoger onderwijs;e) de diploma's uitgereikt door een instituut voor hoger kunstonderwijs van de Franse Gemeenschap aan het einde van een tweede studiecyclus van het hoger onderwijs van het lange type in de zin van het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs;f) de diploma's uitgereikt door een afdeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het lange type in de zin van artikel 62 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie;g) de diploma's uitgereikt door een universitaire examencommissie van de Franse Gemeenschap of een examencommissie van het hoger onderwijs van het lange type van de Franse Gemeenschap;2° De diploma's die gelijkwaardig zijn aan de in 1° bedoelde diploma's uitgereikt overeenkomstig de wetgeving van de Duitstalige Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de federale Staat, worden ook in overweging genomen.3° De volgende diploma's worden met name beschwoud als gelijkwaardig aan de diploma's bedoeld in punt 1° : a) de diploma's uitgereikt door de Koloniale Hogeschool van België in Antwerpen of diploma van licentiaat uitgereikt door het Universitair Instituut voor de Overzeese Gebieden in Antwerpen, indien de studies over minstens vier jaren liepen.b) de diploma's uitgereikt door instellingen van het hoger technisch onderwijs van de derde graad of door instellingen van het technisch onderwijs - gerangschikt als hogere A55-handelsinstituten - of door een examencommissie ingesteld door de Staat, van : a) licentiaat in de handelswetenschappen;2) handelsingenieur;3) geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs voor de handelswetenschappen;4) licentiaat vertaler;5) licentiaat tolk.c) het getuigschrift van kandidaat-gerechtsdeurwaarder, uitgereikt voor de inwerkingtreding van de wet van 6 april 1992 door Ministerie van Justitie, vergezeld van de officiële goedkeuring van de proeftijd bedoeld in het Gerechtelijk Wetboek.d) de diploma's of studiegetuigschriften uitgereikt na een cyclus van vijf jaar door : a) de afdeling bestuurswetenschappen van het « Institut d'Enseignement supérieur - Lucien Cooremans » te Brussel;b) het « Hoger Instituut voor Bestuurs- en Handelswetenschappen » te Elsene;c) het « Provinciaal Hoger Instituut voor Bestuurswetenschappen » te Antwerpen.e) Getuigschrift uitgereikt aan degenen die met vrucht de eerste twee studiejaren van de polytechnische afdeling of de afdeling « Alle Wapens » van de Koninklijke Militaire School hebben voleindigd en die de eretitel van burgerlijk ingenieur of van licentiaat kunnen dragen met de kwalificatie bepaald door de Koning, overeenkomstig de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van hoger onderwijs B.NIVEAU 2+.

In overweging worden genomen : 1° Getuigschrift, diploma of brevet van zeevaartonderwijs van de hogere cyclus;2° Diploma van landmeter-schatter van onroerende goederen;3° Diploma van landmeter van mijnen;4° Diploma van het hoger onderwijs van het korte type met volledig leerplan uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of één van de Gemeenschappen of door een examencommissie ingesteld door de Staat of één van de Gemeenschappen.5° Diploma of kandidatuurgetuigschrift uitgereikt na een cyclus van minstens twee studiejaar, hetzij door de Belgische universiteiten, met inbegrip van de bij die universiteiten geannexeerde scholen, de door de wet daarmee gelijkgestelde instellingen of de instellingen van het hoger onderwijs van het lange type, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of één van de Gemeenschappen, hetzij door een examencommissie ingesteld door de Staat of één van de Gemeenschappen.6° Diploma van technisch ingenieur uitgereikt na hogere technische cursussen van de tweede graad;7° Diploma van een afdeling gerangschikt in het hoger economisch of sociaal onderwijs van het korte type en voor sociale promotie of van het hoger kunst- of technisch onderwijs van de 3de, 2de of 1ste graad uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of een van de Gemeenschappen.8° Getuigschrift uitgereikt aan degenen die met vrucht de eerste twee studiejaren van de polytechnische afdeling of de afdeling « Alle Wapens » van de Koninklijke Militaire School hebben voleindigd.9° Diploma uitgereikt na een cyclus van minstens twee studiejaren door de Koloniale Hogeschool van België in Antwerpen of kandidatuurdiploma uitgereikt door het Universitair Instituut voor de Overzeese Gebieden in Antwerpen;10° Kandidatuurdiploma uitgereikt na een cyclus van minstens twee studiejaren door een school van het hoger technisch onderwijs van de derde graad of door instellingen van het technisch onderwijs, gerangschikt als hoger handelsinstituut van categorie A5.11° Diploma van burgerlijk conducteur uitgereikt door een Belgische universiteit;12° Diploma van technisch ingenieur uitgereikt door een hogere technische school van de tweede graad;5° Diploma van : a) geaggregeerde van het lager secundair onderwijs;b) lagereschool-onderwijzer;c) lagereschool-onderwijzeres;d) bewaarschoolonderwijzeres.14° Diploma van gegradueerde in de landbouwkundige wetenschappen uitgereikt overeenkomstig de bepalingen van artikel 8 van het koninklijk besluit van 31 oktober 1934 tot vaststelling van de voorwaarden voor het toekennen der diploma's van landbouwkundig ingenieur, van scheikundig landbouwingenieur, van ingenieur voor waters en bossen, van koloniaal landbouwkundig ingenieur, van tuinbouwkundig ingenieur, van boerderijbouwkundig ingenieur, van ingenieur der landbouwbedrijven, zoals het werd gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 juli 1936.15° Diploma uitgereikt door een instelling van het hoger technisch onderwijs van de eerste graad met volledig leerplan, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een examencommissie van de Staat.16° Diploma gerangschikt in één van volgende categorieën : A1, A6/A1, A7/A1, C1/A1, A8/A1, A1/D, A2An, C1/D, C5/C1/D, C1/An uitgereikt door een instelling van het hoger technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of een examencommissie van de Staat.17° Diploma gerangschikt in de categorie B3/B1, uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderd vijftig lestijden door een instelling van het technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die, bij de toelating, het volgende vereist : a) hetzij een diploma van voleindigde hogere secundaire studies;b) hetzij het slagen voor een daarmee gelijkgesteld toelatingsexamen;c) hetzij een diploma van een afdeling gerangschikt in de categorie B3/B2.18° Zijn ook toegelaten : a) de diploma's uitgereit door een hogeschool aan het einde van een enige cyclus van minstens drie jaar in de zin van het decreet van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 tot vaststelling van de academische graden uitgereikt door de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en tot vaststelling van de minimale uurregelingen;b) de diploma's uitgereikt door een universitaire instelling aan het einde van de basisstudies van de 1ste cyclus in de zin van artikel 6, § 1 van het decreet van de Franse gemeenschap van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden;c) de diploma's uitgereit door een hogeschool aan het einde van een eerste studiecyclus in de zin van het decreet van de Franse Gemeenschap van 27 februari 2003 tot vaststelling van de academische graden uitgereikt door de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap en tot vaststelling van de minimale uurregelingen;d) de diploma's uitgereikt door een hoger instituut voor architectuur georganiseerd of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap aan het einde van een eerste studiecyclus;e) de diploma's uitgereikt door een instituut voor hoger kunstonderwijs van de Franse Gemeenschap aan het einde van hogere studies van het korte type of van een eerste cyclus van het hoger onderwijs van het lange type in de zin van het decreet van de Franse Gemeenschap van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs;f) de diploma's uitgereikt aan het einde van een eerste studiecyclus van het maritiem hoger onderwijs;g) de diploma's uitgereikt door een afdeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie van het korte type in de zin van artikel 45 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie;h) de diploma's uitgereikt door een universitaire examencommissie van het hoger onderwijs van het korte type van de Franse Gemeenschap;19° De diploma's die gelijkwaardig aan met de in 1° bedoelde diploma's uitgereikt overeenkomstig de wetgeving van de Duitstalige Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap of de federale Staat, worden ook in overweging genomen. C. NIVEAU 2.

