Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 09 mei 2019
gepubliceerd op 14 november 2019

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling

bron
waalse overheidsdienst
numac
2019015240
pub.
14/11/2019
prom.
09/05/2019
ELI
eli/besluit/2019/05/09/2019015240/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 MEI 2019. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling


De Waalse Regering, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd, artikel 20;

Gelet op het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 28 juli 2017 tot vastlegging van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 3 augustus 2017 tot regeling van de werking van de Regering;

Gelet op het rapport van 3 december 2018, opgemaakt overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2014 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen ;

Gelet op het advies van de Inspectie van financiën, gegeven op 10 december 2018;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 24 januari 2019;

Gelet op het advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 6 februari 2019 ;

Gelet op het verzoek om adviesverlening binnen een termijn van dertig dagen, gericht aan de Raad van State op 9 april 2019, overeenkomstig artikel 84, § 1, lid 1, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 ;

Gelet op het uitblijven van de mededeling van het advies binnen die termijn ;

Gelet op artikel 84, § 4, lid 2, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973 ;

Gelet op het advies van de Beleidsgroep "Ruimtelijke Ordening", uitgebracht op 1 maart 2019 ;

Gelet op het advies van de Beleidsgroep "Leefmilieu", uitgebracht op 13 maart 2019 ;

Gelet op het advies van de « Union des Villes et Communes de Wallonie » (Unie van Waalse steden en gemeenten), uitgebracht op 13 maart 2019 ;

Gelet op het advies van de « Association des provinces wallonnes » (Vereniging Waalse Provincies), uitgebracht op 11 maart 2019 ;

Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Wijzigingsbepalingen van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling

Artikel 1.In het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling wordt een artikel R.0.1-2 ingevoegd, luidend als volgt : « Art. R.0.1-2. Naast de delegaties, bepaald in dit Wetboek, heeft de Minister van Ruimtelijke Ordening delegatie voor : de procedure tot goedkeuring van de uitwerking, de herziening en de opheffing van een meergemeentelijk ontwikkelingsplan, een gemeentelijk ontwikkelingsplan, een lokaal beleidsontwikkelingsplan, een gemeentelijke stedenbouwkundige handleiding, de oprichting en de hernieuwing van een gemeentelijke commissie, de afdelingen ervan en het huishoudelijk reglement ervan en alle dienovereenkomstige handelingen van het administratief toezicht die onder dit Wetboek vallen.

De volgende taken worden eveneens gedelegeerd aan de Minister van Ruimtelijke Ordening : de procedure voor het opstellen, herzien en opheffen, met inbegrip van de beoordeling van de milieueffecten en de gevolgen daarvan voor een ander Gewest of een andere Staat, van een gewestplan op gemeentelijk initiatief of op initiatief van een privaatrechtelijke natuurlijke persoon of rechtspersoon, van een te herontwikkelen locatie, al dan niet opgenomen in de lijst van de locaties met te herontwikkelen landschappen en milieus, van een stedelijke verkavelingsomtrek, van een omtrek van voorkooprecht, van een ruilverkaveling en herverkaveling, alsmede het nemen van de individuele beslissingen zoals bedoeld in de boeken IV en VII. De Minister van Ruimtelijke Ordening is tevens bevoegd voor de gezamenlijke procedures, bedoeld in de artikelen D.II.54 en D.V.16, in de gevallen, bedoeld in het tweede lid.

Wanneer de gewestelijke handleiding voor stedenbouw of een deel van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betrekking heeft op een deel van het gewestelijk grondgebied waarvan de Regering de grenzen heeft vastgesteld, is de Minister van Ruimtelijke Ordening bevoegd om het territoriaal toepassingsgebied van die handleiding of dat deel van de handleiding aan te nemen, te herzien of op te heffen zonder er de inhoud van te wijzigen.

De Minister tot wiens bevoegdheden de stadsheropleving en de stadsvernieuwing behoren, is bevoegd voor de aanneming van de desbetreffende besluiten als bedoeld in boek V Voor alle in dit Wetboek bedoelde delegaties kan de minister bevoegd voor ruimtelijke ordening, bij afwezigheid of verhindering van laatstgenoemde de Minister een andere Minister aanwijzen die bevoegd is om in diens naam en opdracht te tekenen.".

Art. 2.In artikel R.I.10-5 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 2, eerste lid, van de Franse versie wordt het woord "commisison" vervangen door het woord "commission"; 2° in paragraaf 5, wordt het derde lid vervangen als volgt: "Het gewone lid brengt de plaatsvervanger van zijn afwezigheid op de hoogte.".

Art. 3.In Boek I, enige titel, hoofdstuk V, van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, wordt een afdeling 7 ingevoegd, bevattende artikel R.I.12-8, luidend als volgt: " Afdeling 7 - Subsidie met betrekking tot de Permanente Conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling Art. R.I.12-8. § 1. De Permanente Conferentie van de ruimtelijke ontwikkeling, hierna de P.C.R.O. genoemd, omvat de "Université catholique de Louvain" (CREAT), de "Université libre de Bruxelles" (IGEAT) en de "Université de Liège" (LEPUR). § 2. Binnen de perken van de beschikbare kredieten kan de regering een werkingssubsidie toekennen aan de PCRO voor de volgende opdrachten: 1° de voortgezette opleiding van de adviseurs ruimtelijke ordening en stedenbouw : 2° elk onderzoek of elke expertise met betrekking tot de doelstellingen bedoeld in artikel D.II.2, § 2, tweede lid; 3° de kapitalisatie van dit onderzoek of deze expertise en de verspreiding ervan door middel van publicaties, een internetsite, symposia of studiebijeenkomsten;4° de promotie van doctoraten in het kader van de thematische doctoraatsschool voor Ruimtelijke Ontwikkeling die de drie Franstalige academies samenbrengen. Het subsidiebesluit stelt de lijst van de opdrachten die aan de P.C.R.O. worden toevertrouwd vast in een jaarlijks werkprogramma.

Tenzij in het subsidiebesluit anders is bepaald, wijden universitaire centra ten minste één halftijdse onderzoeker aan het onderzoek of de expertise waaraan zij worden toegewezen. De universitaire centra kunnen een beroep doen op elke onderaanneming die nodig is voor de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma.

De subsidie is jaarlijks. Het wordt toegekend en vereffend tegen een tarief van een derde aan elke universiteit § 3. De vereffening van de subsidie geschiedt als volgt : 1° vijfenveertig procent van de jaarlijkse subsidie op het moment dat het besluit dat de subsidie toekent wordt verzonden;2° vijfenveertig procent van de jaarlijkse subsidie op basis van een gezamenlijk tussentijds verslag dat door het sturingscomité is goedgekeurd.3° tien procent van de jaarlijkse subsidie op basis van een gezamenlijk eindverslag dat uiterlijk op 31 januari van het volgende jaar wordt ingediend en door het sturingscomité wordt goedgekeurd. § 4. De Regering richt een sturingscomité op en wijst de leden ervan aan voor een periode van maximaal vijf jaar.

Het comité bestaat uit : 1° één vertegenwoordiger van de Minister, die het voorzitterschap waarneemt ;2° een vertegenwoordiger van elk van de andere Ministers van de Regering;3° de inspecteur-generaal van het departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw en een gemachtigd ambtenaar van een buitendirectie van hetzelfde departement van het DGO4.4° een vertegenwoordiger van het "Institut wallon de l'évaluation, de la prospective et de la statistique" (Waals instituut voor Evaluatie, Toekomstverwachting en Statistiek);5° één vertegenwoordiger van elk van de drie universiteiten. Voor elk onderzoek waarbij een of meer bevoegdheden van een ander operationeel directoraat-generaal van de Waalse Overheidsdienst dan de DGO4 betrokken zijn, wordt een vertegenwoordiger van deze directie, aangewezen door de minister, uitgenodigd op voorstel van de minister waarvan deze directie deel uitmaakt.

Het Comité wordt ten minste driemaal per jaar door de voorzitter van het Comité bijeengeroepen. De vertegenwoordiger van elk van de drie universiteiten zetelt met raadgevende stem. § 5. Het secretariaat van de P.C.R.O. en van het sturingscomité wordt waargenomen door het departement Ruimtelijke Ordening en Stedenbouw van het DGO4. § 6. De opdrachten van het comité bestaan uit: 1° de prioriteiten en de kalender m.b.t. de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma vaststellen; 2° de goede uitvoering van de in paragraaf 2 bedoelde opdrachten evalueren en controleren, de tussentijdse en eindverslagen goedkeuren en, indien nodig, het werkprogramma bijstellen;3° de noodzakelijke aanpassingen tussen de begrotingsposten binnen het goedgekeurde werkprogramma valideren;4° instemmen met het gebruik van onderzoeksresultaten of expertise door universitaire centra of derden. § 7. Het comité stelt de minister voor, op gemotiveerde wijze, volgens de consensusprocedure en na de vertegenwoordigers van elk van de drie universiteiten te hebben uitgenodigd om hun argumenten te laten gelden, om een onderzoek, expertise of opdracht te schorsen wanneer hij van oordeel is dat de voorwaarden voor het welslagen ervan niet langer vervuld zijn.

Onverminderd de bepalingen van de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de Gemeenschappen en de Gewesten, alsook voor de organisatie van de controle van Rekenhof, en rekening houdend met de wetenschappelijke aard van de resultaten van onderzoek, expertise of opdrachten, stelt het sturingscomité aan de Minister voor, op gemotiveerde wijze, volgens de consensusprocedure en na de vertegenwoordigers van elk van de drie universiteiten uitgenodigd te hebben om hun argumenten te laten gelden, het bedrag van de al dan niet terug te betalen subsidie, indien het gezamenlijk tussentijds verslag of het gezamenlijk eindverslag niet wordt goedgekeurd. Hij stelt ook een herverdeling van de desbetreffende begroting voor.

