Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 06 november 2003
gepubliceerd op 23 februari 2004

Besluit van de Waalse Regering betreffende steun aan de biologische landbouw

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004200506
pub.
23/02/2004
prom.
06/11/2003
ELI
eli/besluit/2003/11/06/2004200506/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 NOVEMBER 2003. - Besluit van de Waalse Regering betreffende steun aan de biologische landbouw


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, laatst gewijzigd bij de wet van 22 februari 2001;

Gelet op verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, laatst gewijzigd bij verordening (EG) nr. 599/2003 van de Commissie van 1 april 2003;

Gelet op verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad van 27 november 1992 tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen, laatst gewijzigd bij verordening (EEG) nr. 495/2001 van de Commissie van 13 maart 2001;

Gelet op verordening (EEG) nr. 1251/1999 van de Raad van 17 mei 1999 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, laatst gewijzigd bij verordening (EG) nr 1038/2001 van de Raad van 22 mei 2001, inzonderheid op artikel 6, § 3;

Gelet op verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen, laatst gewijzigd bij verordening (EG) nr 1783/2003 van de Raad van 29 september 2003;

Gelet op verordening (EG) nr. 2419/2001 van de Commissie van 11 december 2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen;

Gelet op verordening (EG) nr. 445/2002 van de Commissie van 26 februari 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), laatst gewijzigd bij verordening (EG) nr. 963/2003 van de Commissie van 4 juni 2003;

Gelet op beschikking nr. C(2000)2967 van de Commissie van 6 oktober 2000 tot goedkeuring van het programmeringsdocument voor plattelandsontwikkeling voor het federale België met betrekking tot de programmeringsperiode 2000-2006;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 april 1992 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 september 2000;

Gelet op het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002;

Gelet op het ministerieel besluit van 30 maart 1995 houdende de invoering van een steunregeling voor agrarische bedrijfshoofden die zich ertoe verbinden om biologische teeltmethoden in te voeren of verder toe te passen, laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 21 december 2001;

Gelet op het ministerieel besluit van 30 oktober 1998 tot vaststelling van de voorschriften betreffende de biologische productie in de dierlijke sector, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 augustus 2000;

Gelet op het ministerieel besluit van 20 december 2001 houdende uitvoering van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 december 2002;

Gelet op het overleg tussen de gewestelijke Regeringen en de federale overheid;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 november 2003;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Gelet op de overdracht naar de Gewesten van de bevoegdheden inzake landbouw vanaf 1 januari 2002;

Overwegende dat maatregelen getroffen moeten worden ter uitvoering van de beslissingen betreffende de overdracht van die bevoegdheden;

Overwegende dat de continuïteit van de opdrachten van openbare dienst moet worden gewaarborgd, met inachtneming van de verplichtingen opgelegd bij de Europese regelgeving inzake landbouw;

Overwegende dat maatregelen inzake plattelandsontwikkeling onverwijld getroffen moeten worden, inzonderheid wat betreft de biologische landbouw, overeenkomstig de uitvoeringsmodaliteiten van de verordeningen (EG) nr. 1257/1999 en nr. 445/2002 en dat de uitvoering van de door de Gewesten voortaan beheerde steunregelingen geüniformiseerd moet worden in het kader van de administratieve vereenvoudiging;

Overwegende dat de maatregelen inzake biologische landbouw verenigbaar moeten zijn met de toepassingsmodaliteiten van verordening (EEG) nr. 3508/92;

