Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 06 december 2006
gepubliceerd op 17 januari 2007

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van Boek II van het Milieuwetboek dat het Waterwetboek inhoudt, betreffende het algemeen reglement voor de sanering van stedelijk afvalwater

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2007200074
pub.
17/01/2007
prom.
06/12/2006
ELI
eli/besluit/2006/12/06/2007200074/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 DECEMBER 2006. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van Boek II van het Milieuwetboek dat het Waterwetboek inhoudt, betreffende het algemeen reglement voor de sanering van stedelijk afvalwater


De Waalse Regering, Gelet op boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, inzonderheid op de artikelen D.218, D.220, D.222, D.317 en de artikelen R.28, R.233, R.277 tot R.292, R.299, R.300, R.302 tot R.304, R.401 tot R.408, R.411, R.437, R.466 tot R.468 ervan;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 15 mei 2006;

Gelet op het advies van de "Commission consultative de l'eau" (Commissie van advies voor water), uitgebracht op 28 juni 2006;

Gelet op het advies van de "Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne" (Hoge Raad van de Steden, Gemeenten en Provincies van het Waalse Gewest), gegeven op 29 juni 2006;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 13 juli 2006;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 41.098/2/V, uitgebracht op 25 augustus 2006;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In de artikelen R.28, lid 1, R.285, leden 1 en 2, R.288, § 2, lid 2, R.289, § 2, en R.290, §§ 1 en 2, lid 1, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, worden de woorden "zuiveringsinstellingen" vervangen door de woorden "saneringsinstellingen".

In de artikelen R.277, § 4, lid 3, R.278, § 2, lid 1, en § 4, lid 2, R.279, § 4, lid 6, R.280, lid 2, R.281, § 1, lid 1, R.283, § 1, R.284, § 2, lid 2, 11°, R.287, § 1, lid 3, R.288, § 2, lid 1, R.291, lid 1, R.303, leden 2 en 3, en R.437, 2°, van hetzelfde boek worden de woorden "zuiveringsinstellingen" vervangen door de woorden "saneringsinstellingen".

Artikel R.233, 18° en 19°, van hetzelfde boek wordt vervangen als volgt : « 18° "erkende saneringsinstelling" : vereniging van gemeenten erkend door de Waalse regering overeenkomstig de artikelen D.343 en D.344; 19° "bevoegde saneringsinstelling" : de overeenkomstig artikel D.343 erkende vereniging van gemeenten in het ambtsgebied waarvan de betrokken agglomeratie of het betrokken deel van het grondgebied gelegen is; ».

Art. 2.Artikel R.233 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt : - in artikel R.233, 3°, worden de woorden "opgericht krachtens artikel 410" opgeheven; - in artikel R.233, 8°, worden de woorden "artikel 217 van het decreetgevende deel" vervangen door de woorden "artikel D.217"; - in artikel R.233 wordt er een 11°bis ingevoegd, luidend als volgt : « "zone-onderzoek" : onderzoek dat in een prioritaire zone uitgevoerd wordt om ten opzichte van de na te streven kwaliteitsdoelstellingen te bepalen of de gemeenschappelijke saneringsregeling voor het deel van het grondgebied dat onder die zone valt, het meest geschikt is dan wel te bepalen welk zelfstandig saneringssysteem het best toegepast wordt »; - in artikel R.233 wordt 14° vervangen door volgende tekst : « "septische put" : voorziening voor de voorbehandeling van al het huishoudelijk afvalwater door vloeibaarmaking, met uitzondering van regenwater »; - in artikel R.233 wordt 17° vervangen door volgende tekst : « "nieuwe woning" : woning waarvan de stedenbouwkundige vergunning in eerste instantie afgeleverd is na 20 juli 2003 »; - in artikel R.233, 25°, worden de woorden "artikelen 298 tot en met 303" vervangen door de woorden "artikelen R.298 tot en met R.303"; - in artikel R.233, 29°, wordt het woord "9°" vervangen door het woord "8°"; - artikel R.233 wordt aangevuld met een 30°, luidend als volgt : « "prioritaire zone" : zone die onder de zelfstandige saneringsregeling valt en die gekenmerkt wordt door een of meerdere waterlichamen die een risico inhouden of in aanmerking komen voor een bijzonder beschermingsstatuut en die voorwerp is van een zone-onderzoek. »

Art. 3.In artikel R.277 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt : - wordt § 1 vervangen door volgende bepaling : « De gemeenschappelijke saneringsregeling houdt de hieronder vastgestelde verplichtingen in.

Elke agglomeratie met 2000 IE en meer moet uitgerust zijn met rioleringen en collectoren.

Elke agglomeratie met minder dan 2000 IE die aan de criteria, verwoord in artikel R.286, § 2, beantwoordt, moet tegen uiterlijk 31 december 2012 uitgerust zijn met collectoren.

De gemeenten voorzien bovenbedoelde agglomeratiegedeelten die op hun grondgebied gelegen zijn, van rioleringen. Voor de agglomeraties met minder dan 2000 IE die aan de criteria, verwoord in artikel R.286, § 2, beantwoorden, moet die verplichting tot het aanleggen van voorzieningen tegen uiterlijk 31 december 2012 nageleefd zijn.