Tussentijdse of eindresultaten van een opgeschort of niet-goedgekeurd onderzoek of expertise worden op geen enkele wijze verspreid of gecommuniceerd.

Art. 4.In boek II, titel 2, hoofdstuk III, afdeling 3, onderafdeling 2, van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel R.II.47 ingevoegd, luidend als volgt: "Art. R.I..47. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.47, § 2, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen.".

Art. 5.In boek II, titel 2, hoofdstuk III, afdeling 3, onderafdeling 3, van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel R.II.48 ingevoegd, luidend als volgt: "Art. R.II.48. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.48, § 4, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen.".

Art. 6.Artikel R.II.49-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "Art. R.II.49-1. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.49, § 2, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen.".

Art. 7.In artikel R.II.49-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek worden de woorden "of de privé- of publiekrechtelijke natuurlijke of rechtspersoon," ingevoegd tussen de woorden "de gemeenteraad" en de woorden "in over de beslissing".

Art. 8.Artikel R.II.51-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "Art. R.II.51-1. DGO4 richt het afschrift van het besluit voor advies aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.51, § 1. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.51, § 2, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen. DGO4 richt het afschrift van de beslissing aan de gemeenten en aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.51, § 5.".

Art. 9.In boek II, titel 2, hoofdstuk 3, afdeling 4, van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, wordt de onderafdeling 1 verplaatst tussen de titel "Afdeling 4 - Versnelde herzieningen" en artikel R.II.51-1.

Art. 10.In boek II, titel 2, hoofdstuk 3, afdeling 4, onderafdeling 2, van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel R.II.52-1 ingevoegd, luidend als volgt: "Art. R.I..52-1. DGO4 richt het afschrift van het besluit voor advies aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.52, § 1. De Minister bepaalt de personen of instanties die hij krachtens artikel D.II.52, § 3, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen. DGO4 richt het afschrift van de beslissing aan de gemeenten en aan de eigenaars van de betrokken onroerende goederen, overeenkomstig artikel D.II.52, § 7.".

Art. 11.Artikel R.III.3-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 12.In artikel R.IV.1-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° er worden na het derde lid, twee leden ingevoegd, luidend als volgt: "De handelingen en werken met een beperkte impact doen geen afbreuk aan: 1° het voorafgaand eensluidend advies van de gemachtigd ambtenaar bedoeld in artikel D.IV.17 ; 2° het voorafgaand verplicht advies van de gemachtigd ambtenaar bedoeld in artikel D.IV.16, eerste lid, 3° en 2°, indien de aanvraag één of meer afwijkingen van de bodembestemmingskaart of de gewestelijke handleiding voor stedenbouw met zich meebrengt; 3° het facultatief voorafgaand advies van de gedelegeerde ambtenaar indien het gemeentecollege hierom vraagt. De handelingen en werken die zijn vrijgesteld van vergunningen doen geen afbreuk aan de toepassing van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestatie van gebouwen en de uitvoeringsbesluiten ervan." ; 2° het laatste lid dat het zesde geworden is, wordt vervangen door een lid, luidend als volgt: "In de zin van deze nomenclatuur wordt verstaan onder : 1° technische kast : kast, geplaatst in de nabijheid van een telecommunicatieantenne of een locatie voor telecommunicatieantennes en waarin de nodige technische elementen geplaatst zijn voor de goede werking van een telecommunicatieantenne of een locatie voor telecommunicatieantennes, zoals elektriciteitsdistributie, noodbatterijen, transmissie-elementen en koelsystemen, met inbegrip van het steunelement;kasten voor het transport, de distributie en de particuliere aansluiting van elektriciteit en gas, waarin de technische elementen zijn ondergebracht die nodig zijn voor de goede werking van deze installaties, zoals gasverbindingskasten, laag- en middenspanningskasten voor het aansluiten of afsluiten van elektriciteit, telecommunicatiekasten, laad- en losstations voor elektriciteit en gas; 2° grondinneming : het oppervlak dat overeenkomt met de verticale projectie op de grond, berekend van de buitenkant van de muren, installatie of constructie, met uitzondering van het traditionele uitspringend deel of de architectonische elementen zoals erkers, onbedekte overhangende balkons en dakoverstekken;3° bouwschil : geheel van muren van het beschermde volume, gevormd door alle ruimten van een gebouw dat thermisch beschermd wordt van de buitenomgeving (lucht of water), van de bodem en alle omgevende ruimtes;4° voor- en achtertuinen : ruimte op de bodem, ter verfraaiing van een woonst, gelegen voor, achter of aan de zijkant ervan, en gevormd door: a) ofwel een oprit, als ruimte bestemd voor een verharde of een niet-gladgestreken bodembedekking;b) ofwel een tuin, als groene ruimte, ofwel een combinatie van beide elementen;5° technische installatie bedoeld in punt Y : de technische uitrustingen, geplaatst in de nabijheid van de telecommunicatieantennes of kabeltelevisie-, glasvezel-, elektriciteits- en gastransmissie- en -distributie-installaties en die nodig zijn voor de goede werking en de veiligheid van de locatie, zoals aan de grond vastgemaakte kabels, de kabelgoten die bovenop aan de grond vastgemaakte kabels gevestigd zijn, de roostervloerplaten, de behuizing voor radiomodules op afstand, de verlichting, de verwijderbare veiligheidshandleiders, de bliksemafleidsystemen of de stabilisatieplaten voor masten;6° pergola: de kleine tuinstructuur bestaande uit dakvormige balken, ondersteund door kolommen, die klimplanten ondersteunen;7° eigendom: een in feite en in rechte homogeen onroerend geheel ;8° bijenkorf: structuur waarin een bijenvolk ondergebracht is ;9° bijenkast: een gebouw, opgetrokken om bijenkorven in onder te brengen ;10° reeds ingerichte technische locatie: de gronden waarop zich installaties bevinden voor de productie, het transport en de distributie van drinkwater, elektriciteit of aardgas of voor de waterverdamping;11° functionele eenheid: een geheel van elementen, gelegen in elkaars nabijheid en die afzonderlijk verschillende functies kunnen uitoefenen maar samen bijdragen tot het vervullen van één enkele hoofdfunctie;12° bijgebouw: daaronder verstaan, een alleenstaand bouwvolume, ondergebracht op hetzelfde eigendom als het hoofdgebouw en dat er een functionele eenheid mee vormt;13° secundair volume : een ander bouwvolume als aanbouw aan het hoofdgebouw dan een veranda en die er een functionele eenheid mee vormt;het secundair bouwvolume kan door een dakelement op het hoofdgebouw aangesloten worden." ; 3° de tabel wordt vervangen door de volgende tabel:

Handelingen/werken/ installaties

Omschrijving/eigenschappen

Vrijgesteld worden van een stedenbouwkundige vergunning

Hebben een geringe impact

Vereisen de verplichte tussenkomst van een architect niet

A

Wijziging van de bouwschil van een gebouw (isolatie, opgaande muren, dak, openingen)

1

De plaatsing van de materialen voor de bekleding van de opgaande muren en de bedekking van de daken vormen de bouwschil van het gebouw of de vervanging ervan door andere materialen om de vigerende energienormen onder de volgende voorwaarden te bereiken: a) de materialen hebben hetzelfde buitenaanzicht; b) de bijkomende laag bedraagt niet meer dan 0,30 m c) indien het goed valt onder de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betreffende de beschermde gebieden van sommige gemeenten inzake stedenbouw of betreffende de gebouwen in landelijk gebied, of de artikelenR.II.36-6 à R.II.36-9, D.II.37, § 4, R.II.37-3, R.II.37-4 et R.II.37-7 à R.II.37-9, R.II.37-11, R.II.37-12, stemmen de kleuren en materialen overeen met de betrokken aanduidingen en voorschriften.

x

x

2

De plaatsing van fotovoltaïsche dakbedekkingsmaterialen of de vervanging van fotovoltaïsche of niet-fotovoltaïsche dakbedekkingsmaterialen door fotovoltaïsche dakbedekkingsmaterialen, op voorwaarde dat, wanneer het onroerend goed onderworpen is aan de artikelen R.II.36-6 tot R.II.36-9, R.II.37-3, R.II.37-4 et R.II.37-7 tot R.II.37-9, R.II.37-11, R.II.37-12, de kleuren in overeenstemming zijn met de betrokken aanduidingen en voorschriften

x

x

3

De constructie van groene gevel(s) die niet zichtbaar zijn vanaf de weg of groendak(ken) op een bestaande constructie of installatie.

x

x

4

Het schilderen of bepleisteren van een bestaande constructie of het zandstralen of opnieuw voegen van een bestaande constructie

x

x

5

De plaatsing of vervanging van materialen voor gevelbekledingen en dakbedekkingen door materialen voor bekledingen die niet voldoen aan de in de punten 1 tot en met 3 genoemde voorwaarden.

x

x

6

De vervanging van deuren of ramen in de opgaande muren of in de daken door deuren of ramen met als doel het bereiken van de vigerende energienormen.

x

x

7

Het sluiten, het maken of het wijzigen van openingen die zich bevinden in het dakvlak op maximum één verdieping en met in het totaal maximum één kwart van de lengte van de overeenstemmende opgaande muur; het sluiten dient uitgevoerd te worden met hetzelfde materieel als dat van het dak.

