Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 09 oktober 1997
gepubliceerd op 25 december 1997

Besluit van de Waalse Regering betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
1997027680
pub.
25/12/1997
prom.
09/10/1997
ELI
eli/besluit/1997/10/09/1997027680/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

9 OKTOBER 1997. Besluit van de Waalse Regering betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen


De Waalse Regering, Gelet op het decreet II van 22 juli 1993 betreffende de overheveling van sommige bevoegdheden van de Franse Gemeenschap naar het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie, inzonderheid op artikel 3, 7°;

Gelet op het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen;

Gelet op het advies van de "Conseil consultatif wallon des personnes handicapées" (Waalse Adviesraad voor Gehandicapte Personen), gegeven op 16 juni 1997;

Gelet op het advies van het beheerscomité van het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées" (Waals Agentschap voor de Integratie van Gehandicapte Personen), gegeven op 12 juni 1997;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 17 juni 1997;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 3 juli 1997;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van 3 juli 1997, naar aanleiding van het verzoek om advies binnen een termijn van één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 30 juli 1997, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, Besluit : TITEL I - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen;2° Agentschap : het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées";3° Minister : de Minister tot wiens bevoegdheden het gehandicaptenbeleid behoort;4° begunstigde : elke in artikel 2 van het decreet bedoelde gehandicapte persoon die op grond van de beslissing tot tegemoetkoming van het Agentschap moet worden opgevangen of gehuisvest in een door het Agentschap erkende residentiële dienst, dagonthaaldienst of dienst voor plaatsing in gezinnen;5° jongere : begunstigde van minder dan 18 jaar of tussen 18 en 21 jaar die op grond van de in artikel 20 van het decreet bedoelde beslissing tot tegemoetkoming in aanmerking blijft komen voor de jongerendiensten;6° volwassene : begunstigde van meer dan 18 jaar aan wie geen afwijking wordt toegestaan om in een dienst voor jongeren opgevangen of gehuisvest te worden;7° tenlasteneming : subsidiëringseenheid die overeenstemt met 365 dagen tenlasteneming;8° onthaal- of huisvestingscapaciteit : maximum aantal gehandicapte personen die op grond van het in artikel 8, eerste lid, 5°, bedoelde verslag tegelijkertijd in één infrastructuur onthaald of gehuisvest kunnen worden;9° erkende capaciteit : het gemiddeld jaarlijks aantal toegelaten tenlastenemingen die gesubsidieerd kunnen worden door het Agentschap; 10° gemiddelde referentiebezetting (G.R.B.) : totaal aantal dagen tenlasteneming van begunstigden tijdens de referentieperiode, gedeeld door het aantal dagen van deze periode; 11° dienst : de in artikel 24, tweede lid, 6°, 7°, 9°, 11°, van het decreet bedoelde diensten die door het Agentschap erkend zijn.

Art. 3.§ 1. Onder dag tenlasteneming wordt verstaan : een dag waarvoor het Agentschap een tegemoetkoming verleent voor kosten i.v.m. huisvesting, dagonthaal, onderhoud, behandeling en opvoeding of plaatsing in gezinnen, overeenkomstig de bepalingen van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 1996 tot uitvoering van het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen, en tijdens dewelke een begunstigde aan één of meer van de volgende voorwaarden voldoet : 1° door de dienst op werkdagen onthaald of gehuisvest worden;2° door de dienst onthaald of gehuisvest worden voor het weekeinde of een door de dienst georganiseerd vakantieverlof van maximum 30 dagen per jaar;3° de weekeinden en vakantiedagen thuis doorbrengen met, per begunstigde, maximum 138 dagen voor volwassenen en 188 voor jongeren;4° zijn afwezigheid rechtvaardigen aan de hand van een doktersattest (maximum 30 dagen in geval van ziekte en 90 dagen in geval van ziekenhuisopname);5° zijn afwezigheid rechtvaardigen aan de hand van een bewijsstuk tot staving van één van de feiten waarvan sprake in artikel 2 van het koninklijk besluit van 28 augustus 1963 betreffende het behoud van het normaal loon van de werklieden, de dienstboden, de bedienden en de werknemers aangeworven voor de dienst op binnenschepen voor afwezigheidsdagen ter gelegenheid van gezinsgebeurtenissen of voor de vervulling van staatsburgerlijke verplichtingen of van burgerlijke opdrachten;6° zijn afwezigheid (maximum 5 dagen per jaar) rechtvaardigen met een persoonlijk schrijven of met een brief van zijn ouders of zijn wettelijke vertegenwoordiger. § 2. Voor de toepassing van § 1, 4°, worden twee afwezigheidsperiodes wegens ziekte of ziekenhuisopname beschouwd als één en dezelfde langdurige afwezigheidsperiode als ze onderbroken worden door minder dan drie dagen aanwezigheid of terugkeer in het gezin. § 3. Wanneer een begunstigde op werkdagen opgevangen wordt door een dagonthaaldienst voor volwassenen, wordt het aantal tenlastenemingdagen beperkt tot maximum 227 per jaar en per begunstigde en hebben die dagen betrekking op : 1° de dagen fysieke aanwezigheid binnen de dienst;2° de assimilatie van de gerechtvaardigde afwezigheidsdagen, zoals bedoeld in § 1, 4°, 5° en 6°. De gemiddelde referentiebezetting van de dagonthaaldiensten voor volwassenen wordt berekend door het totaal aantal tenlastenemingdagen per begunstigde te vermenigvuldigen met een coëfficiënt waarvan de teller 365 is en de noemer 227.

Het aantal bezoekdagen per vijfdagenweek wordt vermeld in het opnamedossier van de deeltijds opgevangen begunstigden.

Art. 4.§ 1. De dagonthaaldienst voor jongeren biedt dagonthaal aan : 1° jonge begunstigden die een onderwijsinrichting bezoeken;2° jonge begunstigden die wegens hun handicap geen onderwijsinrichting kunnen bezoeken. De dienst zorgt voor een individuele educatieve, medische, therapeutische, psychologische, sociale tenlasteneming die hun schoolopleiding aanvult, in hun behoeften voorziet en hun integratie op school, in de maatschappij, in de cultuur of in het arbeidsproces beoogt. § 2. De dagonthaaldienst voor niet-schoolgaande jongeren biedt dagonthaal aan jongeren die wegens hun handicap niet in staat zijn een onderwijsinrichting te bezoeken, en zorgt voor een individuele educatieve, medische, therapeutische, psychologische, sociale tenlasteneming die in hun behoeften voorziet en hun integratie op school, in de maatschappij, in de cultuur of in het arbeidsproces beoogt. § 3. De dienst voor integratiehulp is bestemd voor jongeren van meer dan 7 jaar en waarborgt hen in samenwerking met hun gezin en andere interveniënten : a) educatieve en psychotherapeutische bijstand - ook aan hun gezin - door individuele tegemoetkomingen met het oog op een optimale integratie op school en in de maatschappij;b) informatie, hulp en steun opdat ze autonomer kunnen worden, met name inzake beheer en organisatie van de dagelijkse activiteiten, inzake huisvesting, werk, opleiding, budgettair beheer en ontspanning. De dienst voor integratiehulp sluit overeenkomsten met de door de begunstigden bezochte onderwijsinrichtingen, ongeacht het onderwijsnet.

In deze overeenkomsten moeten de volgende gegevens voorkomen : - de juiste doelstellingen van de samenwerking naar gelang van de individuele projecten; - de juiste duur van de samenwerking; - de plaatsen waar en de voorwaarden waaronder de tegemoetkoming wordt verleend; - de wijze waarop deze samenwerking geëvalueerd wordt en de voorwaarden waaronder er een einde aan kan worden gemaakt.

Voor elke dienst voor integratiehulp wordt een begeleidingscomité opgericht waarin alle partners vertegenwoordigd zijn. § 4. De dagonthaaldienst voor volwassenen biedt dagonthaal aan volwassen begunstigden, waarborgt hen een educatieve begeleiding via afwisselende en aangepaste activiteiten, een optimale psychologische, sociale en therapeutische begeleiding die in hun individuele behoeften voorziet en hun integratie in de maatschappij, in de cultuur of in het arbeidsproces beoogt.

Art. 5.§ 1. De residentiële dienst voor jongeren onthaalt en huisvest jonge begunstigden die al dan niet een onderwijsinrichting bezoeken, zorgt voor hun individuele educatieve, medische, therapeutische, psychologische, sociale tenlasteneming die hun schoolopleiding aanvult, en beoogt hun integratie op school, in de maatschappij, in de cultuur of in het arbeidsproces. § 2. De residentiële dienst voor volwassenen onthaalt en huisvest volwassen begunstigden, waarborgt hen een educatieve begeleiding via afwisselende en aangepaste activiteiten, een optimale psychologische en sociale begeleiding die in hun behoeften voorziet, en beoogt hun integratie op school, in de maatschappij, in de cultuur en in het arbeidsproces. § 3. De residentiële nachtdienst voor volwassenen huisvest volwassen begunstigden, waarborgt hen een optimale begeleiding die in hun behoeften voorziet, en beoogt hun integratie in de maatschappij, in de cultuur en in het arbeidsproces. § 4. De residentiële overgangsdienst, aanvankelijk georganiseerd binnen een residentiële dienst, biedt de begunstigden de mogelijkheid om zich voor te bereiden op een wederopname in hun gezin of op een autonoom leven in individuele of gemeenschappelijke woningen, met maximum zes begunstigden per wooneenheid. Deze woningen zijn buiten de residentiële dienst gelegen.

De huur- of onderhuurkosten van de woning zijn voor rekening van de gehandicapte persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Om zeker te zijn dat de gehandicapte personen die de residentiële overgangsdienst verlaten waar ze gehuisvest zijn, nog steeds gevolgd worden, moet de dienst een overeenkomst sluiten met de betrokken begeleidingsdienst.

Art. 6.De dienst voor korte verblijven onthaalt en huisvest begunstigden voor periodes van maximum 90 dagen per jaar en per persoon en waarborgt hen een educatieve begeleiding via afwisselende en aangepaste activiteiten, een optimale psychologische en sociale begeleiding die in hun behoeften voorziet, en beoogt hun integratie in de maatschappij, in de cultuur en in het arbeidsproces.

Art. 7.De dienst voor plaatsing in gezinnen zoekt en selecteert pleeggezinnen en zorgt voor de plaatsing van jonge of volwassen begunstigden in die gezinnen. Hij verleent de gezinnen steun en sociale begeleiding en zorgt voor de coördinatie met de andere diensten die door de begunstigden worden bezocht.

TITEL II. - Erkenning van de diensten HOOFDSTUK I. - Aanvraag om erkenning

Art. 8.Bij de aanvraag om erkenning moeten de volgende documenten en gegevens worden gevoegd : 1° op grond van het in bijlage I bedoelde model, een medisch-sociaal-pedagogisch project alsook de wijze waarop de individuele projecten uitgewerkt en opgevolgd worden;2° een huishoudelijk reglement;3° een nota met de categorie(ën) van de handicaps van de op te vangen personen, alsook hun aantal, geslacht en leeftijd;4° de identiteit van de directeur van de dienst en zijn bewijs van goed zedelijk gedrag dat minder dan drie maanden geleden afgegeven werd;5° een voor eensluidend verklaard afschrift van de diploma's van de directeur;6° een verslag van een gemeentelijke of gewestelijke brandweerdienst als bewijs dat alle voorzorgsmaatregelen zijn genomen om brand te voorkomen;het verslag, dat minder dan één jaar voordien gedateerd mag zijn, bevat bovendien de onthaal- en huisvestingscapaciteit van de infrastructuur; 7° een plan van de inrichting met, voor elk niveau, de interne communicatiewegen, de bestemming van de lokalen, alsook, in voorkomend geval, het aantal bedden per kamer;8° een afschrift van de in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte statuten. De residentiële overgangsdiensten en de diensten voor plaatsing in gezinnen zijn niet verplicht de in het eerste lid, 6° en 7°, bedoelde documenten over te leggen.

Het huishoudelijk reglement moet ten minste volgende gegevens bevatten : 1° de nauwkeurige identificatie (naam, zetel, aard, rechtsvorm) van de rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het beheer van de dienst, de datum van de erkenning en de duur ervan wanneer de dienst reeds erkend is;2° de doelstellingen van de dienst en het geheel van de diensten die hij verleent, met een beschrijving van de op te vangen of te huisvesten begunstigden; 3° in voorkomend geval, de bijzondere opvangvoorwaarden, met name die i.v.m. de proefperiode, de specifieke kenmerken van de begunstigden zoals leeftijd, geslacht, al dan niet bijkomende handicaps; 4° de redenen waarom een gehandicapte persoon moet worden geheroriënteerd of uit de dienst weggestuurd, de duur van de opzegging;5° de voorwaarden waaronder de gebruikersraad in dienst wordt gesteld;6° de wijze waarop eventuele bezwaren, suggesties en opmerkingen moeten worden ingediend en behandeld;7° de wederzijdse rechten en verplichtingen van de begunstigde, van zijn wettelijke vertegenwoordiger en de dienst;8° de risico's die door de door de dienst gesloten verzekeringspolissen gedekt worden. De residentiële overgangsdiensten alsook de diensten voor plaatsing in gezinnen zijn niet verplicht de in het tweede lid, 5°, bedoelde documenten over te leggen.