In overweging worden genomen : 1° Getuigschrift van het hoger secundair onderwijs of het bekwaamheidsdiploma dat toegang verleent tot het hoger onderwijs, gehomologeerd of uitgereikt door de examencommissie van de Staat of van één van de Gemeenschappen voor het secundair onderwijs.2° diploma uitgereikt na het examen bedoeld in artikel 5 van de wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, gecoördineerd op 31 december 1949.3° Brevet : a) van verpleeg- of ziekenhuisassistent(e), b) van verpleger of verpleegster;c) uitgereikt hetzij door een door de Staat in de categorie van de aanvullende secundaire beroepsscholen opgerichte, gesubsidieerde of erkende verplegingsafdeling, hetzij door een door de Staat of een van de Gemeenschappen ingestelde examencommissie;4° Einddiploma, studiegetuigschrift of getuigschrift uitgereikt na het volgen, met vrucht, van het zesde leerjaar van het algemeen, het technisch, het kunst- of het beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen;5° Getuigschrift, diploma of brevet van het zeevaartonderwijs van de hogere secundaire cyclus;6° Diploma van een tot de groep handel, administratie en organisatie behorende afdeling van een hogere secundaire technische leergang van een instelling voor technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een van de Gemeenschappen, uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderd vijftig lestijden.7° Getuigschriften uitgereikt aan het einde van studies van het secundair onderwijs, bedoeld in artikel 3 van het decreet van de Franse Gemeenschap van 24 juli 1997 dat de prioritaire taken bepaalt van het basisonderwijs en van het secundair onderwijs en de structuren organiseert die het mogelijk maken ze uit te voeren;8° Getuigschrift toegekend door de examencommissie van de Franse Gemeenschap, van het secundair onderwijs en bedoeld in artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 27 juni 1989 houdende inrichting van de examencommissie van de Franse Gemeenschap van het secundair onderwijs;9° Eretitels uitgereikt door een afdeling van het hoger onderwijs voor sociale promotie in de zin van artikel 30, eerste lid, 1° en 2° van het decreet van de Franse Gemeenschap van 16 april 1991 houdende organisatie van het onderwijs voor sociale promotie;10° De diploma's die gelijkwaardig zijn aan de hierbovenvermelde diploma's uitgereikt overeenkomstig de wetgeving van de Duitstalige Gemeenschap of van de Vlaamse Gemeenschap worden ook in overweging genomen;11° De volgende diploma's worden met name beschouwd als gelijkwaardig aan de hierbovenvermelde getuigschriften en diploma's : a) Getuigschrift uitgereikt na een van de voorbereidende proeven voorgeschreven in de artikelen 10, 10bis en 12 van de op 31 december 1949 gecoördineerde wetten op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, zoals die bepalingen bestonden vóór 8 juni 1964.b) Gehomologeerd of door de examencommissie van de Staat voor het hoger middelbaar onderwijs afgeleverd diploma of getuigschrift van hoger middelbaar onderwijs.c) Erkend diploma van middelbare studies van de hogere graad (handelsafdeling).d) Diploma of eindgetuigschrift van hoger middelbaar onderwijs behaald met vrucht.e) Gehomologeerd diploma van de hogere secundaire technische school of eindgetuigschrift van studies in een hogere secundaire technische school, uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studies, met vrucht, door een instelling van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of diploma van de hogere secundaire technische school uitgereikt door de examencommissie van de Staat.f) Diploma of eindgetuigschrift van de hogere secundaire technische school - vroegere categorieën A2, A6/A2, A6/C1/A2, A7/A2, A8/A2, A2A, C1, C1A, C5/C1, C1/A2 - uitgereikt na een cyclus van drie jaren hogere secundaire studies, met vrucht, door een instelling van technisch onderwijs, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat of door een examencommissie van de Staat van het secundair onderwijs.g) Gehomologeerd diploma van hoger secundair kunstonderwijs met volledig leerplan, uitgereikt overeenkomstig de voorwaarden bepaald bij het koninklijk besluit van 10 februari 1971 tot vaststelling van de gelijkwaardigheid van het studiepeil van de instellingen voor kunstonderwijs met dat van de hogere secundaire technische school en waarbij de voorwaarden voor het uitreiken van de diploma's bepaald worden en het koninklijk besluit van 25 juni 1976 tot regeling van de studies van sommige hogere secundaire afdelingen van de instellingen voor kunstonderwijs met volledig leerplan.h) Einddiploma, eindgetuigschrift, studieattest of brevet van het zesde jaar van het hoger kunst- of beroepssecundair onderwijs met volledig leerplan, uitgereikt door een instelling opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat.i) Brevet of eindgetuigschrift uitgereikt na afloop van de hogere secundaire cyclus van een beroepsafdeling verbonden aan een instelling voor technisch onderwijs opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en gerangschikt in één van de categorieën A4, C3, C2, C5.j) ° Diploma uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderd vijftig lestijden door een instelling voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B1, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat.k) ° Einddiploma of -getuigschrift uitgereikt na een cyclus van ten minste zevenhonderd vijftig lestijden door een instelling voor technisch onderwijs gerangschikt in de categorie B3/B2, opgericht, gesubsidieerd of erkend door de Staat en die bij de toelating een diploma eist van lagere secundaire studies of het slagen voor een daarmee gelijkgesteld toelatingsexamen. D. NIVEAU 3.

