Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 10 januari 2008
gepubliceerd op 06 maart 2008

Besluit van de Waalse Regering betreffende de erkenning en de subsidiëring van de hulpdiensten i.v.m. de activiteiten van het dagelijks leven

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2008027032
pub.
06/03/2008
prom.
10/01/2008
ELI
eli/besluit/2008/01/10/2008027032/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

10 JANUARI 2008. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de erkenning en de subsidiëring van de hulpdiensten i.v.m. de activiteiten van het dagelijks leven


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen, inzonderheid op artikel 24;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 1 april 1999 betreffende de hulpdiensten i.v.m. de activiteiten van het dagelijks leven, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 24 februari 2000, 3 mei 2001, 29 november 2001, 13 december 2001, 22 april 2004 en 28 september 2006;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 30 november 2007;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting, gegeven op 6 december 2007;

Gelet op het advies van het beheerscomité van het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées" (Waals agentschap voor de integratie van gehandicapte personen), gegeven op 20 december 2006;

Gelet op de gecoördineerde wetten op de Raad van State, inzonderheid op artikel 3, § 1;

Overwegende dat de regelgeving betreffende de hulpdiensten i.v.m. de activiteiten van het dagelijks leven aangepast moet worden;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de regelgeving betreffende de voorwaarden van erkenning en subsidiëring van de hulpdiensten i.v.m. de activiteiten van het dagelijks leven herzien moeten worden, meer bepaald de subsidiëringswijze, die de inrichtende machten niet meer in staat stelt hun dienst efficiënt te beheren;

Overwegende dat deze bepalingen in werking moeten treden op 1 januari 2007;

Op de voordracht van de Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL 1. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Dit besluit regelt overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet.

Art. 2.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen;2° Minister : de Minister bevoegd voor het Gehandicaptenbeleid;3° Agentschap : het "Agence wallonne pour l'intégration des personnes handicapées";4° gewestelijk bureau : de gewestelijke bureaus opgericht krachtens artikel 3 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 1996 houdende uitvoering van het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen;5° beheerscomité : het beheerscomité van het Agentschap, ingesteld krachtens artikel 31 van het decreet;6° rechthebbende : elke gehandicapte persoon in de zin van artikel 2 van het decreet van 6 april 1995 betreffende de integratie van gehandicapte personen, die minstens 18 jaar oud is op het ogenblik van de sluiting van de dienstenovereenkomst, bedoeld in punt 12° van dit artikel, en die op grond van een beslissing van het Agentschap bedoeld in artikel 21 van het decreet in aanmerking komt voor hulpverlening in het kader van de activiteiten van het dagelijks leven wegens een lichamelijke handicap die vóór de leeftijd van 65 jaar is vastgesteld; 7° hulp i.v.m. de activiteiten van het dagelijks leven : de gedeeltelijke of totale hulpverlening die i.v.m. de activiteiten van het dagelijks leven door een "AVJ"-ploeg worden verleend zodat de rechthebbende een zelfstandig leven kan leiden.

Deze hulpverlening mag niet minder dan 7 uur of meer dan 30 uur per week bedragen.

Wat haar frequentie, duur en intensiteit betreft, komt deze hulpverlening voort uit een evaluatieschaal die samen door de rechthebbende en de coördinator van de dienst voor hulpverlening voor de activiteiten van het dagelijks leven wordt opgesteld.

De hulpverlening wordt niet gelijkgesteld met een psychosociale, medische of therapeutische tussenkomst; 8° "AVJ"-dienst : de dienst die 24 uren op 24 en 7 dagen op 7 werkt en de rechthebbende, uitsluitend op zijn verzoek, vanaf een "AVJ"-centrum hulp verleent in het kader van de activiteiten van het dagelijks leven;9° "AVJ"-centrum : het hoofdlokaal van de "AVJ"-dienst waar de hulpverlening moet worden aangevraagd en dat als vertrekpunt en coördinatieplaats dient voor hulpverlening in het kader van de activiteiten van het dagelijks leven;10° "AVJ"-woning : de woning die in een woonwijk geïntegreerd is en die op maximum 500 meter van het "AVJ"-centrum gelegen is;11° "AVJ" assistent : het personeel dat voldoet aan de kwalificaties bedoeld in bijlage 3;12° dienstenovereenkomst : partnerschapsdocument dat de in artikel 32 bedoelde gegevens bevat en tussen de rechthebbende en de dienst gesloten wordt;het is opgemaakt naar het model in bijlage 1 bij dit besluit; 13° tewerkstellingskadaster : de personeelslijst opgemaakt door de dienst aan het einde van elk jaar volgens een model opgesteld door het Agentschap. TITEL 2. - Algemene beginselen en opdrachten van de diensten HOOFDSTUK I. - Algemene beginselen

