Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 08 februari 2002
gepubliceerd op 07 maart 2002

Besluit van de Waalse Regering betreffende de uitvoering van specifieke steunregelingen voor investeringen voorzien in de Enige Programmeringsdocumenten Doelstelling 2 "Maas-Vesder" en "Plattelandsgebieden"

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2002027245
pub.
07/03/2002
prom.
08/02/2002
ELI
eli/besluit/2002/02/08/2002027245/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

8 FEBRUARI 2002. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de uitvoering van specifieke steunregelingen voor investeringen voorzien in de Enige Programmeringsdocumenten Doelstelling 2 (2000-2006) "Maas-Vesder" en "Plattelandsgebieden"


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 5 februari 2002;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 8 februari 2002;

Gelet op het advies van de Europese Commissie;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat zo spoedig mogelijk toepassingsmaatregelen in het kader van de Enige Programmeringsdocumenten Doelstelling 2 (2000-2006) moeten worden getroffen ten einde het economisch substraat van de betrokken zonen met een economische ontwikkelingsvertraging en een bijzonder belangrijke werkloosheidsgraad opnieuw dynamisch te maken;

Overwegende dat die steunregelingen op 21 december 2001 door de Europese Commissie zijn goedgekeurd en dat die vanaf 1 januari 2000 toepasselijk zijn;

Op de voordracht van de Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1. de "wet", de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, zoals gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992; 2. de "Minister", de Minister van Economie en K.M.O.'s; 3. het "bestuur", het Directoraat-generaal Economie en Tewerkstelling;4. het "bedrijf", elke natuurlijke of rechtspersoon opgericht als een handelsvennootschap waarvan de maatschappelijke zetel of een bedrijfszetel in het Waalse Gewest gevestigd is;5. het "investeringsprogramma" : een geheel van verrichtingen en uitgaven gedaan door een bedrijf waarvan een bedrijfszetel gevestigd is in één van de ontwikkelingsgebieden die door de Regering vastgesteld zijn overeenkomstig artikel 11 van de wet en dat noodzakelijkerwijze als actief in de balans opgenomen moet worden, onder de rubriek "vaste activa";6. de "premie", de investeringspremie bedoeld in artikel 12 van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, gewijzigd bij het decreet van 25 juni 1992;7. het "begin van het investeringsprogramma", de datum van de eerste factuur;8. het "einde van het investeringsprogramma", de datum van de laatste aankoop of inwendige uitgave waarvan de realisatie effectief is en geboekt als materiële of immateriële vaste activa;9. de "tewerkstelling", het in het kader van een arbeidsovereenkomst in dienst genomen personeel dat onderworpen is aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, omgerekend in voltijdse equivalenten en aangesteld bij een bedrijfszetel in het Waalse Gewest waarin het investeringsprogramma wordt verricht;10. het "aanvangpersoneelbestand", de gemiddelde tewerkstelling van de vier trimesters die voorafgaan op de datum van indiening van het dossier of de datum van ontvangst van de premieaanvraag;11. De "NACE-code", de code betreffende de nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap zoals bepaald bij de verordening (EEG) nr.3037/90 van de Raad betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap, zoals gewijzigd bij de verordening (EEG) nr. 761/93 van de Commissie.

Art. 2.Voor een door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling, hierna EFRO genoemd, medegefinancierde investeringspremie komt in aanmerking, het bedrijf met een personeelsbestand van maximum 20 werknemers dat niet bedrijvig is in één van de uitgesloten sectoren bedoeld in artikel 2, § 1, tweede lid, van de wet of in de artikelen 3 en 4 van het besluit van de Waalse Regering van 8 november 2000 houdende uitvoering van de artikelen 2, 12, 16 en 38 van de wet van 30 december 1970 betreffende de economische expansie, hierna het besluit van de Waalse Regering van 8 november 2000 genoemd.

Art. 3.Voor een door het "EFRO" medegefinancierde investeringspremie komt in aanmerking, het bedrijf dat meer dan 20 werknemers tewerkstelt of meer dan 20 arbeidsplaatsen creëert en dat bedrijvig is in één van de volgende activiteiten of sectoren : 1° de diensten voor ondernemingen;2° de biotechnologieën;3° de chemische en farmaceutische industrie;4° de productie of de uitvoering van nieuwe materialen;5° de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, zoals de telecommunicatie, de intelligente informatica en de multimedia;6° de luchtvaartkunde en de ruimtevaarttechnieken;7° de vervaardiging van wetenschappelijke medische instrumenten, van instrumenten voor controle op industriële processen en van opticawerktuigen;8° de textielsector, zoals het weven, de veredeling met uitzondering van de vervaardiging van kleren;9° de exploitatie van de natuurlijke hulpbronnen;10° de milieubescherming;11° de hernieuwbare energiebronnen;12° het toerisme;13° de agro-voedselsector;14° het onderzoek en de ontwikkeling 15° de logistieke steun of het gecombineerd vervoer;16° call center of distributiecentrum.