Geen diploma of studiegetuigschrift vereist. HOOFDSTUK II § 1er. § 1. De in overeenstemming met een buitenlandse regeling behaalde diploma's en studiegetuigschriften die, krachtens verdragen of internationale overeenkomsten of met toepassing van de procedure voor het verlenen van de gelijkwaardigheid, voorgeschreven bij de wet van 19 maart 1971 betreffende de gelijkwaardigheid van de buitenlandse diploma's en getuigschriften, gelijkwaardig worden verklaard met één van de in deze lijst bedoelde diploma's of studiegetuigschriften worden eveneens in aanmerking genomen. § 2. § 2. In afwijking van § 1, worden de voorschriften van de richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hoger-onderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten, en van de richtlijn 92/51/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel voor de erkenning van beroepsopleidingen, in aanmerking genomen voor de toelating tot de administraties van de Staat.

In het raam van een bepaald vergelijkend wervingsexamen is de afgevaardigde Bestuurder van de SELOR belast de kandidaatstellingen in ontvangst te nemen van de houders van de titels bedoeld in artikel 3, punten a en b van voornoemde richtlijn van 21 december 1988 en in de artikelen 3, 5, 6, 8 en 9 van voornoemde richtlijn van 18 juni 1992.

Teneinde de waarde van de voorgestelde titels te kennen, legt de afgevaardigde Bestuurder van de SELOR die titels voor advies voor aan de bevoegde onderwijsoverheden. Daarna treft hij de in artikel 8, § 2, van voornoemde richtlijn voorgeschreven beslissingen, met inbegrip van de eventuele toepassing van de in artikel 4 ervan bedoelde compensatiebepalingen of degene bedoeld in artikel 12, § 2, van voornoemde richtlijn van 18 juni 1992, met inbegrip van de eventuele toepassing van de in de artikelen 4, 5 en 7 ervan bedoelde compensatiebepalingen. § 3. De in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte richtlijnen die de in § 2 opgesomde richtlijnen zouden aanvullen of vervangen, zijn van rechtswege van toepassing, behalve indien ze bepalingen beïnvloeden die aanpassingsmaatregelen moeten ondergaan of de bevoegdheden zouden wijzigen die aan de afgevaardigde Bestuurder van de SELOR zijn toegekend.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van het administratieve en geldelijke statuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles-International ».

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, M-D. SIMONET

Bijlage nr. IV. - Verslag model voor de evaluatie van de stagiair I. IDENTIFICATIE Naam : Voornaam : Geboortedatum : Dienst of Departement : Administratieve standplaats : Niveau : Rang : Graad : Indiensttreding : als stagiair - als contractueel Diploma bij de aanwerving : Ander(e) diploma(s) : II. BESCHRIJVING VAN DE ACTIVITEITEN 1. Taken toegekend aan de stagiair 2.Aan de stagiair toegewezen doelstellingen (inzake integratie, kennis,handigheid en opdoen van ervaring bij de uitvoering) : 3. Te gebruiken middelen om de doelstellingen te halen : Opleiding in de dienst, ter plaatse : Uitvoeringen : Vormingen : - van het programma : - andere : Interne en externe contacten, bezoeken : 4.Staat van de verrichtingen tijdens de periode (samenvatting van de voornaamste verrichtingen) : 5. Vergelijking tussen de opgelegde doelstellingen en de behaalde resultaten :

verklaring van de doelstellingen

A

Datum

Behaalde resultaten

B


Kolom A : = Moeilijkheidsniveau ten opzichte van de normale eisen verbonden aan de betrekking en rekening houdend met het feit dat het om een stagiair gaat : 1.Zeer moeilijk - 2. Moeilijk - 3. Normaal - 4. Gemakkelijk Kolom B = Uitvoeringsniveau : 1. Volledig uitgevoerd - 2. Gedeeltelijk uitgevoerd - 3. Niet uitgevoerd. 6. Ontleding van het niveau van de resultaten :(Afgezien van externe oorzaken, aan de betrokkene tonen welke oorzaken hem toe te wijten zijn;het hoge of matige niveau van een verrichting kan het gevolg zijn van verschillende oorzaken : buitengewone stijging van de hoeveelheid werk of onverwachte vermindering ervan; gebrek aan wilskracht om te slagen of werklust; gebrek aan bekwaamheid van de betrokkene of gebrek aan middelen; arbeidsregeling, bijkomende wettelijke uitgeoefende activiteit, enz.). 7. Bijzondere punten : Heeft de betrokkene te kampen gehad met bijzondere of onvoorziene toestanden tijdens de afgelopen periode ? 8.Aard van de activiteiten en activiteitsvelden : waar de betrokkene in geslaagd is / waarin de grenzen van de betrokkene naar voren komen; 9. Beoordeling (P = positief, V = voorbehouden, N = negatief) A.Beoordeling van de prestaties :

Beoordeling van de prestaties :

P

R

N

1. Kwaliteit van de arbeid (kwaliteit en graad van voltooiing van de arbeid - zonder het kwantitatieve rendement in aanmerking te nemen), zorgvuldigheid, juistheid en nauwkeurigheid.

2. Hoeveelheid arbeid (hoeveelheid arbeid verricht in een tijdsbestek bepaald zonder de kwaliteit van de arbeid in aanmerking te nemen - capaciteit voor de beoordeelde om het geheel van de taken van zijn ambt te verrichten).