x

x

8

Het sluiten, openen of wijzigen van deuren of openingen in de opgaande muren met in het totaal maximum één kwart van de lengte van de overeenstemmende opgaande muur voor zover: a) Het sluiten, openen of wijzigen niet uitgevoerd wordt in een opgaande muur gelegen op de rooilijn en/of waarvan het plan gericht is op de verbindingsweg van het betrokken hoofdgebouw;b) het sluiten of het wijzigen gebeuren met dezelfde bekledingsmaterialen als die voor de opgaande muur;c) elke opening of wijziging op maximum één verdieping wordt uitgevoerd;d) als het goed valt onder een gewestelijk of gemeentelijke handleiding voor stedenbouw stemmen de handelingen en werken met de handeling overeen. x

x

9

Het sluiten, openen of wijzigen van deuren en ramen die in totaal niet meer dan een vierde van de lengte van de desbetreffende hoogte bedragen en die de in de punt 7 en 8 bedoelde voorwaarden niet vervullen.

x

x

10

De installatie of vervanging van schoorstenen of schoorsteenkanalen, regengoten of regenpijpen, afvoersystemen voor installaties zoals afzuigkappen en verwarmingsketels, op voorwaarde dat, wanneer het onroerend goed onderworpen is aan de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw die betrekking hebben op de beschermde gebieden van bepaalde gemeenten op het gebied van stedenbouw of op gebouwen in landelijk gebied, de handelingen en werkzaamheden in overeenstemming zijn met deze handleiding.

x

x

11

De plaatsing of vervanging van de in punt 10 genoemde elementen die niet aan de voorwaarden voldoen

x

x

12

De afbraak of het weghalen van de in de punten 10 en 11 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.

x

x

B

Verbouwing van een bestaand bouwwerk

1

De vervanging van de dragende structuur van een dak zonder wijziging van het gebouwde volume en voor zover de punten A1 en A7 worden gerespecteerd.

x

x

2

De verbouwing zonder vergroting van een bestaand bouwwerk met het oog op de oprichting van meerdere kamers niet bestemd voor bewoning, voor zover de handelingen en werken, in voorkomend geval, vermeld worden in de punten A1, A2, A3, A6, A7, A8 et A10.

x

x

3

De verbouwing zonder vergroting van een bestaand, niet in de punten 1 en 2 bedoeld bouwwerk, die geen gevolgen heeft voor de dragende structuur van het gebouw.

x

x

4

De verbouwing met vergroting overeenstemmend met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw van een bestaand bouwwerk met het oog op de oprichting van een kamer niet bestemd voor bewoning onder de volgende cumulatieve voorwaarden: a) één enkel secundair volume per eigendom, d.w.z. dat er geen ander secundair volume op het eigendom bestaat, en dat er niet meer dan één veranda op het eigendom bestaat; b) de uitbreiding heeft een grondinneming kleiner dan of gelijk aan 40,00 m2 en is: i) ofwel een secundair volume zonder verdieping, noch kelder; ii) ofwel de verlenging van het hoofdvolume en het gevormde geheel is zonder verdieping, noch kelder; c) de uitbreiding wordt uitgevoerd met materialen met dezelfde kleurschakering als die van het bestaande bouwwerk ; d) de uitbreiding is gelegen op minstens 2 meter van de gemeenschappelijke grens. x

x

5

De verbouwing van een bestaand bouwwerk dat voldoet aan de cumulatieve voorwaarden opgenomen in punt 4 en dat niet overeenstemmend met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw.

x

6

Het plaatsen van een buitentrap

x

x

7

Plaatsing van een airconditioning apparaat

x

x

8

De verbouwing van een ander bestaand bouwwerk dan dat bedoeld in punt 1 tot 7 voor zover de grondinneming van het gevormde geheel maximum verdubbeld wordt.

x


9

De afbraak of verwijdering van een secundair volume een buitentrap of een airconditioningsinstallatie voor zover de sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.

x

x

C

Veranda

1

Overeenstemmend met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw. één enkel per eigendom, d.w.z. dat er geen ander veranda op het eigendom bestaat, en dat er niet meer dan één secundair volume op het eigendom bestaat.

Gelegen : leunt tegen een bestaand gebouw aansluit, aan de achterkant van dat gebouw ten opzichte van de verbindingsweg.

Ligging : op minstens 2 meter van de gemeenschappelijke grens.

Maximale oppervlakte van 40,00 m2.

Volumetrie : zonder verdieping, plat dak of met een hellend dak of meerdere hellende daken Maximale hoogten berekend ten opzichte van het natuurlijk bodemniveau en voor zover het dakgootniveau kleiner is dan het dakgootniveau van het hoofdgebouw onder de volgende cumulatieve voorwaarden: a) 3,00 m aan de druipkant;b) 5,00 m aan de nok;c) in voorkomend geval, 3,20 m aan de acroterie. Materialen : lichte structuur en wanden hoofdzakelijk van glas of van polycarbonaat zowel in de opgaande muren als in de daken

x

x

2

De bouw van een veranda met een maximale oppervlakte van 40,00 m2 die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervult

x

x

3

De afbraak van een veranda voor zover de sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.

x

x

D

Oprichting van één of meerdere woningen

1

De oprichting van een tweede woning in een gebouw voor zover de verbouwingshandelingen en -werken de verplichte tussenkomst van een architect niet vereisen.

x

x

2

De oprichting van een woning die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervult, of de oprichting van meerdere woningen in een gebouw.

x


E

Plaatsing van installaties en bouw of heropbouw van een bijgebouw zoals: garage, atelier, pool house, opslagplatform geprefabriceerde gebouwen ...

1

Overeenstemmend met de decretale en reglementaire voorschriften van het gewestplan of met de normen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw.

Eén enkel per gebouw, d.w.z. dat er geen ander bestaat op het eigendom.

Niet-bestemd voor bewoning.

Gelegen : ? Behalve als het om een volume bestemd voor een motorvoertuig gaat, wordt het aan de achterkant van een bestaand gebouw opgericht. ? Als het om een volume bestemd voor een motorvoertuig gaat, is dit volume rechtstreeks verbonden met de verbindingsweg en het gevelaanzicht aan de straatkant van het bijgebouw is niet gelegen verder dan het gevelaanzicht van het hoofdgebouw aan de achterkant.

Ligging : op minstens 2 meter van de gemeenschappelijke grens.

Maximale oppervlakte: 40,00 m2.

Volumetrie : zonder verdieping, plat dak of met een hellend dak of meerdere hellende daken.

Maximale hoogten berekend ten opzichte van het natuurlijk bodemniveau en voor zover het dakgootniveau kleiner is dan het dakgootniveau van het hoofdgebouw op voorwaarde dat de volgende voorwaarden worden nageleefd: a) 2,50 m aan de druipkant;b) 3,50 m aan de nok;c) in voorkomend geval, 3,20 m aan de acroterie. Materialen : hout voor de opgaande muren of elk ander materiaal met dezelfde kleurschakering als die van het hoofdgebouw.

x

x

2

Plaatsing, verbouwing, vergroting van een technische installatie in de zin van artikel R.IV.1-2, tweede lid, met inbegrip van een kuip, die een functionele eenheid met de bestaande onderneming vormt Maximaal drie per gebouw, d.w.z. er zijn er niet meer dan drie op het eigendom.

Gelegen : in een bedrijfsruimte.

Ligging: a) niet gelegen tussen een hoofdgevel en een openbare weg;b) binnen een straal van 30,00 m van het toegelaten hoofdgebouw;c) op minimum 20,00 m van elke andere woning dan die van de exploitant ;d) op minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen;e) op minimum 10,00 m van een waterloop;f) buiten de omtrek of de afzonderingsvoorziening van de bedrijfsruimte; g) die het vellen van bomen, hagen of paden in de zin van artikel D.IV.4. 11° niet als gevolg heeft.

Maximale oppervlakte: de totale gecumuleerde oppervlakte van de plaatsing en uitbreiding van technische installaties die van de vergunning zijn vrijgesteld, bedraagt minder dan 100 m2 en minder dan 50 % van de totale oppervlakte van het hoofdgebouw.

Hoogte : maximum 10,00 m en kleiner dan de hoogte van het hoogste gebouw gelegen op het eigendom.

x

x

3

Bouw, verbouwing, vergroting van een gebouw of plaatsing of verplaatsing van geprefabriceerde gebouwen, met inbegrip van de buitentrap, niet-bestemd voor bewoning en dat een functionele eenheid vormt met de bestaande onderneming.

Gelegen : in een bedrijfsruimte.

Ligging: a) niet gelegen tussen een hoofdgevel en een openbare weg;b) binnen een straal van 30,00 m van het toegelaten hoofdgebouw;c) op minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen;d) op minimum 10,00 m van een waterloop;e) buiten de omtrek of de afzonderingsvoorziening van de bedrijfsruimte; f) die het vellen van bomen, hagen of paden in de zin van artikel D.IV.4. 11° niet als gevolg heeft.

Maximale oppervlakte : de gecumuleerde totale oppervlakte van de bouw, de vergroting en van het geprefabriceerde gebouw vrijgesteld van vergunning bedraagt 75,00 m2.

Volumetrie : één verdieping maximum, plat dak of met een hellend dak of meerdere hellende daken.

Maximale hoogte van de acroterie of van de nok: 7,00 m en kleiner dan de hoogte van het hoogste gebouw gelegen op het eigendom.

Materialen : met dezelfde kleurschakering als die van het hoofdgebouw.

x

x

4

De installatie van een opslagplaat voor ze zover geen merkbare wijziging van het bodemreliëf als gevolg heeft.

Eén enkele plaat per gebouw, d.w.z. dat er geen andere bestaat op het eigendom.

Gelegen : in een bedrijfsruimte.

Ligging: a) niet gelegen tussen een hoofdgevel en een openbare weg;b) op minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen;c) op minimum 10,00 m van een waterloop;d) buiten de omtrek of de afzonderingsvoorziening van de bedrijfsruimte; e) die het vellen van bomen, hagen of paden in de zin van artikel D.IV.4. 11° niet als gevolg heeft.