Art. 4.Het in artikel 2 bedoelde bedrijf dat minimum drie arbeidsplaatsen creëert, kan in aanmerking komen voor een premie die voor de helft op rekening van het Gewest komen en voor de andere helft op rekening van het EFRO, en, die bij oprichting van een bedrijf 28 % of bij bedrijfsuitbreiding 26 % bedraagt.

Art. 5.Het in artikel 3 bedoelde bedrijf kan in aanmerking komen voor een premie die voor de helft op rekening van het Gewest komen en voor de andere helft op rekening van het het EFRO, en, die bij oprichting van een bedrijf 25 % bedraagt of 21 % bij bedrijfsuitbreiding waarbij minstens 6 arbeidsplaatsen ontstaan.

Dit percentage van 21 % kan met 2 % verhoogd worden als het personeelsbestand van het bedrijf van 10 % tot 20 % verhoogt ten opzichte van het aanvankelijke personeelsbestand of met 4 % als het personeelsbestand met meer dan 20 % verhoogt t.o.v. het aanvankelijke personeelsbestand.

Art. 6.§ 1. De in de artikelen 4 en 5 bedoelde premie wordt beperkt tot 75.000 euro per ontstane arbeidsplaats, behalve als het gaat om de oprichting van een bedrijf dat een aanzienlijke bijdrage levert aan de economische ontwikkeling van het Waalse Gewest.

In dat geval wordt de premie opgevoerd tot 125.000 euro per gecreëerde arbeidsplaats. § 2. Van een aanzienlijke bijdrage zoals bedoeld in § 1 is sprake in de volgende gevallen : 1° de oprichting van een spin-off;2° de oprichting van een bedrijf met minder dan 20 werknemers dat bedrijvig is in één van de sectoren bedoeld in artikel 3 of dat activiteiten bedoeld in hetzelfde artikel uitoefent;3° de oprichting van een bedrijf die een structurerend effect heeft op de economische ontwikkeling doordat minimum 50 directe arbeidsplaatsen ontstaan en wegens de impact op het vlak van de leveringen en toelevering.

Art. 7.§ 1. Een aanvullende investeringspremie wordt toegekend indien het bedrijf in de sector van dienstverlening aan ondernemingen bedrijvig is of indien de bedrijvigheid plaatsvindt op het gebied van : 1° clustering;2° ontwikkeling van een baanbrekend project;3° milieubescherming. De aanvullende premie bedraagt 5 % voor het in artikel 2 bedoelde bedrijf en 2 % voor het in artikel 3 bedoelde bedrijf.

Het bedrag van deze premie mag niet hoger zijn dan het overeenkomstig de artikelen 4 of 5 berekende bedrag. § 2. De in § 1 bedoelde bedrijvigheidsgebieden zijn : 1° de technologische verbetering via de integratie van speerpunttechnologieën;2° de overschrijding van milieunormen;3° de uitvoering van een onderzoek- en ontwikkelingsproject in samenwerking met een wetenschappelijke instelling, met inbegrip van de expertisecentra;4° de oprichting van spin-off vanaf een wetenschappelijke inrichting, met inbegrip van de expertisecentra;5° het verticale partnerschap of de strategische allianties.

Art. 8.De drempel van de toelaatbare investeringen wordt beperkt tot een minimum van : 1° 125.000 euro voor het in artikel 2 bedoelde bedrijf; 2° 250.000 euro voor het in artikel 3 bedoelde bedrijf.

Behalve het bedrijf dat sinds minder dan drie jaar is opgericht, moet het bedrijf een investeringsprogramma voorleggen waarvan het bedrag minstens gelijk is aan het gemiddelde van de eventueel opnieuw lineair berekende afschrijvingen tegen een normale rentevoet van de drie boekhoudjaren vóór de indiening van het dossier of de ontvangstdatum van de aanvraag om premie.

Art. 9.De artikelen 6 tot 9 en 19 tot 24 van het besluit van de Waalse Regering van 8 november 2000 zijn van toepassing.

