Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 09 februari 2006
gepubliceerd op 14 maart 2006

Besluit van de Waalse Regering betreffende de productie en het in de handel brengen van zaad van groenvoedergewassen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2006027041
pub.
14/03/2006
prom.
09/02/2006
ELI
eli/besluit/2006/02/09/2006027041/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 FEBRUARI 2006. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de productie en het in de handel brengen van zaad van groenvoedergewassen


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt, gewijzigd bij de wetten van 21 december 1998 en 5 februari 1999;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 27 januari 2005 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen;

Gelet op richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966, betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen;

Gelet op richtlijn 2004/117/EG van de Raad van 22 december 2004 tot wijziging van de Richtlijnen 66/401/EEG, 66/402/EEG, 2002/54/EG, 2002/55/EG en 2002/57/EG met betrekking tot onderzoeken onder officieel toezicht en de gelijkwaardigheid van in derde landen geproduceerd zaaizaad;

Gelet op het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, zoals gewijzigd;

Gelet op richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002, betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen;

Gelet op beschikking 2004/842/EG van de Commissie van 1 december 2004 tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd;

Gelet op het overleg tussen de gewestelijke regeringen en de federale overheid d.d. 16 januari 2006;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de bepalingen van voornoemde richtlijn 2004/117/EG onverwijld moeten worden omgezet en uiterlijk 1 oktober 2005;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Definities en toepassingsgebied

Artikel 1.§ 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : A. groenvoedergewassen : planten van de volgende geslachten en soorten : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. Prebasiszaad : kwekerszaad van generaties die aan het basiszaad voorafgaan, dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens de regels voor de stelselmatige instandhouding met betrekking tot het ras, dat door een tot keuring bevoegde dienst officieel is onderzocht en goedgekeurd volgens de voor de keuring van basiszaad geldende voorschriften;

C. basiszaad : 1° « zaad van geselecteerde rassen », zaad : a) dat is voortgebracht onder de verantwoordelijkheid van de kweker volgens strenge selectievoorschriften ten aanzien van het ras, in voorkomend geval uit prebasiszaad;b) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie "gecertificeerd zaad"; c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, voldoet aan de in de bijlagen I en II van dit besluit voor basiszaad opgesomde voorwaarden, en d) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage II bedoelde voorwaarden, bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet;2° "zaad van landrassen : zaad : a) dat is voortgebracht onder officieel toezicht uit officieel als landras goedgekeurd materiaal op één of meer bedrijven binnen een nauwkeurig afgebakend gebied van oorsprong;b) dat is bestemd voor de voortbrenging van zaad van de categorie "gecertificeerd zaad";c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, voldoet aan de in bijlagen I en II voor basiszaad opgesomde voorwaarden, en d) waarvan bij een officieel onderzoek of, in geval van de in bijlage II bedoelde voorwaarden, bij een officieel onderzoek of een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet; D. gecertificeerd zaad : zaad van alle onder A opgenomen soorten, met uitzondering van Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., alsmede Medicago sativa : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van een aan het basiszaad voorafgaande generatie;b) dat bestemd is voor andere doeleinden dan de productie van zaad;c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, § 2, voldoet aan de in bijlagen I en II, voor gecertificeerd zaad, vastgestelde voorwaarden, en;d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet; E. gecertificeerd zaad, eerste generatie : zaad van Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., alsmede van Medicago sativa : a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of, op verzoek van de kweker, van een aan het basiszaad voorafgaande generatie; b) dat bestemd is voor het voortbrengen van zaad van de categorie "gecertificeerd zaad, tweede generatie" dan wel voor andere doeleinden dan het voortbrengen van zaad van groenvoedergewassen;c) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, § 2, voldoet aan de in bijlagen I en II, voor gecertificeerd zaad, vastgestelde voorwaarden, en d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet; F. gecertificeerd zaad, tweede generatie : zaad van Lupinus spp., Pisum sativum, Vicia spp., alsmede van Medicago sativa, a) dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad, van gecertificeerd zaad, eerste generatie of, op verzoek van de kweker, van basiszaad;b) dat bestemd is voor andere doeleinden dan het voortbrengen van zaad van groenvoedergewassen;c) dat, onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 5, § 2, voldoet aan de in bijlagen I en II, voor gecertificeerd zaad, vastgestelde voorwaarden, en;d) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), b) en c) vastgestelde voorwaarden voldoet; G. handelszaad : zaad, a) dat soortecht is;b) dat, behoudens het bepaalde in artikel 5, § 2, voldoet aan de in bijlage II van dit besluit, voor handelszaad, opgesomde voorwaarden, en;c) waarvan bij een officieel onderzoek of bij een onderzoek onder officieel toezicht is gebleken dat het aan de in punten a), en b) vastgestelde voorwaarden voldoet; H. gemeenschappelijke rassenlijst : de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen, vastgesteld ter uitvoering van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst voor landbouwgewassen;

I. nationale rassenlijsten : de nationale rassenlijsten voor landbouwgewassen en groentegewassen, vastgesteld ter uitvoering van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen;

J. kleine EG A-verpakking : verpakking met een mengsel van zaden dat niet bestemd is voor de voortbrenging van groenvoedergewassen, met een nettogewicht van ten hoogste 2 kg, korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat, indien deze aanwezig zijn, daarin niet begrepen;

K. kleine EG B-verpakking : verpakking met basiszaad, gecertificeerd zaad, handelszaad of - voorzover het geen kleine EG A-verpakkingen betreft - een mengsel van zaden, met een nettogewicht van ten hoogste 10 kg, korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat, indien deze aanwezig zijn, daarin niet begrepen;

L. derde landen : land dat geen lid is van de Europese Unie;

M. officiële maatregelen : maatregelen die uitgaan van of verricht worden : a) door autoriteiten van een Staat, b) door publiekrechtelijke of privaatrechtelijke rechtspersonen handelend onder de verantwoordelijkheid van een Staat of c) voor hulpwerkzaamheden, door beëdigde natuurlijke personen handelend onder het toezicht van een staat, mits de personen genoemd onder b) en c), geen bijzonder voordeel ontlenen aan de resultaten van deze maatregelen; N. Minister : de Minister die de landbouw onder zijn bevoegdheid heeft;

O. Dienst : de Directie productkwaliteit van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest;

P. In de handel brengen : de verkoop, het bezit met het oog op de verkoop, het aanbieden voor verkoop en iedere beschikbaarstelling, levering of overdracht van zaaizaad aan derden met het oog op commercieel gebruik, tegen of zonder vergoeding.

Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de handel in zaaizaad die niet is gericht op commercieel gebruik van het ras, zoals de volgende handelingen : a) levering van zaaizaad aan officiële onderzoeks- en controle-instanties;b) levering van zaaizaad aan verleners van diensten voor het bereiden of de verpakking, voorzover de verlener van diensten geen rechten op het geleverde zaaizaad verwerft. Onder "in de handel brengen" wordt niet verstaan de levering van zaaizaad onder bepaalde voorwaarden aan verleners van diensten voor de productie van bepaalde landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, of voor vermeerdering van zaaizaad voor dat doel, voorzover de dienstverlener geen rechten op het geleverde zaaizaad of op de opbrengst van de oogst verwerft. De leverancier van zaaizaad verstrekt de Dienst een afschrift van de betrokken delen van het contract met de dienstverlener; daarin wordt vermeld aan welke normen en voorwaarden het verstrekte zaaizaad op dat moment voldoet.