Maximale oppervlakte: 75,00 m2.

x

x

5

De bouw van een bijgebouw of de plaatsing van een installatie die niet in de punten 1 tot en met 4, wordt bedoeld of die niet voldoet aan de in de punten 1 tot en met 4 bedoelde voorwaarden, die niet bestemd is voor huisvesting en die een functionele eenheid vormt met een of meer bestaande constructies, op voorwaarde dat de grondinneming van het gevormde samenstel ten hoogste verdubbeld wordt.

x

x

6

De afbraak of de verwijdering van een bijgebouw, van een technische installatie, van een bouw of van een geprefabriceerd gebouw zoals bedoeld in de punten 1 tot 5 voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of de verwijdering afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.

x

x

F

Carport, toegang en parkeerplaats

1

Eén enkele carport per gebouw, d.w.z. dat er geen andere bestaat op het eigendom.

Gelegen : a) rechtstreeks verbonden met de verbindingsweg ;b) Het gevelaanzicht mag niet hoger uitkomen dan het gevelaanzicht aan de achterkant van het hoofdgebouw Maximale oppervlakte: 40,00 m2. Volumetrie : plat dak of met een hellend dak of meerdere hellende daken.

Maximale hoogten: a) 2,50 m aan de druipkant;b) 3,50 m aan de nok;in voorkomend geval, 3,20 m aan de acroterie.

Materialen: a) Structuur bestaande uit houten, betonnen of metalen palen of op pijlers met materialen vergelijkbaar met de bekleding van het bestaand gebouw of met dezelfde kleurschakering.b) dak met één of verschillende hellingen met materialen vergelijkbaar met die van het hoofdgebouw. x

x

2

De andere carport die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervult

x

x

3

De verwijdering of de afbraak van de in punt 1 en 2 bedoelde carport voor zover de sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.

x

x

4

De parkeerplaatsen in de open lucht en hun toegang tegen de volgende cumulatieve voorwaarden: a) ze zijn gelegen in de omgeving van een behoorlijk toegelaten gebouw en vormen samen met dat gebouw een functionele eenheid;b) ze zijn rechtstreeks verbonden met de verbindingsweg ;c) ze bestaan uit waterdoorlatende en niet gladgestreken materialen ;d) zij hebben een maximale oppervlakte van 300 m2 ; e) zij vereisen geen significante wijziging van het bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3, punten 1° tot en met 5°, 7° tot en met 9°, 11°, 12° en 15°

x

x

5

De paden en parkeerplaatsen in de open lucht en in de omgeving van een behoorlijk toegelaten bouw of installatie en die samen met deze installatie een functionele eenheid vormen, anders dan degene bedoeld in punt 4.

x

x

G

Tuinhuisje en berging

1

Eén enkel hok of berging per gebouw, d.w.z. dat er geen ander bestaat op het eigendom.

Gelegen : a) in de ruimtes van hoven en tuinen;b) ofwel niet-zichtbaar vanaf de weg, ofwel gelegen aan de achterkant ten opzichte van het openbaar domein van de weg Ligging : minimum op 1,00 m van de gemeenschappelijke grenzen. Maximale oppervlakte: 20,00 m2.

Volumetrie : hellend dak of meerdere hellende daken of plat dak.

Maximale hoogten: a) 2,50 m aan de druipkant;b) 3,50 m aan de nok;c) in voorkomend geval, 3,20 m aan de acroterie. Materialen : van hout of elk ander materiaal met een kleurschakering gelijk aan het gebouw of de omgeving waarop het betrekking heeft.

x

x

2

De tuinhuisjes of bergingen die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervullen.

x

x

3

De verwijdering of de afbraak van de in punt 1 en 2 bedoelde tuinhuisjes of bergingen voor zover de sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.

x

x

H

Zwembad

1

Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen niet-zichtbaar vanaf de weg.

Ligging : minimum op 1,00 m van de gemeenschappelijke grenzen.

Opbouw- of zelfdragende zwembaden.

x

x

2

Eén enkele per gebouw, d.w.z. dat er geen andere gedeeltelijk of volledig ingegraven zwembad bestaat op het eigendom Gedeeltelijk of volledig ingegraven alsook elke veiligheidsinrichting met een maximale hoogte van 2,00 m rond het zwembad en voor zover de volgende voorwaarden nageleefd worden: a) al dan niet overdekt worden door een lichte, uitschuifbare telescopische zwembadoverkapping waarmee de oppervlakte bedekt wordt voor zover de nokhoogte kleiner is dan 3,50 m;b) voor privé-doeleinden; c) de afgegraven aarde voor deze inrichtingen brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het eigendom Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen niet-zichtbaar vanaf de weg.

Ligging : minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen.

Maximale oppervlakte: 75,00 m2.

x

x

3

De zwembaden die de in de punten 1 en 2 bedoelde voorwaarden niet vervullen.

x

x

4

Het weghalen, de afbraak of de opvulling van de in de punten 1 en 3 bedoelde zwembaden voor zover de sloopafval afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving en voor zover de opvullingen met de vigerende wetgeving overeenstemmen.

x

x

I

Poel en vijver

1

Eén enkele per gebouw, d.w.z. dat er geen andere bestaat op het eigendom.

Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen en in voor het publiek toegankelijke parken Ligging : minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen.

Maximale oppervlakte: 100,00 m2.

De afgegraven aarde voor deze inrichtingen brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het eigendom.

x

x

2

De vijvers en poelen die de in punt 1 bedoelde voorwaarden niet vervullen.

x

x

3

De verwijdering of de opvulling van de vijvers en poelen bedoeld in punt 1 voor zover de opvullingen met de vigerende wetgeving overeenstemmen

x

x

J

Inrichtingen, accessoires en meubilair

1

Het plaatsen van luifels, zonneschermen of daken van een terras op de begane grond, aangrenzend of geïsoleerd.

Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen;

Maximale hoogte: 3,50 m.

Maximale totale oppervlakte van al deze inrichtingen: 40,00 m2.

Ligging : minimum op 2,00 m van de gemeenschappelijke grenzen.

x

x

2

Het plaatsen van tuinmeubilair zoals banken, tafels, stoelen, open haarden of barbecues, vuilnisemmers, compostbakken, pergola's of zuilen, bloemenballen, sierfonteinen, watertuinen, kinderspelletjes, structuren voor bomen met traliewerk.

Het plaatsen van lantaarn- en verlichtingspalen zodat de op de grond overgebrachte lichtbundel van de lampen de eigendomsbeperking niet overstelpt.

De speel- en sportterreinen van waterdoorlatende materialen en de apparaten die strikt nodig zijn voor het gebruik ervan.

Gelegen ofwel in de ruimtes van hoven en tuinen, ofwel in de omgeving van een bouwwerk gelegen in een voor bebouwing bestemd gebied en die samen met dit bouwwerk een functionele eenheid vormt.

Maximale hoogte: 3,50 m.

x

x

3

De aanleg van paden van waterdoorlatende materialen en van terrassen in de omgeving van één of meerdere bouwwerken op grondniveau en die geen merkbare wijziging van het bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 vereist.

x

x

4

Het plaatsen van tuinhuisjes die een maximale oppervlakte van 20 m2 hebben.

x

x

5

Zolang ze het eigendom niet afbakenen: a) De aanleg van afsluitingen die bestaan uit met elkaar verbonden palen met draad of draadgaas met brede mazen, met eventueel op de basis ervan een betonplaat of een muurtje met een maximumhoogte van 0,70 m, ofwel uit met elkaar verbonden palen met horizontale dwarsstukken, palissades van hout, ofwel uit schanskorven met een maximale dikte van 20 cm en de installatie van deuren, poorten of hekjes met een maximale hoogte van 2,00 m b) de bouw en de wijziging van steunmuren, met inbegrip van schanskorven, met een maximale hoogte van 0,70 m;c) de bouw en de wijziging van muren met een maximale hoogte van 2, 00 m niet-zichtbaar vanaf de weg of aan de achterkant van het gebouw. x

x

6

De inrichtingen, accessoires, tuinmeubilair, niet bedoeld in de punten 1 tot 5 of die de in de punten 1 tot 5 bedoelde voorwaarden niet vervullen.

x

x

7

De afbraak, de verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 en 6 bedoelde tuinhuisjes voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving

x

x

K

Microwoningen in de zin van het Waals Wetboek van Duurzaam Wonen

1

De plaatsing van de geprefabriceerde of kit microwoningen.

x

2

De plaatsing van microwoningen niet bedoeld in punt 1 voor zover zij : a) zonder verdieping zijn ;b) een oppervlakte van minder dan 40m2 hebben;c) een maximale hoogte van 2,50 m onder een kroonlijst hebben, 3,50 m op de nok en, indien van toepassing, 3,20 m bij de acroterie. x

L

Hernieuwbare energieën Modules voor de productie van elektriciteit of warmte

1

Het plaatsen van één of meer modules voor de productie van elektriciteit of warmte waarmee ieder bouwwerk, iedere installatie of ieder gebouw bevoorraad worden, gelegen op hetzelfde onroerend goed waarvan de energiebron hernieuwbaar is en waarbij tegemoet wordt gekomen aan één of meerdere van de volgende gevallen: o Zonne-energie: a) indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een hellend dak, is de projectie van het uitstekende deel op het verticale vlak kleiner dan of gelijk aan 0,30 meter en het verschil in hellingsgraad tussen de module en het dak van dat gebouw kleiner dan of gelijk aan 15 graden;b) indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een plat dak, bedraagt het verticaal uitstekende deel maximum 1,50 meter en bedraagt de helling van de module maximum 35 graden;c) indien de module(s) gevestigd is (zijn) op een opgaande muur, bedraagt het horizontaal uitstekende deel tussen 1,20 meter en 1,50 meter en bedraagt de helling van de module tussen 25 en 45 graden; o Warmtepompen: in de grond, met een maximaal capaciteitsvolume van één m3, op een afstand van 3 m ten opzichte van de gemeenschappelijke grenzen en niet-zichtbaar vanaf de verbindingsweg.

x

x

2

Het plaatsen van één of meer modules voor de productie van elektriciteit of warmte waarmee ieder bouwwerk, iedere installatie of ieder gebouw bevoorraad worden, gelegen op hetzelfde onroerend goed waarvan de energiebron hernieuwbaar is en die de voorwaarden bedoeld in punt 1 niet vervullen.

x

x

3

De verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 en 2 bedoelde tuinhuisjes voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.

x

x

M

Afsluitingen, afsluitingsmuren, steunmuren als afsluiting, d.w.z. die het eigendom afbakenen

1

Het plaatsen van afsluitingen met een maximumhoogte van 2,00 m die bestaan uit met elkaar verbonden palen met draad of draadgaas met brede mazen, met eventueel op de basis ervan een betonplaat of een muurtje met een maximumhoogte van 0,70 m, ofwel uit met elkaar verbonden palen met horizontale dwarsstukken, palissades van hout, ofwel uit schanskorven met een maximale dikte van 20 cm.

