Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 06 november 2008
gepubliceerd op 09 december 2008

Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale voorwaarden voor de individuele zuiveringsstations en -systemen geïnstalleerd in afwijking van de verplichting tot aansluiting op de riolering

bron
waalse overheidsdienst
numac
2008204398
pub.
09/12/2008
prom.
06/11/2008
ELI
eli/besluit/2008/11/06/2008204398/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

6 NOVEMBER 2008. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale voorwaarden voor de individuele zuiveringsstations en -systemen geïnstalleerd in afwijking van de verplichting tot aansluiting op de riolering


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op de artikelen 4, 5, 7, 8 en 9;

Gelet op het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater;

Gelet op het advies van de Wateradviescommissie, gegeven op 24 januari 2007;

Gelet op het advies van de "Conseil supérieur des Villes, Communes et Provinces de la Région wallonne" (Hoge Raad van de Steden, Gemeenten en Provincies van het Waalse Gewest), gegeven op 30 januari 2007;

Gelet op het advies 45.073/4 van de Raad van State, gegeven op 24 september 2008, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat de voorschriften van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater, die aanvankelijk zijn genomen ter uitvoering van artikel 3, § 1, van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, nu opgeheven, voortaan hun wettelijke grondslag vinden in de bepalingen van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning op grond waarvan de Regering bevoegd is om algemene voorwaarden in de zin van hoofdstuk I, afdeling III, van dit decreet vast te leggen;

Overwegende dat de Regering, wanneer ze sectorale voorwaarden vastlegt, krachtens artikel 5, § 2, derde lid, van het decreet van 11 maart 1999 slechts van de algemene voorwaarden mag afwijken voor zover ze die afwijking motiveert;

Overwegende dat het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 nu gedeeltelijk verouderd is; dat sommige van de bepalingen ervan immers zijn opgenomen in Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt (hoofdstuk VI - Algemeen reglement voor de sanering van het stedelijk afvalwater) wat betreft het huishoudelijk afvalwater en in het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de algemene voorwaarden voor de exploitaie van de inrichtingen bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;

Overwegende dat sommige parameters bedoeld in het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 tegenwoordig niet meer relevant zijn, niet meer toepasselijk zijn op het geheel van de activiteitensectoren of verwijzen naar analysemethodes die nu verboden zijn, o.a. : - de ontbindingstest met methyleenblauw, een parameter die niet meer wordt gebruikt; - de met tetrachloorkoolstof afscheidbare koolwaterstoffen, waarvan de analyse nu verboden is en waarvoor een andere methode wordt gebruikt;

Overwegende tenslotte dat de niet-toepassing van het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 als gevolg heeft dat het aantal reglementaire teksten die op een inrichting toepasselijk zijn beperkt wordt en zodoende beantwoordt aan de wil van de Waalse Regering om een programma voor administratieve rationalisering en vereenvoudiging aan te nemen;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijving

Artikel 1.Richtlijn 91/271/EEG van de Raad van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater wordt gedeeltelijk omgezet bij dit besluit.

Art. 2.Deze sectorale voorwaarden zijn van toepassing op de individuele zuiveringsstations voor 100 inwoner-equivalent of meer bedoeld in rubriek 90.13 en op de individuele zuiveringssystemen geïnstalleerd in afwijking van de verplichting tot aansluiting op de riolering bedoeld in rubriek 90.14 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.

Art. 3.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° bestaande inrichting : inrichting die behoorlijk vergund is vóór de inwerkingtreding van dit besluit.De inrichting waarvoor de vergunningsaanvraag vóór de inwerkingtreding van dit besluit is ingediend, wordt met een bestaande inrichting gelijkgesteld. De ombouw of uitbreiding van een inrichting die de uitbater vóór de inwerkingtreding van dit besluit vermeld heeft in het register bedoeld in artikel 10, § 2, van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt met een bestaande inrichting gelijkgesteld; 2° individuele zuiveringseenheid individueel zuiveringsysteem in staat tot behandeling van een hoeveelheid huishoudelijk afvalwater gelijk aan een vuilvracht van 20 inwoner-equivalent of minder, geïnstalleerd in afwijking van de verplichting tot aansluiting op de riolering en bedoeld in de rubriek 90.14 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten; 3° individuele zuiveringsinstallatie : individueel zuiveringsysteem in staat tot behandeling van een hoeveelheid huishoudelijk afvalwater gelijk aan een vuilvracht van 20 tot 100 inwoner-equivalent of minder, geïnstalleerd in afwijking van de verplichting tot aansluiting op de riolering en bedoeld in de rubriek 100 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 90.14 juli 4 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten. HOOFDSTUK II. - Vestiging