Overwegende dat een steunregeling voor biologische landbouw moet worden ingesteld om de continuïteit te handhaven in verhouding tot de acties gevoerd op federaal niveau overeenkomstig de Europese regelgeving en met het oog op de uitvoering van de maatregelen voor de concretisering van de Geactualiseerde gewestelijke beleidsverklaring en het Geactualiseerde toekomstcontract voor Wallonië;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder : 1o "producent" : de uitbater, natuurlijke of rechtspersoon of groepering van natuurlijke personen of van rechtspersonen of van beide die op autonome wijze, voor eigen profijt en rekening, een landbouwbedrijf beheert, ongeacht de speculaties; 2o "bedrijf" : het geheel van de productie-eenheden gelegen op het nationaal grondgebied, op autonome wijze beheerd door één producent; 3o "productie-eenheid" : het geheel van de functioneel samenhangende middelen, met inbegrip van de opslaginfrastructuren, meststoffen, gekweekte dieren en gronden die voor de producent nodig zijn om één of meerdere landbouw-, tuinbouw- of veehouderijspeculaties te bedrijven voor zijn exclusief gebruik; 4o "aanvraag om areaalsteun" : de jaarlijkse steunaanvraag uit hoofde van de steunregelingen bedoeld in artikel 1, § 1, punt a) en punt b) iii), van verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad tot instelling van een geïntegreerd beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen; 5o "oppervlakte-aangifte" : aangifte van de producent waarin alle door hem beheerde landbouwpercelen en hun oppervlakten zijn vermeld, ongeacht de speculaties, overeenkomstig artikel 4, § 1, van verordening (EG) nr. 2419/2001 houdende uitvoeringsbepalingen inzake het bij Verordening (EEG) nr. 3508/92 van de Raad ingestelde geïntegreerde beheers- en controlesysteem voor bepaalde communautaire steunregelingen; 6o "Minister" : de Minister bevoegd voor Landbouw; 7o "bestuur" de Afdeling steun aan de landbouw van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest; 8o "bevoegde Buitendienst" : de directie Buitendienst van het bestuur die de aanvraag om areaalsteun van de betrokken producent behandelt.

Voor gronden gelegen in het Waalse Gewest terwijl het briefwisselingsadres van de producent zich daarbuiten bevindt, is de Buitendienst die het betrokken dossier beheert echter die van het adres van de betrokken productie-eenheid in het Waalse Gewest of, eventueel, de door het bestuur gekozen Buitendienst. Bij afwezigheid van productie-eenheid in het Waalse Gewest of van landbouwgebouw verbonden met de door die producent in het Waalse Gewest geëxploiteerde gronden, is de bevoegde Buitendienst die van het ambtsgebied waaronder de gemeente waar het grootste deel van de betrokken gronden zich bevindt, ressorteert.

Art. 2.§ 1. Om in aanmerking te komen voor de steun aan de biologische landbouw, moet de producent voldoen aan de volgende voorwaarden : 1o geïdentificeerd zijn bij het bestuur in het kader van het geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) overeenkomstig de bepalingen van verordening (EEG) nr. 3508/92; 2o beschikken over gronden die gelegen zijn in het Waalse Gewest en die geëxploiteerd worden volgens de biologische productiemethode overeenkomstig de bepalingen van verordening (EEG) nr. 2092/91 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen en van het koninklijk besluit van 17 april 1992 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 3 september 2000.