De voorwaarden voor de uitvoering van deze bepalingen worden vastgesteld door de Minister overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie. § 2. Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de Minister wijzigingen aanbrengen aan de in § 1, punt A, vermelde rassenlijst. § 3. Overeenkomstig de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie kan de minister specificeren en bepalen welke typen rassen, met inbegrip van de kruisingspartners, in aanmerking komen voor keuring volgens de voorwaarden van dit besluit.

Art. 2.§ 1 Dit besluit heeft betrekking op de productie met het oog op het in de handel brengen en het in de handel brengen binnen de Europese Unie van zaaizaad van groenvoedergewassen dat voor landbouw- of tuinbouwproductie, met uitzondering van sierdoeleinden, bestemd is.

Het geldt niet voor zaad van groenvoedergewassen bestemd voor uitvoer naar derde landen indien het als dusdanig wordt geïdentificeerd en voor zover de bestemming kan worden aangetoond. § 2. Dit besluit wordt genomen onverminderd de federale bevoegdheden inzake fytosanitaire aangelegenheden en, inzonderheid, de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 betreffende de bestrijding van voor planten en plantaardige producten schadelijke organismen. HOOFDSTUK II. - De certificering en het in de handel brengen

Art. 3.§ 1. Zaad van : Brassica napus L. var. napobrassica (L.) Rchb.

Brassica oleracea L. convar. Acephala (DC) Alef. var. medullosa Thell.+ var. viridis L. Dactylis glomerata L. Festuca arundinaceae Schreber.

Festuca pratensis Hudson.* Festuca rubra L.x Festulolium Lolium multiflorum. Lam.

Lolium perenne L.* Lolium x boucheanum Kunth* Phleum pratense L. Medicago sativa L. Medicago x varia T. Martyn Pisum sativum L. Raphanus sativus L. var. oleiformis Pers.

Trifolium repens L. Trifolium pratense L. mag slechts in de handel worden gebracht, indien het officieel is goedgekeurd als prebasiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad. § 2. Zaaizaad van andere rassen en soorten groenvoedergewassen dan die welke opgesomd worden in § 1, mag alleen in de handel worden gebracht als het gaat om officieel goedgekeurd prebasiszaad, basiszaad of gecertificeerd zaad, of om handelszaad. § 3. Zaad van groenvoedergewassen mag slechts in de handel worden gebracht indien het gaat om een ras die voorkomt op de nationale lijsten of op de gemeenschappelijke lijst.

Art. 4.Niettegenstaande de bepalingen van artikel 3, is de handel van niet-bewerkt zaad met het oog op het bereiden en de verpakking daarvan toegelaten, voor zover de identiteit ervan gewaarborgd is.

Art. 5.§ 1. Prebasiszaad en basiszaad dat niet voldoet aan de voorwaarden voor de kiemkracht gesteld in bijlage II mogen, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, officieel gecertificeerd worden en in de handel worden gebracht op voorwaarde dat de leverancier een minimumkiemkracht waarborgt. Die kiemkracht wordt, voor het in de handel brengen, door de leverancier op een speciaal etiket samen met zijn naam en adres en het nummer van de partij vermeld.

Deze afwijking is eveneens van toepassing op gecertificeerd zaad van Trifolium pratense, dat bestemd is voor verdere voortbrenging van gecertificeerd zaad. § 2. In het belang van een snelle voorziening met zaad, mag, in afwijking van het bepaalde in artikel 3, " basiszaad", "gecertificeerd zaad" van alle soorten, of "handelszaad", waarbij het officiële onderzoek in verband met de in bijlage I opgesomde voorwaarden met betrekking tot de kiemkracht nog niet voltooid is, officieel gecertificeerd of toegelaten worden ofwel in de handel gebracht worden tot en met de eerste commerciële afnemer.

De certificering of de toelating geschiedt uitsluitend indien een verslag van de voorlopige analyse van het zaad wordt overgelegd en indien de naam en het adres van de eerste afnemer worden vermeld.

De leverancier moet de kiemkracht waarborgen die vastgesteld is bij de voorlopige analyse.

Voor het in de handel brengen wordt die kiemkracht op een speciaal etiket met de naam en het adres van de leverancier alsook het referentienummer van de partij vermeld. § 3. De bepalingen van §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op zaad dat wordt ingevoerd uit derde landen, behoudens in de gevallen bedoeld in artikel 18 betreffende de vermeerdering buiten de Europese Gemeenschap.

Art. 6.§ 1. In afwijking van artikel 3 worden de op het Waalse grondgebied gevestigde producenten ertoe gemachtigd om kleine hoeveelheden zaad voor wetenschappelijke of selectiedoeleinden in de handel te brengen. § 2. In afwijking van artikel 3 kan de Dienst de op het Waalse grondgebied gevestigde producenten ertoe machtigen om passende hoeveelheden zaad voor andere onderzoeks- of beproevingsdoeleinden in de handel te brengen, voorzover het gaat om zaad van een ras waarvoor een aanvraag tot opneming in de nationale rassenlijst voor landbouwgewassen en groentegewassen is ingediend. De bepalingen van beschikking 2004/842/EG van de Commissie van 1 december 2004 tot vaststelling van uitvoeringsregels volgens welke de lidstaten toestemming kunnen geven voor het in de handel brengen van zaai- of pootgoed van rassen waarvoor de opname in de nationale rassenlijst voor landbouw- of groentegewassen is aangevraagd, zijn daartoe van toepassing. § 3. In geval van genetisch gemodificeerd materiaal is de handel van de in §§ 1 en 2 bedoelde zaden enkel toegestaan als het voldoet aan de voorwaarden van de wetgeving over de introductie en het in de handel brengen van genetisch gemodificeerd materiaal.

Art. 7.De Minister kan om gegronde economische redenen, wat de inlandse productie betreft, voor de keuring van prebasiszaad, basiszaad en gecertificeerd zaad van alle soorten alsook voor het onderzoek van handelszaad, bijkomende of strengere voorwaarden stellen dan die opgenomen in de bijlagen I en II.

Art. 8.De eventueel vereiste beschrijving van de genealogische bestanddelen wordt, op verzoek van de kweker, geheim gehouden.

Art. 9.§ 1. Prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad mogen alleen in de handel gebracht worden in voldoende homogene partijen en in een gesloten verpakking, die overeenkomstig artikelen 10, 11, 12 en 13 is voorzien van een sluitingssysteem en een aanduiding. § 2. De Minister mag van het bepaalde in de eerste alinea afwijkingen vaststellen voor het in de handel brengen van kleine hoeveelheden ten behoeve van de laatste gebruiker voor wat betreft verpakking, sluitingssysteem en aanduiding.

Art. 10.§ 1. Verpakkingen van prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad behalve kleine EG B-verpakkingen van gecertificeerd of handelszaad, zijn officieel of onder officieel toezicht zodanig gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of het in de artikelen 11 en 13 bedoelde officiële etiket of de verpakking sporen van manipulatie vertoont.

Voor een goede sluiting moet ten minste het in het eerste lid bedoelde officiële etiket in het sluitingssysteem worden verwerkt ofwel moet op de sluiting een officieel zegel worden aangebracht.

De in de tweede alinea bedoelde maatregelen zijn echter niet beslist noodzakelijk voor een sluitingssysteem dat niet opnieuw kan worden gebruikt. § 2. Behalve bij het verdelen in kleine EG B-verpakkingen mag een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting slechts officieel of onder officieel toezicht geschieden. In dat geval wordt op het in de artikelen 11 en 13 voorgeschreven etiket ook melding gemaakt van de laatste nieuwe sluiting, van de datum daarvan en van de dienst die haar heeft verricht.