De woningen gelegen langs een weg met rioleringen worden erop aangesloten.

De woningen gelegen langs een weg die van rioleringen voorzien wordt, worden er tijdens de afwateringswerken op aangesloten. »; - in § 2, lid 1, worden de woorden "college van burgemeester en schepenen" vervangen door de woorden "gemeentecollege"; - in § 2, lid 3, worden de woorden "krachtens artikel D.220" ingevoegd tussen de woorden "bepaalt" en "de bezoldiging"; - § 4 wordt vervangen door volgende bepaling : « Elke nieuwe woning is uitgerust met een systeem dat regenwater en afvalwater scheidt. Elke nieuwe woning gelegen langs een weg waar nog geen riolering is aangelegd of waarvan de riolering nog niet aangesloten is op een gemeenschappelijk zuiveringsstation wordt uitgerust met een van een by-passmogelijkheid voorziene septische put met een minimumcapaciteit van 3.000 liter en, voor de zaken uit het restaurantwezen, een ontvetter met een minimumcapaciteit van 500 liter. Het gemeentecollege kan na advies van de bevoegde saneringsinstelling een vrijstelling verlenen van de verplichting tot het installeren van een septische put indien het meent dat de kostprijs voor die voorziening buiten verhouding staat tot de verbetering die ervan verwacht kan worden voor het leefmilieu.

Indien er geen rioleringen zijn, wordt de septische put met by-passmogelijkheid bij voorkeur aangelegd tussen de woning en de toekomstige riolering om de latere aansluiting, opgelegd overeenkomstig § 1, gemakkelijker te maken. Het afvalwater dat de septische put verlaat, wordt afgevoerd via het oppervlaktewater of, voor zover er geen verbod is opgelegd bij of krachtens een andere wetgeving, via een afvoersysteem via bodeminfiltratie.

Bij inbedrijfname van het gemeenschappelijke zuiveringsstation wordt het huishoudelijk afvalwater uitsluitend via de riolering afgevoerd.

De septische put met by-passmogelijkheid kan in werking blijven behoudens andersluidend advies van de bevoegde saneringsinstelling.

Het slib wordt regelmatig door een erkende rioolruimer uit de septische put verwijderd. »

Art. 4.In artikel R.278 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt : - worden, in § 1, de woorden "artikel 277, § 1" vervangen door de woorden "artikel R.277"; - wordt § 2 vervangen door volgende bepaling : « De woning die vóór de aansluitingsplicht over een individueel zuiveringssysteem beschikt, mag het behouden als er een milieuvergunning voor gekregen wordt. In dat geval zijn de in artikel R.277, § 1, bedoelde verplichtingen daarop niet van toepassing.

Als het individuele zuiveringssysteem door de verouderde staat of een voortdurend defect evenwel niet meer voldoet aan de voorwaarden bepaald krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, moet de eigenaar : - ofwel zijn woning op de riolering aansluiten door het systeem uit te schakelen overeenkomstig de bepalingen van artikel R.277, §§ 2 tot en met 4; - ofwel het systeem saneren zodat het opnieuw voldoet aan de voorwaarden bepaald bij de besluiten genomen ter uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, zonder zijn woning evenwel op de riolering aan te sluiten. »; - in § 3 wordt, in de Franse versie, het woord "paragraphe" vervangen door het teken "§".

Art. 5.Artikel R.279 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, wordt vervangen door volgende tekst : « § 1. De zelfstandige saneringsregeling houdt de hieronder vastgestelde verplichtingen in.

Elke woning of groep woningen die gebouwd is na de datum van goedkeuring of wijziging van het algemeen gemeentelijk afwateringsplan of van het saneringsplan per onderstroomgebied waarbij de woning voor het eerst onder een zelfstandige saneringszone valt, of elke bestaande woning waarvan de inrichting, de uitbreiding of de verbouwing waarvoor een stedenbouwkundige vergunning is afgeleverd, een verhoging van de geloosde vuilvracht, in inwoners-equivalenten uitgedrukt, tot gevolg heeft, moet uitgerust worden met een individueel zuiveringssyteem, en meer bepaald : - een individuele zuiveringseenheid die het voorwerp uitmaakt van een aangifte als het aantal IE gelijk is aan 20 of minder; - een individuele zuiveringsinstallatie die het voorwerp uitmaakt van een aangifte als het aantal IE tussen 20 en 100 ligt; - een individueel zuiveringsstation dat het voorwerp uitmaakt van een vergunningsaanvraag als het aantal IE hoger is dan 100.

Het aantal IE wordt berekend op grond van de gegevens opgenomen in bijlage I bij het besluit van 7 november 2002 tot bepaling van de integrale exploitatievoorwaarden voor individuele zuiveringseenheden en -installaties. § 2. De Minister bepaalt de prioritaire zones waarover een zone-onderzoek wordt uitgevoerd.

De spreiding van die zone-onderzoeken wordt door de Minister goedgekeurd op voorstel van de "S.P.G.E." na overleg met het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest, Afdeling Water, en de bevoegde zuiveringsinstellingen.