Art. 4.De in IE uitgedrukte behandelingscapaciteit wordt berekend op grond van de tabel in bijlage I. De behandelingscapaciteit mag niet kleiner zijn dan 5 IE. Art. 5 § 1. Elke individuele zuiveringseenheid of -installatie omvat een eenmalig voorbehandelings- en opslagvolume dat een slibretentie garandeert en waarvan de afmetingen de voorwaarden van bijlage II naleven.

Voor de individuele zuiveringsstations is de installatie van een voorbehandeling verplicht wanneer de behandeling uitgevoerd wordt door biomassa op om het even welke drager. Het voorbehandelingselement kan gebruikt worden om het overtollige, primaire of gemengde slib op te slaan.

De behandelingsvoorzieningen via ingestoken filters met verticale afvoer moeten niet met een voorbehandeling worden uitgerust. § 2. Elke overbrenging van stoffen tussen het slibopslagvolume en het behandelingsvolume kan slechts gebeuren via de onder water liggende leidingen die daartoe voorzien zijn.

Het overtollige slib wordt door een extractiesysteem efficiënt afgevoerd naar het opslagvolume.

Het slibopslagvolume is voorzien van een ventilatiesysteem met een minimumdoorsnede van 80 mm. Dat syteem wordt gescheiden van het circuit van het gezuiverde water en van het regenwater en hoog genoeg geplaatst om geurhinder te voorkomen.

In geval van opvoer van het huishoudelijk afvalwater vóór de voorbehandeling en de behandeling mag het punctuele debiet dat op het zuiveringsapparaat wordt toegepast de goede werking ervan niet storen en blijft het zodoende aan de emissievoorwaarden voldoen.

De kuipen, bekkens, bassins, leidingen en aansluitingen zijn waterdicht § 3. Het is verboden huishoudelijk afvalwater met een anaërobe bacteriefilter of een aërobe percolatie te behandelen.

De infiltratievoorzieningen worden niet als behandelingselement beschouwd. § 4. De gesloten elementen van het individueel zuiveringssysteem zijn voorzien van openingen met een nominale afmeting van minimum 60 cm en van een afneembaar en toegankelijk deksel om te kunnen controleren of de apparatuur functioneert en om ze te onderhouden.

De toegang tot het voorbehandelingsvolume, indien het verband houdt met met andere delen, garandeert het onttrekken van het slib zonder risico van beschadiging van de apparatuur en leidingen. De behandelings- en de secundaire zuiveringsvolumes kunnen een gemeenschappelijke toegang hebben.

De afmeting van de bezoekopeningen laat toe om de regeling van de werking, het onderhoud en de vervanging van de versleten stukken uit te voeren volgens de modaliteiten opgenomen in de exploitatiehandleiding. § 5. De site is toegankelijk voor onderhoudshandelingen.

Art. 6.De elektromechanische toestellen die nodig zijn voor de vlotte werking van het individueel zuiveringssysteem worden op een droge, verluchte plek geïnstalleerd die voorzien is van een alarmsysteem dat op elke stoornis wijst.

Art. 7.Als het huishoudelijk afvalwater voornamelijk uit het restaurantwezen komt, moet voorzien worden in de installatie van een ontvetter met een minimumvolume van 500 liter voor een individuele zuiveringseenheid, van 800 liter voor een individuele zuiveringsinstallatie of van 1 200 liter voor een individueel zuiveringsstation.

Art. 8.Met uitzondering van de eventuele ontvetter en van de elektromechanische elementen worden de elementen van het individuele zuiveringssysteem buiten de bediende gebouwen geplaatst, behalve de voorzieningen die specifiek in de gebouwen geplaatst moeten worden.

Art. 9.De controlevoorziening laat een monsterneming met een flesje van minstens één liter toe en voldoet aan de voorschriften opgenomen in bijlage III.