Art. 3.De hulpverlening in het dagelijkse leven bestaat uit een hulpverlening voor personen met een lichamelijke handicap die gekozen hebben om volledig autonoom te leven. Deze personen kunnen 24 uren op 24 op deze dienst beroep doen om hen te helpen in de activiteiten van het dagelijks leven die ze niet zelf kunnen vervullen wegens hun lichamelijke handicap. De hulp wordt uitsluitend op verzoek van de personen verleend die beslissen wanneer en hoe zij wensen geholpen te worden met een maximale inachtneming van hun privéleven.

Art. 4.De hulpverlening in het dagelijkse leven : - eerbiedigt de ideologische, filosofische en religieuze opvattingen van de gehandicapte personen en mag op grond hiervan niet geweigerd worden; - eerbiedigt het privé-leven van de rechthebbende en het privékarakter van zijn woning; - impliceert een strenge naleving van het beroepsgeheim door de personeelsleden; - is het gevolg van een volledige, juiste en te gelegener tijd informatieverstrekking aan de rechthebbende en/of zijn wettelijke vertegenwoordiger over alle vragen i.v.m. zijn hulpverlening; - waarborgt het respect voor het privéleven, de onafhankelijkheid en de vrijheid van keuze van de rechthebbende en van zijn gezin; - waarborgt de gelijkheid tussen de personen. In dat opzicht mag zij de rechthebbende of zijn gezin geen andere financiële bijdrage opleggen dan die bedoeld in de dienstenovereenkomst. HOOFDSTUK II. - Opdrachten van de diensten

Art. 5.De diensten verstrekken de rechthebbende : - de mogelijkheid zich in een woonwijk te integreren en zijn levenskwaliteit te verbeteren door hem dezelfde kansen te geven als de andere burgers om aan het maatschappelijke, familiale, culturele en beroepsleven deel te nemen; - hulp in het dagelijkse leven zoals bepaald in de dienstenovereenkomst die bij zijn opname in de dienst ondertekend wordt; - informatie over de verschillende beschikbare diensten die uitlegt aan welke behoeften niet wordt tegemoet gekomen.

TITEL 3. - Erkenning van de diensten HOOFDSTUK I. - Procedures Afdeling 1. - Principieel akkoord tot oprichting

Art. 6.§ 1. De. aanvraag om principieel akkoord tot oprichting van een "AVJ"-dienst wordt schriftelijk aan het Agentschap gericht.

Ze gaat vergezeld van de documenten en inlichtingen waaruit blijkt dat de in § 2 van dit artikel bedoelde voorwaarden vervuld zijn.

Bovendien verstrekt de aanvrager de nuttige gegevens i.v.m. de doelstellingen van de dienst en de aard van de door hem verleende diensten met een globale beschrijving van de mogelijke rechthebbenden. § 2. De dienst moet : 1. geregeld worden door in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakte statuten waarvan een artikel bepaalt dat de vereniging buiten elke raciale, politieke, filosofische of godsdienstige overweging handelt;2. een maatschappelijk doel hebben dat voldoet aan artikel 2, 7°, van dit besluit;3. het bewijs leveren dat de dienst aan een werkelijke behoefte beantwoordt aan de hand van een kandidaturenlijst van gehandicapte personen die gewag maakt van hun geslacht en leeftijd;4. reële toekomstmogelijkheden hebben om over "AVJ"-woningen voor minimum twaalf gehandicapte personen te beschikken.

Art. 7.Het Agentschap geeft kennis van de beslissing i.v.m. het principieel akkoord tot oprichting.

Art. 8.Het principieel akkoord tot oprichting mag in geen geval op een tenlasteneming van de rechthebbenden uitlopen.

Het mag geen aanleiding geven tot een subsidiëring door het Agentschap.

Art. 9.Het Agentschap kan het principieel akkoord tot oprichting schorsen of intrekken wanneer één van de in artikel 6, § 2, van dit besluit bedoelde voorwaarden niet meer vervuld is.

Het Agentschap geeft kennis van de beslissing tot opschorting of intrekking van het principieel akkoord tot oprichting.

De beslissing heeft uitwerking met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die van de kennisgeving ervan.