De Regering belast er de "S.P.G.E." mee, het zone-onderzoek uit te werken. De "S.P.G.E." vertrouwt er de uitvoering van toe aan de betrokken erkende saneringsinstellingen die onder verantwoordelijkheid en toezicht van eerstgenoemde handelen. Het onderzoek bevat minstens : - een overzicht van de bestaande toestand, afhankelijk van de beschikbare natuur- en scheikundige, feitelijke, juridische en bestuurlijke gegevens; - een analyse van de bestaande toestand ten opzichte van de potentialiteiten en drukfactoren verbonden aan de verwezenlijking van een gemeenschappelijke saneringsregeling of van een individueel of gegroepeerd saneringsysteem; - de oplossing(en) die worden voorgesteld na het doorvoeren van de analyse; - een eindverslag met de samenvatting van alle hierboven omschreven elementen en de aanbeveling van termijnen voor de aanleg van de uitrustingen, indien voorgeschreven; - het advies van de betrokken gemeente(n), de bevoegde saneringsinstelling en de "S.P.G.E.".

De "S.P.G.E." maakt het zone-onderzoek over aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest, Afdeling Water.

Het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest, Afdeling Water, maakt het zone-onderzoek en zijn voorstel tot beslissing binnen zestig dagen te rekenen van de doorzending van het onderzoek door de betrokken saneringsinstelling aan de Minister over.

De Minister keurt de uitslag van het zone-onderzoek goed op voorstel van het Bestuur, binnen derdig dagen te rekenen van de ontvangst ervan. Al naar gelang beslist hij om de wijziging van het betrokken saneringsplan per onderstroomgebied te laten doorvoeren met het oog op de opneming van een omtrek als collectieve saneringsregeling of om niet in § 1 bedoelde woningen of groepen van woningen die onder de zelfstandige saneringsregeling vallen te onderwerpen aan een zelfstandig saneringssysteem dat hij bepaalt en de termijn voor conformering. In het laatste geval maakt de Minister zijn beslissing over aan de bevoegde saneringsinstelling, de "S.P.G.E." en de betrokken gemeenten. De bevoegde saneringsinstelling geeft kennis van de beslissing van de Minister aan de eigenaars van de betrokken woningen, binnen tien dagen na ontvangst ervan. § 3. Onverminderd de bevoegdheid van de Minister bedoeld in § 2 kunnen de gemeenten op eigen initiatief of op verzoek van één of meerdere personen één of meerdere woningen om dwingende technische of ecologische redenen onderwerpen aan bijzondere maatregelen voor een gegroepeerde zelfstandige sanering. § 4. Die bijzondere maatregelen, door de gemeente voorgesteld, worden opgenomen in een project voor een gegroepeerde zelfstandige sanering waarbij het in het vooruitzicht gestelde zuiveringssysteem en de rechten en plichten geldend voor die woningen worden omschreven, samen met een kadastraal plan van de betrokken woningen. De gemeente wint het advies in van de "S.P.G.E.", de bevoegde saneringsinstelling en het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest, Afdeling Water.

Die instanties brengen advies uit binnen een termijn van 45 dagen te rekenen van het verzoek om advies. Indien een instantie niet binnen die termijn haar advies uitbrengt, wordt het gunstig geacht.

Indien die adviezen gunstig zijn, keurt de gemeente het project van de gegroepeerde sanering goed en houdt ze rekening met de gemaakte opmerkingen. De gemeente maakt het over aan de "S.P.G.E.", de bevoegde saneringsinstelling en het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest, Afdeling Water.

Indien één van die adviezen ongunstig is, wordt het volledige dossier, samen met de adviezen, aan de Minister overgemaakt, die erover beslist en binnen de zestig dagen kennis geeft van zijn beslissing aan de "S.P.G.E.", de bevoegde zuiveringsinstelling en het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest, Afdeling Water. § 5. Als de gegroepeerde zelfstandige sanering erin bestaat een opvangnetwerk op te richten waarbij het afvalwater naar een enig zuiveringssysteem wordt geloosd, zijn de volgende bepalingen van toepassing : - het afvalwater van de woningen wordt bij voorkeur door een scheidingsriolering opgevangen; - de riolering kan unitair zijn als ze vóór de toepassing van de gemeentelijke zelfstandige saneringsregeling bestond; - de riolering mag in geen geval helder parasietwater opvangen; - de woning is aangesloten op het afwateringsnetwerk dat het water naar dat zuiveringssysteem afvoert zodra het in werking is. In dat geval zijn de verplichtingen bedoeld in artikel R.277, §§ 2 tot en met 4, en, in voorkomend geval, de afwijking bedoeld in artikel R.278, § 1, van toepassing; - in afwachting van de inbedrijfstelling van het bedoelde zuiveringssysteem worden de nieuwe woningen voorzien van een septische put met bypassmogelijkheid met een minimumcapaciteit van 3.000 liter en, voor de zaken uit het restaurantwezen, met een ontvetter met een minimumcapaciteit van 500 liter en worden ze van gescheiden leidingen voorzien voor de opvang van regenwater en huishoudelijk afvalwater. »

Art. 6.Artikel R.280 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, wordt vervangen door volgende bepaling : « De gegroepeerde zelfstandige sanering kan ofwel door de gemeente ofwel door één of meerdere privé- of publiekrechtelijke personen doorgevoerd worden.