Art. 10.Gezuiverd water afkomstig van het laatste behandelingselement van het individueel zuiveringssysteem wordt desnoods d.m.v. een opvoerpomp afgevoerd via een goedgekeurd systeem voor afvoer door infiltratie bedoeld in bijlage IV of, indien dit onmogelijk blijkt na een permeabiliteitstest, in een kunstmatige afvloeiingsweg of in gewoon oppervlaktewater.

Om elk gevaar voor opvulling te voorkomen, is de aanleg van een kolloïdevanger aanbevolen wanneer het gezuiverde water door infiltratie wordt afgevoerd.

Water gezuiverd door een individuele zuiveringseenheid die niet gelegen is in een preventiegebied afgebakend krachtens artikel D.172 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, mag overeenkomstig de bijzondere voorwaarden via een zinkput afgevoerd worden indien het niet anders kan.

Water dat door een individuele zuiveringsinstallatie gezuiverd wordt, mag niet via een zinkput afgevoerd worden.

Het is verboden gezuiverd water in een badzone te lozen, tenzij het eerst door een erkend ontsmettingssysteem wordt ontsmet.

Water dat door een individuele zuiveringsinstallatie of een individueel zuiveringsstation gezuiverd wordt, mag niet in een zone stroomopwaarts geloosd worden, tenzij het eerst door een erkend ontsmettingssysteem wordt ontsmet. HOOFDSTUK III. - Exploitatie

Art. 11.Water waarvan een monster wordt genomen via de controlevoorziening omschreven in bijlage III voldoet aan de volgende emissievoorwaarden : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Gemiddeld over 24 uur.(2) Maximum op een punctuele monsterneming.

Art. 12.Enkel huishoudelijk afvalwater, met uitzondering van regenwater en helder parasietwater, wordt door het individueel zuiveringssysteem behandeld. Regenwater en helder parasietwater mogen in geen geval in één van de bestanddelen van het individueel zuiveringssysteem terechtkomen.

In afwijking van het eerste lid, kan afvalwater afgevoerd worden via een bestaande unitaire riolering als verschillende woningen aangesloten zijn op dezelfde individuele zuiveringsinstallatie of op hetzelfde individuele zuiveringsstation, met inachtneming van de volgende bepalingen : 1° er vloeit geen helder parasietwater door de unitaire riolering die de individuele zuiveringsinstallatie of het individuele zuiveringsstation bevoorraadt;2° het regenwater komt eerst terecht in een voorziening voor het beheer van regenwater, zoals een overstort, een vergaarkom of een opslagvoorziening die voor een gereguleerde teruggave van het regenwater in het opvangmilieu zorgt vooraleer het de individuele zuiveringsinstallatie of het individuele zuiveringsstation bereikt;3° de individuele zuiveringsinstallatie of het individuele zuiveringsstation en de voorziening voor het beheer van het regenwater zijn gedimensioneerd zodat het eventuele bijkomende regenwaterdebiet de werking ervan niet kan hinderen en blijft voldoen aan de emissievoorwaarden bedoeld in artikel 11. HOOFDSTUK IV. - Controle en onderhoud

Art. 13.De bijzondere voorwaarden kunnen voorzien in de modaliteiten voor de toegang tot de site en voor de beveiliging ervan.

Art. 14.De exploitant zorgt voor de goede staat van werking van zijn individueel zuiveringssysteem.

De tussentijd tussen twee onderhouden, waarvan de minimale prestaties in bijlage V omschreven worden, mag niet langer zijn dan een jaar voor de individuele zuiveringseenheden en -installaties en dan drie maanden voor een individueel zuiveringsstation.

De tussentijd tussen twee ruimingen mag niet langer zijn dan vier jaar voor de individuele zuiveringseenheden, twee jaar voor de individuele zuiveringsinstallaties of één jaar voor de individuele zuiveringsstations.

Individuele zuiveringssystemen en ontvetters worden door erkende ruimers geledigd.

Art. 15.De onderhoudsovereenkomst, waarvan de minimuminhoud vastligt in bijlage V, is verplicht voor de individuele zuiveringsstations.

Art. 16.De bewijsstukken inzake het onderhoud en de door een erkende opruimer opgemaakte opruimingsattesten worden bij elke controle door de exploitant overgelegd aan de personen of instellingen die de Waalse Regering daartoe gemachtigd heeft. HOOFDSTUK V. - Opheffings-, wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 17.Het koninklijk besluit van 3 augustus 1976 houdende algemeen reglement voor het lozen van afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvoerwegen voor regenwater wordt opgeheven wat betreft de inrichtingen bedoeld in dit besluit.