3. Polyvalentie (capaciteit om uiteenlopende werken te verrichten en andere posities te bekleden dan die welke de stagiair worden toevertrouwd).

4. Beschikbaarheid (reactie van belanghebbende op de dwingende omstandigheden die voortvloeien uit de bijzondere voorwaarden of uit een verandering in het arbeidsmilieu).

5. Creativiteit, initiatief (capaciteit van de ambtenaar om nieuwe ideeën uit te denken en te bevorderen als geschiktheid om te reageren op onverwachte gebeurtenissen).

6. Teamgeest en sociale vaardigheid (capaciteit van de ambtenaar om in groep te werken met het oog op de verwezenlijking van een gemeenschappelijke doelstelling en bij te dragen tot het behoud van een aangenaam arbeidsmilieu).

7. Zin voor solidariteit (capaciteit om zijn collega's te helpen).


B. Beoordeling van de bevoegdheden :

Beoordeling van de bevoegdheden :

P

R

N

1. Professionele integratie (kennis van het milieu, van de instellingen en administraties van het Waalse Gewest, van de Franse Gemeenschap Wallonië-Brussel en van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, van de doelstellingen van de dienst)


2.Overeenstemming met het ambt.


3. Geschiktheid om te evolueren.


10. Globale beoordeling (schrappen wat niet past) : de stagiair voldoet - voldoet niet aan de proeftijd.11. Opmerkingen : Visum van de stagiair, Handtekening van de beoordeler(s), Naam, graad. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van het administratieve en geldelijke statuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles-International ».

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, M-D. SIMONET

Bijlage V. - Model van curriculum vitae (1).

I. IDENTITEIT Naam : Voornaam : Geboortedatum : II. HUIDIGE BETREKKING Ministerie/ instelling : Aanstellingspool : Afdeling :

Directie Administratieve standplaats : Beroep : Niveau : Rang : Graad : Begeleidingsbetrekking : JA - NEE Beschrijving van de activiteit : III. BEROEPSERVARING (2) Periode : Ministerie/Instelling/Vennootschap : Graad/Functie : Beschrijving van de activiteit : IV. VORMING(EN) (3) Diploma bij de aanwerving : Jaar : Instelling : Ander(e) diploma(s) : Jaar : Instelling : V. BIJKOMENDE VORMING(EN) (4) HANDTEKENING Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van het administratieve en geldelijke statuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles-International ».

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, M-D. SIMONET

Bijlage nr. VI. - Formulier voor kandidaatstelling voor bevordering door verhoging in graad I. IDENTITEIT Naam : Voornaam : Geboortedatum : Diploma bij de aanwerving : Ander(e) diploma(s) : II. HUIDIGE BETREKKING Dienst of Departement : Administratieve standplaats : Niveau : Rang : Graad : Begeleidingsbetrekking : JA - NEE III. GESOLLICITEERDE BETREKKING(EN) De kandidaat die solliciteert naar verschillende betrekkingen moet verplicht zijn voorrangsorde vermelden tegenover de betrekkingen vermeld in de bijstaande lijst, d.m.v. Arabische cijfers (1, 2, 3,...) in de daartoe bestemde kolom.

De kandidaat die solliciteert naar één enkele betrekking moet het cijfer 1 vermelden tegenover die betrekking.

Handtekening (1) (1) De kandidaat moet zijn handtekening op die plaats zetten en alle bijgevoede bladzijden, die integraal deel uitmaken van deze akte voor kandidatuurstelling verplicht paraferen. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van het administratieve en geldelijke statuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles-International ».

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, M-D. SIMONET

Bijlage nr. VII. - Formulier voor kandidaatstelling voor toegang door overgang naar het hogere niveau I. IDENTITEIT Naam : Voornaam : Geboortedatum : Diploma bij de aanwerving : Ander(e) diploma(s) : II. HUIDIGE BETREKKING Dienst of Departement : Administratieve standplaats : Niveau : Rang : Graad : Begeleidingsbetrekking : JA - NEE III. GESOLLICITEERDE BETREKKING(EN) De kandidaat die solliciteert naar verschillende betrekkingen moet verplicht zijn voorrangsorde vermelden tegenover de betrekkingen vermeld in de bijstaande lijst, d.m.v. Arabische cijfers (1, 2, 3,...) in de daartoe bestemde kolom.

De kandidaat die solliciteert naar één enkele betrekking moet het cijfer 1 vermelden tegenover die betrekking.

Handtekening (1) (1) De kandidaat moet zijn handtekening op die plaats zetten en alle bijgevoede bladzijden, die integraal deel uitmaken van deze akte voor kandidatuurstelling verplicht paraferen. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van het administratieve en geldelijke statuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles-International ».

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, M-D. SIMONET

Bijlage nr. VIII. - Lijst van erkende opleidingen 1° de afstandsonderwijscursussen van de afstandsonderwijsdienst van het ministerie van de Franse Gemeenschap;2° de door een gemeenschap georganiseerde, gesubsidieerde of erkende cursussen van het onderwijs voor sociale promotie;3° de cursussen van het niet-universitair hoger onderwijs van het lange of korte type met een volledig leerplan, georganiseerd 's avonds of tijdens het weekeinde, in instellingen van het hoger onderwijs overeenkomstig artikel 5bisvan de wet van 7 juli 1970 betreffende de algemene structuur van het hoger onderwijs;4° de cursussen van het universitair onderwijs van de eerste en tweede cyclussen, georganiseerd 's avonds of tijdens het weekeinde in de universiteiten en de daarmee gelijkgestelde instellingen met het oog op het behalen van een titel bedoeld in de wet van 11 september 1933 op de bescherming van de titels van hoger onderwijs;5° de cursussen van elke aanvullende studiecyclus georganiseerd door de universiteiten en de daarmee gelijkgestelde instellingen;6° de cursussen georganiseerd door « Institut de Formation permanente pour les Classes moyennes et les petites et moyennes Entreprises » (Instituut voor Permanente Vorming van de Middenstand en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen);7° de cursussen georganiseerd door de « Forem (Waalse dienst voor beroepsopleiding en arbeidsbemiddeling) » in zijn eigen centrum en voor de arbeiders. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van het administratieve en geldelijke statuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles-International ».