Indien de gegroepeerde zelfstandige sanering doorgevoerd wordt door de gemeente of één of meerdere publiekrechtelijke personen, liggen de rechten en de plichten in verband met de sanering van de betrokken zone bij de gemeente, niettegenstaande de specifieke overeenkomsten die de gemeente en een erkende saneringsinstelling sluiten.

Indien de gegroepeerde zelfstandige sanering doorgevoerd wordt door één of meerdere privérechtelijke personen, is de eigenaar van elke betrokken woning verplicht om zijn woning in overeenstemming te brengen. »

Art. 7.In artikel R.281 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt : - wordt in § 1 het woord "erkende" geschrapt; - worden in § 2, lid 2, de woorden "artikel 279, § 3" vervangen door de woorden "artikel R.279, § 3"; - wordt in § 2, lid 3, het woord "kan" vervangen door het woord "moet"; - worden in § 2, lid 3, eerste streepje, de woorden "artikel 277, §§ 2, 3 en 4" vervangen door de woorden "artikel R.277, § 2 tot en met 4".

Art. 8.Artikel R.282, lid 1, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, wordt vervangen door volgende bepaling : « De voorlopige saneringsregeling houdt in dat elke nieuwe woning uitgerust wordt met een mangat en een systeem dat alle regenwater van het huishoudelijk afvalwater scheidt, alsmede met een septische put met bypassmogelijkheid met een minimumcapaciteit van 3.000 liter en, voor de zaken uit het restaurantwezen, een ontvetter met een minimumcapaciteit van 500 liter. De woning moet, in voorkomend geval, aangesloten worden op de bestaande riolering langs de weg, overeenkomstig de bepalingen van artikel R.277, §§ 2 tot en met 4, en artikel R.278, § 2.

Indien mogelijk wordt een zone van 10 m2 vrijgehouden tussen de septische put en het afvoersysteem om eventueel een individueel zuiveringssysteem aan te leggen. »

Art. 9.In artikel R.283 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt : - wordt § 1 vervangen door volgende bepaling : « op voorstel van de "S.P.G.E." in overleg met de bevoegde saneringsinstelling wordt bepaald of de voorlopige saneringsregeling als een gemeenschappelijke dan wel zelfstandige saneringsregeling aangelegd wordt »; - wordt § 2 opgeheven; - wordt § 3 vervangen door volgende bepaling : « De vervanging van de voorlopige saneringsregeling door een gemeenschappelijke dan wel zelfstandige saneringsregeling wordt ondergeschikt gemaakt aan de wijziging van het saneringsplan per betrokken onderstroomgebied bedoeld in artikel R.288; die vervanging wordt effectief bij de inwerkingtreding van het advies tot herziening van het plan waarbij die vervanging bevestigd wordt. »

Art. 10.In artikel R.284 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt : - worden in § 2, lid 2, 4°, de woorden "artikelen 171 tot en met 175 van het decreetgevende deel" vervangen door de woorden "artikelen D.171 tot en met D.175"; - wordt, in § 2, lid 2, 6°, in het eerste en het tweede streepje, in de Franse versie, het woord "équivalent" vervangen door de woorden "équivalent-habitants"; - wordt § 2, lid 2, 7°, vervangen door volgende bepaling : « de omtrekken waarin de zelfstandige saneringsregeling van toepassing is »; - wordt in § 2, lid 2, 8°, in de Franse versie, het woord "s'appliquent" vervangen door het woord "s'applique"; - wordt, in § 2, in de Franse versie, het woord "paragraphe" vervangen door het teken "§"; - worden, in § 3, lid 4, de woorden "artikel 289" vervangen door de woorden "artikel R.290".

Art. 11.Artikel R.285 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, wordt vervangen door volgende bepaling : « De Regering belast er de "S.P.G.E." mee, het saneringsplan per onderstroomgebied uit te werken, het periodiek en gericht te wijzigen en het bij te houden.

De "S.P.G.E." vertrouwt er de uitvoering van toe aan de betrokken erkende saneringsinstellingen die onder verantwoordelijkheid en toezicht van eerstgenoemde handelen.

Alle gegevens die voortvloeien uit de verwezenlijking van het plan en de periodieke en gerichte wijzigingen ervan worden door de "S.P.G.E." in een gecoördineerd cartografisch document dat onder haar beheer staat, vastgelegd.

