Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 05 december 2008
gepubliceerd op 16 februari 2009

Besluit van de Waalse Regering tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Namen met het oog op de opneming van een ontginningsgebied en een groengebied op het grondgebied van de gemeente Namen

bron
waalse overheidsdienst
numac
2009200594
pub.
16/02/2009
prom.
05/12/2008
ELI
eli/besluit/2008/12/05/2009200594/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 DECEMBER 2008. - Besluit van de Waalse Regering tot voorlopige aanneming van de gedeeltelijke herziening van het gewestplan Namen met het oog op de opneming van een ontginningsgebied en een groengebied op het grondgebied van de gemeente Namen (Beez)


De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, inzonderheid op de artikelen 22, 23, 25, 32 tot 41 en 42 tot 46;

Gelet op het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan goedgekeurd door de Waalse Regering op 27 mei 1999;

Gelet op de besluiten van de Waalse Gewestexecutieve van 14 mei 1986 en 5 december 1991 tot vaststelling van het gewestplan Namen, meermaals gewijzigd;

Gelet op de besluiten van de Waalse Regering van 27 mei 2004 en 20 april 2006 tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Namen met het oog op de opneming van een ontginningsgebied en een groengebied op het grondgebied van de gemeente Namen (Beez);

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 6 december 2006 waarbij beslist wordt een effectenonderzoek te laten doorvoeren met betrekking tot het voorontwerp van gedeeltelijke herziening van het gewestplan Namen met het oog op de opneming van een ontginningsgebied en een groengebied op het grondgebied van de gemeente Namen (Beez) en tot aanneming van de inhoud van het effectenonderzoek van het plan;

Overwegende dat het effectenonderzoek betreffende het voorontwerp van gewestplan uitgevoerd wordt door de naamloze vennootschap ARIES Consultants, behoorlijk erkend overeenkomstig artikel 42 van het Wetboek; overwegende dat het einddocument van het onderzoek in augustus 2008 werd ingediend;

Gelet op de opmerkingen van de "Commission régionale d'aménagement du territoire" (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening) op 30 mei 2008;

Overwegende dat in het effectenonderzoek geopperd wordt dat de doelstellingen van het voorontwerp aansluiten op de principes van artikel 1 van het Wetboek daar het project van de NV GRALEX een antwoord beoogt te bieden aan economische behoeften rekening houdend met het behoud van de tewerkstelling in verband met de ontginningsactiviteit op de site en met de inspanningen voor het behoud van de levenskwaliteit van de omwonenden;

Overwegende dat het effectenonderzoek van het plan besluit dat het voorontwerp van herziening van het gewestplan globaal tegemoet komt aan de desbetreffende opties van het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan;

Overwegende dat in het effectenonderzoek geopperd wordt dat het project globaal aansluit op de doelstellingen van het milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling wat betreft de opneming van een ontginningsgebied; dat de verdwijning van ongeveer 4 ha landbouwgebied en 1,5 ha landschappelijk waardevol bosgebied evenwel in strijd is met de acties van het milieubeleidsplan voor duurzame ontwikkeling betreffende de bosrijkdommen, het behoud van landbouwgebieden met een voldoende grote oppervlakte en de versterking van de voorschriften voor een landschappelijk waardevol gebied; dat de onverenigbaarheden met de acties van het milieubeleidsplan voor duurzame ontwikkeling betrekking hebben op zeer beperkte oppervlaktes;

Overwegende dat het effectenonderzoek besluit dat het voorontwerp de hoofddoelstellingen van het toekomstcontract voor Wallonië principieel naleeft; in het bijzonder door het behoud van een ontginningsactiviteit die de ontwikkeling van een in exploitatie zijnde bedrijf kan steunen;

Overwegende dat het effectenonderzoek de ligging van het voorontwerp van herziening van het gewestplan valideert aangezien het voordeel van de opneming van een ontginningsgebied als uitbreiding van een doeltreffende en productieve groeve die op vlak van bereikbaarheid goed gelegen is; dat de auteur, uit het onderzoek van de geologische kaart en de kennis van de ontgonnen afzetting, besluit dat de aanwezige rotsgesteenten dezelfde kwaliteiten moeten vertonen als de gesteenten die momenteel in de in bedrijf zijnde groeve worden ontgonnen;