Art. 9.§ 1. De in artikel 8, eerste lid, 1°, 2°, 4° en 6°, bedoelde documenten moeten bij de aanvraag om hernieuwing gevoegd worden.

Eventuele wijzigingen in de krachtens artikel 8, eerste lid, 3°, 5°, 7° en 8°, vereiste documenten moeten bij de aanvraag worden gevoegd. Het evaluatieverslag betreffende de sinds de laatste erkenning uitgevoerde activiteiten moet eveneens bij de aanvraag gevoegd worden. § 2. De erkenningswijziging ten gevolge van een omvorming van de dienst, zoals bedoeld in afdeling 2 van Titel VIII, kan aangevraagd worden door een dienst of, mits schriftelijke overeenkomst, door een groepering van diensten.

Deze aanvraag moet naast de in artikel 8 bedoelde documenten de volgende gegevens bevatten : 1° het aantal en de aard van de erkende tenlastenemingen op de datum van de aanvraag;2° de gemiddelde referentiebezetting van het jaar tevoren;3° het aantal en de aard van de tenlastenemingen die men wenst om te zetten;4° het aantal en de aard van de tenlastenemingen die men wenst in te voeren, de dienst waarvoor ze bestemd zijn en de datum van de invoering;5° de vereiste infrastructuurwijzigingen ten gevolge van de omzetting;6° het geplande medisch-sociaal-pedagogisch project;7° de juiste begroting met de geraamde lasten inzake werkingskosten, niet-educatief personeel en educatief personeel;8° de categorie(ën) van handicaps van de op te vangen begunstigden;9° de spreiding in de tijd van het omzettingsproject;10° het project inzake de personeelsopleiding;11° een document waarin de regels voor de organisatie van de collectieve relaties binnen de omgevormde dienst nader worden bepaald. Het overgeplaatste personeel behoudt zijn hoedanigheid, wedde en anciënniteit.

Het Agentschap bericht ontvangst van de aanvraag om omvorming, behandelt het dossier en stuurt de aanvraag aan de subregionale commissie waaronder de dienst ressorteert. Deze commissie brengt advies uit binnen twee maanden.

Indien dat niet het geval is, wordt het advies als gunstig beschouwd.

De raad voor opvoeding, onthaal en huisvesting behandelt de aanvraag en brengt advies uit binnen een termijn van één maand.

Het beheerscomité neemt een beslissing binnen een termijn van één maand. HOOFDSTUK II. - Erkenningsbeslissing

Art. 10.Het Agentschap onderzoekt de gegevens van het dossier betreffende de aanvraag om hernieuwing of om erkenningswijziging.

In geval van erkenning moet de beslissing de volgende gegevens bevatten : 1° het soort dienst waarvan de structuur erkend wordt;2° de categorieën en de ernst van de handicaps van de personen die de dienst kan opvangen of huisvesten;3° de erkende capaciteit van de dienst;4° de aard van de toegelaten tenlastenemingen en de verdeling van de in artikel 21, § 3, 3°, bedoelde tenlastenemingen van volwassenen;5° het geslacht en de minimum en maximum leeftijd van de jongeren die onthaald of gehuisvest kunnen worden en het geslacht van de volwassenen die onthaald of gehuisvest kunnen worden;6° de lokalisatie van de vestigingen alsook hun onthaal- of huisvestingscapaciteit. HOOFDSTUK III. - Erkenningsvoorwaarden

Art. 11.Naast de erkenningsprincipes waarvan sprake in artikel 54 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 1996 tot uitvoering van het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen, moeten de diensten aan de in de artikelen 12 à 14 bedoelde erkenningsvoorwaarden voldoen.

Indien deze voorwaarden niet vervuld zijn, wordt de erkenning ingetrokken en de dienst gesloten overeenkomstig de procedure waarvan sprake in artikel 58 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 1996 tot uitvoering van het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen.

Het Agentschap is belast met de uitvoering van de beslissingen i.v.m. de sluiting van de diensten.

Daartoe treft het de nodige maatregelen. Het kan de gehandicapte personen laten ontruimen en van elke dienst eisen dat hij ze zo spoedig mogelijk opvangt en huisvest. Afdeling 1. - Verplichtingen betreffende het project en de

tenlasteneming van de begunstigden

Art. 12.§ 1. Het medisch-sociaal-pedagogisch project wordt uitgewerkt, geëvalueerd en bijgewerkt in samenwerking met, op zijn minst, de sociale, educatieve en therapeutische ploeg van de dienst.

Dat project wordt, evenals de evaluatie en de bijwerkingen ervan, aan alle leden van de dienst en aan de gebruikersraad bezorgd. Het wordt bijgewerkt en geëvalueerd op elk verzoek om hernieuwing van de erkenning.

Het is het voorwerp van een advies van de vakbondsafvaardiging. § 2. De dienst bedenkt een individueel project voor elke begunstigde.

Dat individuele project wordt uitgewerkt in samenwerking met alle interne en externe interveniënten, de gehandicapte persoon en zijn gezin.

Het moet op zijn minst de volgende gegevens bevatten : 1° de identiteit van de begunstigde;2° de te bereiken doelstellingen;3° de gebruikte methodologie en de concrete middelen die aangewend worden om de doelstellingen te bereiken;4° de bevoegde persoon/personen;5° de evaluatieprocedure en de vervaldatum ervan. Het project wordt opgemaakt binnen drie maanden, te rekenen vanaf de opvang binnen de dienst. § 3. De dienst legt een individueel medisch-sociaal-pedagogisch dossier aan.

Het dossier bevat : 1° een analyse van de behoeften van de persoon;2° een balans van haar kennissen, geschiktheden, potentialiteiten en verlangens;3° een psychologische balans;4° een medische balans;5° een sociale anamnese;6° een evaluatie van de autonomie. De medische balans bevat de doktersattesten en medische onderzoeksprotocollen of de voor de tenlasteneming nuttige documenten die de gehandicapte persoon bij zijn opname heeft overgelegd, alsook alle stukken die opgemaakt worden tijdens zijn verblijf in de dienst.

Het medische dossier kan door de medische inspectie van het Agentschap ingezien worden. De andere delen van het individuele dossier worden ter beschikking gesteld van de diensten van de inspectie van het Agentschap, mits naleving van het beroepsgeheim. § 4. De dienst zorgt ervoor dat de directie steeds wordt waargenomen.

Bij afwezigheid van de directeur moet een gemachtigd personeelslid in spoedgevallen in staat zijn de nodige maatregelen te treffen en zowel de externe als de interne verzoeken in te willigen. § 5. Om erkend te worden en vooraleer een gehandicapte persoon op te vangen sluit de dienst een verzekeringspolis : 1° die zijn wettelijke aansprakelijkheid of die van de personen dekt voor wie hij aansprakelijk is indien de begunstigde schade lijdt of veroorzaakt.De verzekeringspolis moet bepalen dat de begunstigde de hoedanigheid van derde behoudt, en de schade dekken ten belope van minimum 100 miljoen voor lichamelijke schade en 10 miljoen per schade voor materiële schade; 2° die de door een begunstigde veroorzaakte schade dekt waarvoor hij niet verantwoordelijk kan worden gesteld, of elke schade die hij tijdens zijn verblijf zou geleden hebben.In dit geval moet de polis het overlijden dekken ten belope van minimum 100.000 BEF, de permanente onbekwaamheid ten belope van minimum 500.000 BEF en de behandelingskosten ten belope van minimum 100.000 BEF. § 6. Het aantal opgevangen begunstigden mag niet hoger zijn dan de onthaal- of huisvestingscapaciteit van de dienst. § 7. De dienst houdt een register bij van de activiteiten die hij zowel binnen als buiten de inrichting organiseert.

Het register moet minstens de volgende gegevens bevatten : 1° de plaats van de activiteit;2° de datum van de activiteit;3° de doelstellingen van de activiteit;4° de deelnemers;5° het begeleidingspersoneel. § 8. De residentiële dienst is in staat om de begunstigden 24 u/24 en 365 dagen per jaar ten laste te nemen. § 9. De dagonthaaldienst voor volwassenen en voor niet-schoolgaande jongeren zorgt minstens 227 dagen per jaar en 6 uur per dag voor de effectieve tenlasteneming van begunstigden. Hij is minstens 7 u 30 per dag werkzaam. § 10. De dagonthaaldienst voor jongeren zorgt minstens 210 dagen per jaar en 6 uur per dag voor de effectieve tenlasteneming van begunstigden. Hij is minstens 7 u 30 per dag werkzaam. § 11. De diensten die erkend zijn voor één of meer dan één van de volgende categorieën van handicaps : 1° hersenverweking, multiple sclerose, spina bifida, myopathie, neuropathie;2° zware geestelijke deficiëntie;3° ernstige geestelijke deficiëntie;4° stoornissen in de motoriek, dysmelie, poliomyelitis, skelet- en ledenmisvormingen met gepaard gaande handicap, moeten eerst de begunstigden van deze categorieën opvangen en huisvesten overeenkomstig de in Titel V bedoelde bepalingen. Afdeling 2. - Verplichtingen inzake het administratieve en

boekhoudkundige beheer

Art. 13.1° De dienst moet een overheid, een instelling van algemeen nut of een vennootschap zonder winstoogmerk zijn, met een technische, budgettaire en boekhoudkundige autonomie alsook een administratief beheer dat zowel de uitvoering van zijn opdracht als het toezicht erop door het Agentschap toelaat; 2° de volgende personen mogen niet zetelen binnen de raad van bestuur van de rechtspersoon : a) personen van hetzelfde gezin, echtgenoten en bloed- of aanverwanten tot en met de tweede graad, waarvan het aantal voor elk gezin hoger is dan een derde van het totaal aantal leden van de raad van bestuur;b) personen die deel uitmaken van het dienstpersoneel, waarvan het aantal hoger is dan of gelijk aan de helft van het totaal aantal leden van de raad van bestuur;3° onder leiding staan van een persoon die de raad van bestuur van de rechtspersoon niet mag voorzitten;4° onverminderd de bepalingen van artikel 27 van het decreet, het Agentschap alle bewijsstukken verschaffen die het nodig heeft om zijn toezicht uit te oefenen, met name : a) de jaarrekeningen, zoals bepaald door het Agentschap; b) de stukken m.b.t. het dagelijkse bezoek die nodig zijn voor de berekening van de jaarlijkse toelage, de dagelijkse toelage en de bijdrage, zoals bepaald door het Agentschap; c) de stukken m.b.t. de bijkomende kosten voor vakantieverblijf, de vervoer-, reis- en zorgverleningskosten, zoals bepaald door het Agentschap; d) de sociale balans, zoals bepaald bij het koninklijk besluit van 4 augustus 1996 betreffende de sociale balans, aangevuld met de door het Agentschap bepaalde bijlagen of, ingeval de dienst niet onder het bovenvermelde besluit valt, een sociale balans overeenkomstig het model dat door het Agentschap is opgemaakt naar het voorbeeld van de bij bovenbedoeld koninklijk besluit vastgestelde balans;e) de lijst van het door hem tijdens het afgelopen jaar tewerkgestelde en bezoldigde personeel, opgedeeld in functies en categorieën, zoals bedoeld in bijlage II, met voor elk personeelslid de wekelijkse arbeidsduur alsook het totaal van de tijdens het boekjaar betaalde uren en de geldelijke anciënniteit aan de hand van het door het Agentschap opgemaakte formulier;5° het nummer van de erkenning door het Agentschap vermelden op alle aktes, stukken, advertenties en aanplakbiljetten die van de dienst uitgaan. De dienst moet de sociale balans, de jaarrekeningen, het activiteitenverslag en de in het eerste lid, 4°, e), bedoelde personeelslijst aan de bedrijfsraad bezorgen of, bij gebreke daarvan, aan de vakbondsafvaardiging. Afdeling 3. - Verplichtingen betreffende de gebouwen en inrichtingen

Art. 14.De gebouwen en inrichtingen moeten aan de in bijlage XV bedoelde architecturale normen voldoen.

Hun toegang moet aangepast zijn aan de handicap van de begunstigden. HOOFDSTUK IV. - Overschrijding en wijzigingen van de erkende capaciteit

Art. 15.§ 1. De opvang van gehandicapte personen boven de erkende capaciteit is toegelaten binnen de volgende perken : 1° de gemiddelde referentiebezetting mag maximum 1,5 eenheid hoger zijn voor diensten met een erkende capaciteit van 60 tenlastenemingen of minder;2° de gemiddelde referentiebezetting mag maximum 3 eenheden hoger zijn voor diensten met een erkende capaciteit van 60 tenlastenemingen of meer. Het toegelaten aantal opgenomen gehandicapte personen mag slechts overschreden worden : 1° onder de voorwaarden waarvan sprake in artikel 15 van het besluit van 4 juli 1996 tot uitvoering van het decreet van 6 april 1996 betreffende de integratie van gehandicapte personen;2° in noodgevallen;3° voor een proefperiode van maximum drie maanden per begunstigde. § 2. In geval van overschrijding wordt geen toelage verleend, noch een lastenvermindering toegestaan.

De tegemoetkoming die gevraagd wordt op grond van de toepassing van dit artikel op de gehandicapte persoon, zijn gezin of een andere overheid, mag geenszins hoger zijn dan de tegemoetkoming die van toepassing is krachtens hoofdstuk IV van titel III.