De "S.P.G.E." stelt het gecoördineerde cartografische document, de gegevensbank en de elektronische kaartdocumenten ter beschikking van de erkende saneringsinstellingen voor het desbetreffende grondgebied. »

Art. 12.In artikel R.286 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt : - worden in § 1, enkel in de Franse versie, de woorden "l'avant projet" vervangen door de woorden "l'avant-projet" en worden de woorden "artikelen 277 tot en met 283" vervangen door de woorden "artikelen R.277 tot en met R.283"; - wordt § 2, lid 2, vervangen door volgende bepaling : "Ze is ook van toepassing op de agglomeraties met minder dan 2000 IE voor zover : - ze beschikken over een bestaand gemeenschappelijk zuiveringsstation of over een station waarvan de bouwopdracht vóór 25 juli 2003 is toegewezen; - vijfenzeventig percent van de rioleringen al bestaan en in goede staat zijn; - er specifieke leefmilieu- of technische kenmerken bestaan bepaald door een zone-onderzoek die verantwoorden dat de agglomeratie aan die saneringsregeling wordt onderworpen. »; - § 3 wordt vervangen door volgende bepaling : « De zelfstandige saneringsregeling geldt in de voor bebouwing bestemde gebieden die niet bedoeld zijn in § 2 en waarvoor er specifieke lokale en, meer bepaald, leefmilieukenmerken bestaan die het feit verantwoorden dat de agglomeratie onderworpen wordt aan die saneringsregeling en voor alle woningen die opgetrokken worden buiten de voor bebouwing bestemde gebieden, behalve als het besluit, aangenomen overeenkomstig artikel R.281, § 1, er anders over beslist. »

Art. 13.Artikel R.288 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, wordt vervangen door volgende bepaling : « § 1. Regelmatig worden de saneringsplannen per onderstroomgebied indien nodig door de Minister gewijzigd. Die opdracht vertouwt hij toe aan de "S.P.G.E.".

De wijziging houdt verband met elke wijziging in de saneringsregeling. § 2. De aanvragen tot wijziging kunnen uitgaan van een gemeente, een erkende saneringsinstelling of van rechtswege van de Minister of de Regering, of van de "S.P.G.E." op eigen initiatief. Ze worden gericht aan de "S.P.G.E.".

De "S.P.G.E." verzamelt alle aanvragen die ze tijdens de afgelopen periode gekregen heeft zodat ze één enkel wijzigingsvoorontwerp kan verrichten per saneringsplan per onderstroomgebied.

De uitvoering van de periodieke wijziging bevat de noodzakelijke aanpassingen van de plannen in functie van de ontwikkeling van de beschikbare feitelijke gegevens, meer bepaald wat betreft de aanleg van netten van collectoren en rioleringen in de omtrek van de saneringsplannen per onderstroomgebied. § 3. De « S.P.G.E. » vertrouwt de uitvoering van elk voorontwerp tot wijziging van plannen per onderstroomgebied toe aan de betrokken erkende saneringsinstellingen die onder verantwoordelijkheid en toezicht van eerstgenoemde handelen. § 4. Als de wijziging bedoeld in § 1 het voorwerp uitmaakt van een aanvraag om de plannen en programma's krachtens artikel 53, § 1, van Boek I van het Milieuwetboek van de milieueffectbeoordeling vrij te stellen, keurt de Regering, als ze beslist om de vrijstelling toe te kennen, het voorontwerp van saneringsplan per onderstroomgebied goed en maakt tegelijk melding van de redenen waarom beslist is om het plan of het programma vrij te stellen van milieueffectbeoordeling. Het regeringsbesluit wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Het regeringsbesluit belast de "S.P.G.E." ermee, het ontwerp-plan binnen dertig dagen ter raadpleging voor te leggen aan, meer bepaald, volgende personen en instanties : - de gemeenten die betrokken zijn bij het onderstroomgebied waarvan sprake; - de betrokken houders van tot drinkwater verwerkbare waterwinningen; - de bevoegde Directoraten-generaal van het Ministerie van het Waalse Gewest.

Bovenbedoelde personen en instanties brengen binnen een termijn van negentig dagen advies uit aan de "S.P.G.E.". Als een instantie geen advies uitbrengt binnen de opgelegde termijn, wordt het advies van de in gebreke gebleven instantie gunstig geacht.

Tijdens die termijn houden de gemeenten, eventueel bijgestaan door de bevoegde saneringsinstelling, een openbaar onderzoek op de wijze bepaald in artikel 43, §§ 2 en 3, van het Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium.

Na afloop van de termijn voor de raadpleging en nadat de "S.P.G.E." de samenvatting van de eventuele adviezen van de geraadpleegde instanties heeft medegedeeld, wordt de wijziging van het saneringsplan per onderstroomgebied definitief door de Regering bepaald. § 5. Als er geen aanvraag tot vrijstelling is ingediend voor de wijziging of als de Regering de vrijstelling niet toestaat, keurt laatstgenoemde de ontwerp-wijziging van het betrokken saneringsplan per onderstroomgebied goed, samen met het milieueffectverslag. De ontwerp-wijziging en het milieueffectverslag worden overeenkomstig artikel D.57, § 3, van Boek I van het Milieuwetboek aan het advies voorgelegd van meer bepaald volgende personen en instanties : - de gemeenten die betrokken zijn bij het onderstroomgebied waarvan sprake; - de betrokken houders van de tot drinkwater verwerkbare waterwinningen; - de bevoegde Directoraten-generaal van het Ministerie van het Waalse Gewest.