Alleen de betrokken percelen die in het Waalse Gewest gelegen zijn komen in aanmerking voor steun, overeenkomstig dit besluit. De percelen die buiten het Waalse Gewest gelegen zijn, kunnen echter in aanmerking worden genomen voor de berekening van de veedruk, binnen de grenzen bedoeld in artikel 4 van het besluit van de Waalse regering van 19 december 2002 tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 december 2001 tot instelling van een steunregeling voor producenten van bepaalde akkerbouwgewassen; 3o zijn landbouwbedrijf beheren overeenkomstig de bepalingen van verordening (EEG) nr. 2092/91; 4o uiterlijk op de uiterste datum vastgelegd voor de indiening van de aanvragen om areaalsteun, zijn activiteit ter kennis hebben gebracht van een privé-controle-instelling die erkend is krachtens artikel 2 van het koninklijk besluit van 17 april 1992; 5o zich ertoe verbinden, voor de percelen waarvoor hij steun aan de biologische landbouw aanvraagt, de biologische productiemethode te gebruiken zonder onderbreking, tijdens minstens vijf jaar, onverminderd de toepassing van § 2 van dit artikel; 6o een oppervlakte-aangifte, waarin hij alle percelen van zijn bedrijf aangeeft, jaarlijks indienen bij het bestuur, overeenkomstig zijn instructies; 7o een jaarlijkse aanvraag om steun aan de biologische landbouw, opgenomen in het aanvraagformulier tot het bekomen van areaalsteun, voegen bij de oppervlakte-aangifte. Die aanvraag moet worden ingediend volgens de instructies van het bestuur en uiterlijk op de uiterste datum die vastgelegd is voor de indiening van de aanvragen om areaalsteun; 8o alle bewijsstukken die noodzakelijk zijn voor de berekening van het bedrag van de jaarlijkse steun, met name die betreffende de in artikel 5 bedoelde berekening van de veedruk, voegen bij de jaarlijkse steunaanvraag; 9o wanneer een identificatie- en registratiesysteem voor dieren wordt georganiseerd, alle dieren van zijn bedrijf laten identificeren en registreren. Alle geïdentificeerde dieren moeten zich bevinden in de door de betrokken producent beheerde productie-eenheid(eenheden). De producent laat het bestuur tot de betrokken gegevens betreffende die identificaties en registraties raad te plegen ("Sanitel"-gegevens); 10o uiterlijk op de uiterste datum voor de indiening van de aanvragen om areaalsteun, het gebruik volgens de biologische productiemethode van alle percelen waarvoor de steun wordt aangevraagd ter kennis hebben gebracht van bovenvermelde erkende privé-instelling en die percelen exploiteren tot het einde van hetzelfde jaar en dit, onverminderd de verplichtingen bedoeld in andere steunregelingen. § 2. Overeenkomstig de artikelen 21 en 31 van verordening (EG) nr. 445/2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), wanneer, tijdens de periode waarop de verbintenis betrekking heeft, de oppervlakte waarvoor steun aan de biologische landbouw wordt aangevraagd, uitgebreid wordt en als die bijkomende oppervlakte, per jaar, een verhoging met maximum 10 % van de oppervlakte van de oorspronkelijke verbintenis betekent, wordt die bijkomende oppervlakte opgenomen in de lopende verbintenis. Indien die verhoging hoger is dan 10 %, wordt de oorspronkelijke verbintenis van de producent van ambtswege vervangen door een nieuwe verbintenis voor een nieuwe periode van vijf jaar en voor alle percelen waarvoor de producent vooraf steun aanvroeg, verhoogd met de betrokken bijkomende percelen.

Art. 3.§ 1. Voor de toekenning van steun aan de biologische landbouw, worden vier groepen gewassen vastgelegd (met inbegrip van braakland).