Art. 16.De erkende capaciteit van een voor maximum 60 tenlastenemingen erkende dienst wordt met drie eenheden verminderd wanneer het Agentschap vaststelt dat de gemiddelde referentiebezetting tijdens de drie voorafgaande toekenningsjaren drie eenheden kleiner is dan de erkende capaciteit.

De erkende capaciteit van een voor tussen 60 en 120 tenlastenemingen erkende dienst wordt met zes eenheden verminderd wanneer het Agentschap vaststelt dat de gemiddelde referentiebezetting tijdens de drie voorafgaande toekenningsjaren zes eenheden kleiner is dan de erkende capaciteit.

De erkende capaciteit van een voor meer dan 120 personen erkende dienst wordt met negen eenheden verminderd wanneer het Agentschap tijdens de drie voorafgaande toekenningsjaren vaststelt dat de gemiddelde referentiebezetting tijdens de drie voorafgaande toekenningsjaren negen eenheden kleiner is dan de erkende capaciteit.

Art. 17.De erkende capaciteit van een nieuwe dienst of van een dienst waarvan ze verhoogd werd, kan, voor zover de erkenningsvoorwaarden vervuld blijven, pas verminderd worden na drie volle kalenderjaren werking, met ingang van de erkenning of de wijziging ervan.

TITEL III. - Toelagen HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Art. 18.Behalve de diensten voor integratiehulp en kort verblijf, die overeenkomstig Titel VII worden gesubsidieerd, komen de diensten voor hun verstrekkingen aan de door hen onthaalde of gehuisveste begunstigden binnen de perken van de begrotingskredieten in aanmerking voor : 1° jaarlijkse en dagelijkse toelagen waarvan de bijdragen van de gehandicapte personen afgetrokken worden;2° de terugbetaling van diverse reële kosten.

Art. 19.Het Agentschap verleent een tegemoetkoming voor de tenlasteneming van een begunstigde door één enkele dienst.

De cumulatie van tenlastenemingen wordt evenwel toegestaan indien de begunstigde de volgende diensten bezoekt : 1° een dienst voor plaatsing in gezinnen en een dagonthaaldienst;2° een dagonthaaldienst voor volwassenen en een residentiële nachtdienst;3° een residentiële nachtdienst voor volwassenen en een bedrijf voor aangepast werk;4° een residentiële nachtdienst voor volwassenen en een centrum voor beroepsopleiding;5° een dagonthaaldienst en een bedrijf voor aangepast werk in geval van deeltijds bezoek;6° een dagonthaaldienst en een centrum voor beroepsopleiding alleen in geval van deeltijds bezoek;7° een dagonthaaldienst en een dienst voor functionele revalidatie alleen in geval van deeltijds bezoek;8° twee dagonthaaldiensten voor volwassenen alleen in geval van deeltijds bezoek;9° een residentiële overgangsdienst en een dagonthaaldienst voor volwassenen;10° een door de jeugdhulp erkende residentiële dienst en een dagonthaaldienst voor jongeren, alleen voor jongeren die wegens hun handicap niet in staat zijn om een onderwijsinrichting te bezoeken. Het Agentschap kan de cumulatie van tenlastenemingen evenwel toestaan op grond van een bijzonder individueel project. HOOFDSTUK II. - Berekening van de toelagen Afdeling I. - Jaarlijkse toelage

Art. 20.De jaarlijkse toelage dekt : 1° de werkingskosten; 2° de lasten voor het educatieve en niet-educatieve personeel i.v.m. het tewerkgestelde directie-, administratieve, sociale en arbeiderspersoneel, de tewerkgestelde psychologen, paramedici, het bijzondere personeel, de opvoeders-groepsleiders, hoofdopvoeders, opvoeders en gelijkgestelden, van wie de kwalificaties met de in bijlage II bedoelde titels overeenkomen.

De jaarlijkse toelage moet de personeelslasten dekken naar verhouding van minimum : 1° 90% voor residentiële overgangsdiensten;2° 75% voor residentiële nachtdiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen;3° 80% voor de andere diensten. De perken waarbinnen de lasten in aanmerking komen voor toelagen, worden nader bepaald in de bijlagen III en IV.

Art. 21.§ 1. Het in bijlage IV, § 1, bedoelde toelagebedrag per tenlasteneming wordt bepaald op grond van verschillende criteria die rekening houden met de kenmerken van de diensten en begunstigden.

De in het eerste lid bedoelde criteria hebben betrekking op : 1° de aard van de dienst;2° de private of openbare aard van de inrichtende macht;3° de omvang van de dienst;4° de aanwezigheid naar verhouding van minder dan 25%, 25 à 50% en meer dan 50% van de weekend- en schoolvakantiedagen;5° de scolarisatie of niet-scolarisatie van de begunstigden;6° de aard van de tenlasteneming. § 2. Voor de toepassing van § 1, tweede lid, 6°, moet de tenlasteneming voorzien in de behoeften van begunstigde jongeren met de volgende aandoeningen : 1° een lichte geestelijke deficiëntie;2° een gematigde geestelijke deficiëntie;3° een ernstige geestelijke deficiëntie zonder bedlegerig te zijn;4° een ernstige geestelijke deficiëntie en bedlegerig;5° een zware geestelijke deficiëntie zonder bedlegerig te zijn;6° een zware geestelijke deficiëntie en bedlegerig;7° een zware geestelijke deficiëntie en jonger dan 6 jaar;8° een zware geestelijke deficiëntie en ouder dan 6 jaar;9° een zware geestelijke deficiëntie met overweldigende ontwikkelingsstoornissen;10° karakterstoornissen met neurotische of prepsychotische problemen;11° blindheid of amblyopie of ernstige gezichtsstoornissen en jonger dan 12 jaar;12° blindheid of amblyopie of ernstige gezichtsstoornissen en ouder dan 12 jaar;13° doofheid of halfdoofheid of ernstige gehoor- of spraakstoornissen en jonger dan 6 jaar;14° doofheid of halfdoofheid of ernstige gehoor- of spraakstoornissen en ouder dan 6 jaar;15° stoornissen in de motoriek, dysmelie, poliomyelitis, skelet- en ledenmisvorming en jonger dan 12 jaar;16° stoornissen in de motoriek, dysmelie, poliomyelitis, skelet- en ledenmisvorming en ouder dan 12 jaar;17° hersenverweking, multiple sclerose, spina bifida, myopathie of neuropathie;18° niet-besmettelijke chronische aandoening die niet meer in een afdeling kindergeneeskunde moet worden verzorgd. § 3. Voor de toepassing van § 1, tweede lid, 6°, worden de tenlastenemingen voor volwassenen in de vier categorieën A, B, C en D ingedeeld : 1° A : deze tenlastenemingen zijn niet onderverdeeld in de categorieën B, C, D en moeten voorzien in de behoeften van begunstigden met lichte, gematigde of ernstige geestelijke deficiënties of met zintuiglijke of lichamelijke deficiënties waarvoor ze opgenomen en/of gehuisvest moeten worden;2° B : deze tenlastenemingen moeten voorzien in de behoeften van begunstigden met : 1° een zware geestelijke deficiëntie;2° een ernstige geestelijke, een zintuiglijke of lichamelijke deficiëntie, die drie van de volgende kenmerken vertonen : a) bedlegerig zijn;b) permanente en actieve hulp behoeven;c) ernstige gedragsstoornissen vertonen;d) door iemand gevoed moeten worden;e) dagelijks volledig getoiletteerd moeten worden;f) hulp nodig hebben om zich te bewegen als gevolg van motoriekstoornissen die motorische autonomie uitsluiten, zelfs met een prothese;g) nacht- en dagincontinentie;h) een niet-gestabiliseerde epilepsie;i) een medisch toezicht vereisen wegens een ernstige chronische somatische aandoening, met name hartziekte, pneumopathie, nefropathie, immuniteitsdeficiëntie, ernstige en chronische stoornissen van de spijsverteringsabsorptie;3° C : deze tenlastenemingen moeten voorzien in de behoeften van begunstigden die aan zware of ernstige zintuiglijke, lichamelijke of geestelijke deficiëntie lijden en minstens vier van de onderstaande criteria vertonen, waarvan minstens één in de lijst onder 1° voorkomt en de drie andere in de lijst onder 2° : 1° a) bedlegerig zijn;b) de onafgebroken en actieve aanwezigheid van een derde behoeven;c) aan nacht- en dagincontinentie lijden;a) door iemand gevoed moeten worden;b) ernstige gedragsstoornissen vertonen;c) dagelijks volledig getoiletteerd moeten worden;d) hulp nodig hebben om zich te bewegen als gevolg van stoornissen in de motoriek die motorische autonomie uitsluiten, zelfs met een prothese;e) een niet-gestabiliseerde epilepsie;f) een medisch toezicht vereisen wegens een ernstige chronische somatische aandoening, met name hartziekte, pneumopathie, nefropathie, immuniteitsdeficiëntie, ernstige en chronische stoornissen van de spijsverteringsabsorptie;4° D : deze tenlastenemingen voorzien in de behoeften van begunstigden die in een residentiële nachtdienst voor volwassenen gehuisvest zijn en geen dagactiviteiten verrichten.

Art. 22.Voor de berekening van de jaarlijkse toelage wordt de gemiddelde referentiebezetting in aanmerking genomen. Als het bezettingscijfer hoger is dan de erkende capaciteit, dan wordt deze laatste in aanmerking genomen voor de berekening van het in artikel 24 bedoelde theoretische bedrag.

Art. 23.§ 1. Wanneer de dienst sinds zijn oprichting of in één van de in § 2 bedoelde gevallen reeds twee jaar in aanmerking komt voor de jaarlijkse toelage, loopt de referentieperiode van 1 januari tot 31 december van het jaar dat aan het toekenningsjaar voorafgaat.

Het Agentschap legt de gemiddelde referentiebezetting vast in de loop van het eerste trimester van het toekenningsjaar. § 2. In geval van oprichting of wanneer de dienst zich in één van de onderstaande gevallen bevindt, loopt de referentieperiode vanaf de eerste dag van zijn werking of omvorming tot 31 december van het lopende kalenderjaar.

Onder gevallen wordt verstaan : 1° een vermindering van de erkende capaciteit;2° een verhoging van de erkende capaciteit, behalve als ze voortvloeit uit de in afdeling 2 van titel VIII bedoelde omvorming van een dienst;3° een erkenningswijziging met als gevolg een verhoging van de toelagen omwille van de verschillen tussen de categorieën van handicaps;4° een toename van minstens 10% van het aantal tenlastenemingen in de loop van het jaar in verhouding tot de gemiddelde referentiebezetting, voor zover de dienst het aan het Agentschap vraagt. Het Agentschap legt de gemiddelde referentiebezetting voorlopig vast in het begin van de betrokken periode en past ze aan op het einde van het boekjaar op grond van de effectieve gemiddelde bezetting tijdens de referentieperiode.

Deze berekeningswijze wordt het volgende kalenderjaar automatisch opnieuw toegepast. § 3. Wanneer de dienst omgevormd wordt zoals bedoeld in afdeling 2 van titel VIII, wordt de jaarlijkse toelage berekend volgens de voorschriften die overeenkomstig artikel 25 voorzien worden in geval van vermindering van de erkende capaciteit.

Bij de berekening van de jaarlijkse toelage voor de in artikel 86, § 1, a), b), c), d) en e), bedoelde omvormingsprojecten is het door de vermindering van de erkende capaciteit verkregen toelagensaldo automatisch bestemd voor de begunstigde structuur. Tijdens het jaar van de omvorming wordt het uitbetaald in de vorm van maandelijkse bijdragen en, het jaar na de omvorming, op grond van een jaarlijkse basis.

Vanaf het volgende jaar wordt de jaarlijkse toelage voor de begunstigde structuur overeenkomstig artikel 24 berekend.

Art. 24.§ 1. In de in artikel 23, § 1, en § 3, laatste lid, bedoelde gevallen wordt de jaarlijkse toelage vastgesteld op grond van de volgende parameters : 1° het theoretische bedrag van de jaarlijkse toelage (TB), dat verkregen wordt door de gemiddelde bezetting van de referentieperiode te vermenigvuldigen met de toelage per tenlasteneming;2° het verleende bedrag van de jaarlijkse forfaitaire toelage van het voorafgaande jaar, vermenigvuldigd met de door de Regering jaarlijks vastgestelde aanpassingscoëfficiënt;3° de op 31 december van het voorafgaande jaar erkende capaciteit. § 2. Het verleende bedrag van de jaarlijkse toelage voor het toekenningsjaar (VB) wordt berekend als volgt : 1° voor diensten met hoogstens 60 tenlastenemingen : a) indien de gemiddelde bezetting van de referentieperiode 3 tenlastenemingen lager is dan de op 31 december van het voorafgaande jaar erkende capaciteit, is het verleende bedrag gelijk aan het theoretische bedrag;b) indien de gemiddelde bezetting van de referentieperiode niet 3 tenlastenemingen lager is dan de op 31 december van het voorafgaande jaar erkende capaciteit, is het verleende bedrag gelijk aan het aangepaste verleende bedrag van het voorafgaande jaar, behalve als het theoretische bedrag gelijk is aan dit laatste of het overschrijdt, in welk geval het verleende bedrag gelijk is aan het theoretische bedrag;2° voor diensten met meer dan 60 en minder dan 120 tenlastenemingen : a) indien de gemiddelde bezetting van de referentieperiode 6 tenlastenemingen lager is dan de op 31 december van het voorafgaande jaar erkende capaciteit, is het verleende bedrag gelijk aan het theoretische bedrag;b) indien de gemiddelde bezetting van de referentieperiode niet 6 tenlastenemingen lager is dan de op 31 december van het voorafgaande jaar erkende capaciteit, is het verleende bedrag gelijk aan het aangepaste verleende bedrag van het voorafgaande jaar, behalve als het theoretische bedrag gelijk is aan dit laatste of het overschrijdt, in welk geval het verleende bedrag gelijk is aan het theoretische bedrag;3° voor diensten met meer dan 120 tenlastenemingen : a) indien de gemiddelde bezetting van de referentieperiode 9 tenlastenemingen lager is dan de op 31 december van het voorafgaande jaar erkende capaciteit, is het verleende bedrag gelijk aan het theoretische bedrag;b) indien de gemiddelde bezetting van de referentieperiode niet 9 tenlastenemingen lager is dan de op 31 december van het voorafgaande jaar erkende capaciteit, is het verleende bedrag gelijk aan het aangepaste verleende bedrag van het voorafgaande jaar, behalve als het theoretische bedrag gelijk is aan dit laatste of het overschrijdt, in welk geval het verleende bedrag gelijk is aan het theoretische bedrag.