Indien nodig bereidt de "S.P.G.E." de milieuverklaring bedoeld in artikel D.60, § 3, van Boek I van het Milieuwetboek ten behoeve van de Regering voor. § 6. Het regeringsbesluit waarbij de periodieke wijziging van het saneringsplan per onderstroomgebied aangenomen wordt, stelt de datum vast voor de inwerkingtreding van de gewijzigde bepalingen.

Het besluit wordt, in voorkomend geval, samen met de milieuverklaring bedoeld in artikel D.60, § 3, van Boek I van het Milieuwetboek en de maatregelen betreffende de opvolging overeenkomstig artikel 59 van Boek I van het Milieuwetboek in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. »

Art. 14.Artikel R.289 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, wordt vervangen door volgende tekst : « § 1. Bij wijze van uitzondering op artikel R.288 kan de Regering, wanneer de noodzakelijke hoogdringendheid bijzonder gemotiveerd is, de "S.P.G.E." in voorkomend geval ermee belasten, een gerichte wijziging van het saneringsplan per onderstroomgebied los van de periodieke wijziging door te voeren.

De "S.P.G.E." vertrouwt er de uitvoering van toe aan de betrokken erkende zuiveringsinstellingen die onder verantwoordelijkheid en toezicht van eerstgenoemde handelen. § 2. Als de gerichte wijziging bedoeld in § 1 het voorwerp heeft uitgemaakt van een aanvraag om vrijgesteld te worden van een milieueffectbeoordeling van de plannen en programma's krachtens artikel 53, § 1, van Boek I van het Milieuwetboek en als de Regering de vrijstelling toestaat, is de gevolgde procedure identiek met de procedure bedoeld in artikel R.288, § 4, met uitzondering van de termijn van 45 dagen waarover de personen en instanties bedoeld in artikel R.288, § 4, lid 2, beschikken om advies uit te brengen. § 3. Als er geen vrijstellingsaanvraag ingediend wordt voor de gerichte wijziging of als de Regering de vrijstelling niet toestaat, volgt de wijziging een procedure die identiek is met die bepaald in artikel R.288, § 5. § 4. Het regeringsbesluit waarbij de gerichte wijziging van het saneringsplan per onderstroomgebied aangenomen wordt, stelt de datum vast voor de inwerkingtreding van de gewijzigde bepalingen. Het wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad . »

Art. 15.Artikel R.290 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, wordt vervangen door volgende tekst : « § 1. Terwijl de Regering de periodieke wijziging aanneemt, verzorgt de "S.P.G.E." de bijwerking van elk saneringsplan per onderstroomgebied. Dat plan wordt door haar gecoördineerd door alle gegevens die voortvloeien uit de periodieke en de gerichte wijzigingen voor de betrokken periode op te nemen in een gecoördineerd cartografisch document en een gecoördineerd verslag dat onder haar beheer staat.

Binnen de tien dagen na bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad worden de aangenomen plannen, of de gewijzigde plannen, en de bijwerking ervan door de "S.P.G.E." naar de gemeenten en de bevoegde saneringsinstellingen gezonden. § 2. Van de plannen en de bijwerkingen ervan wordt kosteloze inzage verleend op de maatschappelijke zetel van de "S.P.G.E.", op het gemeentebestuur voor wat het deel aanbelangt dat op het betrokken grondgebied gelegen is of op de maatschappelijke zetel van de bevoegde saneringsinstellingen.

De plannen en de numeriek doorgevoerde bijwerkingen ervan kunnen daarnaast geraadpleegd worden op de website van de "S.P.G.E.", http://www.spge.be De afschriften van de plannen worden op schriftelijk verzoek, ingediend bij de "S.P.G.E.", afgeleverd tegen de kostprijs van 10 euro per kaart, op formaat A0, waarbij de verzendkosten gerekend moeten worden. »

Art. 16.In artikel R.291 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, wordt het woord "erkende" geschrapt.

Art. 17.Artikel R.292 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, wordt vervangen door volgende tekst : « De opdracht van het comité van deskundigen bestaat erin : - de aanvragen tot erkenning, verlenging en intrekking van de erkenning van de zuiveringssystemen overeenkomstig de artikelen R.411 tot en met R.417 te onderzoeken en te beoordelen; - de Minister aanbevelingen te doen over de werkings- en controlemechanismen inzake de individuele zuiveringssystemen. »

Art. 18.In artikel 298 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt : - worden in § 1 de bewoordingen "tegen uiterlijk 31 december 2005" geschrapt; - wordt § 1 aangevuld met volgende bepaling : « De voorwaarden met betrekking tot de lozingen van die stations zijn opgenomen in bijlage XXIX. »; - wordt § 2 aangevuld met volgende bepaling : « De voorwaarden met betrekking tot de lozingen van die stations zijn opgenomen in bijlage XXX. »

Art. 19.In artikel R.299 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, worden de bewoordingen "tegen uiterlijk 31 december 2005" geschrapt.

Art. 20.In artikel R.300 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt : - wordt lid 1 vervangen door volgende tekst : « De collectoren worden zo ontworpen, gebouwd en onderhouden dat er rekening gehouden wordt met het volume en de kenmerken van het stedelijk afvalwater en de milieudoelstellingen voor het ontvangende waterlichaam, de lekken te voorkomen en de vervuiling van het ontvangende water door overbelasting wegens onweersbuien te beperken. »; - worden leden 2 en 3 opgeheven.