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, M-D. SIMONET

Bijlage nr. IX. - Evaluatieverslag I. IDENTITITEITSKAART EN BESCHRIJVING VAN DE BETREKKING Naam : Voornaam : Geboortedatum : Diploma bij de aanwerving : Ander(e) diploma(s) : Dienst of Departement : Administratieve standplaats : Niveau : Rang : Graad : Begeleidingsbetrekking : JA - NEE II. BESCHRIJVING VAN DE AAN DE AMBTENAAR TOEGEKENDE TAKEN Op de datum van het planningsgesprek : Op de datum van het evaluatiegesprek : III. PLANNINGSGESPREK 1. Datum van het planningsgesprek : 2.Elementen betreffende de werkwijze, inzonderheid zijn relaties met de andere personeelsleden, de andere diensten en de gebruikers, de punctualiteit, de organisatie, de vormingsmethoden en -inspanningen, de kwaliteit en kwantiteit van het werk.

Beschrijving : - sociabiliteit, integratie, beschikbaarheid, creativiteit en initiatiefname in de relaties met de andere personeelsleden, de andere diensten en de gebruikers : - Punctualiteit : - Organisatie en methode(s) : - Vormingsinspanningen. - Werkkwaliteit en -kwantiteit : Specifieke doelstellingen opgedragen aan de ambtenaar : 3. Bijdrage van de ambtenaar tot het bereiken van de doelstellingen van de dienst, vastgelegd volgens beheersmethoden eigen aan de betrokken ministeries of instellingen, en na bepaling van zijn functie en betrokkenheidsniveau ivm het bereiken van die doelstellingen; - Dienstdoelstellingen (de toekomstgerichte richtsnoeren van de directie alsook elk ander managementgereedschap bijvoegen) : - Identificatie van de rol van de ambtenaar in het kader van de dienstdoelstellingen : - per prioritaire doelstelling(en) : - per prioritair(e) initiatief(ven) : - betrokkenheidsniveau verwacht van de ambtenaar : 4. Bereiken van de individuele doelstellingen, vooraf vastgesteld door de hiërarchische meerdere. Betrokken gebieden - opdoen van kennis : - opdoen van know-how : - opdoen van ervaring : - uitoefening van de dagelijkse en gewoonlijke taken Nagestreven doelstellingen : (andere dan die bedoeld in punten 2 en 3) : Middelen om die te bereiken : IV. EVALUATIEGESPREK 1. Datum van het evaluatiegesprek : 2.Elementen betreffende de werkwijze, inzonderheid zijn relaties met de andere personeelsleden, de andere diensten en de gebruikers, de punctualiteit, de organisatie, de vormingsmethoden en -inspanningen, de kwaliteit en kwantiteit van het werk.

Vergelijking met de toestand op de datum van het planningsgesprek : - sociabiliteit, integratie, beschikbaarheid, creativiteit en initiatiefname in de relaties met de andere personeelsleden, de andere diensten en de gebruikers : - Punctualiteit : - Organisatie en methode(s) : - Vormingsinspanningen. - Werkkwaliteit en -kwantiteit : Bereikte doelstellingen : 3. Bijdrage van de ambtenaar tot het bereiken van de doelstellingen van de dienst, vastgelegd volgens beheersmethoden eigen aan de betrokken ministeries of instellingen, en na bepaling van zijn functie en betrokkenheidsniveau ivm het bereiken van die doelstellingen; - Bereikbaarheidsgraad voor de dienstdoelstellingen : - Bijdrage van de ambtenaar in het kader van de dienstdoelstellingen : - per prioritaire doelstelling(en) : - per prioritair(e) initiatief(ven) : - betrokkenheidsniveau verwacht van de ambtenaar : 4. Bereiken van de individuele doelstellingen, vooraf vastgesteld door de hiërarchische meerdere. Betrokken gebieden : - opdoen van kennis : - opdoen van know-how : - opdoen van ervaring : - uitoefening van de dagelijkse en gewoonlijke taken : Bereikte doelstellingen : 5. Analyse van het resultatenniveau : - aan betrokkene toe te schrijven oorzaken : - vreemde oorzaken : - buitengewone vergroting/vermindering van het werk : - bijzondere omstandigheden die de betrokkene heeft ontmoet : - gebied(en) waarin betrokkene is geslagen : - gebied(en) waarin betrokkene blijkt beperkt te zijn : V.EVALUATIEVOORSTEL Voorgestelde evaluatie : Gunstig - Terughoudend - Ongunstig Datum ondertekening Identiteit van de beoordeler (naam, rang, graad) : . . . . .

Visum van de ambtenaar : instemming . . . . . niet-instemming (in bijlage I gevoegde eventuele waarnemingen en opmerkingen) VI. EVALUATIE Evaluatie : Gunstig - Terughoudend - Ongunstig (resultaat van het onderzoek van de in bijlage II gevoegde waarnemingen en opmerkingen) Datum ondertekening Identiteit van de beoordeler (naam, rang, graad) : . . . . .

Visum van de ambtenaar : instemming . . . . .

Niet-instemming . . . . .

Bijlage D. - Model voor de beschrijving van de functies en taken BESCHRIJVING VAN DE FUNCTIE - GEMEEN SCHEMA Fiche betrekking IN HOOFDLETTERS IN TE VULLEN, A.U.B

Postnummer :

Afdeling :


Directie

Cel/Dienst :

Houder van de betrekking :

ULIS-nummer :


A. Beschrijving van de betrekking

Niveau : 1 2+ 2 3


Beschrijving van de betrekking (Opdrachten/Verantwoordelijkheden) : Overeenkomende activiteiten B. Profil van de betrekking Eisen van de betrekking : (boven de verplichtingen bedoeld in artikel 2 en 3 van de Waalse Ambtenarencode en die vermeld in het Handvest van goed administratief gedrag) Kennis : Praktische bevoegdheden / bekwaamheden : -> Gedragen / houdingen : Ten opzichte van het werk : Ten opzichte van het doelpubliek : Ten opzichte van de collega's : Houder : Verantwoordelijke : Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van het administratieve en geldelijke statuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles-International ».