Art. 11.Verpakkingen van basiszaad, gecertificeerd zaad en handelszaad behalve kleine EG B-verpakkingen van gecertificeerd of handelszaad : 1° zijn aan de buitenkant voorzien van een nog niet gebruikt officieel etiket dat voldoet aan de vereisten van bijlage IV, deel A en waarvan de gegevens gesteld zijn in één van de officiële talen van de Europese Unie. De kleur van het etiket is wit voor basiszaad, blauw voor gecertificeerd zaad van de eerste vermeerdering vanaf basiszaad, rood voor gecertificeerd zaad van volgende vermeerderingen en bruin voor handelszaad.

Als in het etiket een gaatje is gemaakt, wordt bij de bevestiging van dat etiket steeds een officieel zegel gebruikt.

Als, in een geval als bedoeld in artikel 5, § 1, het basiszaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II met betrekking tot de kiemkracht, is dat op het etiket vermeld.

Het gebruik van officiële kleefetiketten is toegestaan.

Volgens de beslissingen van de instellingen van de Europese Unie mag worden toegestaan dat de voorgeschreven aanduidingen onder officieel toezicht onuitwisbaar op de verpakking worden aangebracht volgens het model van het etiket; 2° bevatten een officieel certificaat in de kleur van het etiket en met ten minste de gegevens die in bijlage IV, deel A, I, sub a), punten 4, 5 en 6, voor het etiket en, sub b), punten 2, 5 en 6, voor handelszaad, zijn voorgeschreven.Het certificaat heeft een zodanige vorm dat het niet kan worden verward met het sub a) bedoelde etiket.

Het certificaat is niet vereist wanneer de gegevens onuitwisbaar op de verpakking zijn aangebracht of wanneer, overeenkomstig het bepaalde sub a), een kleefetiket of een etiket van scheurvrij materiaal is gebruikt.

Art. 12.§ 1. Kleine EG B-verpakkingen : 1° worden zodanig gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat het sluitingssysteem wordt beschadigd of de aanduiding of de verpakking sporen van manipulatie vertoont. Een, eventueel herhaalde, nieuwe sluiting mag slechts onder officieel toezicht geschieden; 2° zijn aan de buitenkant, overeenkomstig bijlage IV, deel B, voorzien van een etiket van de leverancier of een gedrukte of gestempelde tekst in een van de officiële talen van de Unie;bij doorzichtige verpakkingen, mag het etiket zich binnenin bevinden, op voorwaarde dat het door de verpakking heen kan worden gelezen, voor de kleur van het etiket, is artikel 11, 1° van toepassing; 3° zijn aan de buitenkant of op het sub a) bedoelde etiket van de leverancier, voorzien van een officieel volgnummer, bij gebruik van een officieel gometiket met dit volgnummer, is voor de kleur artikel 11, 1° van toepassing. § 2. Voorzover de in bijlage IV, deel B bedoelde gegevens zijn overgenomen op het officieel gometiket, is de aanduiding niet vereist voor kleine EG B-verpakkingen die op het Waalse grondgebied worden geconditioneerd, zoals bedoeld in § 1, 2°.

Art. 13.De verpakkingen van prebasiszaad zijn aan de buitenkant voorzien van een officieel etiket waarop ten minste de gegevens opgenomen in bijlage IV voor basiszaad zijn vermeld.

Het etiket is wit van kleur en heeft een diagonaal lopende paarse streep.

Indien, in het geval als bedoeld in artikel 5, het zaad niet voldoet aan de voorwaarden van bijlage II, met betrekking tot de kiemkracht, is dit op het etiket vermeld.

Art. 14.Voor zaad van een ras dat genetisch is gemodificeerd, moet op elk officieel dan wel ander etiket of document dat krachtens het bepaalde in dit besluit op de partij zaad is aangebracht of deze partij vergezelt, duidelijk zijn vermeld dat het ras genetisch is gemodificeerd.

Art. 15.§ 1. In geval van een chemische behandeling van prebasiszaad, basiszaad, gecertificeerd zaad of handelszaad moet hiervan op het officiële etiket dan wel op een etiket van de leverancier alsmede op of in de verpakking melding zijn gemaakt.

Bovendien dient de naam van elke werkzame stof van het of de gebruikte producten vermeld te worden op een door de leverancier aangebracht aanvullend etiket. § 2. Het is verboden zaaizaad in de handel te brengen dat chemisch werd behandeld met een product dat hiertoe niet werd erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 februari 1994 betreffende het bewaren, het op de markt brengen en het gebruiken van bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik. Voor zaaizaad dat reeds chemisch behandeld wordt ingevoerd, volstaat evenwel dat de werkzame bestanddelen werden toegelaten overeenkomstig de voormelde reglementering.

Art. 16.§ 1. Zaad in mengsels van verschillende geslachten, soorten of rassen mag in de handel worden gebracht.

In geval van mengsels van zaad : 1° indien ze niet bestemd zijn om als voedergewas te worden gebruikt, mogen deze mengsels zaad bevatten van groenvoedergewassen en van planten die geen voedergewassen zijn als bedoeld in dit besluit;2° indien ze bestemd zijn om als voedergewas te worden gebruikt, bevatten deze mengsels zaad van de rassen genoemd in dit besluit en in de besluiten van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaigranen, van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie alsook van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, met uitzondering van de rassen bedoeld in artikel 4, § 2, a, van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen.3° indien ze bestemd zijn voor het behoud van het natuurlijk milieu in het kader van de instandhouding van de in artikel 27, § 1, 2° bedoelde genetische hulpbronnen, mogen de mengsels zaad bevatten van groenvoedergewassen en van planten die geen voedergewassen zijn in de zin van dit besluit. In de gevallen bedoeld in punten 1° en 2°, moeten de verschillende bestanddelen van de mengsels, voorzover ze toebehoren aan één van de rassen genoemd in dit besluit of in de besluiten van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaaigranen, van groentezaad en zaad van cichorei voor de industrie alsook van zaaizaad van oliehoudende planten en vezelgewassen, conform zijn, vóór het mengsel, met de daarop toepasselijke regels voor de handel.

Overeenkomstig de beslissingen ven de instellingen van de Europese Unie, kan de Minister andere voorwaarden vaststellen, met inbegrip van de etikettering, de aan de ondernemingen verleende technische toestemming om mengsels van zaad te maken, de controle op de productie van mengsels en het nemen van monsters van de gemaakte partijen en mengsels. Hij kan ook, voor het in punt 3° bedoelde geval, de voorwaarden vaststellen waaronder de mengsels in de handel mogen worden gebracht. § 2. Artikelen 9, 10 en 15 zijn van toepassing alsook, voor zover het etiket groen is, artikelen 11 en 12.

Voor de kleine EG A-verpakkingen, is het officiële volgnummer, bedoeld in artikel 12, § 1, punt 3°, evenwel niet vereist.

Art. 17.De toepassing van het bepaalde in bijlage IV, A, I, c, 5, tweede gedeelte en B, c, 11, tweede gedeelte, van dit besluit is onderworpen aan de volgende voorwaarden : a) de samenstelling en de benaming van het zaadmengsel dienen te zijn gedeponeerd bij de Dienst;wanneer het mengsel in het buitenland is verpakt, levert deze Dienst een omstandig ontvangstbewijs af dat geldt als toelating; b) de samenstelling van het mengsel dient te zijn opgenomen op de verpakking of op een afzonderlijk vouwblad dat aan elke verpakking wordt gehecht;nochtans, kan, voor wat bijlage IV, B, c, van dit besluit betreft, worden volstaan met het ter plaatse in voorraad hebben van een document waarop de samenstelling is vermeld en dat op eenvoudig verzoek aan de koper wordt overhandigd.