Overwegende dat, rekening houdend met de nauwkeurige liggingscriteria van een nieuw ontginningsgebied bepaald in het onderzoek, de auteur van het effectenonderzoek vastgesteld heeft dat geen enkel gebied in de omgeving gelijkaardige voorwaarden vertoont; dat, bijgevolg, geen alternatief inzake ligging werd voorgesteld;

Overwegende dat de studie ook de ligging van het voorgesteld gebied valideert als planologische compensatie voor het voorontwerp van gewestplan;

Overwegende dat de clausules van het akkoord tussen de NV GRALEX, de VZW "Environnement Beez-Longsart" en de Afdeling Natuur en Bossen in de overeenkomst van 1 september 1994 met betrekking o.a. op de afzonderingsgebieden, door de auteur van het onderzoek als vaststaand worden beschouwd;

Overwegende dat in het effectenonderzoek geopperd wordt dat de herziening van het gewestplan geen gevolgen zou hebben op de bebouwing in termen van verkeer op het wegennet, de infrastructuren en de mobiliteitsstromen;

Overwegende dat het effectenonderzoek ten opzichte van de huidige toestand, geen noemenswaardige bijkomende negatieve problemen voor de mens en het milieu aan het licht brengt ten gevolge van de uitvoering van het project tot opneming van een ontginningsgebied; dat er bovendien duidelijk wordt aan herinnerd dat het project de voortzetting van de huidige exploitatie gedurende minder dan 6 jaar beoogt;

Overwegende dat het onderzoek bepaalt dat het project het belang van de landbouwfunctie in de nabijheid van het project niet echt op de helling zal zetten; dat de schrapping van twee landbouwpercelen het voorwerp uitmaakt van onderhandelingen tussen de uitbater van de steengroeve en de landbouwer; dat de schrapping van de landbouwpercelen de exploitatie van de overige landbouwoppervlakten niet zou moeten hinderen; dat het betrokken landbouwgebied een geringe biologische waarde en een geringe agronomische waarde vertonen;

Overwegende dat het onderzoek besluit dat de hydrogeologische impact van de uitvoering van het project als miniem kan worden beschouwd gelet op de kenmerken van de huidige steengroeve en van de toekomstige exploitatie;

Overwegende dat de studie bevestigt dat de omschakeling van een gedeelte van het ontginningsgebied naar een groengebied het behoud van de bestaande feitelijke toestand beoogt; dat ze aan de woningen in de nabijheid het voortbestaan van een bosgebied dat de leefomgeving aangenamer maakt, garandeert;

Overwegende dat de studie besluit dat de presentatie van afbakeningsalternatieven voor de twee in het vooruitzicht gestelde gebieden niet relevant is;

Overwegende dat de studie een alternatieve uitvoering van het ontginningsgebied voorstelt waardoor de afzonderingsgebieden aan de rand van het ontginningsgebied worden opgenomen als groengebieden in de overeenkomst tussen de uitbater van de steengroeve en de omwonenden; dat de bespreking ivm de alternatieve uitvoeringen voor het groengebied als planologische compensatie voor het voorontwerp van gewestplan resulteert in de voorstelling van de opneming van het gehele gebied in een natuurgebied wegens de aanwezigheid van een prioritair habitat in de zin van Richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;

Overwegende dat de "Commission régionale d'aménagement du territoire" opmerkingen heeft geformuleerd over deze alternatieven in haar advies van 30 mei 2008;

Overwegende dat de CRAT o.a. van mening is dat de bufferzones in het ontginningsgebied opgenomen moeten worden;

Overwegende dat de Regering haar oorspronkelijk voorstel behoudt om een ontginningsgebied uitsluitend op te nemen ten noordoosten van het bestaande ontginningsgebied wegens o.a. het feit dat een borgstelling vereist zou kunnen worden om het behoud of de aanleg van een bufferzone te garanderen voor de gehele site bij de eventuele afgifte van de milieuvergunning die noodzakelijk is voor de ontsluiting van het gebied;