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, M-D. SIMONET

Bijlage X. Weddeschalen op jaarlijks basis Bijlage C

NIVEAU 3

WEDDESCHALEN

D3

D2

D1

Tussendijdse veerhogingen

3/1 x 140,09

3/1 x 140,09

3/1 x 140,09

5/2 x 194,67

5/2 x 194,67

5/2 x 194,67

6/2 x 266,78

6/2 x 266,78

6/2 x 266,78

2/2 x 419,35

2/2 x 419,35

2/2 x 419,35

Zesjarig

5/6 x 250,38

5/6 x 250,38

5/6 x 250,38

0

12.768,75

15.444,96

18.749,62

1

12.908,84

15.585,05

18.889,71

2

13.048,93

15.725,14

19.029,80

3

13.189,02

15.865,23

19.169,89

4

13.189,02

15.865,23

19.169,89

5

13.383,69

16.059,90

19.364,56

6

13.634,07

16.310,28

19.614,94

7

13.828,74

16.504,95

19.809,61

8

13.828,74

16.504,95

19.809,61

9

14.023,41

16.699,62

20.004,28

10

14.023,41

16.699,62

20.004,28

11

14.218,08

16.894,29

20.198,95

12

14.468,46

17.144,67

20.449,33

13

14.663,13

17.339,34

20.644,00

14

14.663,13

17.339,34

20.644,00

15

14.929,91

17.606,12

20.910,78

16

14.929,91

17.606,12

20.910,78

17

15.196,69

17.872,90

21.177,56

18

15.447,07

18.123,28

21.427,94

19

15.713,85

18.390,06

21.694,72

20

15.713,85

18.390,06

21.694,72

21

15.980,63

18.656,84

21.961,50

22

15.980,63

18.656,84

21.961,50

23

16.247,41

18.923,62

22.228,28

24

16.497,79

19.174,00

22.478,66

25

16.764,57

19.440,78

22.745,44

26

16.764,57

19.440,78

22.745,44

27

17.183,92

19.860,13

23.164,79

28

17.183,92

19.860,13

23.164,79

29

17.603,27

20.279,48

23.584,14

30

17.853,65

20.529,86

23.834,52


NIVEAU 2

WEDDESCHALEN

C3

C2

C1

Verhogingen tussentijds

3/1 x 267,31

3/1 x 267,31

3/1 x 267,31

1/2 x 267,31

1/2 x 267,31

1/2 x 267,31

1/2 x 356,34

1/2 x 356,34

1/2 x 356,34

2/2 x 712,64

2/2 x 712,64

2/2 x 712,64

9/2 x 623,60

9/2 x 623,60

9/2 x 623,60

Zesjarig

5/6 x 250,38

5/6 x 250,38

5/6 x 250,38

0

13.668,39

16.880,14

21.801,44

1

13.935,70

17.147,45

22.068,75

2

14.203,01

17.414,76

22.336,06

3

14.470,32

17.682,07

22.603,37

4

14.470,32

17.682,07

22.603,37

5

14.737,63

17.949,38

22.870,68

6

14.988,01

18.199,76

23.121,06

7

15.344,35

18.556,10

23.477,40

8

15.344,35

18.556,10

23.477,40

9

16.056,99

19.268,74

24.190,04

10

16.056,99

19.268,74

24.190,04

11

16.769,63

19.981,38

24.902,68

12

17.020,01

20.231,76

25.153,06

13

17.643,61

20.855,36

25.776,66

14

17.643,61

20.855,36

25.776,66

15

18.267,21

21.478,96

26.400,26

16

18.267,21

21.478,96

26.400,26

17

18.890,81

22.102,56

27.023,86

18

19.141,19

22.352,94

27.274,24

19

19.764,79

22.976,54

27.897,84

20

19.764,79

22.976,54

27.897,84

21

20.388,39

23.600,14

28.521,44

22

20.388,39

23.600,14

28.521,44

23

21.011,99

24.223,74

29.145,04

24

21.262,37

24.474,12

29.395,42

25

21.885,97

25.097,72

30.019,02

26

21.885,97

25.097,72

30.019,02

27

22.509,57

25.721,32

30.642,62

28

22.509,57

25.721,32

30.642,62

29

23.133,17

26.344,92

31.266,22

30

23.383,55

26.595,30

31.516,60


NIVEAU 2+

RANGEN

B3

B2

B1

Verhogingen tussentijds

3/1 x 252,18

3/1 x 252,18

3/1 x 252,18

1/2 x 292,59

1/2 x 292,59

1/2 x 292,59

1/2 x 390,03

1/2 x 390,03

1/2 x 390,03

2/2 x 672,31

2/2 x 672,31

2/2 x 672,31

9/2 x 588,30

9/2 x 588,30

9/2 x 588,30

Zesjarig

5/6 x 250,38

5/6 x 250,38

5/6 x 250,38

0

15.849,72

19.345,74

24.986,67

1

16.101,90

19.597,92

25.238,85

2

16.354,08

19.850,10

25.491,03

3

16.606,26

20.102,28

25.743,21

4

16.006,26

20.102,28

25.743,21

5

16.898,85

20.394,87

26.035,80

6

17.149,23

20.645,25

26.286,18

7

17.539,26

21.035,28

26.676,21

8

17.539,26

21.035,28

26.676,21

9

18.211,57

21.707,59

27.348,52

10

18.211,57

21.707,59

27.348,52

11

18.883,88

22.379,90

28.020,83

12

19.134,26

22.630,28

28.271,21

13

19.722,56

23.218,58

28.859,51

14

19.722,56

23.218,58

28.859,51

15

20.310,86

23.806,88

29.447,81

16

20.310,86

23.806,88

29.447,81

17

20.899,16

24.395,18

30.036,11

18

21.149,54

24.645,56

30.286,49

19

21.737,84

25.233,86

30.874,79

20

21.737,84

25.233,86

30.874,79

21

22.326,14

25.822,16

31.463,09

22

22.326,14

25.822,16

31.463,09

23

22.914,44

26.410,46

32.051,39

24

23.164,82

26.660,84

32.301,77

25

23.753,12

27.249,14

32.890,07

26

23.753,12

27.249,14

32.890,07

27

24.341,42

27.837,44

33.478,37

28

24.341,42

27.837,44

33.478,37

29

24.929,72

28.425,74

34.066,67

30

25.180,10

28.676,12

34.317,05


NIVEAU 1

RANGEN

A6

A6S

A5

A5S

Verhogingen tuddentijds

