Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 05 december 2008
gepubliceerd op 19 januari 2009

Besluit van de Waalse Regering betreffende de minimumveiligheidseisen, de goedkeuring van het ontwerp, de veiligheidsdocumentatie, de ingebruikstelling, de wijzigingen en de periodieke oefeningen m.b.t. de tunnels in het trans-Europese wegennet

bron
waalse overheidsdienst
numac
2009200066
pub.
19/01/2009
prom.
05/12/2008
ELI
eli/besluit/2008/12/05/2009200066/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 DECEMBER 2008. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de minimumveiligheidseisen, de goedkeuring van het ontwerp, de veiligheidsdocumentatie, de ingebruikstelling, de wijzigingen en de periodieke oefeningen m.b.t. de tunnels in het trans-Europese wegennet


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 19 december 2007 houdende minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet, inzonderheid op de artikelen 4, 5, 9 en 10;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 2 oktober 2008;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 29 september 2008;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 3 november 2008 overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Begroting, Financiën en Uitrusting;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Uitgangspunt voor de besluitvorming over veiligheidsmaatregelen

Artikel 1.De in een tunnel toe te passen veiligheidsmaatregelen worden gebaseerd op een systematische afweging van alle aspecten van het systeem bestaande uit de infrastructuur, de beheersorganisatie, de gebruikers en de voertuigen.

Er wordt rekening gehouden met de volgende parameters : 1° tunnellengte;2° aantal buizen;3° aantal rijstroken;4° geometrische vorm van het dwarsprofiel;5° verticaal en horizontaal alignement;6° constructietype;7° één- of tweerichtingsverkeer;8° verkeersintensiteit per buis (inclusief spreiding in de tijd);9° filekansen (dagelijks of seizoengebonden);10° tijd die de hulpdiensten nodig hebben om op de plaats van het incident te komen;11° aanwezigheid van vrachtwagens en het percentage daarvan;12° vervoer van gevaarlijke goederen, en zo ja, het percentage daarvan en het soort stoffen;13° kenmerken van de toeleidende wegen;14° rijstrookbreedte;15° overwegingen in verband met de snelheid;16° geographische en meteorologische omgeving. Wanneer een tunnel een bijzonder kenmerk heeft inzake bovengenoemde parameters wordt een risicoanalyse uitgevoerd overeenkomstig artikel 11 van het decreet van 19 december 2007 houdende minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet teneinde vast te stellen of extra veiligheidsmaatregelen of aanvullende voorzieningen nodig zijn om een hoog veiligheidsniveau in de tunnel te waarborgen.

Deze risicoanalyse houdt rekening met mogelijke ongevallen die duidelijke gevolgen hebben voor de veiligheid van weggebruikers in tunnels en die bij gebruik van de tunnel zouden kunnen plaatsvinden, alsmede met de aard en omvang van de mogelijke gevolgen.

Art. 2.In dit besluit wordt onder verkeersintensiteit verstaan het jaargemiddelde van het dagelijkse verkeer dat per rijstrook door een tunnel gaat. Voor het vaststellen van de verkeersintensiteit wordt elk motorvoertuig als één eenheid gerekend.

Indien het aantal vrachtwagens zwaarder dan 3,5 ton 15 % van het jaargemiddelde van het dagelijkse verkeersaanbod overschrijdt, of indien het dagelijkse verkeersaanbod over een bepaalde periode aanzienlijk hoger ligt dan het jaargemiddelde, wordt het extra risico geëvalueerd en ingecalculeerd, in die zin dat de verkeersintensiteit in de tunnel wordt verhoogd. HOOFDSTUK II. - Operationele maatregelen

Art. 3.De exploitatie wordt met inzet van de hiervoor vereiste middelen zodanig georganiseerd dat de continuïteit en de veiligheid van het verkeer door de tunnel verzekerd is.

Het bij de exploitatie betrokken personeel en de hulpdiensten krijgen een passende initiële en voortgezette opleiding.