Art. 18.De artikelen 6, 14 en 15 van dit besluit zijn van toepassing op de bestaande inrichtingen.

De artikelen 7 en 9 van dit besluit zijn uiterlijk één jaar na de inwerkingtreding van dit besluit van toepassing op de bestaande inrichtingen;

Gezuiverd water uit de bestaande inrichtingen voldoet aan de emissievoorwaarden van bijlage VI.

Art. 19.In artikel 5, § 3, van het besluit van de Waalse Regering van 25 september 2008 tot bepaling van de integrale voorwaarden voor individuele zuiveringseenheden en -installaties worden de termen "of een aërobe percolatie" worden geschrapt.

Art. 20.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2009.

Art. 21.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 6 november 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

Bijlage I Begrip inwoner-equivalent De nuttige capaciteit van het individuele zuiveringssysteem wordt bepaald op grond van het aantal inwonerequivalenten (IE) van de op het individuele zuiveringssysteem aangesloten woning of wooncomplexen. Ze bedraagt ministens 5 IE. Er wordt vanuit gegaan dat de dagelijks voortgebrachte vuilvracht voor eengezinswoningen die slechts huishoudelijk afvalwater voortbrengen, gelijk is aan een aantal inwonerequivalenten dat overeenstemt met het aantal bewoners. Als verschillende woningen op hetzelfde individueel zuiveringssysteem aangesloten zijn, wordt uitgegaan van minimum 4 IE per woning voor de berekening van de vuilvracht.

Voor de andere gebouwen wordt het aantal inwonerequivalenten dat overeenstemt met de vuilvracht van het huishoudelijk afvalwater, berekend als volgt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Voor de met een * aangeduide gebouwen of complexen wordt het op grond van de tabel berekend aantal IE verhoogd met 1/2 IE per personeelslid dat in de instelling tewerkgesteld is. Voor de bepaling van de vereiste nuttige capaciteit wordt rekening gehouden met een eventuele vermeerdering van het aantal gebruikers van het aangesloten gebouw of complex.

Gezien op te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 november 2008 tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de individuele zuiveringsstations en -systemen geïnstalleerd in afwijking van de verplichting tot aansluiting op de riolering.

Namen, 6 november 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

Bijlage II Bepalingen betreffende de elementen inzake voorbehandeling en slibopslag Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien op te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 november 2008 tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de individuele zuiveringsstations en -systemen geïnstalleerd in afwijking van de verplichting tot aansluiting op de riolering.

Namen, 6 november 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

Bijlage III Controlevoorziening De controlevoorziening bedoeld in artikel 9 voldoet aan de volgende eisen : 1° een vlotte monsterneming van het geloosde gezuiverde water mogelijk maken;2° vlot toegankelijk zijn, zonder voorafgaande formaliteit;3° geïnstalleerd zijn op een plek die alle garanties biedt inzake waterkwantiteit en -kwaliteit, hetzij : a) geïntegreerd in het zuiveringscompartiment : ze wordt op de uitgangsvoorziening aangebracht.vlotte toegang vanaf het toegangsluik, ze bestaat uit een open leiding die een monsterneming van het water juist vóór de uitgang mogelijk maakt; b) hetzij in het mangat geïntegreerd op een afstand van maximum 2 meter na het laatste element van de behandeling : het mangat is voorzien van een opening met een nominale afmeting van 60 cm en laat de rechtstreekse monsterneming toe onder de leiding van het water dat in het mangat binnenkomt. Gezien op te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 november 2008 tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de individuele zuiveringsstations en -systemen geïnstalleerd in afwijking van de verplichting tot aansluiting op de riolering.

Namen, 6 november 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

Bijlage IV Dimensionering van de afvoervoorzieningen via infiltratie De dimensionering van de afvoervoorziening via infiltratie maakt het voorwerp uit van een berekeningsnota waarin verschillende parameters betreffende de kenmerken van de bodem opgenomen worden.

Als het regenwater langs dezelfde voorziening afgevoerd wordt, houden de dimensioneringsgrondslagen rekening met het bijkomende regenwaterdebiet. a) Bodemtype en infiltratiesnelheid : Zandbodem : infiltratiesnelheid tussen 4.10-3 m/s en 2.10-5 m/s.