Voor elke groep worden de gewassen aangeduid volgens de benamingen en codes gebruikt in het kader van de aanvraag om areaalsteun van het betrokken jaar. De gewassen worden ingedeeld als volgt : 1o groep 1 "weidland, basisvoeder" : deze groep betreft de volgende gewassen : silomaïs code 201 korrelmaïs code 202 permanent grasland minstens 1 maal begraasd code 611 permanent grasland niet-begraasd (uitsluitend gemaaid en/of gehooid) code 612 tijdelijk grasland minstens 1 maal begraasd code 621 tijdelijk grasland niet-begraasd (uitsluitend gemaaid en/of gehooid) code 622 klavers code 72 luzerne code 73 andere voedergewassen code 743 2o groep 2 "braak" : deze groep betreft de volgende gewassen : braak - vlinderbloemigen code 83 braak - mengsel grassen en vlinderbloemigen code 84 braak - andere bedekking code 85 waarvan gecertificeerd mengsel code 851 3o groep 3 "tuinbouw en boomkwekerij" : deze groep bevat de volgende gewassen : erwten (andere dan droog geoogst) code 931 tuin- en veldbonen (andere dan droog geoogst) code 932 stambonen (bruine bonen) code 94 vollegrond groenten code 951 serregroenten code 952 aromatische kruiden code 953 niet-eetbare tuinbouwgewassen code 96 meerjaarlijkse fruitteelt code 971 jaarlijkse fruitteelt code 972 hop code 9822 4o groep 4 "andere jaarlijkse gewassen" : deze groep betreft andere gewassen dan die opgesomd voor de groepen 1, 2 en 3, met uitzondering van de volgende plantaardige gewassen : braak - natuurlijke bedekking code 81 braak - grassen code 82 bebossing (verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwik- keling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL), artikel 31) code 891 tabak code 9821 § 2. Voor de bovenvermelde vier groepen gewassen, wordt de jaarlijkse steun berekend op basis van de oppervlakte cultuurgrond volgens de volgende bedragen en schijven : 1o Voor de in § 1 bedoelde groepen 1 en 2, wordt de volgende steun verleend volgens de gecumuleerde totale oppervlakte voor de twee betrokken groepen : 275 euro/ha voor de eerste 32 ha; 150 euro/ha boven de 32e ha tot de 64ste ha; 75 euro/ha boven de 64e ha. 2o Voor groep 3 wordt de volgende steun verleend volgens de totale oppervlakte voor die groep : 750 euro/ha voor de eerste 14 ha; 450 euro/ha boven de 14e ha. 3o Voor groep 4, wordt de volgende steun verleend volgens de totale oppervlakte voor die groep : 350 euro/ha voor de eerste 32 ha; 225 euro/ha boven de 32e ha tot de 64ste ha; 150 euro/ha boven de 64e ha.

Art. 4.Voor de producent die zijn bedrijf omschakelt naar een biologisch land-, tuinbouw- of veebedrijf dat de biologische productiemethode gebruikt en dat voldoet aan de in artikel 2 bedoelde voorwaarden, wordt een extra premie van 150 euro/ha toegekend voor de in aanmerking komende oppervlakten waarvoor geen enkele steun aan de biologische landbouw werd verleend. Die jaarlijkse extra premie wordt gestort tijdens een periode van twee jaar.

Wanneer, tijdens de periode van de verbintenis, de producent naar de biologische productiemethode bijkomende oppervlakten omschakelt waarvoor geen enkele steun aan de biologische landbouw werd verleend, wordt een gelijkwaardige jaarlijkse extra premie van 150 euro/ha toegekend voor die oppervlakten tijdens een maximum periode van twee jaar maar die echter beperkt is tot het einde van genoemde periode.

Art. 5.§ 1. Voor de oppervlakten die aangegeven zijn voor de eerste groep gewassen, zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 1o, wordt de berekening van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde steun uitgevoerd op grond van het geheel van de oppervlakten die voor die groep aangegeven zijn wanneer de veedruk van het bedrijf minstens gelijk is aan 1 grootvee-eenheid (GVE) per ha gecumuleerde oppervlakten die aangegeven zijn voor de eerste ("weidland, basisvoeder") en tweede ("braak") groep gewassen zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 1o en 2o.

Wanneer de veedruk van het bedrijf lager is dan 1 GVE per ha gecumuleerde oppervlakten die aangegeven zijn voor de eerste ("weidland, basisvoeder") en tweede ("braak") groep gewassen zoals bedoeld in artikel 3, § 1, 1o en 2o, zijn de oppervlakten waarmee rekening wordt gehouden voor de berekening van de steun betreffende groep 1, beperkt tot de oppervlakten van groep 1 die noodzakelijk zijn opdat genoemde veedruk 1 GVE per ha zou bedragen.