Art. 4.Voor alle tunnels zijn calamiteitenbestrijdingsplannen beschikbaar.

Art. 5.Volledige of gedeeltelijke afsluiting van rijstroken vanwege bouw- of onderhoudswerkzaamheden die van tevoren zijn gepland, wordt altijd gerealiseerd buiten de tunnel. Hierbij kan gebruik gemaakt worden van variabele informatiepanelen, verkeerstekens en mechanische slagbomen.

Art. 6.Bij ernstige ongevallen of incidenten worden alle van belang zijnde tunnelbuizen onmiddellijk voor het verkeer afgesloten.

Dit geschiedt door gelijktijdige activering van bovengenoemde voorzieningen die zich vóór de portalen bevinden, alsook van de eventueel aanwezige variabele informatiepanelen, verkeerstekens en mechanische slagbomen in de tunnel, zodat al het verkeer buiten en binnen de tunnel zo spoedig mogelijk tot stilstand kan worden gebracht. In tunnels met een lengte van minder dan 1 000 meter kan de sluiting met andere middelen gebeuren. Het verkeer wordt zodanig geregeld dat de niet bij het incident/ongeval betrokken voertuigen snel de tunnel kunnen verlaten.

De tijd die de hulpdiensten nodig hebben om bij de plaats van het incident te komen is zo kort mogelijk en wordt tijdens periodieke oefeningen gemeten. Bovendien kan het tijdens incidenten worden gemeten. In grote tunnels met tweerichtingsverkeer en een hoge verkeersintensiteit wordt door middel van een risicoanalyse overeenkomstig artikel 11 van het decreet van 19 december 2007 houdende minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet bepaald of er hulpdiensten bij de twee uiteinden van de tunnel moeten worden gestationeerd.

Art. 7.Alle tunnels waarvoor een bedieningscentrale noodzakelijk is, worden steeds volledig door één bedieningscentrale bediend.

Art. 8.Bij tunnelafsluitingen (van lange of korte duur) worden de gebruikers door middel van makkelijk toegankelijke informatiesystemen geïnformeerd over de beste alternatieve rijroutes. Deze alternatieve rijroutes maken deel uit van systematische verkeersbeheersplannen. Zij moeten erop gericht zijn de doorstroom van het verkeer zo goed mogelijk te handhaven en de secundaire gevolgen voor de veiligheid in omringende gebieden zoveel mogelijk te beperken.

Art. 9.Voor de toegang tot tunnels van voertuigen die gevaarlijke stoffen vervoeren, gelden de volgende bepalingen, als omschreven in de regelgeving inzake het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg : - er wordt een risicoanalyse overeenkomstig artikel 11 van het decreet van 19 december 2007 houdende minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet uitgevoerd alvorens de voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door een tunnel worden vastgesteld of gewijzigd; - teneinde de voorschriften te doen naleven, worden vóór de allerlaatste afrit voor de tunnel en bij de tunnelingangen, alsmede op enige afstand ervóór, passende borden geplaatst, zodat de bestuurders alternatieve routes kunnen kiezen; - overweeg specifieke operationele maatregelen die de risico's moeten beperken en verband houden met sommige of alle voertuigen die gevaarlijke stoffen door tunnels vervoeren, zoals melding bij aankomst of het rijden in konvooien die worden geëscorteerd door begeleidende voertuigen; deze maatregelen kunnen per geval worden toegepast indien de bovengenoemde risicoanalyse daartoe aanleiding geeft.

Art. 10.Er wordt een risicoanalyse uitgevoerd, teneinde te besluiten of het vrachtwagens moet worden toegestaan om in te halen in tunnels met meer dan één rijstrook per rijrichting. HOOFDSTUK III. - Goedkeuring van het ontwerp, ingebruikstelling van een tunnel en wijzigingen

Art. 11.De minimumveiligheidseisen worden toegepast vanaf de voorontwerpfase.