Art. 25.In de in artikel 23, § 2 en § 3, tweede lid, bedoelde gevallen wordt de jaarlijkse toelage berekend door de gemiddelde referentiebezetting te vermenigvuldigen met de in artikel 21 bedoelde toelage per tenlasteneming en het aldus verkregen jaarlijkse bedrag aan de duur van de referentieperiode aan te passen.

Deze berekeningswijze wordt het volgende kalenderjaar automatisch opnieuw toegepast.

Art. 26.Op hun verzoek wordt een toelagesupplement verleend aan de diensten waarvan alle personeelsleden op het einde van het toekenningsjaar een gemiddelde geldelijke anciënniteit van 10 jaar hebben.

De voor elk personeelslid in aanmerking te nemen anciënniteit is de in de loop van het jaar verkregen geldelijke anciënniteit, gewogen door de omvang van de betaalde prestaties.

Om de gemiddelde geldelijke anciënniteit vast te stellen wordt het totaal van de gewogen anciënniteiten gedeeld door de totale omvang van de betaalde prestaties van het personeel.

Wanneer het supplement een eerste keer wordt toegekend, wordt het het volgende jaar automatisch uitbetaald.

Op het einde van het volgende jaar gaat het Agentschap de gemiddelde anciënniteit van het personeel na.

Als de anciënniteit kleiner is dan 11 jaar moet het toegekende supplement terugbetaald worden.

Als ze 11 jaar of meer bedraagt, wordt het toegekende supplement aangepast op grond enerzijds van de subsidiëringsparameters die tijdens het afgelopen boekjaar van kracht waren en anderzijds van een eventuele wijziging van de geldelijke anciënniteit.

Het supplement wordt toegekend naar verhouding van het verschil tussen het eerste toegekende bedrag en het bedrag dat verkregen wordt door de vermenigvuldiging van de gemiddelde referentiebezetting met de toelagen per tenlasteneming.

Art. 27.Het totaal van de toelagen waarop de bepalingen van dit besluit betrekking hebben, wordt verminderd met het equivalent van het bedrag dat het Tewerkstellingsfonds eventueel gestort heeft aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid als compensatie voor de subsidiëring van de toelage waarvan sprake in artikel 4 van het koninklijk besluit van 22 september 1989 tot bevordering van de tewerkstelling in de non-profitsector.

Art. 28.De jaarlijkse toelage wordt in de loop van het toekenningsjaar bij maandelijkse voorschotten uitbetaald.

De voorschotten worden verder uitbetaald op grond van de jaarlijkse toelage die het jaar tevoren werd toegekend, zolang de toelage voor het toekenningsjaar niet vastgelegd is.

De voorschotten worden automatisch aangepast tijdens de tweede maand na de overschrijding van het spilindexcijfer dat als referentie dient voor de loonindexering in het openbaar ambt.

Art. 29.§ 1. Om echt aanspraak te kunnen maken op de jaarlijks toegekende toelage moet elke dienst voldoen aan de in artikel 55 bedoelde normen m.b.t. het aantal personeelsleden en hun kwalificatie.

In ieder geval wordt enkel het bezoldigde personeel in aanmerking genomen. § 2. Op het einde van elk toekenningsjaar maakt de dienst een lijst op van het personeel dat hij tijdens dat jaar tewerkgesteld en bezoldigd heeft. Die lijst wordt opgedeeld in functies en categorieën, zoals bedoeld in bijlage II, met, voor elk personeelslid, de contractuele wekelijkse werktijd alsook het totaal van de over het boekjaar betaalde uren en de geldelijke anciënniteit. De personeelsprestaties worden gevaloriseerd naar gelang van hun omvang. Deze lijst wordt het Agentschap uiterlijk 15 januari toegestuurd aan de hand van het door hem opgemaakte formulier. § 3. Wanneer het Agentschap vaststelt dat een dienst niet voldoet aan één van de bovenvermelde normen, geeft het hem kennis van het bedrag dat terugbetaald moet worden overeenkomstig artikel 57 van de gecoördineerde wetten op de Rijkscomptabiliteit.

De intrekking vindt plaats vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de dag van de kennisgeving. § 4. Als het totaal van de personeelslasten van de dienst een lager percentage bereikt dan dat waarvan sprake in artikel 20, § 2, wordt het verschil terugbetaald bij de controle op het gebruik van de toelagen, na aftrek van de in § 3 bedoelde terugbetaalde bedragen. Afdeling 2. - Jaarlijkse toelage voor de geneesheer

Art. 30.Behalve de diensten voor plaatsing in gezinnen en de residentiële overgangsdiensten, ontvangen de diensten een jaarlijkse toelage om de lasten te dekken van de geneesheer die de zorg- en paramedische activiteiten coördineert, met uitzondering van alle dienstverleningen bedoeld in de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen die vastgesteld zijn op grond van de wetgeving betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.

Als de geneesheer-coördinator de kwalificaties bezit die vereist worden door de handicap van de onthaalde of gehuisveste personen, wordt hij in dienst genomen op grond van een arbeidscontract of van een overeenkomst, mits betaling van een wedde of van forfaitaire honoraria. Hij mag geen verstrekkingen voor begunstigden van de dienst aan het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering factureren.

De toelage per tenlasteneming wordt als volgt vastgesteld : 1° in een residentiële dienst voor jongeren : a) 4.900 BEF voor tenlastenemingen die moeten voorzien in de behoeften van begunstigden met een lichte of gematigde geestelijke deficiëntie, karakterstoornissen met neurotische of prepsychotische problemen, gezichtsstoornissen of ernstige gehoor- of spraakstoornissen, of die blind, amblyoop, doof of halfdoof zijn; b) 13.000 BEF voor tenlastenemingen die moeten voorzien in de behoeften van begunstigden met een zware of ernstige geestelijke deficiëntie, een zware geestelijke deficiëntie en overweldigende ontwikkelingsstoornissen, stoornissen in de motoriek, dysmelie, poliomyelitis, skelet- en ledenmisvormingen, hersenverweking, multiple sclerose, spina bifida, myopathie, neuropathie, een niet-besmettelijke chronische aandoening die niet meer in een afdeling kindergeneeskunde verzorgd hoeft te worden, of voor begunstigden die wegens hun handicap recht hebben op een aanvullende kinderbijslag op grond van een attest van de instellingen die de toelagen moeten uitbetalen; 2° in een residentiële dienst voor volwassenen : a) 5.400 BEF voor de in artikel 21, § 3, 1°, bedoelde tenlastenemingen; b) 13.500 BEF voor de in artikel 21, § 3, 2° en 3°, bedoelde tenlastenemingen; 3° in een dagonthaaldienst voor niet-schoolgaande jongeren : 13.000 BEF per tenlasteneming; 4° in een dagonthaaldienst voor jongeren : 4.900 BEF voor tenlastenemingen die voorzien in de behoeften van begunstigden met een zware of ernstige geestelijke deficiëntie, een zware geestelijke deficiëntie en overweldigende ontwikkelingsstoornissen, stoornissen in de motoriek, dysmelie, poliomyelitis, skelet- en ledenmisvormingen, hersenverweking, multiple sclerose, spina bifida, myopathie, neuropathie, of voor begunstigden die wegens hun handicap recht hebben op een aanvullende kinderbijslag op grond van een attest van de instellingen die de toelagen moeten uitbetalen; 5° in een dagonthaaldienst voor volwassenen : 4.900 BEF voor de in artikel 21, § 3, 2° en 3°, bedoelde tenlastenemingen.

De jaarlijkse toelage voor de geneesheer-coördinator is gelijk aan de toelage per tenlasteneming, vermenigvuldigd met de gemiddelde referentiebezetting. Ze wordt uitbetaald overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 28 en 29 van dit besluit. Afdeling 3. - Dagelijkse toelage

Art. 31.Behalve de residentiële overgangsdiensten, ontvangen de residentiële diensten, de dagonthaaldiensten en de diensten voor plaatsing in gezinnen een dagelijkse toelage die per dag aanwezigheid van de begunstigden wordt uitgekeerd.

De dagelijkse toelage wordt berekend op grond van de dagelijkse bedragen die in bijlage V voorkomen, vermenigvuldigd met het aantal aanwezigheidsdagen van de begunstigden per trimester, zoals blijkt uit de door de dienst opgemaakte en door het Agentschap goedgekeurde driemaandelijkse opgave. Ze wordt elk trimester uitbetaald.

De aan de dienst voor plaatsing in gezinnen uitbetaalde dagelijkse toelage wordt binnen hoogstens twee maanden aan de pleeggezinnen uitgekeerd. HOOFDSTUK III. - Terugbetaling van de verschillende reële kosten Afdeling 1. - Geneeskundige verstrekkingen in een residentiële dienst

of in een dienst voor plaatsing in gezinnen

Art. 32.De kosten van de farmaceutische specialiteiten die nodig zijn voor een langdurige en bijzondere behandeling, kunnen met de toestemming van het Agentschap boven de forfaitaire dagelijkse prijs terugbetaald worden volgens de door het RIZIV vastgestelde basisvoet, op voorwaarde dat de verzekeringsinstelling een tegemoetkoming verleent en dat deze in mindering wordt gebracht.

Art. 33.Behalve in spoedgevallen zijn de speciale onderzoeken, de verblijven in een verzorgingsinstelling, de heelkundige behandelingen en het gebruik van osteosynthesematerieel onderworpen aan de voorafgaande toestemming van het Agentschap. De desbetreffende kosten worden door het Agentschap terugbetaald naar verhouding van : 1° de forfaitaire dagelijkse prijs, die vastgesteld wordt overeenkomstig de wet van 23 december 1963 op de ziekenhuizen, op voorwaarde dat de verzekeringsinstelling een tegemoetkoming verleent en dat deze, evenals het aandeel van de patiënt in de dagelijkse prijs, in mindering wordt gebracht;2° de prijs die voorkomt in de door het RIZIV vastgestelde basistarieven, op voorwaarde dat de verzekeringsinstelling een tegemoetkoming verleent en dat deze in mindering wordt gebracht.

Art. 34.§ 1. Het Agentschap kan de orthopedische en akoestieke protheses en de rolstoelen terugbetalen na gunstig advies van de Medische Inspectie, op voorwaarde dat de verzekeringsinstelling een tegemoetkoming verleent en dat deze in mindering wordt gebracht.

Het Agentschap kan de herstellingskosten voor zijn rekening nemen op vertoon van de factuur. § 2. De tandprotheses, brillen en andere oogprotheses kunnen door het Agentschap terugbetaald worden na gunstig advies van de Medische Inspectie, op voorwaarde dat de verzekeringsinstelling een tegemoetkoming verleent en dat deze in mindering wordt gebracht.

Het Agentschap kan de herstellingskosten eveneens voor zijn rekening nemen tegen de factuurprijs. § 3. De onderhouds- en herstellingskosten i.v.m. tandheelkundige behandelingen kunnen door het Agentschap terugbetaald worden tegen de basisprijs voor de terugbetaling van geneeskundige verstrekkingen waarvoor de ziekte- en invaliditeitsverzekering tussenkomt, op voorwaarde dat de verzekeringsinstelling een tegemoetkoming verleent en dat deze in mindering wordt gebracht. Afdeling 2. - Vervoerkosten in residentiële diensten, met uitzondering

van de residentiële overgangsdiensten

Art. 35.§ 1. De vervoerkosten van de begunstigden en, wanneer ze zich niet alleen kunnen verplaatsen, van hun begeleiders, worden door het Agentschap terugbetaald in geval van overplaatsing naar een andere dienst of van verzorging buiten de dienst.