Art. 18.§ 1. Zaad van groenvoedergewassen : 1° dat rechtstreeks afkomstig is van basiszaad of gecertificeerd zaad dat officieel is goedgekeurd ten minste in één of meer lidstaten of in een derde land dat krachtens artikel 19 gelijkstelling heeft verkregen, of dat rechtstreeks afkomstig is van kruising van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een dergelijk derde land, en 2° dat in een andere lidstaat is geoogst wordt op verzoek en onverminderd de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 juli 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen, in elke lidstaat officieel goedgekeurd als gecertificeerd zaad, wanneer het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de in bijlage I voor de betrokken categorie vermelde voorwaarden en wanneer bij een officieel onderzoek is vastgesteld dat het voldoet aan de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden.Wanneer in dergelijke gevallen het zaad rechtstreeks is gewonnen uit officieel goedgekeurd zaad van vermeerderingen die aan het basiszaad voorafgaan, kan het officieel goedgekeurd worden als basiszaad, als voldaan is aan de voor deze categorie vastgestelde voorwaarden. § 2. Zaad van groenvoedergewassen dat in de Europese Unie geoogst is en bestemd is voor goedkeuring overeenkomstig § 1, moet: 1° worden verpakt en voorzien van een officieel etiket dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, delen A en B, overeenkomstig de bepalingen van artikel 10, § 1, en 2° vergezeld zijn van een officieel document dat voldoet aan de voorwaarden van bijlage V, punt C. § 3. Zaad van groenvoedergewassen dat in een derde land geoogst is, moet op verzoek officieel worden goedgekeurd indien : 1° het rechtstreeks gewonnen is uit : a) basiszaad of zaad dat officieel is goedgekeurd in een of meerdere lidstaten of in een derde land dat krachtens artikel 19 gelijkstelling heeft verkregen, of b) het kruisen van basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een lidstaat met basiszaad dat officieel is goedgekeurd in een derde land bedoeld in punt a) ;2° het is onderworpen aan een veldkeuring die voldoet aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in een krachtens artikel 19 voor de betrokken categorie vastgestelde beschikking betreffende de gelijkstelling;3° bij een officieel onderzoek is gebleken dat de in bijlage II voor dezelfde categorie vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.

Art. 19.§ 1. Zaad van groenvoedergewassen, ander dan prebasiszaad, dat in een derde land is geoogst, mag enkel in de handel gebracht worden indien de Raad van de Europese Unie vooraf heeft vastgesteld dat het in dit land geoogste zaad dezelfde waarborgen biedt ten aanzien van de eigenschappen daarvan, alsmede van de toepassing van de maatregelen betreffende het onderzoek, de verzekering van de identiteit, de aanduiding en de controle, in dit opzicht gelijkwaardig is aan zaad dat in de Unie is geoogst en beantwoordt aan de bepalingen van Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14 juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen. § 2. De bepalingen van § 1 zijn eveneens van toepassing : 1° op prebasiszaad, met dien verstande dat dit zaad alleen in de handel mag worden gebracht als de gelijkwaardigheid voor het basiszaad werd vastgesteld;2° op het zaaizaad dat werd geoogst in iedere nieuwe Lidstaat gedurende de periode vanaf zijn toetreding tot het tijdstip waarop hij aan de wetgevende, reglementaire of administratieve bepalingen van Richtlijn 66/401/EEG moet voldoen.

Art. 20.§ 1. Om tijdelijke moeilijkheden op te heffen die zich voordoen bij de algemene voorziening met basiszaad, gecertificeerd zaad of handelszaad in de Europese Unie, en die niet op een andere manier kunnen worden overwonnen, kan de Dienst, overeenkomstig de beschikkingen van de Europese Commissie, voor een vastgestelde periode op het hele grondgebied van de Europese Unie de voor het oplossen van de voorzieningsmoeilijkheden nodige hoeveelheden zaad van een categorie waaraan minder strenge eisen zijn gesteld of zaad van rassen die noch in de gemeenschappelijke rassenlijst noch in de nationale rassenlijsten voorkomen, tot de handel toelaten. § 2. Wanneer het een categorie zaad van een bepaald ras betreft, is het officiële etiket het etiket dat voor de overeenkomstige categorie is voorgeschreven. Voor zaad van rassen die niet op bovengenoemde lijsten voorkomen, is het officiële etiket hetgene dat voorzien is voor handelszaad. In elk geval wordt op het etiket vermeld dat het zaad betreft dat tot een categorie behoort waaraan minder strenge eisen zijn gesteld.

Art. 21.De Minister kan de bijlagen van dit besluit aanvullen en wijzigen, wegens de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis, overeenkomstig de voorschriften van de instellingen van de Europese Gemeenschap. HOOFDSTUK III. - De keuring

Art. 22.De Dienst is belast met de uitvoering van de controle op de productie van inlands zaad. Deze controle omvat o.a. : 1° het onderzoek naar de ontvankelijkheid van de aanvragen tot keuring van teelten bestemd voor de productie van zaaizaad;2° de keuring van het gewas op het veld;3° het toezicht op de geoogste producten bij het vervoer, de inontvangstname, het opslaan, het bereiden en het conditioneren;4° het onderzoek in laboratoria;5° het toezicht op het verrichten van de officiële sluitingen en het aanbrengen van officiële etiketten en certificaten, overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15 en 16.6° de controle op : a) de in artikel 23 bedoelde monsternemingen verricht onder officieel toezicht;a) de in artikel 23 bedoelde onderzoeken verricht onder officieel toezicht; De Dienst is eveneens belast met het toezicht op de bereiding van mengsels en met de controle op het zaaizaad, bedoeld in artikelen16 en 17.

De keuring schept voor de Dienst geen enkele specifieke verantwoordelijkheid waarop een eis tot schadevergoeding zou kunnen gegrond worden.

Art. 23.§ 1 Wanneer het onderzoek onder officieel toezicht bedoeld in artikel 1 § 1, letter C, punt 1 d), in § 1, letter C, punt 2 d), in § 1, letter D, punt d), in § 1, letter E, punt d), in § 1, letter F, punt d) en in § 1, letter G, punt d) wordt uitgevoerd, moet volgende voldaan aan de volgende voorwaarden : 1° de keurmeesters : a) moeten over de nodige technische vakbekwaamheid beschikken;b) mogen geen persoonlijk voordeel halen uit de door hen uitgevoerde keuringen;c) zijn officieel erkend door de dienst.Dat houdt in dat ze ofwel beëdigd zijn, ofwel dat ze een verklaring hebben ondertekend waarin zij zichzelf ertoe verbinden de regels voor officiële onderzoeken in acht te nemen; d) moeten de keuringen onder officieel toezicht uitvoeren overeenkomstig de regels die voor officiële keuringen gelden;2° het te keuren zaadgewas wordt geproduceerd uit zaad waarop een officiële nacontrole is uitgevoerd waarvan de resultaten bevredigend waren;3° een gedeelte van het zaad wordt door officiële keurmeesters gecontroleerd.Dat gedeelte is minstens gelijk aan 5 %; 4° een gedeelte van de monsters van het van de zaadgewassen geoogste zaad wordt gebruikt voor officiële nacontrole en, zo nodig, voor officiële laboratoriumtesten om de rasechtheid en -zuiverheid van het zaad te controleren;5° de Dienst stelt de straffen vast voor officieel erkende keurmeesters die schuldig worden bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken.Deze straffen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Een straf kan intrekking inhouden van de in 1°, c bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van het betrokken onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet. § 2. Bij de uitoefening van de controle van de rassen, bij het onderzoek van het zaad met het oog op de goedkeuring en bij het onderzoek van het handelszaad gebeurt de bemonstering officieel of onder officieel toezicht volgens de vigerende internationale methoden of bij gebrek volgens de door de Minister vastgestelde methoden. De monsterneming met het oog op controles overeenkomstig artikelen 25 en 26 wordt evenwel officieel uitgevoerd.