Vóór het begin van de bouwwerkzaamheden bundelt de tunnelbeheerder de in artikel 14, §§ 2 en 3, omschreven veiligheidsdocumentatie voor een tunnel in de ontwerpfase en raadpleegt hij de veiligheidsbeambte. De tunnelbeheerder legt de veiligheidsdocumentatie aan de Regering voor, vergezeld van het advies van de veiligheidsbeambte en/of in voorkomend geval van de inspectie-instantie.

Het ontwerp wordt al dan niet goedgekeurd door de Regering, die de tunnelbeheerder in kennis stelt van zijn besluit.

Art. 12.Voor de eerste openstelling van een tunnel voor het openbaar verkeer verleent de Regering haar goedkeuring (tot ingebruikstelling) volgens onderstaande procedure.

Deze procedure wordt ook gevolgd voor de openstelling van een tunnel voor het openbaar verkeer na ingrijpende wijzigingen in de constructie of exploitatie, of na een belangrijke verbouwing van de tunnel waardoor bepaalde onderdelen van de veiligheidsdocumentatie wellicht ingrijpend gewijzigd moeten worden.

De tunnelbeheerder stuurt de in artikel 14 vermelde veiligheidsdocumentatie naar de veiligheidsbeambte, die zijn advies geeft inzake de openstelling van de tunnel voor het openbaar verkeer.

De tunnelbeheerder stuurt deze veiligheidsdocumentatie naar de Regering, vergezeld van het advies van de veiligheidsbeambte. De Regering beslist of de tunnel voor het openbaar verkeer kan worden opengesteld en of hierbij beperkende voorwaarden moeten gelden. Zij informeert vervolgens de tunnelbeheerder. Een kopie van dit besluit wordt toegestuurd aan de hulpdiensten.

Art. 13.Voor elke wezenlijke wijziging in de constructie, voorzieningen of exploitatie, waardoor bepaalde onderdelen van de veiligheidsdocumentatie wellicht ingrijpend moeten worden gewijzigd, verzoekt de tunnelbeheerder opnieuw om goedkeuring van de exploitatie overeenkomstig de procedure omschreven in artikel 12.

De tunnelbeheerder stelt de veiligheidsbeambte in kennis van alle andere wijzigingen in de constructie en de exploitatie. Voordat aanpassingswerkzaamheden aan de tunnel worden ondernomen, verstrekt de tunnelbeheerder de veiligheidsbeambte voorts documentatie waarin de voorstellen worden toegelicht.

De veiligheidsbeambte onderzoekt de gevolgen van de aanpassing en stelt de tunnelbeheerder in ieder geval in kennis van zijn advies. De tunnelbeheerder zendt een kopie aan de Regering en de hulpdiensten. HOOFDSTUK IV. - Veiligheidsdocumentatie, veiligheidsoefening en voorlichtingscampagnes