Art. 21.In artikel R.302 van boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, worden de woorden "artikelen 298 en 299" vervangen door de woorden "artikelen R.298 en R.299."

Art. 22.In artikel R.303, lid 1, van boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, worden de woorden "artikelen 298 en 299" vervangen door de woorden "artikelen R.298 en R.299."

Art. 23.In artikel R.396, lid 1, wordt nr. 2° opgeheven en nr. 3° wordt nr. 2°.

Art. 24.Artikel R.397 wordt opgeheven.

Art. 25.In artikel R.304, § 2, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, worden de woorden "artikel 305, § 1" vervangen door de woorden "artikel R.305, § 1".

Art. 26.In artikel R.401 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt : - worden in lid 1 de woorden "en huishoudelijk afvalwater lozen" ingevoegd na de woorden "in een woning of een groep woningen die opgetrokken zijn"; - worden in lid 1, in de Franse versie, de woorden "plan d'assainissement de sous-bassin hydrographique" vervangen door de woorden "plan d'assainissement par sous-bassin hydrographique"; - wordt er een lid 4 ingevoegd, luidend als volgt : « De bestaande woningen waarvan de inrichting, de uitbreiding of de verbouwing waarvoor een stedenbouwkundige vergunning is afgeleverd een verhoging van de vuilvracht in equivalent-inwoners tot gevolg hebben, komen in aanmerking voor toekenning van de premie. »; - wordt er een lid 5 ingevoegd, luidend als volgt : « Met de bijkomende bewoningsmogelijkheden die totstandkomen door het uitvoeren van inrichtingswerkzaamheden na de datum van goedkeuring van het plan dat het pand voor het eerst in een gebied ondergebracht heeft waarvoor een zelfstandige individuele sanering geldt, wordt bij de berekening van de premie geen rekening gehouden. »; - wordt na de bewoordingen "De Minister kan slechts één enkele premie per geïnstalleerd individueel waterzuiveringssysteem toekennen." volgende bepaling toegevoegd : « De Minister kan geen premie toekennen wanneer er een andere financieringsbron als beschermingsmaatregel geldt bij de installatie van een individueel zuiveringssysteem. »

Art. 27.In artikel R.402 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt : - wordt § 1, lid 1, 1°, vervangen door volgende bepaling : « 500 euro voor de niet-erkende systemen met een lagere capaciteit dan 100 EI; dat bedrag wordt verhoogd met een bedrag van 75 euro per bijkomende equivalent-inwoner; »; - wordt § 1, 2°, vervangen door volgende bepaling : « 1.500 euro voor de niet-erkende systemen met een capaciteit gelijk aan of hoger dan 100 EI; dat bedrag wordt verhoogd met een bedrag van 225 euro per bijkomende equivalent-inwoner; »; - wordt er in § 1 een 5° toegevoegd, luidend als volgt : « 5° 4.000 euro voor de systemen erkend krachtens de bepalingen van afdeling II van dit hoofdstuk wanneer ze door de Minister opgelegd worden na een prioritair zone-onderzoek of wanneer ze opgelegd worden bij de stedenbouwkundige vergunning afgeleverd voor inrichtingswerkzaamheden, verbouwingen of uitbreidingen die een verhoging van de geloosde vuilvracht in equivalent-inwoners tot gevolg hebben; »; - wordt er in § 1 een 6° toegevoegd, luidend als volgt : « 5.000 euro voor de systemen erkend krachtens de bepalingen van afdeling II van dit hoofdstuk wanneer ze opgelegd zijn door de Minister ten gevolge van een prioritair zone-onderzoek of wanneer ze opgelegd zijn bij de stedenbouwkundige vergunning afgeleverd voor inrichtingswerkzaamheden, verbouwingen of uitbreidingen die een verhoging van de geloosde vuilvracht in equivalent-inwoners tot gevolg hebben en de afvoer van het gezuiverde water via één van de wijzen van bodeminfiltratie, toegelaten bij de besluiten getroffen ter uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, gebeurt behalve via zinkputten. »; - worden in § 1, lid 2, de bewoordingen "De premie bedoeld in § 1, 1°, wordt vermeerderd met een bedrag van 75 euro per bijkomende equivalent-inwoner." opgeheven; - worden in § 1, lid 3, de bewoordingen "De premie bedoeld in § 1, 2°, wordt vermeerderd met een bedrag van 225 euro per bijkomende equivalent-inwoner." geschrapt; - worden in § 1 de woorden "gemeentelijk zelfstandig saneringssysteem" vervangen door de woorden "individueel zuiveringssysteem" en de woorden "artikel 279, § 5" door de woorden "artikel R.279, § 5"; - worden in § 1 volgende bepalingen toegevoegd : « De premie bedoeld in § 1, 5° en 6°, wordt vermeerderd met een bedrag van 500 euro per bijkomende equivalent-inwoner.