De bouw of de wijziging van steunmuren van minder dan 0,70 m hoog, met inbegrip van schanskorven;

Het plaatsen van deurtjes, hekjes of poorten met een maximumhoogte van 2,00 meter waardoor een breed gezicht op de eigendom mogelijk blijft.

x

x

2

Het plaatsen van afsluitingen met een maximale hoogte van 2, 00 m niet-zichtbaar vanaf de weg of aan de achterkant van het gebouw.

x

x

3

Het plaatsen van afsluitingen, deurtjes, poorten of hekjes die de voorwaarden bedoeld in de punten 1 tot 2 niet vervullen of die niet bedoeld zijn in punt 1 en 2.

x

x

4

De bouw of de wijziging van steunmuren met een hoogte van meer dan 0,70 m of afsluitingsmuren in de omgeving van een behoorlijk toegelaten bouwwerk of installatie.

x

x

5

De afbraak of het weghalen van de in de punten 1 tot 4 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.

x

x

N

Hokken voor één of meerdere dieren met inbegrip van de bijenstallen en mestvloeren

1

Een of meerdere bijenkorven per eigendom.

Onverminderd de toepassing van de bepalingen bedoeld in het Landbouwwetboek en de integrale voorwaarden genomen krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning

x

x

2

Eén of meerdere hokken voor dieren per eigendom Gelegen in de ruimtes van hoven en tuinen.

Ligging: a) minimum op 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen b) op minimum 20,00 m van elke naburige woning niet gelegen in de zichtlijn die loodrecht staat op de achtergevel van een naburige woonst. Maximale totale oppervlakte van alle hokken voor dieren op het eigendom: 20,00 m2 voor één of meerdere hokken of 25,00 m2 voor één of meerdere hokken waaronder een duiventil Volumetrie : zonder verdieping, een dak met één helling, of twee hellingen met dezelfde hellingsgraad en lengte of met een plat dak.

Maximale hoogte berekend ten opzichte van het natuurlijk bodemniveau: a) 2,50 m aan de kroonlijst;b) 3,50 m aan de nok; in voorkomend geval, 3,20 m aan de acroterie.

Materialen : hout of traliewerk of vergelijkbaar met de materialen van het bestaande hoofdgebouw.

Onverminderd de toepassing van de bepalingen bedoeld in het Landbouwwetboek en de integrale en sectorale voorwaarden genomen krachtens het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning

x

x

3

De aanleg van een mestvloer.

Gelegen ten minste 20,00 m van een andere woning dan die op het eigendom.

Ligging : op een afstand van minimum 10,00 m van de gemeenschappelijke grenzen Hoogte : op de begane grond Maximale oppervlakte: 10,00 m2.

x

x

4

De plaatsing of de bouw van hokken voor dieren die de voorwaarden van de punten 1 tot 2 niet vervullen.

x

x

5

De afbraak en het weghalen van de in de punten 1 en 4 bedoelde hokken, bijenkorven en mestvloeren voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.

x

x

O

Landbouwbedrijven

1

De bouw van geheel of gedeeltelijk ingegraven opslagsilo's, voor zover de bovenhoogte van de steunmuren niet meer dan 2,00 m boven het niveau van het natuurlijk bodemreliëf uitstijgt

x

x

2

De aanleg van een mestvloer.

Gelegen op minimum 20,00 m van elke andere woning dan die van de exploitant.

Ligging : op een afstand van minimum 3,00 m van de gemeenschappelijke grenzen Hoogte : de bovenhoogte van de mestvloer of van de steunmuren niet meer bedraagt dan 2,00 m boven het niveau van het natuurlijke bodemreliëf.

x

x

3

Het plaatsen van tanks voor de inzameling of opslag van water of dierlijke mest, geheel of gedeeltelijk ingegraven of de aanleg van een aaltzak.

Gelegen op minimum 20,00 m van elke andere woning dan die van de exploitant en buiten het woongebied.

Ligging: a) op minimum 10,00 m van elke bevaarbare of niet-bevaarbare waterloop;b) op minimum 3,00 m van het openbaar domein. Hoogte : de bovenhoogte van de steunmuur bedraagt niet dan 0,70 m

x

x

4

Het plaatsen van tunnelserres bestemd voor de teelt van de landbouw- en tuinbouwgewassen en die na de teelt worden weggehaald.

x

x

5

De anti-hagelnetten die een in de grond verankerde structuur impliceren en het plaatsen of de bouw van de elementen die de in de punten 1 tot 4 bedoelde voorwaarden niet vervullen.

x

x

6

Het plaatsen van een installatie voor waterwinning in een niet-bevaarbare of niet-ingedeelde waterloop die uitsluitend bestemd is voor het drinken van vee

x

x

7

De afbraak en het weghalen van de in de punten 1 tot 6 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.

x

x

P

Bouwwerken en tijdelijke installaties

1

De tijdelijke constructies voor de installatie van bouwplaatsen voor toegelaten handelingen en werken, met inbegrip van refters, onderkomens en sanitair evenals de ontvangstpaviljoenen, tijdens de duur van de handelingen en werken en voor zover de bouwplaats onafgebroken plaatsvindt.

x

x

2

Het plaatsen van installaties met een sociaal, cultureel, sportief of recreatief karakter met inbegrip van de desbetreffende parkeerplaatsen in de openlucht voor een maximumduur van negentig dagen voor zover het goed na afloop van die termijn in zijn oorspronkelijke toestand hersteld wordt

x

x

3

De plaatsing van commerciële installaties, op het openbaar domein, of op het private domein op voorwaarde dat ze verbonden zijn met een bestaande activiteit, met inbegrip van de bijbehorende buitenparkeerplaatsen, voor een periode van maximaal zestig dagen, op voorwaarde dat de installaties voldoen aan de gemeentelijke en gewestelijke handleiding voor stedenbouw en dat op het einde van de periode het goed terugkeert in zijn oorspronkelijke staat.

x

x

4

Het tijdelijk plaatsen van installaties die nodig zijn om een ontheemde activiteit onder te brengen, voor de duur van de handelingen en werken waarvoor een vergunning vereist is, op voorwaarde dat de werkzaamheden ononderbroken worden voortgezet en dat na het verrichten van de handelingen en werken of het verstrijken van de vergunning de installaties worden verwijderd.

x

x

5

De verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 en 4 bedoelde elementen.


x

x

Q

Uithangborden en reclamezuilen

1

Het plaatsen van één of meer uithangborden of reclamezuilen

x

x

2

De verwijdering of het weghalen van de in punt1 bedoelde uithangborden en reclamezuilen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.

x

x

R

Miradors en uitkijkposten

1

In de bosgebieden, in het gebied aanpalend aan het bosgebied en in een landbouwgebied, de houten of metalen miradors en andere uitkijkposten van bleke kleur bedoeld in artikel 1, § 1, 9° van de jachtwet van 28 februari 1882.

x

x

2

De verwijdering van de miradors en uitkijkposten bedoeld in punt1 voor zover de afval voortvloeiend uit het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.

x

x

S

Bomen en hagen

1

De bebossing of de ontbossing

x

x

2

De boslandbouw als exploitatiewijze van de landbouwgronden waarin houtgewassen met de teelt of het grasland worden verbonden.

x

x

3

Onverminderd artikel R.IV.4-4, de kerstbomenteelt

x

x

4

Het kappen van een haag over een doorlopende lengte van minder dan 2,50 m om één enkele toegang tot een bestaande woning te creëren.

x

x

5

Het vellen van losstaande hoogstammige bomen in groengebieden die krachtens het geldend plan van aanleg of een plaatselijk beleidsontwikkelingsplan, het vellen van een haag of het vellen van één of meer of alle bomen in een pad.

x

x

6

Het vellen, het toebrengen van schade aan het wortelstelsel of de wijziging van het aspect van een waardevolle boom, struik of haag

x

x

7

Het rooien of wijzigen van de beplanting bedoeld in elk gebied bedoeld in artikel R.IV.4-11.

x

x

8

Het vellen van bomend bedoeld in de punten 5 en 7 dat het voorwerp uitmaakt van een besluit van de burgemeester genomen bij hoogdringendheid met het oog op het verzekeren van de openbare veiligheid.

x

x

T

Wijziging van het bodemreliëf

1

De merkbare wijziging van het bodemreliëf voor het boren of nemen van bodemmonsters in het kader van een geotechnisch onderzoek, een geologische prospectie- of bodemverontreinigingsonderzoek.

x

x

2

De merkbare wijziging van het bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 binnen een straal van 30,00 m van een behoorlijk toegelaten bouwwerk of installatie.