De bemonstering gebeurt uit homogene partijen, het maximumgewicht van een partij en het minimumgewicht van een monster worden in bijlage III vermeld.

Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.

De bemonstering onder officieel toezicht moet voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° de zaadbemonstering wordt uitgevoerd door monsternemers die door de Dienst erkend zijn onder de in punten 2°, 3° en 4° bedoelde voorwaarden;2° de monsternemers hebben de vereiste technische bekwaamheid, verkregen in het kader van opleidingscursussen georganiseerd onder de voorwaarden die toepasselijk zijn op officiële monsternemers van zaad en afgesloten met officiële examens. De bemonstering wordt uitgevoerd overeenkomstig de vigerende internationale methoden. 3° de monsternemers van zaad zijn : a) zelfstandige natuurlijke personen of b) personen die tewerkgesteld zijn door natuurlijke of rechtspersonen waarvan de activiteiten geen aanleiding geven tot de productie, teelt, verwerking of handel van zaad of b) personen die tewerkgesteld zijn door natuurlijke of rechtspersonen waarvan de activiteiten aanleiding geven tot de productie, teelt, verwerking of handel van zaad.In dit geval mag een monsternemer enkel monsters nemen op zaadpartijen geproduceerd op naam van zijn werkgever, behoudens andersluidende beschikkingen overeengekomen tussen zijn werkgever, de aanvrager van een certificering en de Dienst; 4° het werk van monsternemers is onderworpen aan een door de Dienst uitgevoerde geschikte controle.In geval van automatische monsterneming moeten gepaste procedures worden nageleefd en het voorwerp uitmaken van een officiële controle; 5° met het oog op de in 4° bedoelde controle maakt een deel van de zaadpartijen voorgesteld voor de officiële certificering het voorwerp uit van een controleproef door officiële monsternemers van zaad.Dat deel wordt uit principe zo evenredig mogelijk verdeeld onder de natuurlijke en rechtspersonen die zaad voorstellen met het oog op certificering en onder de voorgestelde soorten; het kan ook tot doel hebben sommige twijfels weg te werken. Genoemd deel bedraagt minstens 5%. Die controleproeven zijn niet van toepassing op de automatische monsterneming. De Dienst vergelijkt de officiële afgenomen zaadmonsters met die van dezelfde partij die onder officieel toezicht werden afgenomen; 6° de Dienst stelt de straffen vast voor officieel erkende monsternemers die schuldig worden bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken.Deze straffen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Een straf kan intrekking inhouden van de in 1° bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van het afgenomen zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet. § 3. Wanneer het onderzoek onder officieel toezicht bedoeld in artikel 1, § 1, letter C, punt 1 d), in § 1, letter C, punt 2 d), in § 1, letter D, punt d), in § 1, letter E, punt d), in § 1, letter F, punt d) en in § 1, letter G, punt d) wordt uitgevoerd, moet volgende voldaan aan de volgende voorwaarden : 1° de zaadonderzoeken worden uitgevoerd onder de voorwaarden bedoeld in 2° tot 4° door proeflaboratoria die door de Minister daartoe erkend zijn;2° het laboratorium belast met zaadonderzoek beschikt over een hoofdanalist die rechtstreeks verantwoordelijk is voor de technische verrichtingen en die de vereiste bekwaamheden heeft voor het technisch beheer van een dergelijk laboratorium. De zaadanalisten hebben de vereiste technische bekwaamheid, verkregen in het kader van opleidingscursussen georganiseerd onder de voorwaarden die toepasselijk zijn op officiële zaadanalisten en afgesloten met officiële examens.

Het laboratorium is gevestigd in lokalen en voorzien van uitrustingen die door de Dienst officieel beschouwd zijn als voldoende voor het zaadonderzoek, in het toepassingsgebied van de goedkeuring.

De onderzoeken worden uitgevoerd overeenkomstig de vigerende internationale methoden; 3° het laboratorium belast met de onderzoeken is : a) een zelfstandig laboratorium of b) een laboratorium dat toebehoort aan een zaadbedrijf. In het geval bedoeld sub b), mag het enkel zaadonderzoeken uitvoeren op partijen die geproduceerd worden in naam van het zaadbedrijf waaraan het toebehoort, behoudens andersluidende bepalingen overeengekomen tussen genoemd bedrijf, de aanvrager van de certificering en de Dienst; 4° de door het laboratorium uitgevoerde onderzoeken zijn onderworpen aan een gepaste controle van de Dienst;5° met het oog op de in punt 4° bedoelde controle maakt een bepaald deel van de zaadpartijen voorgesteld voor de officiële certificering het voorwerp uit van een controleonderzoek in de vorm van een officieel onderzoek van zaad.Dat deel wordt uit principe zo evenredig mogelijk verdeeld onder de natuurlijke en rechtspersonen die zaad voorstellen met het oog op certificering en onder de voorgestelde soorten; het kan ook tot doel hebben sommige twijfels weg te werken.

Genoemd deel bedraagt minstens 5%; 6° de Dienst stelt de straffen vast voor officieel erkende laboratoria die schuldig worden bevonden aan bewust of door nalatigheid overtreden van de regels betreffende de officiële onderzoeken.Deze straffen zijn doeltreffend, evenredig en afschrikkend. Een straf kan intrekking inhouden van de in 1° bedoelde erkenning. In dit geval wordt de certificering van het onderzochte zaad nietig verklaard, tenzij kan worden aangetoond dat dat zaad nog steeds aan alle eisen terzake voldoet.

Art. 24.§ 1. In een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaad van groenvoedergewassen wordt door de Minister het volgende vastgesteld : 1° de procedures en bepalingen met betrekking tot de controle bedoeld in artikel 22; 2° de voorwaarden waaraan de natuurlijke of rechtspersonen moeten voldoen om gerechtigd te zijn om een aanvraag tot keuring in te dienen voor teelten bestemd voor de productie van zaaizaad en om de geoogste producten te onderwerpen aan de controles, bedoeld in artikel 22. § 2. De Dienst bepaalt de praktische modaliteiten voor de in artikel 23 bedoelde controles overeenkomstig de door de Minister vastgestelde procedures.

Art. 25.Door officiële steekproeven op monsters wordt nagegaan of het in de handel gebrachte zaad van groenvoedergewassen beantwoordt aan de in de Europese regelgeving vervatte voorwaarden.

Het officiële zaadonderzoek vindt plaats volgens de gebruikelijke internationale methoden of bij ontstentenis hiervan, volgens de methoden die door de Minister worden vastgesteld. De bemonstering geschiedt uit homogene partijen en het maximumgewicht van een partij wordt vermeld in bijlage III. Voor de toepassing van de bepalingen van dit artikel wordt onder een homogene partij verstaan een hoeveelheid die een eenheid vormt en waarvan aangenomen wordt dat ze uniforme kenmerken bezit.

Art. 26.Onverminderd het vrije verkeer van zaad binnen de Gemeenschap, neemt de Minister de nodige maatregelen opdat hij bij het in de handel brengen van uit derde landen ingevoerde hoeveelheden zaad van meer dan 2 kg van de volgende gegevens in kennis wordt gesteld : 1° soort;2° ras;3° categorie;4° land van productie en officiële controledienst;5° land van verzending;6° importeur;7° hoeveelheid zaaizaad.