Art. 14.§ 1. De tunnelbeheerder bundelt voor elke tunnel de veiligheidsdocumentatie en werkt deze permanent bij. Hij verstrekt een kopie van de veiligheidsdocumentatie aan de veiligheidsbeambte. § 2. De veiligheidsdocumentatie beschrijft de preventieve en veiligheidsmaatregelen die noodzakelijk zijn om de veiligheid van gebruikers te verzekeren, rekening houdend met mensen met beperkte mobiliteit en met gehandicapten, de aard van de route, de configuratie van de constructie, de omgeving, de aard van het verkeer en de actieradius van de hulpdiensten omschreven in artikel 3 van het decreet van 19 december 2007 houdende minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet. § 3. De veiligheidsdocumentatie voor een tunnel in de ontwerpfase omvat in het bijzonder : - een beschrijving van de geplande constructie en de toegang daartoe, tezamen met de plannen die noodzakelijk zijn om inzicht te verschaffen in het ontwerp en de verwachte wijze van exploitatie; - een verkeersprognose die met opgave van redenen specificeert welke omstandigheden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen worden verwacht, tezamen met de risicoanalyse die overeenkomstig artikel 9 is vereist; - een specifieke risicoinventarisatie die mogelijke ongelukken beschrijft die duidelijke gevolgen hebben voor de veiligheid van weggebruikers in tunnels en die bij gebruik van de tunnel zouden kunnen plaatsvinden, alsmede de aard en omvang van de mogelijke gevolgen; de studie dient met argumenten onderbouwde suggesties te doen voor maatregelen ter beperking van de kans op ongevallen en de gevolgen daarvan; - een veiligheidsadvies van een deskundige of een gespecialiseerde organisatie op veiligheidsgebied, eventueel de inspectie-instantie. § 4. De veiligheidsdocumentatie voor een tunnel in de ingebruikstellingsfase omvat, naast de elementen die de documentatie voor een tunnel in de ontwerpfase moet omvatten, tevens : 1° een beschrijving van de organisatie, de personele en materiële middelen en de instructies die door de tunnelbeheerder ten behoeve van het gebruik en het onderhoud van de tunnel zijn opgesteld;2° een in samenwerking met de hulpdiensten opgesteld calamiteitenbestrijdingsplan waarin ook rekening wordt gehouden met mensen met beperkte mobiliteit en met gehandicapten;3° een beschrijving van het systeem van permanente terugkoppeling van ervaring ten behoeve van de registratie en analyse van significante incidenten en ongelukken. § 5. De veiligheidsdocumentatie voor een in gebruik zijnde tunnel omvat, naast de elementen die de documentatie voor een tunnel in de ingebruikstellingsfase moet omvatten, tevens : - een verslag en analyse van significante incidenten en ongelukken, die sedert de inwerkingtreding van Richtlijn 2004/54/EG van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake minimumveiligheidseisen voor tunnels in het trans-Europese wegennet hebben plaatsgevonden; - een lijst van de uitgevoerde veiligheidsoefeningen en een analyse van de lering die hieruit getrokken is.

Art. 15.De tunnelbeheerder en de hulpdiensten organiseren in samenwerking met de veiligheidsbeambte gemeenschappelijke periodieke oefeningen voor het tunnelpersoneel en de hulpdiensten.

Deze oefeningen : - moeten zo realistisch mogelijk zijn en dienen te corresponderen met de ter zake gedefinieerde incidentscenario's; - dienen duidelijke evaluatieresultaten op te leveren; - dienen schade aan de tunnel te voorkomen; - kunnen tevens gedeeltelijk uitgevoerd worden met modellen of computersimulaties die aanvullende resultaten kunnen opleveren.

Er worden ten minste om de vier jaar in elke tunnel echte oefeningen onder zo realistisch mogelijke omstandigheden gehouden.

Tunnelafsluiting is alleen vereist als het verkeer op een aanvaardbare manier kan worden omgeleid. Elk tussenliggend jaar worden er gedeeltelijke en/of simulatieoefeningen gehouden. In gebieden waarin verscheidene tunnels vlak in elkaars nabijheid liggen, moet de echte oefening in ten minste één van die tunnels worden gehouden.

De veiligheidsbeambte en de hulpdiensten evalueren gezamenlijk deze oefeningen, stellen een verslag op en doen eventueel voorstellen.

Art. 16.Er worden, in samenwerking met belanghebbenden, regelmatig voorlichtingscampagnes georganiseerd over de veiligheid in tunnels op basis van het geharmoniseerde werk van internationale organisaties.

Tijdens deze campagnes wordt de weggebruikers uitgelegd hoe zij zich correct moeten gedragen als zij een tunnel in- en doorrijden, met name in geval van motorpech, verkeersopstoppingen, ongelukken of brand.

Op voor tunnelgebruikers passende plaatsen (bijvoorbeeld op rustplaatsen voor tunnels, aan tunnelingangen waar het verkeer stilstaat of op het internet) wordt informatie over de beschikbare veiligheidsvoorzieningen verstrekt en wordt hun getoond op welke wijze zij zich in een tunnel dienen te gedragen. HOOFDSTUK V. - Slotbepalingen

Art. 17.De Minister van Uitrusting is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Begroting, Financiën en Uitrusting, M. DAERDEN

^