Ze worden terugbetaald naar verhouding van de reële uitgaven, na aftrek van de tegemoetkomingen van de verschillende verzekeringsinstellingen en op vertoon van een oprecht en juist gewaarmerkte verklaring, behoorlijk gedateerd en ondertekend door de aanvrager. § 2. Als de gehandicapte persoon, en eventueel de persoon die hem begeleidt, een auto gebruikt voor de in § 1 bedoelde verplaatsing, betaalt het Agentschap de vervoerkosten terug op grond van een tot 11 pk belastbaar autovermogen en van het percentage dat voor het personeel van de Ministeries is vastgesteld bij het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten. Afdeling 3. - Vervoerkosten in dagonthaaldiensten

Art. 36.De dagonthaaldiensten, behalve de diensten voor integratiehulp, komen in de volgende gevallen in aanmerking voor een vergoeding van de vervoerkosten van hun begunstigden : 1° voor zover de diensten een collectieve ophaaldienst organiseren worden de kosten voor het vervoer van begunstigden van dagonthaaldiensten voor volwassenen tussen hun woonplaats en de dienst en omgekeerd, in aanmerking genomen naar verhouding van maximum 126,82 BEF per dag tenlasteneming door het Agentschap;2° de vervoerkosten voor begunstigden van dagonthaaldiensten voor niet-schoolgaande jongeren worden in aanmerking genomen naar verhouding van de werkelijke uitgaven;3° de kosten voor het vervoer van begunstigden van dagonthaaldiensten voor schoolgaande jongeren tussen hun woonplaats en de dienst en omgekeerd, worden in aanmerking genomen naar verhouding van maximum 202,92 BEF per dag door de dienst georganiseerde collectieve ophaal, behalve de dagen die tijdens de schoolvakantie binnen de dienst worden doorgebracht;4° de kosten voor het vervoer van begunstigden van dagonthaaldiensten voor niet-schoolgaande jongeren tussen hun woonplaats en de dienst en omgekeerd, worden in aanmerking genomen naar verhouding van maximum 202,92 BEF per dag door de dienst georganiseerde collectieve ophaal. In ieder geval worden de vergoedingen enkel op vertoon van bewijsstukken uitbetaald.

De verantwoordelijke van de dienst kiest het vervoermiddel en bepaalt de voorwaarden waaronder het vervoer moet plaatsvinden, onverminderd de naleving van de algemene bepalingen betreffende het personenvervoer; het dagelijkse vervoer mag niet meer dan 2 uur in beslag nemen.

Het Agentschap bepaalt de regels van de procedure voor de aanvraag van de vergoedingen.

Er worden maandelijkse voorschotten uitbetaald naar verhouding van 80% van de toelagen die het voorlaatste jaar zijn verleend.

Deze voorschotten worden het volgende jaar gereguleerd, rekening houdende met de toelaatbare reële uitgaven die gerechtvaardigd zijn aan de hand van in de loop van het eerste trimester van dit boekjaar ingediende bewijsstukken.

Art. 37.Er kan een jaarlijkse toelage voor personeelskosten verleend worden voor het vervoer van begunstigden van het Agentschap die door een dagonthaaldienst worden opgenomen, op voorwaarde dat de tegemoetkoming van het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector het voorwerp is van een overeenkomst die op grond van het decreet van 11 juli 1996 is gesloten. De toelage is vastgesteld op 874.946 BEF per subsidiabele personeelseenheid, alle lasten inbegrepen. Het aantal subsidiabele personeelseenheden is gelijk aan 0,0781 per ten laste genomen en regelmatig vervoerde begunstigde. Afdeling 4. - Aanvullende kosten voor vakantieverblijven in

residentiële diensten, met uitzondering van de residentiële overgangsdiensten

Art. 38.De diensten kunnen buiten hun installaties en onder eigen verantwoordelijkheid vakantieverblijven voor de begunstigden organiseren. Het programma van de vakantieverblijven wordt uiterlijk één maand vóór het begin ervan aan het Agentschap meegedeeld.

Art. 39.De aan de dienst verleende dagelijkse toelage wordt vermeerderd met het bedrag van de behoorlijk bewezen aanvullende kosten voor vakantieverblijven, tot maximum 341,35 BEF per dag en per persoon en 30 dagen per jaar.

De vervoerkosten die in aanmerking kunnen worden genomen tijdens de vakantie, worden beperkt tot de kosten voor verplaatsingen op het nationale grondgebied. HOOFDSTUK IV. - Bijdragen van de gehandicapte personen

Art. 40.De gehandicapte persoon betaalt een forfaitair bedrag als bijdrage tot de kosten van zijn tenlasteneming.

Deze bijdrage wordt gevraagd door de dienst die de persoon opvangt, op grond van de artikelen 41 à 52.

Art. 41.§ 1. Als het gaat om een jonge begunstigde die door een dienst of een pleeggezin wordt opgevangen en gehuisvest, wordt de in artikel 40 van dit besluit bedoelde bijdrage per dag aanwezigheid in de dienst vastgesteld op 2/3 van de ontvangen kinderbijslag, op grond van een attest van de instellingen die de bijslag uitbetalen. § 2. Als het gaat om een wees of om het kind van een werknemer die invalide, werkloos of gepensioneerd is, moet dezelfde bijdrage betaald worden als de werknemer die niet tot één van deze categorieën behoort.

Art. 42.§ 1. De door een residentiële dienst of pleeggezin opgevangen of gehuisveste volwassen begunstigde draagt al naar gelang zijn inkomen bij in de prijs van een dag aanwezigheid in de onthaaldienst.

In een residentiële dienst bedraagt de bijdrage 1.000 BEF per dag aanwezigheid; de niet-werkende gehandicapte persoon ontvangt maandelijks een bedrag van minimum 4.285 BEF. In een pleeggezin bedraagt de bijdrage 950 BEF per dag aanwezigheid; de niet-werkende gehandicapte persoon ontvangt maandelijks een bedrag van minimum 5.785 BEF. De volwassen gehandicapte persoon die een beroepsactiviteit uitoefent, mag blijven beschikken over de helft van zijn loon; het bedrag hiervan mag niet kleiner zijn dan 5.713 BEF per maand. § 2. De bepaling in § 1 van dit artikel is van toepassing op de in een residentiële dienst voor volwassenen onthaalde en gehuisveste jonge begunstigde, alsook op de volwassen begunstigde die, op grond van de in artikel 2, 5° en 6°, bedoelde afwijking, in een residentiële dienst voor jongeren wordt behouden.

Art. 43.Als het geheel van de inkomens van de gehandicapte persoon, na aftrek van het gedeelte waarover hij mag blijven beschikken, niet volstaat om de bijdrage te betalen, dan wordt deze verminderd naar rata van de vastgestelde inkomens. Voor de gehuwde gehandicapte persoon wordt rekening gehouden met de familiale lasten.

Art. 44.De in artikel 40 bedoelde bijdrage wordt vastgesteld op 143 BEF per dag aanwezigheid in een dagonthaaldienst voor jongeren.

De bijdrage wordt bij wijze van afwijking vastgesteld op 93 BEF per dag als de ouders kunnen bewijzen dat hun gecumuleerde netto-inkomens lager zijn dan 31.420 BEF per maand.

Wanneer twee kinderen van hetzelfde gezin gelijktijdig in een dagonthaaldienst voor jongeren worden opgenomen, wordt de voor elk kind verschuldigde bijdrage op 93 BEF vastgesteld.

Wanneer de twee kinderen niet aan dezelfde dienst toevertrouwd worden, moet het Agentschap nagaan of ze gelijktijdig opgenomen worden.

De gehandicapte persoon die het vervoermiddel van de dienst gebruikt, moet 29 BEF per dag betalen als bijdrage in de vervoerkosten.

Art. 45.In een dagonthaaldienst voor volwassenen wordt de in artikel 40 bedoelde bijdrage vastgesteld op 207 BEF per dag aanwezigheid voor gehandicapten onder 21 jaar en op 286 BEF per dag aanwezigheid voor gehandicapten boven 21 jaar.

De gehandicapte persoon die het vervoermiddel van de dienst gebruikt, moet 29 BEF per dag betalen als bijdrage in de vervoerkosten.

Art. 46.In de residentiële overgangsdiensten is de bijdrage op 610 BEF per maand vastgesteld.

Art. 47.In geval van cumulatie van tenlastenemingen, zoals bedoeld in artikel 19, wordt de bijdrage voor de tenlasteneming overdag door de residentiële dienst betaald.

Art. 48.Wanneer de bijdrage van de gehandicapte persoon overeenkomstig artikel 43 van dit besluit werd beperkt, wordt ze binnen de perken van de in artikel 42 bedoelde maximale bijdrage verhoogd ten belope van de bedragen die toegekend worden om de verhoogde onthaal- en huisvestingskosten te dekken die het gevolg zijn van de schade die aan een als verantwoordelijk erkende derde toe te schrijven is en vergoed moet worden overeenkomstig de artikelen 1382 à 1386 van het Burgerlijk Wetboek.

Art. 49.De bijdragen worden afgetrokken van de aan de diensten verschuldigde toelagen op grond van de driemaandelijkse opgaven waarvan sprake in artikel 31, § 1, tweede lid.

Art. 50.De bedragen die overeenstemmen met de krachtens de artikelen 41 à 52 vastgestelde bijdragen, worden rechtstreeks uitgekeerd aan de betrokken diensten.

Art. 51.§ 1. Behalve in de § 2 en § 3 van dit artikel bedoelde gevallen, mag de dienst geen extrabijdrage van de gehandicapte persoon eisen om de personeels-, werkings- en verblijfkosten te dekken. § 2. Voor zover ze niet het voorwerp zijn van een wettelijke of reglementaire tegemoetkoming, kan voor de onderstaande kosten een extrabijdrage geëist worden : 1° in residentiële diensten : a) het deel van de prothesekosten dat ten laste van de begunstigde blijft;b) de kosten voor het vervoer van de gehandicapte persoon tussen de dienst en zijn woonplaats, zijn werkplaats of een onderwijsinrichting, en omgekeerd;c) de schoolkosten; d) de specifieke kosten i.v.m. incontinentie; e) de kosten voor technische bijstand zoals wagentjes en andere mechanische of elektrische voorzieningen;f) het deel van de farmaceutische kosten dat niet gedekt wordt door een in dit besluit bedoelde tegemoetkoming en na aftrek van de tegemoetkomingen van de verzekeringsmaatschappij.2° in dagonthaaldiensten : de schoolkosten. § 3. Er kan een extrabijdrage gevraagd worden voor kosten die gemaakt worden om de gehandicapte persoon, op eigen verzoek of op verzoek van zijn wettelijke vertegenwoordiger, comfort of ontplooiings- en ontspanningsmogelijkheden te bieden die niet in vitale behoeften voorzien. HOOFDSTUK V. - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 52.Na de kennisgeving gaat het Agentschap over tot de aanpassing en de teruginning van ambtswege van de toelagen die krachtens dit besluit verleend werden op grond van onjuiste aangiften of waarvan het gebruik blijkbaar niet gerechtvaardigd is.

De aanpassing of de teruginning vindt plaats in de tweede maand na de kennisgeving en kan het voorwerp zijn van een aanzuiveringsplan waarover onderhandeld moet worden.

Art. 53.De in de artikelen 29, § 3, 30, 36, 37, 39, 42, 44, 45, 46 en in bijlage V bedoelde bedragen worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 119,53 van 1 mei 1996.

De in bijlage VIII bedoelde loonschalen worden aan het spilindexcijfer 138,01 van 1 januari 1990 gekoppeld op grond van het indexcijfer van de huidige consumptieprijzen die op 1 januari 1984 zijn vastgesteld.

De Regering laat de in artikel 24, § 1, 2°, bedoelde coëfficiënt en de in bijlage IV bedoelde bedragen aanpassen op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen.

Voor 1998 wordt de in artikel 24, § 1, 2°, bedoelde aanpassingscoëfficiënt op 101,5% vastgesteld.

TITEL IV. - Kwalificatienormen voor het personeel

Art. 54.Het personeel van de diensten moet aan de in bijlage II bedoelde kwalificatienormen voldoen.

De dienst stelt de voor eensluidend verklaarde afschriften van de diploma's van de personeelsleden ter beschikking van de inspectiedienst van het Agentschap.

Bij hun indienstneming moeten de personeelsleden de dienst een getuigschrift van goed zedelijk gedrag bezorgen.

Art. 55.De diensten moeten voldoen aan de in de bijlagen IX, X en XI bedoelde personeelsnormen.

TITEL V. - Opname- en onthaalbeleid, opvolging van de klachten, m.i.v. de financiële relaties met de gehandicapte personen en het beheer van hun goederen en vermogen HOOFDSTUK I. - Opnamebeleid

Art. 56.De in artikel 24, tweede lid, 6°, 7°, 9° en 11°, van het decreet bedoelde diensten kunnen een gehandicapte persoon alleen opnemen als hij in het bezit is van : 1° de in artikel 21 van het decreet bedoelde beslissing tot tegemoetkoming van het Agentschap op grond waarvan hij opgenomen of gehuisvest moet worden;2° de voorlopige beslissing waarvan sprake in artikel 15 van het besluit van 4 juli 1996 tot uitvoering van het decreet;3° het ontvangbewijs van de door hem ingediende aanvraag om tegemoetkoming;4° de beslissing van een bevoegde instelling van een andere deelgemeenschap die krachtens een samenwerkingsakkoord uitwerking kan hebben op het grondgebied van het Franse taalgebied.

Art. 57.De diensten bezorgen de berichten van aankomst en vertrek van de door hen onthaalde of gehuisveste begunstigden binnen drie dagen aan het gewestelijk bureau van het geografisch gebied waaronder ze ressorteren.