x

x

3

Voor de uitvoering van een actieprogramma voor rivieren door middel van een geïntegreerde en sectorale aanpak als bedoeld in artikel D. 33/3 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt: a) opvulmateriaal of uitgegraven materiaal dat niet meer dan 50 centimeter hoog is en dat zich op een maximale afstand van 6,00 m van de top van de oever van een waterloop bevindt, ook in gebieden waar gevaar voor overstroming bestaat; het storten en verspreiden van producten die het gevolg zijn van de ruimingswerken van een waterloop

x

x

U

Gebruik van een terrein voor opslagen en mobiele installaties

1

Gewoonlijk grond gebruiken voor het plaatsen van één of meer mobiele installaties in de zin van artikel D.IV.4, eerste lid, 15°, b om een "onthaalplaats voor boerderijen" in de zin van artikel 252/1.D van het Waalse Wetboek van Toerisme te creëren, met inbegrip van de installatie of de transformatie van de grondleidingen die nodig zijn voor het onderhoud van het terrein, op voorwaarde dat deze in overeenstemming is met het decreet en de reglementaire vereisten van het gewestplan.

x

x

2

Een terrein doorgaans gebruiken voor: a) de opslag van één of meer afgedankte wagens, schroot, materialen of afvalstoffen;b) de plaatsing van één of meer mobiele installaties, zoals woonwagens, caravans, afgedankte voertuigen en tenten, met uitzondering van mobiele installaties die door een vergunning bedoeld in het Waalse Wetboek van Toerisme, het decreet van 4 maart 1991 betreffende de voorwaarden voor het exploiteren van caravanterreinen of het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 9 mei 1994 zijn toegelaten. x

x

V

Structuur die als toeristische en vrijetijdslogies dient

1

De plaatsing van één of meerdere mobiele kampeerverblijven in de zin van artikel 1 D, 2° van het Waalse Wetboek van Toerisme, tegen de volgende cumulatieve voorwaarden: a) het mobiele kampeerverblijf heeft een maximale oppervlakte van 50,00 m2;b) de plaatsing of constructie ervan vereist geen belangrijke wijziging van het bodemreliëf;c) het is gelegen : - in een toeristisch kampeerterrein of in een kampeerterrein op de hoeve dat is toegestaan volgens het Waalse Wetboek van Toerisme; - in een caravanterrein dat is toegestaan krachtens het decreet van de Franse Gemeenschap van 4 maart 1991 betreffende de voorwaarden voor het exploiteren van caravanterreinen; - in een camping die is toegestaan krachtens het decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 9 mei 1994 over de campings en kampeerterreinen.

x

x

2

De bouw van een terras met of zonder leuningen dat voldoet aan de voorwaarden van artikel 249 BWR, eerste lid, 3° en tweede lid van het Waalse Wetboek van Toerisme in een toeristisch kampeerterrein.

x

x

3

De bouw van blokhutten of het plaatsen van tenten, tipi's, joerten en luchtbellen in een bosgebied.

x

x

4

Het weghalen of de afbraak van de in de punten 1 en 3 bedoelde toeristische of vrijetijdslogies, terrassen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.

x

x

W

Handelingen en werken op het openbaar domein van de weg, spoorwegen en waterlopen

1

Voor zover de grondslag van die rijwegen niet verbreed worden, de hernieuwing van de funderingen en de verharding van de wegen, bermen, boorden, trottoirs, eilandjes en openbare plaatsen uitgezonderd de veranderingen van verhardingen bestaande uit natuursteen en, voor openbare plaatsen, voor zover dat de handelingen en werken niet leiden tot een toename van de oppervlakte van de verhardingen van ondoordringbaar materiaal.

x

x

2

De plaatsing, de hernieuwing, de verplaatsing of de verwijdering van de bijkomende elementen zoals de radarinstallaties, relingen, de beveiligingsconstructies en de schampranden, met uitzondering van de steunmuren en de geluidsschermen.

x

x

3

De plaatsing, de verplaatsing, de verbouwing, de uitbreiding, of de verwijdering van vloeistofnetwerken, met een druk van ten hoogste 20 bar voor gas, energie, een spanning van ten hoogste 70 KV voor elektriciteit en telecommunicatienetwerken die in het publieke domein zijn aangebracht, verankerd, ondersteund of overhangend, met inbegrip van privé-aansluitingen, hulpelementen en bijbehorende uitrusting zoals palen, technische kasten, pylonen en palen met een maximale hoogte van 14 meter.

x

x

4

De tijdelijke weginrichtingen met een maximale duur van vijf jaar.

x

x

5

De werken voor de aanleg van ruimten voor voetgangers, personen met een verminderde beweeglijkheid of fietsers en waarbij de plaatselijke oprichting of verruiming van die ruimten, de verbetering van hun esthetisch aspect of de veiligheid van de gebruikers wordt beoogd, ongeacht of deze werkzaamheden al dan niet leiden tot een versmalling van de grondslag van de weg of van de wegen.

x

x

6

Het plaatsen of vernieuwen van klein stadmeubilair zoals banken, tafels, stoelen, vuilnisemmers, lantaarn- en verlichtingspalen, plantenbakken, fonteintjes, elektrische aansluitpunten, containers, al dan niet ingegraven en bestemd voor de ophaling van huishoudelijke en daarmee gelijkgestelde afval.

x

x

7

De werken voor de inrichting van de ruimtes bestemd voor de beplantingen.

x

x

8

De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van de signalisatie-elementen : a) de verkeersborden, met inbegrip van de steunstructuren en portalen, evenals van de bescherming ervan tegenover het verkeer;b) de vaste of mobiele installaties waarbij het verkeer, het parkeren of de snelheid beperkt worden;c) de installaties voor de controle op het parkeren zoals parkeermeters of parkeerautomaten;d) de niet-overdekte installaties voor het parkeren van tweewielers;e) de bijkomende technische al dan niet ondergrondse installaties zoals kasten voor de elektrische bediening van verkeerslichten of van de openbare verlichting, praatpalen, brandpalen en bedieningskasten voor teledistributie. x

x

9

De plaatsing de verplaatsing of het weghalen van inrichtingen voor de openbare verlichting.

x

x

10

Voor zover ze niet onderworpen worden aan de bepalingen van de gewestelijke handleiding voor stedenbouw betreffende de beschermde gebieden van sommige gemeente inzake stedenbouw, de plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van de volgende reclameborden: a) de aanplakzuilen waarvan de schacht met een diameter van maximum 1,20 m beperkt blijft tot 3,50 m hoogte;b) de aanplakborden op voeten waarvan de maximale hoogte en breedte respectievelijk niet meer dan 2,50 m en 1,70 m bedragen en waarvan de bruikbare oppervlakte niet meer dan 4 m2 per vlak bedraagt. x

x

11

Het aanbrengen of de wijziging van de wegmarkeringen.

x

x

12

De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van verkeersdrempels.

x

x

13

Het aanbrengen, verwijderen of hernieuwen van funderingen en inrichtingen voor het gebruik van de wegen en de openbare vervoerslijnen zoals rails, verbindingen, ballast, palen van bovenleidingen, signalen, portieken, hokjes, bedieningskasten voor verkeersborden of palen voor bus- of tramhaltes voor reizigers.

x

x

14

Het plaatsen van een seizoensgebonden openluchtterras in de horecasector, voor zover de oppervlakte ervan niet meer bedraagt dan 50,00 m2.

x

x

15

De hokjes voor de reizigers bij de haltes van het openbaar vervoer.

x

x

16

De plaatsing of de verplaatsing van brievenbussen.

x

x

17

De plaatsing, de verplaatsing of het weghalen van beelden, gedenktekens en andere kunstwerken geplaatst door de overheid of op bevel van de overheid.

x


x

18

Het aanleggen, vernieuwen of verwijderen van kunstwerken voor de bescherming van de oevers in een niet-bevaarbare waterloop, met uitzondering van gemetselde muren, op een lengte van niet meer dan 100 m en een maximale hoogte van 2 m.

x


x

X

Riolering, leiding en netten buiten het openbaar domein van de weg, spoorwegen en waterlopen, boringen en waterwinningen

1

Het plaatsen, de verplaatsing, de wijziging van privé-aansluitingen, met inbegrip van de technische kasten, op ondergrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen, alsook het plaatsen, de verplaatsing, de wijziging van ondergrondse water- of brandstoffenopslagtanks, straatkolken, zakputten, straatgoten, inspectieputten, deksels en septische tanken en ieder ander individueel zuiveringssysteem tegen de volgende cumulatieve voorwaarden: a) de eventuele afgegraven aarde voor deze inrichtingen brengt geen enkele merkbare wijziging mee van het natuurlijke bodemreliëf in de zin van artikel R.IV.4-3 op de rest van het eigendom; die inrichtingen hebben betrekking op de infrastructuur die noodzakelijk is voor het aanleggen van het eigendom en zijn uitsluitend gelegen op bedoeld eigendom.

x

x

2

De privé-aansluitingen, met inbegrip van de technische kasten, op ondergrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen, evenals het plaatsen van ondergrondse water- of brandstoffenopslagtanks, straatkolken, zakputten, straatgoten, inspectieputten, deksels en septische tanken en ieder ander individueel zuiveringssysteem die de voorwaarden bedoeld in punt 1 niet vervullen.

x

x

3

Het plaatsen van bovengrondse tanks.

x

x

4

De invoering of de versterking van ondergrondse draineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen in een reeds ingerichte technische locatie tegen de volgende cumulatieve voorwaarden: a) de ontworpen werken zijn eigen aan de functie van de locatie;b) de bestaande installaties, gebouwen, bouwwerken en bedekking zijn wettelijk toegelaten;c) de werken beogen de bouw van een gebouw niet ;d) de grondinneming beperkt de bestaande isoleringsomtrekken of voorzieningen niet. x

x

5

De boringen van putten of waterwinningen.