Art. 27.§ 1. Om rekening te houden met de ontwikkelingen op de volgende gebieden, en volgens beslissingen van de instellingen van de Europese Unie, kan de Minister specifieke voorwaarden vaststellen : 1° waaronder chemisch behandeld zaad in de handel mag worden gebracht;2° waaronder zaad in de handel mag worden gebracht in verband met de instandhouding in situ en het duurzaam gebruik van plantaardige genetische hulpbronnen, met inbegrip van zaadmengsels van soorten waaronder ook soorten die zijn opgenomen in artikel 1 van Richtlijn 2002/53/EG van de Raad en die worden geassocieerd met specifieke natuurlijke en seminatuurlijke habitats en worden bedreigd door genetische erosie;3° waaronder voor de biologische teelt geschikt zaad in de handel mag worden gebracht. § 2. De in § 1, sub 2°, bedoelde specifieke voorwaarden omvatten met name de volgende punten : 1° het zaad van deze soorten is van een bekende herkomst die erkend is door de dienst voor het in de handel brengen van zaad in bepaalde gebieden;2° passende kwantitatieve beperkingen.

Art. 28.De termijn, waarvoor de bij artikel 6 van de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt bedoelde overheidspersonen, op grond van artikel 13 van die wet, de bij dit besluit gereglementeerde producten bij administratieve maatregel voorlopig in beslag mogen nemen, is vastgesteld op drie maanden.

Art. 29.De facturen, contracten catalogi, omzendbrieven, offerten voor verkoop en andere gelijkaardige documenten moeten de aanduidingen dragen welke, naargelang het geval, zijn voorgeschreven voor het etiket in bijlage IV, A, a), 5, 6, 7 en 10 of in bijlage IV, A, b), 2, 6, 7 en 9.

Art. 30.De bereiders, invoerders en verkopers moeten de aankoopfactuur, een afschrift van de verkoopfactuur en de vervoersdocumenten, gedurende drie jaar vanaf de 1 januari van het jaar dat op hun datum volgt, bewaren teneinde ze zonder verplaatsing aan de beambten belast met het toezicht over de toepassing van dit besluit op deze verzoek voor te leggen.

Art. 31.De inbreuken op de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgesteld, vervolgd en bestraft in overeenstemming met hetgeen is bepaald in de wet van 11 juli 1969 betreffende de bestrijdingsmiddelen en de grondstoffen voor de landbouw, tuinbouw, bosbouw en veeteelt. De bepalingen van het koninklijk besluit van 7 mei 2001 betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld in artikel 10 van genoemde wet, zijn ook van toepassing. Voor de toepassing van dit besluit, is de aangewezen bevoegde ambtenaar de directeur-generaal van het Directoraat-generaal landbouw van het Ministerie van het Waalse gewest en, bij verhindering, zijn plaatsvervanger. HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen

Art. 32.Het besluit van de Waalse Regering van 27 januari 2005 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen wordt opgeheven;

Art. 33.Het ministerieel besluit van 21 december 2001 tot vaststelling van een keurings- en certificeringsreglement van zaaizaad van groenvoedergewassen, blijft van toepassing totdat het uitdrukkelijk wordt vervangen.

Art. 34.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 35.De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE I Voorwaarden waaraan het gewas moet voldoen 1. Op het perceel mag geen voorvrucht zijn verbouwd die zich niet verdraagt met de productie van zaaizaad van de soort en het ras van het betrokken gewas.Het perceel moet ook voldoende vrij zijn van opslag van de voorvrucht. 2. Het gewas moet voldoen aan de onderstaande normen betreffende de afstand tot dicht in de buurt gelegen bestuivingsbronnen die tot ongewenste kruisbestuiving kunnen leiden: Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Deze afstanden behoeven niet in acht te worden genomen wanneer er voldoende bescherming tegen ongewenste kruisbestuiving aanwezig is.3. Planten van andere soorten, waarvan de zaden in het laboratorium moeilijk te onderscheiden zijn van het gewas, mogen slechts in geringe mate aanwezig zijn.In het bijzonder, moeten gewassen van de Lolium-soorten en x Festulolium aan de volgende voorwaarden voldoen : het aantal planten van een andere Lolium-soort dan het gewas mag niet meer bedragen dan : - 1 per 50 m2 voor de productie van basiszaad; - 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad. 4. Het gewas moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.In het bijzonder gewassen van andere soorten, dan Pisum sativum, Vicia faba, Brassica napus var. napobrassica, Brassica oleracea convar. acephala of van Poa pratensis, moeten aan de volgende eisen voldoen : het aantal planten van deze soorten, die duidelijk niet tot het betrokken ras behoren, mag niet meer bedragen dan : - 1 per 30 m2 voor de productie van basiszaad, - 1 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad;

Voor Poa pratensis, mag het aantal planten van soorten, die kennelijk niet tot het betrokken ras behoren, niet meer bedragen dan : - 1 per 20 m2 voor de productie van basiszaad, - 4 per 10 m2 voor de productie van gecertificeerd zaad;

Voor rassen die volgens erkende procedures officieel worden ingedeeld als "van één kloon afkomstige apomictische rassen", kan een aantal planten die kennelijk niet tot het betrokken ras behoren en waarvan het aantal niet meer bedraagt dan 6 per 10 m2, als in overeenstemming worden beschouwd met voornoemde normen voor de productie van gecertificeerd zaad.

Voor de soorten Pisum sativum, Vicia faba, Brassica napus var. napobrassica, Brassica oleracea convar. acephala, geldt slechts de eerste zin. 5. De aanwezigheid van schadelijke organismen, die de gebruikswaarden van het zaaizaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn.6. Of aan de bovengenoemde normen of eisen is voldaan, wordt voor basiszaad vastgesteld door middel van officiële veldkeuringen en voor gecertificeerd zaad door middel van hetzij officiële veldkeuringen, hetzij veldkeuringen uitgevoerd onder officieel toezicht. Bij deze veldkeuringen moeten de volgende punten in acht worden genomen : A. De stand en het ontwikkelingsstadium van het gewas moeten een afdoend onderzoek mogelijk maken.