De premie bedoeld in § 1, 5° en 6°, wordt vermeerderd met een bedrag van 625 euro per bijkomende equivalent-inwoner in het kader van de uitvoering van een individueel zuiveringssysteem waarvoor specifieke werkzaamheden voor het herstel of de aanleg van een opvangnetwerk in de voorwaarden opgenomen in artikel R.279, § 5, onontbeerlijk zijn. »; - wordt, in § 2, het woord "zuiveringseenheid" vervangen door het woord "zuiveringssysteem"; - worden in § 3, in de Franse versie, de woorden "aux paragraphes 1er et 2" vervangen door de woorden "aux §§ 1er et 2"; - worden in § 3, lid 1, 1°, de woorden ", belasting over de toegevoegde waarde meegerekend," ingevoegd tussen de woorden "70 % van het totaalbedrag van de facturen" en de woorden "met betrekking tot de individuele zuiveringswerken"; - wordt in § 3, lid 1, het nr. 2° vervangen door volgende bepaling : « 80 % van het totaalbedrag, belasting over de toegevoegde waarde meegerekend, van de facturen voor de individuele zuiveringswerken die het onderzoek, de aankoop, het vervoer, de aanleg en de aansluiting van het individuele zuiveringssysteem en het opvangnetwerk voor huishoudelijk afvalwater en de afvoerregeling van het gezuiverde water bevatten, waarbij het herstel van de plaats in zijn oorspronkelijke toestand niet inbegrepen is, wanneer de premie-aanvraag door de gemeente of een publiekrechtelijk rechtspersoon is ingediend die de plaats inneemt van de personen die hun woning(en) dienen uit te rusten met een individueel zuiveringssysteem en daarbij zelf de gegroepeerde zelfstandige sanering bedoeld in artikel 279, §§ 3 tot en met 5, uitvoert. »; - wordt in § 3, lid 1, een 3 ingevoegd, luidend als volgt : « 3° 90 % van het totaalbedrag, belasting over de toegevoegde waarde meegerekend, van de facturen voor de werken wanneer ze opgelegd zijn door de Minister ten gevolge van een prioritair zone-onderzoek of wanneer ze opgelegd zijn bij de stedenbouwkundige vergunning afgeleverd voor inrichtingswerkzaamheden, verbouwingen of uitbreidingen die een verhoging van de geloosde vuilvracht in equivalent-inwoners tot gevolg hebben. »

Art. 28.In artikel R.403, § 1, lid 1, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt : - worden de woorden "artikelen 106 tot en met 117" vervangen door de woorden "artikelen R.106 tot en met R.117"; - worden, in de Franse versie, de woorden "zone amont" vervangen door de woorden "zone d'amont".

Art. 29.In artikel R.404 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt : - worden in lid 1 de woorden "van de reële kostprijs van de sanering" ingevoegd na de woorden "het voordeel van de vrijstelling"; - wordt in lid 2 volgende bepaling toegevoegd : « 5° in voorkomend geval, een afschrift van de beslissing van de Minister bedoeld in artikel R.279, § 2, lid 7, om de woning of de groep woningen gelegen in een prioritaire zone te onderwerpen aan een zelfstandig saneringssysteem. »; - worden in lid 3, a), de woorden "artikelen 304 tot en met 307 en 386 tot en met 389" vervangen door de woorden "artikelen R.304 tot en met R.307 en R.386 tot en met R.389"; - worden in lid 3, c), na de woorden "een afschrift van het meest recente betalingsbericht van de de drinkwaterverdeler", de woorden ingevoegd : "of een document van de verdeler bij het openen van de meter"; - wordt er een lid 4 ingevoegd, luidend als volgt : « Binnen de vijftien dagen te rekenen van de ontvangst van de aanvraag geeft het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, Afdeling Water, kennis aan de aanvrager van een attest over de

volledigheid en de ontvankelijkheid van het aanvraagdossier of verzoekt de aanvrager erom dat laatstgenoemde zijn dossier aanvult. »

Art. 30.Artikel R.408 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, wordt vervangen door volgende bepaling : « § 1. Het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, Afdeling Water, spreekt zich uit over de premie-aanvraag binnen de

zestig dagen te rekenen van de dag van kennisgeving van de volledigheid en de ontvankelijkheid van het aanvraagdossier; elk verzoek om inlichtingen of om aanvullende stukken dat het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, Afdeling Water, aan de aanvrager richt, onderbreekt die termijn. § 2. De premie wordt uitbetaald door de "S.P.G.E." binnen de tien dagen na de gunstige beslissing van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, Afdeling Water. De "S.P.G.E." maakt een afschrift van de uitbetaling van de premie over aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, Afdeling Water. »

Art. 31.In artikel R.411, § 1, van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, worden de woorden "bij aangetekend schrijven aan het secretariaat van het Comité gericht of tegen ontvangbewijs overgemaakt" vervangen door de woorden "bij eenvoudig schrijven aan het secretariaat van het Comité gericht".

Art. 32.De artikelen R.466 tot en met R.468 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, worden opgeheven.

Art. 33.De aanvragen voor een premie voor de installatie van een individueel zuiveringssysteem worden behandeld volgens de regels die in werking zijn de dag van indiening van de aanvraag.

Art. 34.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2007.

Namen, 6 december 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^