3/1 x 623,60

3/1 x 623,60

3/1 x 623,60

3/1 x 623,60

10/2 x 957,68

10/2 x 957,68

10/2 x 1135,17

10/2 x 957,68

Zesjarig

5/6 x 250,38

5/6 x 250,38

5/6 x 250,38

5/6 x 250,38

0

21.112,38

26.619,13

25.507,13

31.535,34

1

21.735,98

27.242,73

26.130,73

32.158,94

2

22.359,58

27.866,33

26.754,33

32.782,54

3

22.983,18

28.489,93

27.377,93

33.406,14

4

22.983,18

28.489,93

27.377,93

33.406,14

5

23.940,86

29.447,61

28.513,10

34.363,82

6

24.191,24

29.697,99

28.763,48

34.614,20

7

25.148,92

30.655,67

29.898,65

35.571,88

8

25.148,92

30.655,67

29.898,65

35.571,88

9

26.106,60

31.613,35

31.033,82

36.529,56

10

26.106,60

31.613,35

31.033,82

36.529,56

11

27.064,28

32.571,03

32.168,99

37.487,24

12

27.314,66

32.821,41

32.419,37

37.737,62

13

28.272,34

33.779,09

33.554,54

38.695,30

14

28.272,34

33.779,09

33.554,54

38.695,30

15

29.230,02

34.736,77

34.689,71

39.652,98

16

29.230,02

34.736,77

34.689,71

39.652,98

17

30.187,70

35.694,45

35.824,88

40.610,66

18

30.438,08

35.944,83

36.075,26

40.861,04

19

31.395,76

36.902,51

37.210,43

41.818,72

20

31.395,76

36.902,51

37.210,43

41.818,72

21

32.353,44

37.860,19

38.345,60

42.776,40

22

32.353,44

37.860,19

38.345,60

42.776,40

23

33.311,12

38.817,87

39.480,77

43.734,08

24

33.561,50

39.068,25

39.731,15

43.984,46

25

33.561,50

39.068,25

39.731,15

43.984,46

26

33.561,50

39.068,25

39.731,15

43.984,46

27

33.561,50

39.068,25

39.731,15

43.984,46

28

33.561,50

39.068,25

39.731,15

43.984,46

29

33.561,50

39.068,25

39.731,15

43.984,46

30

33.811,88

39.318,63

39.981,53

44.234,84


NIVEAU 1

RANGEN

A4

A4S

Verhogingen tussentijds

3/1 x 623,60

3/1 x 623,60

10/2 x 1260,36

10/2 x 1260,36

Zesjarig

5/6 x 250,38

5/6 x 250,38

0

33.478,24

35.762,53

1

34.101,84

36.386,13

2

34.725,44

37.009,73

3

35.349,04

37.633,33

4

35.349,04

37.633,33

5

36.609,40

38.893,69

6

36.859,78

39.144,07

7

38.120,14

40.404,43

8

38.120,14

40.404,43

9

39.380,50

41.664,79

10

39.380,50

41.664,79

11

40.640,86

42.925,15

12

40.891,24

43.175,53

13

42.151,60

44.435,89

14

42.151,60

44.435,89

15

43.411,96

45.696,25

16

43.411,96

45.696,25

17

44.672,32

46.956,61

18

44.922,70

47.206,99

19

46.183,06

48.467,35

20

46.183,06

48.467,35

21

47.443,42

49.727,71

22

47.443,42

49.727,71

23

48.703,78

50.988,07

24

48.954,16

51.238,45

25

48.954,16

51.238,45

26

48.954,16

51.238,45

27

48.954,16

51.238,45

28

48.954,16

51.238,45

29

48.954,16

51.238,45

30

49.204,54

51.488,83


NIVEAU 1

RANGEN

A6

A6S

A5

A5S

Verhogingen tussentijds

3/1 x 623,60

3/1 x 623,60

3/1 x 623,60

3/1 x 623,60

10/2 x 1260,36

10/2 x 1608,27

10/2 x 1608,27

10/2 x 1608,27

Zesjarig

5/6 x 250,38

5/6 x 250,38

5/6 x 250,38

5/6 x 250,38

0

40.790,86

46.166,58

46.910,59

52.486,11

1

41.414,46

46.790,18

47.534,19

53.109,71

2

42.038,06

47.413,78

48.157,79

53.733,31

3

42.661,66

48.037,38

48.781,39

54.356,91

4

42.661,66

48.037,38

48.781,39

54.356,91

5

43.922,02

49.645,65

50.389,66

55.965,18

6

44.172,40

49.896,03

50.640,04

56.215,56

7

45.432,76

51.504,30

52.248,31

57.823,83

8

45.432,76

51.504,30

52.248,31

57.823,83

9

46.693,12

53.112,57

53.856,58

59.432,10

10

46.693,12

53.112,57

53.856,58

59.432,10

11

47.953,48

54.720,84

55.464,85

61.040,37

12

48.203,86

54.971,22

55.715,23

61.290,75

13

49.464,22

56.579,49

57.323,50

62.899,02

14

49.464,22

56.579,49

57.323,50

62.899,02

15

50.724,58

58.187,76

58.931,77

64.507,29

16

50.724,58

58.187,76

58.931,77

64.507,29

17

51.984,94

59.796,03

60.540,04

66.115,56

18

52.235,32

60.046,41

60.790,42

66.365,94

19

53.495,68

61.654,68

62.398,69

67.974,21

20

53.495,68

61.654,68

62.398,69

67.974,21

21

54.756,04

63.262,95

64.006,96

69.582,48

22

54.756,04

63.262,95

64.006,96

69.582,48

23

56.016,40

64.871,22

65.615,23

71.190,75

24

56.266,78

65.121,60

65.865,61

71.441,13

25

56.266,78

65.121,60

65.865,61

71.441,13

26

56.266,78

65.121,60

65.865,61

71.441,13

27

56.266,78

65.121,60

65.865,61

71.441,13

28

56.266,78

65.121,60

65.865,61

71.441,13

29

56.266,78

65.121,60

65.865,61

71.441,13

30

56.517,16

65.371,98

66.115,99

71.691,51


Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van het administratieve en geldelijke statuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles-International ».