Zand-leembodem : infiltratiesnelheid tussen 2.10-5 m/s en 6.10-6 m/s.

Leembodem : infiltratiesnelheid tussen 6.10-6 m/s en 10-6 m/s.

De infiltratie kan niet overwogen worden voor infiltratiesnelheden hoger dan 4.10-3 m/s en lager dan 10-6 m/s.

De infiltratiesnelheid wordt in situ gemeten via een permeabiliteitstest. b) Diepte van het grondwater : Als het grondwater niet dieper is dan 1 m, kan het gezuiverde water uitsluitend afgevoerd worden via een bovengrondse infiltratieheuvel of via een andere toegelaten afvoerwijze.c) Infiltratiesleuven of dispersiedraineerbuizen : Maximumlengte : 30 meter vanaf het voedingspunt. Minimale sectie van 0,6 m x 0,6 m.

De asafstand tussen elke sleuf of draineerbuis mag niet minder dan 2 m bedragen.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld d) Infiltratieheuvel - Minimale hoogte van 0,70 m. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld e) Zandfilter - Minimale dikte van 0,75 m. Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien op te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 november 2008 tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de individuele zuiveringsstations en -systemen geïnstalleerd in afwijking van de verplichting tot aansluiting op de riolering.

Namen, 6 november 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE V Verplichte onderhoudsprestaties Al naar gelang van het soort uitrusting hebben de onderhoudsprestaties hoe dan ook betrekking op de volgende verificaties en controles, die in een exploitatiedagboek worden opgenomen : ? Verificatie van de datum van de laatste slibzuivering; ? Verificatie van de datum van het laatste onderhoud; ? Functionele controle van elk mechanisch en elektrotechnisch bestanddeel; ? Onderhoud van de onder water liggende luchtververser en van de pompen, reiniging van de pomp, verificatie van de dichtheid van de aansluitingen van de leidingen voor water, lucht, slib; ? Verificatie van het zuurstofgehalte van het afvalwater en, desgevallend, aanpassing van de diensttijd voor de onder water liggende luchtververser; ? Verificatie van het chemisch zuurstofverbruik (CZV); ? Verificatie van het slibvolume na de fase van secundaire zuivering en regeling van de hercirculatie (facultatief al naar gelang van het gebruikte procédé); ? Verificatie van de exacte hoogte van het slib in het opslagcompartiment waarbij aan de exploitant gevraagd wordt om, indien nodig, de procedure inzake afvoer van het slib door een erkende opruimer op te starten; ? Uitvoering van de algemene reinigingswerken, bijvoorbeeld verwijdering van afzettingen.

De uitgevoerde onderhoudswerken en het resultaat van de analyse van het CZV in het dagboek voor de exploitatie opschrijven.

De tussentijd tussen 2 onderhoudsbezoeken bedraagt hoogstens één jaar voor individuele zuiveringseenheden en -installaties en hoogstens drie maanden voor individuele zuiveringsstations.

Gezien op te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 november 2008 tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de individuele zuiveringsstations en -systemen geïnstalleerd in afwijking van de verplichting tot aansluiting op de riolering.

Namen, 6 november 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

Bijlage VI Bestaande inrichtingen - Emissievoorwaarden a) Individuele zuiveringseenheid Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) Individuele zuiveringsinstallaties Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld c) individuele zuiveringsstations Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Vermindering in vergelijking met de ingang (2) De analyses betreffende lozingen uit bezinkbassins worden verricht met gefilterde monsters;de concentratie van de totale gesuspendeerde vaste stoffen in ongefilterde watermonsters is evenwel niet hoger dan 150 mg/l. (3) Deze parameter kan door een andere vervangen worden : totaal organieke koolstof (COT) of totale zuurstofvraag (DTO) indien een verband tussen de DBO5 en de vervangingsparameter gelegd kan worden.(4) Deze vereiste is facultatief.(5) Gemiddeld over 24 uur.(6) Maximum. Gezien op te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 november 2008 tot bepaling van de sectorale voorwaarden betreffende de individuele zuiveringsstations en -systemen geïnstalleerd in afwijking van de verplichting tot aansluiting op de riolering.

Namen, 6 november 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^