Overwegende dat, wat betreft het gebied als planologische compensatie, de CRAT zich vragen stelt bij de meest relevante in aanmerking te nemen bestemming en, hetzij een natuurgebied, hetzij een bosgebied voorstelt; dat de Commissie zich echter niet in staat acht zich uit te spreken over de beste bestemming van het gebied; dat de CRAT het gebrek aan argumentatie van het effectenonderzoek betreurt over de bestemming voorgesteld in het besluit van de Waalse Regering van 20 april 2006; dat de Commissie vraagt dat het advies van de Afdeling Natuur en Bossen wordt aangevraagd voor dit punt;

Overwegende dat de opmerkingen van de CRAT die een andere bestemming voor het compensatiegebied voorstellen, ook niet worden onderbouwd;

Overwegende dat het effectenonderzoek in de zin van Richtlijn 92/43/EEG een prioritaire habitat aanduidt die zich op minder dan een halve ha uitbreidt binnen het compensatiegebied dat een oppervlakte van 5,5 ha zou innemen, dat deze habitat zou bestaan uit een pioniere lichtboomsoortige berkenbos-wilgenbos op een droog kalkhoudend grasland;

Overwegende dat deze gronden na exploitatie volledig zijn heraangelegd; dat zij bijna allemaal eigendom zijn van de stad Namen; dat zij, overigens, gedekt zijn door de overeenkomsten tussen de uitbater van de steengroeve en de stad Namen; dat zij in aanmerking komen voor de bosregeling in de zin van het decreet van 15 juli 2008 betreffende het Boswetboek;

Overwegende dat de permanente administratieve praktijk erin bestaat om de opneming op het gewestplan van een gebied van minder dan een halve hectare niet te onderscheiden; dat, in dit specifieke geval, volgens de analyse van het effectenonderzoek, de bestaande feitelijke toestand de erkenning van het hele gebied van planologische compensatie als natuurlijk waardevol gebied niet vereist; dat de bestemming van het groengebied voorgesteld door de uitbater van de steengroeve en opgenomen in het voorontwerp aan de omwonenden meer zekerheid zou geven wat betreft het behoud van de site in zijn toestand door o.a. geen enkel bouwwerk toe te laten in tegenstelling tot de bestemming van het bosgebied zoals bedoeld in artikel 36 van het Wetboek; dat, aangezien de Regering het behoud van de site als bufferzone nastreeft, de bestemming als groengebied volkomen aangewezen is;

Overwegende dat evenwel om het advies verzocht zal worden van het Departement Natuur en Bossen over de biologische kwaliteit van de site, overeenkomstig de wens van de CRAT;

Overwegende dat de Regering in deze tekst dan ook de bestemming als groengebied voor het compensatiegebied in aanmerking neemt;

Overwegende dat het effectenonderzoek de opneming van bijkomende voorschriften betreffende de gewijzigde gebieden, voorstelt; dat de Regering van mening is dat deze voorschriften niet nuttig zijn aangezien het voorgeschrevene van de artikelen 32 en 37 van het Wetboek; dat de ontsluiting van het ontginningsgebied bovendien onderworpen zou zijn aan de afgifte van een globale vergunning die de heraanlegvoorwaarden van de site na afloop van de uitbating zou vastleggen;

Gelet op de bestaande feitelijke en rechtstoestand van bedoelde terreinen en van de omgeving, alsook de informatie verstrekt door de Naamloze Vennootschap GRALEX en het effectenonderzoek;

Op de voordracht van de Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, Besluit :

Artikel 1.De gedeeltelijke wijziging van blad 47/4 van het gewestplan Namen met betrekking tot de opneming van een ontginningsgebied en een groengebied op het grondgebied van de gemeente Namen (Beez) wordt overeenkomstig bijgevoegde kaarten voorlopig vastgesteld.

Art. 2.De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 5 december 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE

^