De dieren die in aanmerking komen voor de berekening van de veedruk, moeten worden gefokt volgens de biologische productiemethode en hun houder moet de producent zijn die bij deze steun betrokken is. Al die dieren moeten zich bevinden in de door die producent beheerde productie-eenheid(eenheden).

Het aantal GVE's betreffende die dieren wordt berekend d.m.v. volgende coëfficiënten : Paardachtigen ouder dan zes maanden 1 Runderachtigen jonger dan 1 jaar 0,25 Runderachtigen van 1 tot 2 jaar 0,6 Mannelijke runderachtigen van 2 jaar en ouder 1 Melk- en reformkoeien 1 Andere koeien en vaarzen 0,8 Biggen 0,027 Fokzeugen 0,3 Andere varkens, mestvarkens 0,143 Ooien en geiten 0,15 Hertachtigen, andere dan wilde dieren 0,5 Struisvogels/andere loopvogels (ratiten) 0,15 Slachtkippen 0,003 Leghennen 0,009 Eenden/parelhoenen 0,05 Ganzen/kalkoenen 0,1 Vrouwelijke fokkonijnen 0,02 Het aantal dieren die in aanmerking komen voor de berekening van de veedruk is gelijk aan het gemiddelde aantal dieren die aanwezig zijn in het bedrijf tijdens het volledige kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

Bij een eerste jaarlijkse aanvraag, gaat de periode die in aanmerking wordt genomen voor de berekening van de veedruk betreffende dat eerste jaar, in op 1 januari van het jaar van de aanvraag en eindigt op 31 december van hetzelfde jaar. § 2. De hoogstammige fruitbomen die sedert meer dan vijf jaar werden aangeplant op het ogenblik van de aanvraag, worden uitgesloten van het voordeel van de steun aan de biologische landbouw indien de fruitopbrengst niet wordt gecommercialiseerd.

Art. 6.Overeenkomstig artikel 30 van verordening (EG) nr. 445/2002, indien een begunstigde gedurende de periode van een verbintenis zijn bedrijf geheel of gedeeltelijk aan een andere producent overdraagt, kan deze laatste de verbintenis voor de resterende looptijd overnemen, voor zover hij die overname heeft uitgevoerd en meegedeeld overeenkomstig de instructies van het bestuur. Indien dit niet gebeurt, moet de overdragende producent de sinds het begin van zijn verbintenis ontvangen steun terugbetalen.

Volgens de modaliteiten bedoeld in de artikelen 30, tweede lid, en 33 van verordening (EG) nr. 445/2002, kan het bestuur van deze terugbetaling afzien indien een begunstigde die reeds voor een belangrijk deel aan zijn verbintenis heeft voldaan, zijn landbouwactiviteit definitief beëindigt en overname van de verbintenis door een opvolger niet haalbaar blijkt of bij overmacht of buitengewone omstandigheden.

Art. 7.De oppervlaktecontroles betreffende de op de steunaanvragen aangegeven gewassen en de controles op de dieren waarvoor steun wordt aangevraagd, worden uitgevoerd door het bestuur. Die controles bevatten verificaties die met de GBCS-gegevens en de Sanitel-gegevens gekruist zijn. De controles op gevogelte, struisvogels en andere loopvogels, paardachtigen en konijnen zijn gebaseerd op de laatste gegevens waarover het bestuur beschikt in het kader van de identificatie en de registratie van die dieren en, in voorkomend geval, op tellingen uitgevoerd door de controle-instelling belast met de controle op de toepassing van het lastenboek voor de biologische landbouw binnen het bedrijf van de producent, alsook op bijkomende aangiften van de producent.

Art. 8.Het bestuur is belast met de betaling van de steun aan de biologische landbouw alsook met de terugvordering van de ten onrechte gestorte betalingen.

Behalve in behoorlijk verantwoorde gevallen, wordt de steun gestort aan de begunstigden één keer per jaar, uiterlijk op 30 april na het einde van het kalenderjaar waarin de aanvragen zijn ingediend.