x

x

6

In de niet-bebouwingsgebieden, en voor zover geen vergunning vereist is in de zin van artikel R.IV.4-3, eerste lid, punt 1, 6°, het aanleggen of wijzigen van een drainagesysteem voor zover het terrein niet gelegen is in een locatie erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, met uitzondering van de 2000 Natura-locaties, of blootgesteld aan een groot natuurrisico of grote geotechnische druk zoals bedoeld in artikel D.IV.57, 3°.

x

x

7

De installatie, de verplaatsing, de wijziging of de uitbreiding van ingebouwde, verankerde ondergrondse of bovendraineerleidingen, energie- of telecommunicatieleidingen en de bijkomende en bijbehorende uitrustingen wanneer ze buiten het openbare domein gelegen zijn.

x

x

8

Het weghalen van de in de punten 1 en 7 bedoelde elementen voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.

x

x

Y

Telecommunicatie, kabeltelevisie, glasvezel, gas, elektriciteit

1

De vervanging van installaties of technische kasten door installaties of technische kasten van een kleiner of gelijkwaardig volume.

x

x

2

De vervanging van bestaande antennes door antennes met een gelijke, of kleinere of grotere afmeting op voorwaarde dat de totale hoogte van de mast niet verhoogd wordt en dat de nieuwe antennes een maximale hoogte van 3,00 m hebben.

x

x

3

De vervanging van een pyloon of een bestaande paal door een zo hoge pyloon of paal van hetzelfde type geïnstalleerd op dezelfde locatie.

x

x

4

De plaatsing van een technische kast op een plat dak op voorwaarde dat ze vanaf de weg niet-zichtbaar is, dat ze gelegen is op een afstand van minstens een anderhalf keer de hoogte van de kast vanaf de acroterie.

x

x

5

De plaatsing of de vervanging van technische kasten naast een pyloon of een paal geplaatst op de bodem of in een technisch lokaal gelegen in de nabijheid van een mast geplaatst op een dak.

x

x

6

De aanleg van technische installaties om de stabiliteit en de veiligheid van bestaande installaties evenals hun goede werking te verzekeren.

x

x

7

De plaatsing van antennes of radiogolven, technische kasten en installaties tijdens culturele, sport-, recreatie- of commerciële evenementen, geplaatst voor een maximale duur van 90 dagen op voorwaarde dat deze antennes of golven, kasten en installaties niet meer dan 15 dagen voor het begin van het evenement geplaatst worden en dat ze uiterlijk 15 dagen na het einde van het evenement weggehaald worden.

x

x

8

De plaatsing en/of de heropbouw van antennes of radiogolven, ingebouwde, verankerde ondergrondse of bovenleidingen en technische kasten en installaties om dringende redenen, om redenen van veiligheid of openbaar belang onvoorzienbaar uit hoofde van de beheerder, de tijd nodig om alle vereiste vergunningen voor de verplaatsing en/of de heropbouw van de locatie te krijgen.

x

x

9

De tijdelijke verplaatsing van een bestaande installatie om de continuïteit van de diensten te verzekeren in geval van werken uitgevoerd door de eigenaar van de oorspronkelijke structuur voor de uitsluitende duur van de werken.

x

x

10

De plaatsing van installaties zoals antennes, radiogolven, technische kasten en installaties voor zover ze gelegen zijn binnen gebouwen, bouwwerken of bestaande structuren of overdekt met materialen die lijken op de bestaande materialen.

x

x

11

De plaatsing van radiogolven met een maximale diameter van 90 cm op een bestaande pyloon of een mast op een dak die behoorlijk toegelaten is.

x

x

12

Het plaatsen van een radio- en televisie-antenne of radiogolven (parabolische antenne of paneelantenne).

Gelegen : ? ofwel verankerd op een opgaande muur aan de achterkant van het gebouw ten opzichte van de verbindingsweg of minstens 4,00 m achter de rooilijn ? ofwel verankerd in de grond of op een dakdeel en gevestigd aan de achterkant van het gebouw ten opzichte van de verbindingsweg.

Maximale oppervlakte: 1,00 m2.

Materialen : de antenne vertoont een kleurschakering die gelijk is aan die van haar draagbasis

x

x

13

Het plaatsen van een radio- en televisie-antenne of radiogolven (parabolische antenne of paneelantenne).

Ligging : op een plat dak Maximale hoogte: 5,00 meter, met inbegrip van de steun, en de hoogte is kleiner dan de afstand tussen de installatie en de acroterie.

Maximale oppervlakte: 1,00 m2.

x

x

14

Het plaatsen van een in de punten 1 of 2 bedoelde antenne die de voorwaarden bedoeld in de punten 1 of 2 niet vervult.

x

x

15

De plaatsing van antennes en van de behuizing voor radiomodules op afstand op een bestaande pyloon verankerd op de bodem of op behoorlijk toegelaten mast op een dak op voorwaarde dat de afstand maximum 1 m is in het geval van een pyloon en maximum 40 cm in het geval van een mast en dat de hoogte van de pyloon of van de mast niet overschreden is.

x

x

16

De plaatsing van antennes tegen een bestaande gevel met maximum één antenne ( met inbegrip van de actieve elementen die nodig zijn voor de aansluiting ervan), over zes strekkende gevelmeters, of op een bestaande puntgevel met maximum één antenne per puntgevel, of op een schoorsteen op voorwaarde dat die antennes een kleur gelijk aan de bedekking van de gevel of van de puntgevel heeft.

x

x

17

De plaatsing van antennes op het plat dak of het plat gedeelte van het dak van een gebouw op voorwaarde dat ze een maximale hoogte van 3 meter, met inbegrip van de steun, hebben, dat die hoogte kleiner is dan de afstand tussen de installatie en de lagere kant of de rand van het dak of de acroterie en dat het gebouw minstens 12 m hoog is.

x

x

18

De plaatsing op de gevel of bovengronds van elektronische of numerieke communicatiekabels en leidingen en van verbindingsdozen voor zover de kleur neutraal en discreet is en voor zover het tracé van de kabel de bouwkundige lijnen van de woning volgt, zoals de raamdorpel, de kroonlijst, de verbindingen tussen de gevels, de lagere kant of de rand van het dak, de acroterie.

x

x

19

De plaatsing van de antenne van een radioamateur in de zin van het ministerieel besluit van 9 januari 2001betreffende het aanleggen en het doen werken van radiostations door radioamateurs.

x

x

20

Het plaatsen op het openbaar domein van steunen met een maximale diameter van 30 cm en een maximale hoogte van 8 meter voor technische telecommunicatieapparatuur en antennes, met inbegrip van radiogolven met een maximale diameter van 90 cm, met een afstand van niet meer dan 40 cm.

x

x

21

De verwijdering of het weghalen van de in de punten 1 tot 20 bedoelde tuinhuisjes voor zover de afval voortvloeiend uit de afbraak, de verwijdering of het weghalen afgevoerd wordt overeenkomstig de vigerende wetgeving.

x

x

Z

Militaire domeinen

1

De uitvoering van defensieve werken van operationele aard of die strategisch geheim moeten blijven, ten behoeve van het ministerie van Defensie en waarvan de lijst gezamenlijk wordt opgesteld door de Minister van Defensie en de Minister bevoegd voor Ruimtelijke Ordening

x

x


Art. 13.In artikel R.IV.1-2 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in punt 3°, worden de woorden "die geen verbinding vereisen" geschrapt; b) tussen punt 4° en punt 5° wordt een punt 4/1° ingevoegd, luidend als volgt : " 4/1° de bouw van een loods bedoeld in artikel R.II.37-4, een vissershut, een jachthut, een observatiepost;"; c) in punt 5°, wordt punt a) vervangen als volgt : "a) werken, waarin de technieken van een ingenieur van doorslaggevende betekenis zijn, zoals bruggen en tunnels, wegen, openbare plaatsen, parkings, spoorwegen, metro en ieder vervoer met vaste steunpunten, startbanen der vliegvelden, waterwerken, stuwdammen, kanalen, havens en jachthavens, waterwinningsplaatsen, elektrische lijnen, pylonen, masten, de inkoopstations, windmolens, turbines, gasleidingen, olieleidingen, pijpleidingen en televerbindingen;".

Art. 14.In artikel R.IV.4-3 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in het eerste lid, 7°, a), worden de woorden "1, 2, 3, 6, 7, 8" ingevoegd tussen de woorden "de beheerseenheden" en de woorden "10 en 11"; 2° er wordt tussen het derde en het vierde lid een nieuw lid ingevoegd, luidend als volgt : "In afwijking van het lid, 1° en 2° zijn wijzigingen van het bodemreliëf die verband houden met een landbouwactiviteit en die worden uitgevoerd met grond uit het wassen of de mechanische behandeling op vibrerende tafel van suikerbieten, aardappelen en andere producties van akkerbouwmatig geteelde groenten, gevoelig wanneer zij meer dan vijftig centimeter bedragen.".

Art. 15.In artikel R.IV.4-4, tweede lid, 4°, van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "artikel R.II.37-1" vervangen door de woorden "de artikelen D.II.37 en R.II.37-1 in bosgebied".

Art. 16.In artikel R.IV.4-11 van hetzelfde Boek, worden de volgende de wijzigingen aangebracht: a) punt 3° wordt vervangen door wat volgt : "3° de gebieden erkend krachtens de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, met uitzondering van de aangewezen Natura 2000-gebieden."; b) punt 4° wordt opgeheven.

Art. 17.In artikel R.IV.22-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) in de inleidende zin worden de woorden "artikel D.IV.21" vervangen door de woorden "artikel D.IV.22"; b) in punt 4°, worden de woorden "de Verkavelingscomités opgericht voor de ruilverkaveling van landeigendommen" vervangen door de woorden "de Comités voor landinrichting";c) het artikel wordt aangevuld met een punt 22°, luidend als volgt: "22° de politiezone".