B. er moet ten minste één veldkeuring plaatsvinden;

C. De grootte, het aantal en de verdeling van de perceelsgedeelten waarvoor moet worden nagegaan of aan de bepalingen van deze bijlage wordt voldaan, moeten worden vastgesteld volgens daartoe passende methoden.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaad van groenvoedergewassen.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE II VOORWAARDEN WAARAAN ZAAIZAAD MOET VOLDOEN[SUBR]I. GECERTIFICEERD ZAAD 1. Het zaad moet voldoende rasecht en raszuiver zijn.In het bijzonder moet zaad van de onderstaande soorten voldoen aan de volgende normen of eisen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Of aan de minimumeisen inzake raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de in bijlage I omschreven veldkeuringen. 2. Het zaaizaad moet ten aanzien van kiemkracht, mechanische zuiverheid en gehalte aan zaden van andere plantensoorten inclusief lupinezaden van een andere kleur en zaden van bitterstofhoudende lupinen aan de volgende normen of eisen voldoen TABEL Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B.Normen of andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan als daarnaar wordt verwezen in de onder punt I, 2, A, van deze bijlage opgenomen tabel : a) Alle na voorbehandeling niet gekiemde verse en gezonde zaden worden beschouwd als gekiemde zaden.b) Hardschalige zaden worden voor zover zij het aangegeven maximumpercentage niet overschrijden, meegeteld als kiemkrachtige zaden.c) Een maximum gewichtspercentage van 0,8 % aan zaden van andere Poa-soorten geldt niet als onzuiverheid.d) Een maximum gewichtspercentage van 1 % aan zaden van Trifolium pratense geldt niet als onzuiverheid.e) Een maximum gewichtspercentage van 0,5 aan zaden van Lupinus albus, Lupinus angustifolius, Lupinus luteus, Pisum sativum, Vicia faba, Vicia pannonica, Vicia sativa, Vicia villosa, in een van de andere genoemde soorten, geldt niet als onzuiverheid.f) Het voorgeschreven maximum gewichtspercentage aan zaden van één enkele soort geldt niet voor zaden van Poa-soorten.g) De aanwezigheid van maximaal twee zaden van Avena fatua, Avena ludoviciana of Avena sterilis, in een monster van de voorgeschreven grootte, geldt niet als onzuiverheid wanneer een tweede monster van dezelfde grootte volledig vrij is van zaden van deze soorten.h) De aanwezigheid van één zaad van Avena fatua, Avena ludoviciana of Avena sterilis, in een monster van de voorgeschreven grootte, geldt niet als onzuiverheid wanneer een tweede monster van tweemaal de voorgeschreven grootte volledig vrij is van zaden van deze soort.i) Het aantal zaden van Avena fatua, Avena ludoviciana of Avena sterilis wordt slechts bepaald indien er twijfel bestaat of aan de in kolom 12 vastgestelde eisen is voldaan.j) Het aantal zaden van Cuscuta-soorten wordt slechts bepaald indien er twijfel over bestaat of in kolom 13 vastgestelde eisen is voldaan.k) De aanwezigheid van één zaadkorrel van Cuscuta-soorten in een monster van het voorgeschreven gewicht geldt niet als onzuiverheid wanneer een tweede monster van hetzelfde gewicht vrij is van zaden van Cuscuta-soorten.l) Om het aantal zaden van Cuscuta-soorten te bepalen, moet het monster tweemaal zo groot zijn als de in kolom 4 van bijlage III, voor deze soort aangegeven grootte.m) De aanwezigheid van één zaad van Cuscuta-soorten, in een monster van de voorgeschreven grootte, geldt niet als onzuiverheid indien een tweede monster van tweemaal de voorgeschreven grootte volledig vrij is van zaden van Cuscuta-soorten. n ) Het aantal zaden van andere Rumex-soorten, dan Rumex acetosella en Rumex maritimus, moet slechts worden bepaald indien er twijfel over bestaat of aan de in kolom 14 vastgestelde eisen is voldaan. o) Het percentage van het aantal lupinezaden van een andere kleur mag niet meer bedragen dan : - 2 in bitterstofhoudende lupinen - 1 in andere dan bitterstofhoudende lupinen.p) Het percentage van het aantal zaden van bitterstofhoudende lupinen, in andere rassen dan bitterstofhoudende lupinen, mag niet meer bedragen dan 2,5.3. De aanwezigheid van schadelijke organismen, die de gebruikswaarden van het zaaizaad verminderen, moet zoveel mogelijk beperkt zijn. II. BASISZAAD. Voor basiszaad, gelden de voorwaarden van deel I van deze bijlage, tenzij hieronder anders is bepaald. 1. Zaad van Pisum sativum, Brassica napus var.napobrassica, Brassica oleracea conv. acephala, Vicia faba en van rassen van Poa pratensis, als bedoeld in het tweede gedeelte van de derde zin van punt 4 van bijlage I, moet, overeenkomstig de onderstaande normen of eisen, voor ten minste 99,7 % raszuiver zijn. Of aan de minimumeisen inzake raszuiverheid is voldaan, wordt hoofdzakelijk nagegaan door middel van de bijlage I omschreven veldkeuringen. 2. Het zaad moet aan de volgende normen of andere eisen voldoen : A.TABEL : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld B. Normen of andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan wanneer daarnaar wordt verwezen in de onder punt II, 2, A, van deze bijlage opgenomen tabel. a) De aanwezigheid van maximaal 80 zaden van Poa-soorten geldt niet als onzuiverheid.b) De in kolom 3 vastgestelde eis is niet van toepassing op zaaizaad van Poa-soorten.Het totale maximale aantal van de andere Poa-soorten dan de soort die onderzocht wordt mag niet meer dan 1 bedragen, in een monster van 500 zaden; c) De aanwezigheid van maximaal 20 zaden van Poa-soorten geldt niet als onzuiverheid. d) Het aantal zaden van Melilotus spp.-soorten wordt slechts bepaald indien er twijfel over bestaat of in kolom 7 vastgestelde eisen is voldaan; e) De aanwezigheid van één zaad van Melilotus-soorten, in een monster van de voorgeschreven grootte, geldt niet als onzuiverheid indien een tweede monster van tweemaal de voorgeschreven grootte volledig vrij is van zaden van Melilotus-soorten;f) De voorwaarden c), d), e), f), k) en m) bedoeld in afdeling I, punt 2, van deze bijlage zijn niet van toepassing;g) Het percentage van het aantal zaden van bitterstofhoudende lupinen in andere dan mag niet meer bedragen dan 1. III. HANDELSZAAD. Voor handelszaad, gelden de voorwaarden van deel I, punt 2 en punt 3, tenzij hieronder anders is bepaald. 1. De gewichtspercentages van kolom 5 en 6 van de in deel I, sub 2, A opgenomen tabel worden met 1 verhoogd.2. Voor Poa annua, geldt een gewichtspercentage van maximaal 10 % aan zaden van andere Poa-soorten niet als onzuiverheid.3. Voor andere Poa-soorten dan Poa annua, geldt een gewichtspercentage van maximaal 3 aan zaden van andere Poa-soorten niet als onzuiverheid.4. Voor Hedysarum coronarium, geldt een gewichtspercentage van maximaal 1 aan zaden van Melilotus-soorten niet als onzuiverheid.5. Voorwaarde d), ten aanzien van Lotus corniculatus, in punt 2 van deel I, van deze bijlage, is niet van toepassing.6. Voor Lupinus-soorten : a) bedraagt de minimum mechanische zuiverheid 97 gewichtspercenten;b) Het percentage van het aantal lupinezaden van een andere kleur mag niet meer bedragen dan : - in bitterstofhoudende lupinen;4 - in andere dan bitterstofhoudende lupinen. 2 7. Voor Vicia spp., geldt een gewichtspercentage van maximaal 6 aan zaden van Vicia pannonica, Vicia villosa of aanverwante cultuursoorten in één van de andere genoemde soorten niet als onzuiverheid. 8. Voor Vicia pannonica, Vicia sativa en Vicia villosa, bedraagt de minimum mechanische zuiverheid 97 gewichtspercenten. Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaad van groenvoedergewassen.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE III GEWICHT VAN EEN PARTIJ ZAAIZAAD EN VAN EEN MONSTER Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het maximumgewicht van een partij mag ten hoogste met 5 % worden overschreden.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaad van groenvoedergewassen.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE IV AANDUIDINGEN A. Officieel etiket.