Art. 58.Elke dienst die voor de volgende deficiënties erkend is : 1° hersenverweking, multiple sclerose, spina bifida, myopathie, neuropathie;2° zware geestelijke deficiëntie;3° ernstige geestelijke deficiëntie;4° stoornissen in de motoriek, dysmelie, poliomyelitis, skelet- en ledenmisvormingen met gepaard gaande handicap, voorziet vanaf 1 januari 1998 in de vervanging van natuurlijke afvloeiingen door de op te vangen of te huisvesten gehandicapte personen bij voorkeur te kiezen uit een lijst van gehandicapte personen die aan de voormelde deficiënties lijden;die lijst wordt binnen vijf dagen na de aanvraag van de dienst door het in artikel 57 bedoelde bureau toegestuurd.

Als het gewestelijk bureau de lijst niet binnen de vastgestelde termijn toestuurt, kan de dienst de begunstigde van zijn keuze opnemen, voor zover wordt voldaan aan de bepalingen van de artikelen 56 en 62.

Art. 59.De in artikel 58 bedoelde lijst bevat alle onthaal- of huisvestingsaanvragen die gehandicapte personen bij het bevoegde gewestelijk bureau hebben ingediend; deze aanvragen werden vóór 1 december 1996 ingediend aan de hand van een document waarop de indieningsdatum voorkomt, en meegedeeld aan het gewestelijk bureau van het geografische gebied waaronder de dienst ressorteert, op initiatief van de diensten, de gehandicapte personen, andere gewestelijke bureaus of in het kader van in artikel 16 van het decreet bedoelde samenwerkingsakkoorden.

Deze lijst bevat, in voorkomend geval, de gegevens van de dienst waar de gehandicapte persoon opgevangen of gehuisvest wenst te worden.

De lijst vermeldt voor elke persoon de datum waarop hij zijn aanvraag heeft ingediend.

Art. 60.De dienst bepaalt de volgorde van de prioriteiten op grond van de volgende elementen : 1° de datum waarop de aanvraag is ingediend;2° de adequatie tussen het medisch-sociaal-pedagogisch project, de organisatie en de infrastructuur van de dienst en de behoeften van de gehandicapte persoon, die beiden in samenwerking vastgesteld of aan het licht gebracht hebben;3° de urgentie van het onthaal of de huisvesting wegens de lichamelijke, geestelijke of sociale toestand van de gehandicapte persoon. Het Agentschap neemt een beslissing op grond van de voorstellen van de diensten en moet rekening houden met de weigering van de gehandicapte persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger en de met redenen omklede weigering van de dienst.

In voorkomend geval slaat de beslissing eveneens op : 1° de voorwaarden waaronder ze wordt toegepast wanneer ze gunstig is voor de begunstigde die tijdens de periode van het onderzoek van het beroep niet opgenomen werd door de dienst;2° de financiering van de tenlasteneming van de begunstigde die, ondanks de beslissing van het Agentschap, eventueel onthaald of gehuisvest werd tijdens de periode van het onderzoek van het beroep.

Art. 61.De diensten kunnen bij het Agentschap een beroep instellen tegen de in artikel 60 bedoelde beslissingen.

Het Agentschap behandelt het dossier.

Het beheerscomité beslist binnen twee maanden, te rekenen vanaf de toezending van het beroep.

Art. 62.Een dienst mag in geen geval gehandicapte personen opnemen voor wie de beslissing tot tegemoetkoming niet overeenstemt met de in de erkenningsbeslissing bedoelde categorieën van handicaps.

De tenlastenemingen van gehandicapte personen voor wie de beslissing tot tegemoetkoming van het Agentschap niet concludeert tot de noodzaak van een opname of een huisvesting, komen niet in aanmerking voor een toelage.

De opname in een dienst mag in geen geval in geld of in natura geconditioneerd worden door de kandidaten voor de opname, hun wettelijke vertegenwoordigers of hun gezin. HOOFDSTUK II. - Onthaal

Art. 63.Elke begunstigde of zijn wettelijke vertegenwoordiger sluit met de dienst een overeenkomst betreffende het verblijf, het onthaal, de behandeling of de begeleiding.

De overeenkomst wordt door beide partijen ondertekend. Een afschrift ervan wordt aan elke partij bezorgd.

Ze bevat op zijn minst volgende bepalingen : 1° de identiteit van de partijen en, in voorkomend geval, die van de wettelijke vertegenwoordiger van de begunstigde;2° de datum van de opname of van het begin van de dienstverleningen, de duur van de overeenkomst en, in voorkomend geval, de deeltijdse opname en de duur van de proefperiode;3° het bedrag van de verschuldigde bijdrage en het minimumbedrag dat voor de gehandicapte persoon bestemd is;4° de natuurlijke of rechtspersoon die voor de betaling en de wijze van betaling instaat;5° de extrabijdragen die geëist worden, overeenkomstig artikel 51, § 2 en § 3;6° de bepalingen betreffende de opzeggingstermijn en de ontbinding van de overeenkomst;7° de wijze waarop de overeenkomst aangepast of gewijzigd kan worden. Het huishoudelijk reglement maakt noodzakelijk deel uit van de overeenkomst. Eén exemplaar ervan wordt door de begunstigde of zijn wettelijke vertegenwoordiger voor ontvangst en voor akkoord ondertekend.

Art. 64.De begunstigde of zijn wettelijke vertegenwoordiger heeft recht op volledige en nauwkeurige informatie over alle vragen betreffende zijn onthaal of huisvesting en zijn individueel project, met inbegrip van informatie over het in artikel 12, § 3, bedoelde dossier dat de dienst in bewaring heeft onder voorbehoud van het beroepsgeheim en met inachtneming van de wet op de bescherming van het private leven.

Art. 65.§ 1. Behalve in geval van overmacht of in spoedgevallen zijn de dienst en de begunstigde of zijn wettelijke vertegenwoordiger verplicht overleg te plegen i.v.m. : 1° de maatregelen die zich opdringen wegens de evolutie van de lichamelijke en geestelijke toestand;2° de wijzigingen van de individuele huisvestings- en levensomstandigheden. Het initiatief van het overleg moet genomen worden door de partij die een wijziging wenst aan te vragen. § 2. Elke klacht betreffende de tenlasteneming door een dienst moet schriftelijk geformuleerd worden door de begunstigde, zijn wettelijke vertegenwoordiger, een bloed- of aanverwante.

Deze klacht wordt aan het Agentschap gestuurd dat onmiddellijk ontvangst bericht.

Het Agentschap stelt de inrichtende macht onmiddellijk in kennis van de klacht. Het Agentschap onderzoekt de klacht binnen een termijn van maximum zes maanden.

Het Agentschap geeft de aanklager en de inrichtende macht kennis van het gevolg dat aan de klacht wordt gegeven.

Art. 66.In elke dienst, met uitzondering van de diensten voor plaatsing in gezinnen, moet een gebruikersraad opgericht worden waarin de gebruikers en, desnoods, hun wettelijke vertegenwoordigers vertegenwoordigd zijn.

De raad heeft als taak alle suggesties te formuleren i.v.m. de levenskwaliteit en de praktische organisatie van het onthaal of de huisvesting van de gebruikers.

De verantwoordelijken van de dienst verstrekken de raad alle inlichtingen die de gebruikers nodig hebben om aan het medisch-sociaal-pedagogisch project deel te nemen.

De gebruikersraad en de dienst plegen overleg : 1° vooraleer wijzigingen aan te brengen in het huishoudelijk reglement;2° vooraleer de algemene huisvestings- en levensomstandigheden aanzienlijk te wijzigen.

Art. 67.§ 1. De verantwoordelijken van de dienst zorgen voor de oprichting en de goede werking van de gebruikersraad.

De animatie en het secretariaat van de raad worden door een personeelslid waargenomen. § 2. De gebruikersraad bestaat uit ten minste drie leden waaronder de voorzitter die uit zijn midden gekozen is.

De leden van de gebruikersraad mogen in geen geval deel uitmaken van de inrichtende macht van de dienst. § 3. De gebruikersraad vergadert minstens één keer per trimester of op verzoek van de gebruikers, hun wettelijke vertegenwoordigers of de dienst. § 4. De dienst zorgt ervoor dat de lijst van de leden van de gebruikersraad en hun wettelijke vertegenwoordigers wordt bekendgemaakt d.m.v. een aanplakbord dat regelmatig moet worden bijgehouden. Hij zorgt er ook voor dat proces-verbaal van de vergaderingen wordt opgemaakt en dat de proces-verbaal in een daartoe voorziene register worden opgenomen. HOOFDSTUK III. - Beheer van de goederen en van het vermogen van de gehandicapte persoon

Art. 68.§ 1. Elke residentiële dienst voor volwassenen waaraan de gehandicapte persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger het beheer van zijn vermogen of zijn goederen toevertrouwt, moet zorgen voor de opening van een individuele rekening bij een in België gevestigde bank- of kredietinstelling die met de instemming van de gehandicapte persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger wordt gekozen.

Het in artikel 12, § 3, bedoelde individuele dossier moet een door de gehandicapte persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger ondertekend attest bevatten als bewijs van hun beslissing om hun vermogen of goederen door de dienst te laten beheren.

De goederen en het vermogen worden nader omschreven in het attest. § 2. Iedere operatie die de residentiële dienst laat verrichten voor de gehandicapte persoon die hem het beheer van zijn kapitaal of goederen heeft toevertrouwd, wordt binnen acht dagen op de individuele rekening van de gehandicapte persoon gebracht.

Dit hoofdstuk slaat niet op de bedragen die als toelagen aan de gehandicapte personen worden uitgekeerd. Deze bedragen worden in de boekhouding van de dienst opgenomen en zijn het voorwerp van een opgave die aan het Agentschap wordt meegedeeld.

Art. 69.De residentiële diensten voor volwassenen houden voor elke gehandicapte persoon een individuele boekhoudfiche waarvan het model door het Agentschap wordt bepaald.

Bij de boekhoudfiche wordt een attest gevoegd van de rekeningopening bij een bank- of kredietinstelling. Elke geld- of effectenoperatie voor een gehandicapte persoon wordt binnen acht dagen op de boekhoudfiche vermeld.

De gehandicapte persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger krijgen op verzoek binnen acht dagen een staat van hun persoonlijke boekhouding toegestuurd.

De jaarlijkse berekening wordt de gehandicapte persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger automatisch toegestuurd aan het einde van het kalenderjaar en bij zijn vertrek.

Art. 70.De in artikel 69 bedoelde individuele boekhoudfiche en de documenten betreffende de door de dienst overeenkomstig artikel 68 geopende individuele rekeningen liggen steeds ter inzage van het Agentschap dat ze één keer per jaar nakijkt.

De afgevaardigde van het Agentschap viseert de gecontroleerde fiches als de rekening juist wordt bevonden.

Art. 71.Elke dienst moet de afgevaardigde van het Agentschap alle inlichtingen verstrekken die hij nuttig acht voor de uitvoering van zijn opdracht.

Art. 72.De afgevaardigde van het Agentschap stelt de administrateur-generaal onmiddellijk in kennis van de onregelmatigheden die hij vaststelt

Art. 73.De afgevaardigde van het Agentschap kan geen lid zijn van de raad van bestuur van één van de diensten waarop hij toezicht moet houden, noch bloed- of aanverwante tot en met de vierde graad van een bestuurder, een personeelslid van de diensten of van een gehandicapte persoon die in één van hen opgenomen is.

TITEL V. - Naleving van de normen

Art. 74.De inspectiediensten moeten nagaan of de erkenningsnormen worden nageleefd en advies geven aan de door het Agentschap erkende diensten.

Ze vergewissen zich van de naleving van de regels voor de toekenning en het gebruik van de toelagen en controleren de boekhoudingen.

Ze maken met elke dienst een periodieke evaluatie van de uitvoering van de medisch-sociaal-pedagogische projecten. Daartoe evalueren ze in samenwerking met de diensten en de educatieve ploegen de werkmethoden, de kwaliteit van de diensten, de dienstverleningen en de uitvoering van de levensprojecten van de begunstigden. Ze gaan na of het in artikel 10, § 3, bedoelde individuele dossier bestaat en bijgehouden wordt. Ze geven ook advies aan de diensten en aan de educatieve ploegen.

De positieve of negatieve opmerkingen en conclusies van de verschillende inspecties worden doorgestuurd naar de inrichtende machten en directies, die ze op hun beurt aan de ondernemingsraad en/of de vakbondsafvaardiging alsook aan de gebruikersraad meedelen.

Art. 75.§ 1. De door het Agentschap erkende diensten houden de boeken overeenkomstig de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen en de uitvoeringsbesluiten ervan.

De inhoud en de presentatie van het genormaliseerde minimale boekhoudplan stemmen overeen met die van het volledige schema van de jaarrekeningen met balans, resultatenrekeningen en bijlagen, overeenkomstig de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen en de uitvoeringsbesluiten ervan.

De met de activiteit van de diensten overeenstemmende hoofden en nummers van de rekeningen worden hen d.m.v. een omzendbrief toegestuurd. § 2. De financiële bijdragen die aan de begunstigden of hun wettelijke vertegenwoordigers gevraagd worden, moeten als teruggeïnde kosten geboekt worden.

Deze bijdragen worden in het kader van het toezicht op het gebruik van de toelagen afgetrokken van het bedrag van de overeenkomende lasten.