Art. 18.Artikel R.IV.25-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 19.In artikel R.IV.26-3 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek wordt vóór het voorlaatste lid een lid ingevoegd, luidend als volgt : "De gemeenten kunnen de bijlagen 4 tot en met 11 aanpassen in het kader van de toepassing van het reglement betreffende de bescherming van hun persoonsgegevens en uitsluitend voor dit doel, en de naam van de gemeente en haar logo toevoegen aan het aangepaste formulier.".

Art. 20.In artikel R.IV.30-3 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek wordt vóór het laatste lid een lid ingevoegd, luidend als volgt : "De gemeenten kunnen de bijlagen 14 tot en met 15 aanpassen in het kader van de toepassing van het reglement betreffende de bescherming van hun persoonsgegevens en uitsluitend voor dit doel, en de naam van de gemeente en haar logo toevoegen aan het aangepaste formulier.".

Art. 21.In de tabel van artikel R.IV.35-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de regel "in de nabijheid van een luchthaven", wordt het woord "BELGOCONTROL" vervangen door "SKEYES" ; 2° de regel "Toeristische uitrusting" wordt vervangen als volgt :

Toeristische uitrusting

Toeristisch project waarvan de oppervlakte hoger dan 5ha is in de zin van artikel R.IV.45-3

Commissariaat-generaal voor toerisme

Toeristisch project in bosgebied in het kader van het gewestelijk project voor de toeristische valorisering van de bosarealen van het Waalse Gewest

Commissariaat-generaal voor toerisme


3° de regel "Afwijkingen" wordt opgeheven".

Art. 22.Artikel R.IV.66-3 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 23.Artikel R.V.2-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "Art. R.V.2-1. De "DAO" neemt haar beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden wordt binnen twintig dagen na ontvangst van de aanvraag.".

Art. 24.Artikel R.V.7-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "Art. R.V.7-1. De "DAO" neemt haar beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden wordt binnen twintig dagen na ontvangst van de aanvraag.".

Art. 25.Artikel R.V.11-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 26.Artikel R.V.16-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 27.In boek VI, titel 4, hoofdstuk II, afdeling 1, onderafdeling 1, van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel R.VI.50-1 ingevoegd, luidend als volgt: "Art. R.VI.50-1. § 1. De belastingplichtige die de belasting wenst te verminderen, moet de verklaring op erewoord ten belope van het bedrag van de te verrichten investering en het financieel plan aan het personeelslid van niveau A dat verantwoordelijk is voor het Departement Vestiging en Controle Belastingen van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst, of aan het personeelslid dat deze functie uitoefent, of aan het personeelslid dat hij heeft gedelegeerd, overmaken na ontvangst van de vergunning bedoeld in artikel D.VI.48, eerste lid, 2°, tweede streepje, en uiterlijk 60 dagen na ontvangst van de vergunning op straffe van het verliezen van zijn vermindering; hij voegt een afschrift van de vergunning en van de plannen bij. Voor de verklaring op erewoord wordt gebruik gemaakt van het formulier in bijlage 28. De Minister kan bijlage 28 wijzigen.

Het financieringsplan bevat het gedetailleerde provisionele bedrag van de te verrichten investering en informatie over de financieringsbronnen ervan. Het financieringsplan wordt uitsluitend gebaseerd op het project waarop de afgegeven vergunning betrekking heeft en wordt, in voorkomend geval, verdeeld tussen de percelen of delen van percelen waarvoor de verandering van bestemming geldt en die waarvoor deze niet geldt; deze verdeling moet worden toegelicht en gemotiveerd. § 2. Overeenkomstig artikel D.VI.50, § 3, eerste lid, wordt, wanneer het toegestane project wordt uitgevoerd op verschillende percelen of delen van percelen die genieten van de bestemmingswijziging, de vermindering in mindering gebracht op het totale bedrag dat de schuldenaar voor alle betrokken percelen of delen van percelen verschuldigd is, ongeacht de verdeling op grond van de uit te voeren handelingen en werken. § 3. Wanneer het personeelslid bedoeld in het eerste lid het financieel plan niet overtuigend heeft bevonden en de belasting daardoor niet wordt verlaagd, voegt hij bij het aanslagbiljet een verklaring van de reden of redenen waarom hij van mening was dat het document niet overtuigend is. Een financieel plan is niet overtuigend wanneer het te kort of onrealistisch is. § 4. Zodra het bedrag van de investering die aanleiding gaf tot de vermindering van de belasting, is geïnvesteerd en uiterlijk bij het verstrijken van de termijn van tien jaar te rekenen vanaf het tijdstip waarop de belasting verschuldigd is, zendt de belastingplichtige het bewijs van de investering aan het personeelslid bedoeld in het eerste lid.

Deze bewijsstukken bestaan uit de betaling van de facturen voor aankopen, studies, handelingen en werken die nodig zijn voor het in lid 2 bedoelde project en die daadwerkelijk zijn uitgevoerd op de percelen of delen van percelen waarvoor de verandering van bestemming geldt.

Indien het bedrag van de investering die aanleiding heeft gegeven tot de belastingvermindering niet volledig gerechtvaardigd is, wordt het bedrag van de verleende vermindering bij de belastingbetaler in gelijke mate teruggevorderd." .

Art. 28.Artikel R.II.57-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "Art. R.VI.57-1. De kohieren worden gevormd door het personeelslid van niveau A aangewezen door de directeur-generaal van DGO4 of het door hem gemachtigd personeelslid.

Wanneer een belastingvermindering wordt gevraagd, worden de kohieren gezamenlijk gevormd door het personeelslid van niveau A aangewezen door de directeur-generaal van DGO4 of het door hem gemachtigd personeelslid en door het personeelslid van niveau A verantwoordelijk voor het Departement Vestiging en Controle Belastingen van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of het personeelslid dat deze functie uitoefent, of het door hem gemachtigd personeelslid.

De kohieren worden uitvoerbaar verklaard door het personeelslid van niveau A verantwoordelijk voor het Departement Vestiging en Controle Belastingen van het Operationeel Directoraat-generaal Fiscaliteit van de Waalse Overheidsdienst of het personeelslid dat deze functie uitoefent, of het door hem gemachtigd personeelslid.

Art. 29.In artikel R.VI.57-4 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "van DGO4" ingevoegd tussen de woorden "naar het personeelslid" en "belast met het opstellen van de kohieren".

Art. 30.In artikel R.VI.57-5 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, worden de woorden "van DGO4" ingevoegd tussen de woorden "naar het personeelslid" en "belast met het opstellen van de kohieren".

Art. 31.In artikel R.VII.3-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in de inleidende zin van het eerste lid, wordt in de Franse versie het woord "constateur" vervangen door het woord "constatateur"; 2° in het derde lid, 2°, worden de woorden "D.VII.1, tweede lid" vervangen door de woorden "D.VII.11, tweede lid".

Art. 32.Artikel R.VIII.6-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "Art. R.VIII. 6-1. Het advies van project aankondiging bedoeld in artikel D.VIII.6 aangeplakt op het terrein wordt afgedrukt in zwarte letters op lichtgroene achtergrond en is in A2-formaat. Het advies van project aankondiging bedoeld in artikel D.VIII.6 dat door het gemeentecollege op de gebruikelijke plaatsen van aanplakking wordt geplaatst, wordt afgedrukt in zwarte letters op een lichtgroene achtergrond en is in A4-formaat.

Hij omvat minstens de aanduidingen naar het model opgenomen in bijlage 25.".

Art. 33.In artikel R.VIII.7-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek wordt het eerste lid vervangen als volgt: "Het bericht van openbaar onderzoek bedoeld in artikel D.VIII.7 aangeplakt op het terrein wordt afgedrukt in zwarte letters op gele achtergrond en is in A2-formaat. Het bericht van openbaar onderzoek bedoeld in artikel D.VIII.7 dat door het gemeentecollege op de gebruikelijke plaatsen van aanplakking wordt geplaatst, wordt afgedrukt in zwarte letters op een gele achtergrond en is in A4-formaat.".

Art. 34.In boek VIII, titel 2, hoofdstuk II, van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel R. VIII.31-1 ingevoegd, luidend als volgt: "Art. R.VIII.31-1. Wat het gewestplan betreft, bepaalt de Minister de personen of instanties die hij krachtens artikel D.VIII.31, § 4, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen.".

Art. 35.In artikel R.VIII.33-1 van het reglementair deel van hetzelfde Wetboek, wordt een zin tussen de eerste en de tweede zin ingevoegd, luidend als volgt: Wat het ruimtelijk ontwikkelingsplan en het gewestplan betreft, bepaalt de Minister de personen of instanties die hij krachtens artikel D.VIII.33, § 4, eerste lid, nuttig acht om te raadplegen en draagt de DGO4 op om het dossier voor advies voor te leggen.".

Art. 36.In het reglementair deel van hetzelfde Wetboek worden de bijlagen 3 tot en met 21 vervangen en aangevuld door de bijlagen 3 tot en met 21 en 28 bij dit besluit. HOOFDSTUK II. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 37.De aanvragen van stedenbouwkundige vergunningen, bebouwingsvergunningen of stedenbouwkundig certificaat nr. 2, waarvan de indiening, bevestigd met een ontvangstbewijs of waarvan de ontvangst van de zending, bevestigd met een bericht van ontvangst van de post of gelijkgestelde dateert van voor de inwerkingtreding van dit besluit, worden verder behandeld op grond van de bepalingen die van toepassing waren op de datum van het ontvangstbewijs van de aanvraag.

Art. 38.Dit besluit treedt in werking op 1 september 2019.

Art. 39.De Minister van Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 9 mei 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019 tot wijziging van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling.

Namen, 9 mei 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 mei 2019 tot wijziging van het reglementair deel van het Wetboek van Ruimtelijke ontwikkeling.

Namen, 9 mei 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO

^