Art. 10.§ 1. De vrijstelling van de onroerende voorheffing wordt verleend voor zover de in artikel 8, eerste lid, bedoelde minimum drempel van toelaatbare investeringen bereikt is. § 2. Het in artikel 2 bedoelde bedrijf kan in aanmerking komen voor een vrijstelling van de onroerende voorheffing : 1° gedurende 4 jaar bij bedrijfsuitbreiding;2° gedurende 5 jaar bij bedrijfsoprichting. § 3. Het in artikel 3 bedoelde bedrijf kan in aanmerking komen voor een vrijstelling van de onroerende voorheffing : 1° gedurende 3 jaar als het een investeringsprogramma uitvoert dat een verhoging van het personeelsbestand met minder dan 10 % t.o.v. het aanvankelijke personeelsbestand meebrengt; 2° gedurende vier jaar indien het een investeringsprogramma uitvoert dat een verhoging van het personeelsbestand met 10 à 20 % t.o.v. het aanvankelijke personeelsbestand meebrengt; 3° gedurende vijf jaar bij bedrijfsoprichting of indien het investeringsprogramma een verhoging van het personeelsbestand met meer dan 20 % t.o.v. het aanvankelijke personeelsbestand meebrengt.

Art. 11.Behalve bedrijven waarbij eerder een overtreding van de milieuwetgevingen en -regelingen is vastgesteld en die nog steeds bestaande is op het tijdstip waarop het dossier wordt ingediend zoals bedoeld in artikel 8 van het besluit van de Waalse Regering van 8 november 2000 bedoelde indiening van het dossier, kan verzocht worden dat 50 % van de premie betaald worden na uitvoering en betaling van 25 % van het investeringsprogramma en op voorwaarde dat de naleving van de fiscale en sociale wetgevingen en regelingen wordt bewezen.

Een tweede schijf ten belope van 25 % van de premie kan worden aangevraagd voor zover het investeringsprogramma werd uitgevoerd en 60 % ervan werd betaald en voor zover de naleving van de fiscale en sociale wetgevingen en regelingen bewezen wordt.

De uitbetaling van het saldo van de premie kan slechts worden aangevraagd na uitvoering en betaling van het hele investeringsprogramma en voor zover de fiscale, sociale en milieuwetgevingen en -regelingen nageleefd worden.

Art. 12.De uitbetaling van de premie is afhankelijk van een aanvraag van het bedrijf waarin aangegeven wordt hoever de uitvoering van het investeringsprogramma gevorderd is, en van de door het Bestuur verrichte controle op de uitvoering van het investeringsprogramma.

Deze controle kan ofwel aan de hand van de door het bedrijf overgemaakte stukken, ofwel ter plaatste uitgevoerd worden.

De eerste schijf van 50 % kan evenwel worden uitbetaald op gewone overlegging van een attest dat waar en oprecht verklaard wordt door een lid van ofwel het Instituut der Bedrijfsrevisoren of het Instituut der Accountants, waarin de uitvoering en de betaling van 25 % van het investeringsprogramma worden vermeld.

Art. 13.Behalve behoorlijk gestaafde gevallen wordt het voordeel van de premie niet toegekend aan het bedrijf dat binnen de voorgeschreven termijnen minder dan 80 % van het toelaatbare investeringsprogramma uitvoert.

Art. 14.§ 1. Het bestuur gaat de naleving van de doelstelling inzake tewerkstelling na, die de toekenning van de premie op grond van de door het bedrijf overgemaakte stukken mogelijk maakt.

De doelstelling inzake tewerkstelling moet : 1. bereikt worden tijdens een door het bedrijf vastgestelde referentiekwartaal, ten vroegste tijdens het kwartaal dat volgt op ofwel de indiening van het dossier of ofwel de ontvangstdatum van de aanvraag en ten laatste twee jaar na het einde van het investeringsprogramma;2. gemiddeld behouden worden gedurende 16 trimesters, het referentiekwartaal inbegrepen. Indien deze doelstelling niet bereikt en behouden wordt binnen de voorgeschreven termijnen, wordt er overgegaan tot de volledige of gedeeltelijke intrekking van de premie. § 2. Zodra de doelstelling inzake tewerkstelling wordt vereist, zal het bedrijf om de drie maanden de volledig ingevulde R.S.Z.-attesten of -aangiften van de zestien kwartalen die volgen op het einde van de uitvoering van het investeringsprogramma of op de datum waarop de beoogde tewerkstelling bereikt moet zijn, aan het bestuur voorleggen.

Art. 15.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2000.

Art. 16.De Minister van Economie en K.M.O.'s is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 8 februari 2002.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA

^