Ook de toelagen die door de overheid of door de overheid gesubsidieerde liefdadigheidsinstellingen aan de diensten worden toegekend, worden afgetrokken van de overeenkomende lasten die tijdens het boekjaar op een geldige wijze zijn aangerekend. Met deze toelagen wordt slechts rekening gehouden als ze verleend worden om de uitgaven te dekken die in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de toelage. § 3. De beginbalans van elke dienst wordt het Agentschap overgelegd binnen zes maanden na de bekendmaking van het uittreksel van hun erkenningsbesluit in het Belgisch Staatsblad. § 4. Het boekjaar stemt overeen met het kalenderjaar. De jaarrekeningen van elke dienst worden het Agentschap uiterlijk 31 mei van het jaar na het boekjaar toegestuurd, samen met het verslag van een bedrijfsrevisor die de rekeningen voor echt moet verklaren en eventueel rectificeren.

Ze moeten ook vergezeld gaan van de geconsolideerde jaarrekeningen van het rechtsgebied waaronder de dienst ressorteert of waarmee hij verbonden is door een enige directie in de zin van hoofdstuk III, afdeling 1, punt IV A, § 6, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 op de jaarrekening. § 5. Als de diensten verleend worden door een juridisch onderscheiden vereniging die evenwel met de dienst verbonden is door een enige directie in de zin van hoofdstuk III, afdeling 1, punt IV A, § 6, van de bijlage bij het koninklijk besluit van 8 oktober 1976 op de jaarrekening, moeten de dienstverleners hun aanwezigheid in het personeelsregister aantekenen.

TITEL VI. - Overeenkomsten met de diensten voor integratiehulp en de diensten voor kort verblijf

Art. 76.§ 1. De diensten voor integratiehulp en kort verblijf worden per overeenkomst gesubsidieerd.

De overeenkomst wordt gesloten voor een bepaalde duur van maximum drie jaar.

Na evaluatie kan ze voor dezelfde duur of voor een kortere termijn hernieuwd worden. Ze moet voorzien in specifieke voorwaarden inzake de infrastructuur, de begeleiding en de werking. § 2. Tijdens het jaar waarin de omvorming plaatsvindt, stemt het bedrag van de overeenkomst overeen met het saldo van de toelage dat verkregen wordt door de vermindering van de erkende capaciteit van de dienst waarvan de tenlastenemingen overeenkomstig artikel 25 omgezet worden.

Vanaf het volgende jaar stemt het bedrag van de overeenkomst overeen met het saldo van de toelage dat verkregen wordt door de vermindering van de erkende capaciteit die op een jaarlijkse basis berekend wordt. § 3. Voor de in artikel 84, 2°, bedoelde diensten is het bedrag van de overeenkomst gelijk aan het geïndexeerde bedrag van de overeenkomst 1997.

Art. 77.Binnen twee maanden na de werkelijke uitvoering van de omzetting wordt een voorschot toegekend dat gelijk is aan 2/3 van het in artikel 76, § 2, bedoelde bedrag. Het saldo wordt vereffend na verificatie van de rekeningen en bewijsstukken en na gunstig advies van het Agentschap.

Art. 78.De dienst waarmee de overeenkomst is gesloten, moet : 1° een boekhouding voeren, overeenkomstig artikel 76, § 1;2° zich onderwerpen aan het toezicht van het Agentschap, overeenkomstig de in titel VI bedoelde voorwaarden;3° het Agentschap een jaarlijks activiteitenverslag bezorgen. De inspectiediensten gaan twee keer per jaar over tot de evaluatie van het project.

Art. 79.Het Agentschap heeft als taak : 1° te zorgen voor de adequatie tussen de activiteiten en het project van de dienst;2° advies te geven over de aanpassingen en de eventuele heroriënteringen van het project dat het voorwerp is van de overeenkomst;3° het project te evalueren op basis van het verslag van de pedagogische inspectie en van het in artikel 78, § 3, bedoelde jaarlijks activiteitenverslag, de voortzetting van de actie toe te laten en de betaling van het saldo goed te keuren onder voorbehoud van de verificatie van de rekeningen en bewijsstukken.

Art. 80.Als de evaluatie van de dienst negatief is, kunnen de geldmiddelen die hij het volgende jaar zou hebben ontvangen, verleend worden aan de dienst waarvan het project is uitgegaan, in het kader van zijn erkenning vóór de omvorming of in het kader van een in artikel 85, § 1, a), b), c),d), e) bedoeld omvormingsproject.

TITEL VII. - Programmering Afdeling 1. - Aantal erkende tenlastenemingen en diensten

Art. 81.Zolang de criteria voor de programmering van het aantal al dan niet in bestaande structuren opgenomen dagonthaaldiensten, residentiële diensten, diensten voor plaatsing in gezinnen en diensten voor kort verblijf niet door de Regering zijn vastgesteld met name op grond van de voorstellen van de in artikel 39 van het decreet bedoelde subregionale commissies, mag het aantal diensten niet hoger zijn dan het aantal diensten die op 1 januari 1998 erkend zijn, behalve de diensten voor integratiehulp voor jongeren van 8 tot 18 jaar en de diensten voor kort verblijf.

Art. 82.Het aantal diensten voor integratiehulp voor jongeren van 8 tot 18 jaar wordt binnen de budgettaire mogelijkheden vastgesteld door het beheerscomité van het Agentschap, na kwalitatieve evaluatie van de projecten naar gelang van de behoeften; dit aantal mag niet hoger zijn dan 25 diensten voor integratiehulp, waaronder 7 voor jongeren die aan geestelijke deficiëntie lijden, 7 voor jongeren met gedragsstoornissen, 7 voor jongeren met polyhandicaps, 2 voor jongeren met gehoorstoornissen en 2 voor jongeren met gezichtsstoornissen.

Het aantal diensten voor kort verblijf is vastgesteld op één per gewestelijk bureau.

Art. 83.De totale erkende capaciteit van de diensten wordt voorlopig door een gewestelijk bureau vastgesteld op 3,1 per duizend bewoners, waarvan 1 per duizend besteed moet worden aan tenlastenemingen die moeten voorzien enerzijds in de behoeften van de in artikel 21, 3, § 2° en 3°, bedoelde volwassenen en anderzijds in de behoeften van jongeren met een zware of ernstige geestelijke deficiëntie, een zware geestelijke deficiëntie en overweldigende ontwikkelingsstoornissen, stoornissen in de motoriek, dysmelie, poliomyelitis, skelet- en ledenmisvormingen, hersenverweking, multiple sclerose, spina bifida, myopathie en neuropathie. Bij overschrijding van het vastgestelde percentage kan het aantal erkende tenlastenemingen echter gehandhaafd worden.

Art. 84.Het aantal erkende tenlastenemingen per soort dienst mag niet hoger zijn dan de op 1 januari 1998 erkende capaciteit.

De in het vorige lid en in artikel 81 bedoelde aantallen mogen echter verhoogd worden binnen de budgettaire mogelijkheden en onder de volgende voorwaarden : 1° de verhoging van de erkende capaciteit of de oprichting van een nieuwe dienst is het gevolg van de omvormingen zoals bedoeld in afdeling 2;2° de oprichting van een nieuwe dienst voor integratiehulp vloeit voort uit een specifiek project waarvoor het Agentschap in 1996 en 1997 een overeenkomst heeft gesloten;3° de verhoging van de erkende capaciteit of de oprichting van een nieuwe dienst is het voorwerp van een vaste en definitieve belofte tot subsidiëring in geval van aankoop, bouw of inrichting en de infrastructuur voldoet aan de erkenningsnormen voor zover deze in de subregionale behoeften voorzien;4° de verhoging van de erkende capaciteit en de oprichting van een nieuwe dienst zijn nodig voor de tenlasteneming van personen met polyhandicaps. Afdeling 2. - Omvorming van de diensten

Art. 85.§ 1. Het omvormingsproject moet de volgende voorwaarden vervullen : 1° de handhaving van alle voltijdse banen waarborgen;2° de handhaving van de bestaande banen waarborgen binnen de in de erkenningsnormen bepaalde perken;3° de budgettaire neutraliteit van de omvorming waarborgen;4° in de personeelsopleiding voorzien;5° zorgen voor de omzetting : a) van tenlastenemingen van jongeren in tenlastenemingen van volwassenen;b) van tenlastenemingen die moeten voorzien in de behoeften van jongeren met een lichte of gematigde geestelijke deficiëntie, karakterstoornissen met neurotische of prepsychotische problemen, gezichtsstoornissen of ernstige gehoor- of spraakstoornissen, of die blind, amblyoop, doof of halfdoof zijn, in tenlastenemingen die moeten voorzien in de behoeften van jongeren met een zware of ernstige geestelijke deficiëntie, een zware geestelijke deficiëntie en overweldigende ontwikkelingsstoornissen, stoornissen in de motoriek, dysmelie, poliomyelitis, skelet- en ledenmisvormingen, hersenverweking, multiple sclerose, spina bifida, myopathie, neuropathie, een niet-besmettelijke chronische aandoening die niet meer in een afdeling kindergeneeskunde verzorgd hoeft te worden;c) van de in artikel 21, § 3, 1°, bedoelde tenlasteneming van volwassenen in de in artikel 21, § 3, 2° en 3°, bedoelde tenlastenemingen voor volwassenen;d) van de tenlasteneming van jongeren en volwassenen in tenlastenemingen door een residentiële overgangsdienst;e) van de in artikel 21, § 3, 4°, bedoelde tenlasteneming van volwassenen door een residentiële nachtdienst in tenlastenemingen door een residentiële nachtdienst en een dagonthaaldienst;f) van de tenlasteneming van jongeren of volwassenen door een dienst voor kort verblijf;g) van de tenlasteneming voor jongeren door dagonthaaldiensten in tenlastenemingen door diensten voor integratiehulp voor jongeren van 8 tot 18 jaar.

Art. 86.De prijs van de omgezette tenlastenemingen mag niet hoger zijn dan het toelagesaldo dat voortkomt uit de vermindering van de capaciteit van de dienst waarvan de tenlastenemingen zijn omgezet, behalve wanneer het Agentschap een afwijking toestaat.

TITEL VIII. - Opheffings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 87.De volgende besluiten worden opgeheven : 1° het koninklijk besluit van 23 december 1970 tot vaststelling van de voorwaarden voor de erkenning van de inrichtingen, tehuizen en diensten voor plaatsing in gezinnen ten behoeve van gehandicapten;2° het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 25 juli 1983 houdende vaststelling van de bijdrage van de gehandicapten ten laste van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten geplaatst in de instellingen van de Franse Gemeenschap, gewijzigd bij het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 25 september 1985 en bij het besluit van de Waalse Regering van 23 maart 1995;3° het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 25 februari 1985 houdende organisatie van de controle op de roerende waarden van gehandicapte personen, begunstigden van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten;4° het besluit van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 9 februari 1987 genomen ter uitvoering van het koninklijk besluit nr.81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, gewijzigd bij de besluiten van de Franse Gemeenschapsexecutieve van 16 november 1987, 24 februari 1989, 25 februari 1989, 13 november 1989, 12 juni 1990, 26 juni 1990, 14 januari 1991, 11 juni 1991, 4 september 1991, 16 november 1992, bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 november 1993 en bij de besluiten van de Waalse Regering van 18 juli 1994, 9 maart 1995, 23 maart 1995, 30 mei 1996, 20 juli 1996, 20 februari 1997 en 24 juli 1997; 5° het besluit van Franse Gemeenschapsexecutieve van 11 juni 1990 tot vaststelling van de voorwaarden voor de verlenging van de tegemoetkoming van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, ten gunste van zekere begunstigden van voornoemd Fonds toen ze de burgerlijke meerderjarigheid bereiken.

Art. 88.De dienst die één of meer bezoldigde of ziekenfondsgeneesheren tewerkstelt voor wie de jaarlijkse toelage per geneesheer lager zou zijn dan de toelage 1997, blijft de toelage genieten tot het vertrek of de pensionering van die geneesheren.

Art. 89.De diensten beschikken over een termijn van één jaar om zich te schikken naar de bepalingen van de artikelen 66 en 67.

Art. 90.De bepalingen die de Federale Overheid moet wijzigen of vervangen door bepalingen van dit besluit, zullen met de nodige aanpassingen toegepast worden.

Art. 91.De Minister verzoekt de Administrateur-generaal van het Agentschap om hem jaarlijks uiterlijk 31 maart een evaluatie te bezorgen die betrekking heeft op de toepassing van dit besluit, met name op de niet ingewilligde onthaal- en huisvestingsaanvragen en op de behoeften waarin prioritair moet worden voorzien in de sector.

Art. 92.Wat hun inhoud, presentatie en nummering betreft, mogen het boekhoudplan, de resultatenrekeningen en de balans verder opgemaakt worden in de genormaliseerde rekeningen en balansen die het voorwerp uitmaken van bijlage XII.

Art. 93.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1998.