I. Te vermelden gegevens : a) Voor basiszaad en gecertificeerd zaad: 1."EG-regels en normen" 2. Keuringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken. 3. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven: "gesloten in .................... " "(maand en jaar)"; of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van het besluit van certificering, op de volgende wijze aangegeven : "monster genomen in .................... " (maand en jaar). 4. Partijnummer.5. Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift In het geval van x Festulolium zijn de namen van de soorten toebehorend aan de geslachten Festuca en Lolium vermeld;6. Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift 7.Categorie 8. Producerend land 9.Opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zuivere zaden; 10. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaal gewicht.11. Voor gecertificeerd zaad van de tweede en volgende vermeerderingen vanaf het basiszaad, de vermelding : het aantal generaties vanaf het basiszaad;12. Voor zaad van grasrassen waarvoor geen onderzoek van de cultuur- en gebruikswaarde heeft plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 4, lid 2, sub a), van het koninklijk besluit van 2 mei 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen : "niet bestemd voor de teelt van voedergewassen". 13. Waar ten minste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden "nacontrole verricht... (maand en jaar)", en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket. b) Voor handelszaad : 1."EG-regels en normen" 2. "Handelszaad (niet naar het ras goedgekeurd)" 3.Keuringsdienst en lidstaat of desbetreffend kenteken. 4. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven : "gesloten in... (maand en jaar)" of maand en jaar van de laatste officiële monsterneming ten behoeve van het besluit tot goedkeuring als handelszaad, op de volgende wijze aangegeven : "monster genomen in... (maand en jaar)". 5. Partijnummer.6. Soort (*) tenminste aangegeven, met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift.7. Producerend gebied.8. Opgegeven netto- of brutogewicht 9.Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaal gewicht. 10. Waar ten minste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden "Na controle verricht... (maand en jaar) " en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voortkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket. (*) Voor de lupinen voorts vermelden of het gaat om bittere of bitterstofarme lupinen. c ) Voor zaadmengsels : 1. "Zaadmengsels voor... (gebruiksdoeleinden)"; 2. Instantie die de verpakking heeft gesloten en lid-Staat of desbetreffend kenteken;3. Partijnummer;4. Maand en jaar van de sluiting, op de volgende wijze aangegeven: "gesloten in (maand en jaar)";in het geval van x Festulolium zijn de namen van de soorten toebehorend aan de geslachten Festuca en Lolium vermeld. 5. Gewichtsverhouding van de verschillende opgegeven bestanddelen naar soort en, in voorkomend geval, naar ras, waarbij soort en ras tenminste dienen te worden vermeld in Latijns schrift.Vermelding van de benaming van het mengsel volstaat indien de koper schriftelijk in kennis wordt gesteld van de gewichtsverhouding en indien deze officieel is gedeponeerd; 6. Opgegeven netto- of brutogewicht of opgegeven aantal zuivere zaden;7. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaal gewicht; 8. Waar ten minste voor de kiemkracht nacontrole werd verricht, mogen de woorden "nacontrole verricht... (maand en jaar)" en de voor deze nacontrole verantwoordelijke dienst worden vermeld. Deze gegevens mogen voorkomen op een officieel merkteken dat wordt geplakt op het officiële etiket.

II. Minimale afmetingen : 110 mm x 67 mm.

B. Etiket van de leverancier of tekst op de verpakking (kleine verpakking, EG) : Te vermelden gegevens : a) Voor gecertificeerd zaad : 1."Kleine verpakking EG B "; 2. Naam en adres of kenmerk van de voor de aanduiding verantwoordelijke leverancier;3. Officieel volgnummer 4.Dienst die het volgnummer heeft toegekend en Lidstaat of desbetreffend kenteken; 5. Partijnummer indien de gecertificeerde partij niet door het officiële volgnummer kan worden geïdentificeerd;6. Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift;7. Ras tenminste vermeld in Latijns schrift;8. Categorie;9. Bruto- of nettogewicht of aantal zuivere zaden;10. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaal gewicht;11. Voor zaad van grasrassen waarvoor geen onderzoek van de cultuur- en gebruikswaarde heeft plaatsgevonden, overeenkomstig artikel 4, lid 2, sub a), van het koninklijk besluit van 2 mei 2001 betreffende de nationale rassencatalogi voor landbouwgewassen en groentegewassen : "Niet bestemd voor de teelt van voedergewassen". b ) Voor handelszaad : 1. "Kleine verpakking EG B ";2. Naam en adres of kenmerk van de voor de aanduiding verantwoordelijke leverancier;3. Officieel volgnummer;4. Dienst die het volgnummer heeft toegekend en Lidstaat of desbetreffend kenteken;5. Partijnummer indien de gebruikte partijen niet door het officiële volgnummer kunnen worden geïdentificeerd;6. Soort (*) tenminste vermeld in Latijns schrift; "Handelszaad"; 7. Bruto- of nettogewicht of aantal zuivere zaden;8. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaal gewicht; (*) Voor de lupinen voorts vermelden of het gaat om bittere of bitterstofarme lupinen. c ) Voor zaadmengsels : 1. "Kleine verpakking EG A" of "kleine verpakking EG B";2. Naam en adres of kenmerk van de voor de aanduiding verantwoordelijke leverancier;3. "Kleine verpakking EG B" : officieel volgnummer;4. Kleine verpakking EG B : dienst die het volgnummer heeft toegekend en Lidstaat of desbetreffend kenteken;5. Kleine verpakking EG B : partijnummer indien de gebruikte partijen niet door het officiële volgnummer kunnen worden geïdentificeerd;6. Kleine verpakking EG A : partijnummer waardoor de gebruikte partijen kunnen worden geïdentificeerd;7. Kleine verpakking EG A : naam of kenteken van de Lidstaat; 8. "Zaadmengsels voor... (gebruiksdoeleinden)"; 9. Bruto- of nettogewicht of aantal zuivere zaden;10. Wanneer het gewicht wordt vermeld en er korrelvormige bestrijdingsmiddelen, omhullingen of andere toevoegingsmiddelen in vaste staat worden gebruikt, de vermelding van de aard van het toevoegingsmiddel, alsmede de verhouding, bij benadering, tussen het gewicht der zuivere zaden en het totaal gewicht;11. Gewichtsverhouding van de verschillende opgegeven bestanddelen naar soort en, in voorkomend geval, naar ras, waarbij soort en ras ten minste dienen te worden vermeld in Latijns schrift.De vermelding van de benaming van het mengsel volstaat indien de gewichtsverhouding aan de koper op diens verzoek kan worden medegedeeld en deze officieel is gedeponeerd.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaad van groenvoedergewassen.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE V ETIKET EN DOCUMENT VOOR ZAAD DAT IN EEN ANDERE LIDSTAAT NIET DEFINITIEF GOEDGEKEURD IS A. Op het etiket te vermelden gegevens - Voor de veldkeuring verantwoordelijke instantie en lidstaat of hun kenteken. - Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift - Ras tenminste vermeld in Latijns schrift; - Categorie - Referentienummer van het veld of van de partij - Opgegeven netto- of brutogewicht - De vermelding "Niet definitief goedgekeurd zaad".

B. Kleur van het etiket : Grijs.

C. Op het document te vermelden gegevens : - Instantie die het document afgeeft - Soort, ten minste aangegeven met de botanische benaming, eventueel in verkorte vorm en zonder de naam van de auteurs, in Latijns schrift Ras, ten minste vermeld in Latijns schrift - Categorie - Referentienummer van het gebruikte zaad en naam van het land/de landen dat/die zaad heeft/hebben goedgekeurd - Referentienummer van het veld of van de partij - Oppervlakte die is beteeld voor de productie van de bij het document behorende partij - Geoogste hoeveelheid zaad en aantal verpakkingen - Voor gecertificeerd zaad, aantal generaties na het basiszaad - Verklaring dat bij de teelt waarvan het zaad afkomstig is aan de vastgestelde voorwaarden is voldaan - In voorkomend geval de uitkomsten van een voorlopige analyse van het zaad.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 9 februari 2006 betreffende de productie en het in de handel brengen van zaad van groenvoedergewassen.

Namen, 9 februari 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, LUTGEN

^