Ongeacht de door het bestuur beheerde steunregeling, bij ten onrechte gestorte betaling of bijkomende heffing, kan het bestuur overgaan tot de vastlegging van een compensatie met elk in dit besluit bedoeld steunbedrag dat aan de producent-aanvrager van steun verschuldigd is.

De Inspecteur-generaal van de afdeling Steun aan de Landbouw van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest of, bij afwezigheid of verhindering, zijn plaatsvervanger, wordt ertoe gemachtigd om de uitgaven betreffende de in dit besluit bedoelde steun vast te leggen, goed te keuren en te ordonnanceren.

Art. 9.§ 1. De overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig de bepalingen van de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.

De overtredingen van dit besluit kunnen aanleiding geven tot een administratieve boete, overeenkomstig artikel 8 van voornoemde wet van 28 maart 1975.

De Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest of, bij afwezigheid of verhindering, zijn plaatsvervanger, wordt aangewezen als ambtenaar bevoegd om de akten te verrichten en de beslissingen te nemen betreffende de in het vorige lid bedoelde administratieve boeten. § 2. De straffen worden toegepast overeenkomstig de artikelen 62 en 63 van verordening (EG) nr. 445/2002.

Onverminderd de toepassingsmodaliteiten van de in voornoemde regeling bedoelde straffen, in geval van verschil tussen de oppervlakten die door de producent aangegeven zijn voor een groep gewassen zoals bedoeld in artikel 3, § 1, en de oppervlakten die voor dezelfde groep gewassen bij administratieve controles of controles ter plaatse vastgelegd zijn, wordt de toegekende steun berekend door de vermindering van de oppervlakten, voortvloeiend uit de toepassing van de straffen op de in artikel 3, § 2, bedoelde verschillende schijven van oppervlakte, te verdelen volgens de evenredige verhouding van elk van die schijven tot de totale oppervlakte die voor die groep gewassen aangegeven is door de producent.

Bij ten onrechte gestorte betaling, overeenkomstig artikel 49 van verordening (EG) nr. 2419/2001, wordt het terug te vorderen totaalbedrag verhoogd met de wettelijke renten te rekenen vanaf de datum van kennisgeving van de verplichting tot terugbetaling. Het ten onrechte betaalde bedrag kan worden afgetrokken van de eerste betaling na de datum van de beslissing tot terugbetaling.

Art. 10.Op straffe van verval of nietigheid, moet het beroep tegen een beslissing genomen overeenkomstig dit besluit en zijn uitvoeringsmodaliteiten bij aangetekende brief ingediend worden bij de Inspecteur-generaal van het bestuur binnen de maand na de kennisgeving van de beslissing. Dat beroep sluit niet uit dat eventuele aanvragen om terugbetaling van ten onrechte gestorte bedragen worden ingediend of dat eventuele nalatigheidsinteresten worden berekend.

Art. 11.Het ministerieel besluit van 30 maart 1995 houdende de invoering van een steunregeling voor agrarische bedrijfshoofden die zich ertoe verbinden om biologische teeltmethoden in te voeren of verder toe te passen, wordt opgeheven. Wat betreft de producenten die, voor het boekjaar 2002, in aanmerking komen voor de steun toegekend overeenkomstig het ministerieel besluit van 30 maart 1995, blijft die regeling echter van toepassing tot het einde van hun vijfjarige verbintenis, met uitzondering van de modaliteiten voor de indiening van de jaarlijkse aanvraag, die vallen onder artikel 2, § 1, punten 6o en 7o.

Art. 12.Voor het jaar 2003, in afwijking van artikel 2, § 1, punten 6o en 7o, wordt de in dit besluit bedoelde aanvraag om steun aan de biologische landbouw ingediend binnen twee maanden na de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad, d.m.v. het door het bestuur beschikbaar gestelde formulier.

Art. 13.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2003.

Art. 14.De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 6 november 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART

^