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, M-D. SIMONET

Bijlage XI Aangifte van schuldvordering wegens reis- en verblijfkosten Naam en voornaam : . . . . .

Dienst of Departement : Telefoonnummer : . . . . .

Daadwerkelijke verblijfplaats (woonplaats) : . . . . . . . . . . . . . . .

Plaat : . . . . . Fiscaal vermogen : . . . . .

JAAR : . . . . .

Maand : . . . . .

BEDRAGEN IN EURO Parkeerkosten : . . . . .

Staangeld : . . . . .

Gemeenschappelijk vervoer : . . . . . (trein, tram, bus, metro) Taxi : . . . . .

AANTAL Kilometers met de wagen : . . . . .

Verblijven van + dan 3 uur (ook van 12 tot 14 uur) : . . . . .

Ik bevestig op erewoord dat deze verklaring oprecht en volledig is.

Goed voor goedkeuring Gedaan te op . . . . . . . . . . 20 . . . . .

Handtekening van de aanvrager Op . . . . . . . . . . 20 . . . . .

Handtekening van de aanvrager

DATUM

TIJD

VERPLAATSINGREDENEN EN TRAJECTEN

VER- BLIJVEN


Vertrek

Retour

Vertrek- plaats

Bezochte plaatsen Verplaatsings- redenen

Retour- plaats

Kilometer- afstand

Van meer dan 3 h (13 en 14 uur inbegrepen)

Diverse vervoers- kosten

Gebruikt vervoer- middel


TOTAAL (of overdrachten)


(*) PW : Persoonlijk wagen / DW : Derde wagen (meerijden) / BW : Bestuurwagen Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van het administratieve en geldelijke statuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles-International ».

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, M-D. SIMONET

Bijlage XII Aanvraag om gebruik van een fiets om dienstredenen met toekenning van een fietstoelage.

Ondergetekende (naam, voornaam, graad) : . . . . . : vraagt om gemachtigd te worden om een fiets te gebruiken voor verplaatsingen in het belang van de dienst of voor de behoeften van de dienst. (Datum en handtekening van de aanvrager) (Datum en handtekening van het diensthoofd) Aan de administrateur-generaal over te maken Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van het administratieve en geldelijke statuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles-International ».

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, M-D. SIMONET

Bijlage XIII. - Aanvraag om betaling van de fietstoelage voor dienstreizen Ondergetekende (naam, voornaam, graad) : . . . . . . . . . . die om . . . . . (datum) erom werd gemachtigd zijn/haar fiets te gebruiken voor dienstreizen, verklaart hierbij op erewoord dat hij/zij de hiernavermelde opdrachten heeft uitgevoerd op volgende dagen : maand-jaar :

Dagen (data)

Verplaatsingen van => tot

Aantal km (Heen/Terug)


TOTAAL . . . . . km x 0.15 = . . . . . x indexcijfer . . . . . = . . . . . euro Waar en oprecht verklaard voor het bedrag van . . . . . EUR Datum en handtekening van de aanvrager Datum en handtekening van het diensthoofd Aan de administrateur-generaal over te maken Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van het administratieve en geldelijke statuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles-International ».

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, M-D. SIMONET

Bijlage XIV - Aanvraag om betaling van de fietstoelage voor gebruik op de weg van en naar het werk.

Ondergetekende (naam, voornaam, graad) : . . . . . . . . . . is van mening recht te hebben op een fietstoelage voor gebruik op de weg van en naar het werk. maand-jaar :

Dagen (data)

Verplaatsingen van => tot

Aantal km (Heen/Terug)


TOTAAL . . . . . km x 0.15 = . . . . . euro x indexcijfer . . . . . = . . . . . euro Waar en oprecht verklaard voor het bedrag van . . . . . EUR Datum en handtekening van de aanvrager Datum en handtekening van het diensthoofd Aan de administrateur-generaal over te maken Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van het administratieve en geldelijke statuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles-International ».

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, M-D. SIMONET

Bijlage nr. XV. - Haardtoelage - Aanwijzing van de begunstigde.

Rubriek

Personeelslid dat de aanvraag indient

1

Ondergetekende :

2

Naam en voornaam :

3

Geboorteplaats en -datum :

4

Dienst of Departement :

5

Administratief adres :

6

Graad :

7

Administratief statuut Activiteit/Non- activiteit/Disponibiliteit/ContractueelVoltijds - Deeltijds (percentage)

8

ULIS-nummer :

9

Niet-geïndexeerde jaarlijkse bruto wedde


Rubriek

Echtgenoot of samenwonende

10

Naam en voornaam :

11

Geboorteplaats en -datum :

12

Persoonlijk adres : Indien de echtgenoot of de samenwonende werkt in de openbare sector, gelieve de volgende rubrieken in te vullen :

13

Ministerie of andere openbare dienst :

14

Administratief adres :

15

Graad :

16

Administratief statuut : Activiteit/Non- activiteit/Disponibiliteit/ContractueelVoltijds - Deeltijds (percentage)

17

ULIS-nummer :

18

Niet-geïndexeerde jaarlijkse bruto wedde Indien de echtgenoot of de samenwonende werkt in de openbare sector, gelieve de volgende rubrieken in te vullen : O Privé sectorO ZelfstandigeO WerkloosO Ander : . . . . . sinds . . . . .

Verklaart op erewoord : 19. dat de echtgenoten of samenwonenden, indien ze een gelijke wedde genieten, in onderlinge overeenstemming hebben beslist dat het in rubriek 1 bedoelde personeelslid de begunstigde zal zijn van de haardtoelage;20. dat voornoemde informatie waar en oprecht is; 21. dat hij/zij onmiddellijk elke wijziging aan de rubrieken 12, 13, 15, 18 en 19 alsook elke verandering van de burgerlijke stand zal meedelen d.m.v. een nieuwe aangifte opgemaakt volgens hetzelfde model.

Gedaan te . . . . ., op . . . . . : Handtekening van het personeelslid dat de aanvraag indient, Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 5 december 2008 tot vaststelling van het administratieve en geldelijke statuut van het personeel van « Wallonie-Bruxelles-International ».

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Wetenschappelijk Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, M-D. SIMONET

^