Art. 94.De Minister van Sociale Actie is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 9 oktober 1997.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, Kmo's, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld BIJLAGE XV - Infrastructuurnormen HOOFDSTUK I. - Algemene normen voor residentiële diensten Architecturale normen A. ALGEMENE HYGI"NISCHE NORMEN VOOR DE GEBOUWEN 1. De gebouwen moeten op een rustige en gezonde plek opgericht worden.2. De gebouwen moeten regelmatig onderhouden worden.Vochtigheid of inwatering moet bestreden worden. 3. Alle voorzorgsmaatregelen moeten genomen worden om brand te voorkomen en te bestrijden.Dienovereenkomstig moeten de bebouwingsplannen en de omschrijving van de gebruikte materialen onderworpen worden aan het advies van de brandweer van de gemeente. 4. In de woonkamers moet de temperatuur steeds tussen 18° en 20° schommelen, ongeacht de weersomstandigheden.Het verwarmingssysteem mag geen open vlam noch gas- of stofontwikkeling toelaten. 5. Alle lokalen moeten voorzien zijn van luchtverversing en verlichting.Er moet voorzien worden in de nodige elektrische verlichting en in een geschikte noodverlichting. 6. Het gebouw moet voorzien zijn van drinkwater. Daar waar geen waterleiding bestaat of wanneer het water niet van het net komt, moet bij de erkenningsaanvraag een analysecertificaat van de provinciale hygiënediensten gevoegd worden. Dat certificaat moet jaarlijks ingediend worden. 7. Vlakbij de slaapkamers en woonkamers moeten de nodige sanitaire voorzieningen geïnstalleerd worden.De ruimten ervoor moeten voorzien zijn van een elektrische luchtverversing.

De sanitaire voorzieningen moeten bestaan uit : 1 WC voor 10 gehandicapten boven drie jaar; 1 aangepaste WC voor 5 kinderen van 8 maanden tot 3 jaar; 1 urinoir of 1 WC voor 10 personen van het mannelijk geslacht; 1 bad of douche voor 10 gehandicapten boven drie jaar; 1 bad voor 6 gehandicapte kinderen onder drie jaar. Deze baden moeten voorzien zijn van mobiele koud- en warmwaterdouches en verhoogd worden om een vlottere zorgverlening toe te laten. Er moet ook voorzien worden in uit- en aankleedtafels; 1 wastafel met stromend water per gemeenschappelijke kamer voor 3 gehandicapte personen; 1 wastafel met stromend water per individuele kamer.

Voor de bezoekers en het personeel moet worden voorzien in aparte sanitaire voorzieningen. 8. Het gebouw moet voorzien zijn van de nodige huishoudelijke apparatuur.De keuken en eventueel de wasserij moeten zodanig ingericht worden dat geuren en dampen geen hinder kunnen vormen. Die ruimten mogen niet doorlopen naar de infirmerielokalen voor besmettelijke zieken.

In de instellingen met een afdeling voor kinderen onder drie jaar kan een melkkeuken met een steriliseerapparaat vereist worden. 9. De instellingen met 30 gehandicapte personen en méér moeten voorzien zijn van lokalen met 1 bed voor 25 gehandicapte personen, die speciaal bestemd zijn voor infirmerie en voor het isoleren van personen die aan besmettelijke aandoeningen lijden of die er vermoedelijk aan lijden.Vlakbij deze lokalen moeten sanitaire voorzieningen en een diëtische dienst apart geïnstalleerd worden. De instellingen moeten ook beschikken over de middelen om de lokalen, de kleren en het beddegoed te ontsmetten of moeten daartoe regelmatig beroep doen op een ontsmettingsdienst.

B. HUISVESTINGSNORMEN VOOR GEHANDICAPTE PERSONEN De voor gehandicapte personen bestemde ruimte moet bestaan uit : a) individuele of gemeenschappelijke slaapkamers met de nodige oppervlakte. De slaapkamers worden opgedeeld in eenheden van maximum 10 bedden en de bedden moeten op minstens 80 cm van elkaar staan; 3m2 per kind onder drie jaar; 5m2 per kind van drie tot tien jaar; 6m2 per gehandicapte persoon boven tien jaar; 8m2 per individuele slaapkamer.

De slaapkamer van de bewaker/bewaakster moet zich vlakbij de slaapzalen bevinden.

Het gebouw moet voorzien zijn van nachtverlichting; b) woonruimten die gescheiden zijn van de klaslokalen en de werkplaatsen en die beantwoorden aan de behoeften van de gehandicapte personen (eetkamer, speelkamer, living), met een totale oppervlakte van minstens 4m2 per gehandicapte persoon. Het personeel moet beschikken over voldoende aparte lokalen.

C. NORMEN VOOR DE BEHANDELING EN DE REVALIDATIE VAN GEHANDICAPTE PERSONEN De instelling moet beschikken : 1. over een medisch complex met minstens een geneesheerkantoor met de nodige uitrusting voor klinische examens;2. over een lokaal voor de administratie en de sociale dienst; al naar gelang de categorie en de behoeften van de instellingen : 3. over een lokaal voor psychologische examens en over het nodige materieel; 4. over revalidatielokalen en over het materieel dat beantwoordt aan de eisen van de moderne technieken en van de behandelde gevallen (logopedie, kinesitherapie, ergotherapie, psychomotorische revalidatie, orthoptiek, akoepedie, enz.). HOOFDSTUK II. - Algemene normen voor dagonthaaldiensten De in hoofdstuk I bedoelde architecturale normen zijn van toepassing voor zover de volgende wijzigingen worden aangebracht 1. Punt A.- 7. wordt als volgt gewijzigd : Vlakbij de slaapkamers en woonkamers moeten de nodige sanitaire voorzieningen geïnstalleerd worden. De ruimten ervoor moeten voorzien zijn van een elektrische luchtverversing. 1 WC voor 20 gehandicapte personen; 1 urinoir voor 20 gehandicapte personen van het mannelijk geslacht; 1 wastafel met stromend water voor 6 gehandicapte personen.

Voor de bezoekers en het personeel moet worden voorzien in aparte sanitaire voorzieningen. 2. Punt A.-9. Het begin van de eerste zin wordt als volgt gewijzigd : De instelling moet beschikken over een bed dat speciaal bestemd is voor de infirmerie... 3. Punt B.a) is niet van toepassing. HOOFDSTUK III. - Bijzondere normen voor residentiële diensten of dagonthaaldiensten die zorgen voor het onthaal en/of de huisvesting van gehandicapte personen van de categorieën 1 tot 12 en 14 van artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten De algemene architecturale en organisatorische normen, waarvan sprake in de hoofdstukken I en II, zijn van toepassing.

I. BIJZONDERE NORMEN VOOR DE DIENSTEN DIE ZORGEN VOOR HET ONTHAAL EN DE HUISVESTING VAN GEHANDICAPTE PERSONEN VAN DE CATEGORIE"N 1, 2, 5, 6, 8, 9 en 12 ARCHITECTURALE NORMEN 1. Gebouwen met verdiepingen moeten voorzien zijn van de nodige liften om een vlotte verticale circulatie te waarborgen.2. In de gangen moeten zo weinig mogelijk treden, trappen en andere belemmeringen aangebracht worden;de gangen en trappen moeten voorzien zijn van leuningen. 3. Een bepaald aantal WC's moet voldoende ruimte en breedte bieden voor wagentjes en karretjes en moet voorzien zijn van steunliggers.4. De baden, douches en wastafels moeten vlot toegankelijk zijn. 5. De dienst moet uitgerust zijn met zalen voor behandelingen i.v.m. kinesitherapie, fysiotherapie, hydrotherapie en ergotherapie. Hij moet ook beschikken over een uitrusting, instrumentering en apparatuur die aan de eisen van de moderne techniek beantwoorden.

II. BIJZONDERE NORMEN VOOR DE DIENSTEN DIE ZORGEN VOOR HET ONTHAAL EN DE HUISVESTING VAN GEHANDICAPTE PERSONEN VAN DE CATEGORIE"N 3 EN 4 ARCHITECTURALE NORMEN 1. Gebouwen met verdiepingen moeten voorzien zijn van de nodige liften om een vlotte verticale circulatie te waarborgen.2. De dienst moet uitgerust zijn met een geschikte ademhalings- en oxygenatieapparatuur en met een kinesitherapiezaal. III. BIJZONDERE NORMEN VOOR DE DIENSTEN DIE ZORGEN VOOR HET ONTHAAL EN DE HUISVESTING VAN GEHANDICAPTE PERSONEN VAN CATEGORIE 7 a. Gehandicapte met gehoor- en spraakstoornissen. ARCHITECTURALE NORMEN 1. De instelling moet beschikken over een audiometriezaal met een geluidsisolatiesysteem en over lokalen voor de individuele revalidatie van het gehoor en het spraakvermogen.2. Er mogen geen trillingen (laagfrequentie-golven) in het gebouw overgebracht worden.b. Gehandicapten met gezichtsstoornissen. ARCHITECTURALE NORMEN Het licht in het gebouw mag niet verblinden.

De gemeenschappelijke kamers moeten opgedeeld worden in kleine individuele eenheden waar het gerief "bij de hand" ligt.

IV. BIJZONDERE NORMEN VOOR DE DIENSTEN DIE ZORGEN VOOR HET ONTHAAL EN DE HUISVESTING VAN GEHANDICAPTE PERSONEN VAN DE CATEGORIE"N 10 EN 11.

ARCHITECTURALE NORMEN Voor niet-leerplichtige gehandicapten met een geestelijke deficiëntie en met gepaard gaande stoornissen in de motoriek zijn de bijzondere architecturale normen van de categorieën 1, 2, 5, 6, 8, 9 en 12 van toepassing.

Bovendien moet de dienst aan de volgende normen voldoen : 1. het toezicht op de slaapzalen moet vergemakkelijkt worden door het gebruik van glazen panelen;2. elke zorgeenheid moet voorzien zijn van een verzorgingslokaal dat met een bad uitgerust is;3. de afval en de vuile was moeten vervoerd worden in vaten die hermetisch sluiten om geuren te voorkomen of ter plaatse verbrand worden;4. vlakbij de slaapzalen moet worden voorzien in een lokaal en een kantoor voor voedselverdeling;5. terrassen en binnenplaatsen moeten de gasten de mogelijkheid bieden om van het mooie weer te genieten. V. BIJZONDERE NORMEN VOOR DE DIENSTEN DIE ZORGEN VOOR HET ONTHAAL EN DE HUISVESTING VAN GEHANDICAPTE PERSONEN VAN DE CATEGORIE"N 10 EN 14.

ARCHITECTURALE NORMEN De individuele en gemeenschappelijke kamers (kleine eenheden van maximum drie tot zes personen) moeten zodanig ingericht zijn dat een vlotte controle mogelijk is.

Daartoe moet veiligheidsglas gebruikt worden. De deuren van de slaapkamers en -zalen moeten naar buiten opengaan. De ramen zijn slechts voorzien van een kleine regelbare opening. HOOFDSTUK IV. - Algemene normen voor residentiële diensten voor volwassenen I. VOLWASSENEN VAN DE CATEGORIE"N 1 tot 12 De algemene architecturale normen zijn van toepassing, alsook de bijzondere voorwaarden voor de categorieën 1 tot 12, al naar gelang de gehuisveste gehandicapte personen.

De klaslokalen moeten vervangen worden door werkplaatsen en ruimten voor ergotherapie.

Bovendien moet voorzien worden in voldoende verzorgingspersoneel of ergotherapeuten.

II. RESIDENTI"LE NACHTDIENST VOOR VOLWASSEN GEHANDICAPTE PERSONEN VAN DE CATEGORIE"N 1 TOT 12 ARCHITECTURALE NORMEN 1. Deze diensten moeten bestaan uit autonome eenheden van maximum 30 personen.Ze worden gecreëerd in of vlakbij een agglomeratie met tewerkstellingsmogelijkheden voor de betrokkenen. 2. Alle voorzorgsmaatregelen moeten worden genomen om brand te voorkomen.Dienovereenkomstig moeten de bebouwingsplannen en de omschrijving van de gebruikte materialen onderworpen worden aan het advies van de brandweer van de gemeente. 3. Deze diensten moeten beschikken over gemeenschappelijke en individuele slaapkamers.Elke gemeenschappelijke kamer is uitgerust met maximum 4 bedden en elk bed moet beschikken over een oppervlakte van minimum 6m2. De individuele kamers hebben een oppervlakte van minimum 8m2. 4. Deze diensten moeten over een dagkamer en een eetkamer beschikken. De dagkamer heeft een oppervlakte van minimum 3m2 per persoon. De eetkamer heeft een oppervlakte van minimum 1,50m2 per persoon. 5. De dienst moet beschikken over deugdelijke sanitaire voorzieningen en over wastafels met stromend water : 1 voor 2 bedden voor de in gemeenschappelijke gehuisveste personen; 1 wastafel per individuele kamer; 1 bad of douche voor 10 personen; 1 WC voor 10 personen.

De gehandicapte personen moeten hun handen kunnen wassen. Daartoe moeten de WC's en de eetkamers met wastafels uitgerust zijn. 6. De dienst moet over een goed uitgeruste keuken beschikken.7. Hij moet voorzien zijn van een verwarmingssysteem dat in alle weersomstandigheden een temperatuur van 20° waarborgt.8. Hij moet 60m2 voorbehouden voor het directiekantoor, de medische dienst, een onthaalkamer voor bezoekers en over lokalen voor de huisvesting van de verantwoordelijke.9. De dienst die andere gehandicapte personen dan geestelijke gehandicapten opneemt, moet voldoen aan architecturale normen die de vlotte circulatie en de veiligheid van die personen waarborgen. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 9 oktober 1997 betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de voor gehandicapte personen bestemde residentiële diensten, dagonthaaldiensten en diensten voor plaatsing in gezinnen.

Namen, 9 oktober 1997.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, Kmo's, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX

^