Art. 10.De diensten waarvoor het principieel akkoord wordt opgeschort of ingetrokken kunnen het in de artikelen 24 tot 27 bedoelde beroep indienen. Afdeling 2. - Aanvraag tot eerste erkenning

Art. 11.De aanvraag tot eerste erkenning wordt schriftelijk aan het Agentschap gericht. Ze gaat vergezeld van de volgende stukken en gegevens : 1° een nota waarin gewag wordt gemaakt van het aantal rechthebbenden die men zich voorneemt te helpen;2° de lokalisatie van de "AVJ"-woningen binnen de omtrek van de actie van de dienst, waarbij het aantal woningen niet lager mag zijn dan 12;3° het project van de dienst;4° de identiteit van de coördinator van de dienst, zijn uittreksel uit het strafregister sinds minder dan drie maanden afgeleverd en de geschreven bevoegdheidsoverdracht van de inrichtende macht bedoeld in artikel 39;5° een afschrift van de diploma's en getuigschriften van de coördinator, alsmede het bewijs van nuttige ervaring vereist in bijlage 3; 6° een lijst van het in dienst genomen of voorziene personeel, met, o.a. de identiteit van de leden, hun kwalificatie en de arbeidsduur; 7° als de dienst is opgericht in de juridische vorm van een VZW of van een stichting, een afschrift van de gecoördineerde statuten zoals ze zijn neergelegd bij de bevoegde instanties; 8° het inschrijvingsnummer van de dienst bij de R.S.Z. of bij de R.D.S.Z.P.P.O. en, voor de VZW's, het inschrijvingsnummer in het rijksregister.

Als het beheerscomité acht dat de nodige gegevens rechtstreeks verkregen kunnen worden via rechtsgeldige bronnen van andere administraties of instellingen, kan hij de aanvrager vrijstellen van het verstrekken van deze gegevens aan het Agentschap.

Art. 12.Binnen dertig dagen na verzending van de aanvraag tot eerste erkenning stuurt het Agentschap een bericht van ontvangst van het dossier naar de aanvrager als het volledig is. Als het dossier onvolledig is, informeert het Agentschap de aanvrager op dezelfde wijze en geeft het hem kennis van de ontbrekende stukken.

Het Agentschap behandelt het dossier en het beheerscomité van het Agentschap beslist binnen twee maanden, te rekenen van de datum van ontvangst van het volledige dossier betreffende de aanvraag tot eerste erkenning. Afdeling 3. - Aanvraag tot hernieuwing van de erkenning

Art. 13.De aanvraag tot hernieuwing wordt uiterlijk zes maanden vóór afloop van de geldigheidstermijn van de erkenning aan het Agentschap gericht. De termijn van zes maanden wordt tot twee maanden ingekort als de erkenning verleend wordt voor een duur van zeven maanden of minder.

Art. 14.De aanvraag gaat vergezeld van de stukken bedoeld in artikel 11, 1°, 3° en 4°. Als de andere stukken vereist krachtens artikel 4°, eerste lid, wijzigingen ondergaan, worden zij bijgevoegd.

De jaarlijkse evaluatieverslagen bedoeld in artikel 50 en opgesteld sinds de laatste erkenning, worden eveneens bij de aanvraag gevoegd.

Art. 15.De inspectiediensten van het Agentschap gaan na of de dienst voldoet aan de verschillende erkenningsvoorwaarden en -normen bedoeld in titel IV. De beoordelingen van de inspectiediensten worden aan de leden van het beheerscomité gericht om hem van advies te dienen bij zijn besluitvorming.

Art. 16.De dienst blijft voorlopig erkend totdat het beheerscomité zijn beslissing getroffen heeft. Afdeling 4. - Beslissing tot eerste erkenning en tot hernieuwing van

de erkenning

Art. 17.Het beheerscomité beoordeelt de elementen van het dossier betreffende de aanvraag tot eerste erkenning.

Art. 18.In geval van hernieuwing beslist het beheerscomité van het Agentschap op grond van de verschillende elementen van het dossier en van het evaluatieverslag.

Art. 19.De beslissing van het Agentschap vermeldt : 1° de begin- en einddatum van de erkenning;2° het aantal rechthebbenden op de hulpverlening in het dagelijkse leven;3° het aantal betrokken "AVJ"-woningen.

Art. 20.De erkenning wordt verleend voor een periode van maximum vijf jaar. Zij kan hernieuwd worden. Afdeling 5. - Bijzondere bepalingen

Art. 21.Indien het beheerscomité vaststelt dat één of verschillende van de erkenningsvoorwaarden en -normen bedoeld in titel IV niet of niet meer worden vervuld, kan het bij de hernieuwing of op elk ander tijdstip na verhoor van de verantwoordelijken van de dienst de erkenning voorwaardelijk behouden, opschorten of intrekken dan wel het aantal rechthebbenden voor wie het dossier wordt erkend, verminderen.

Bij voorwaardelijk behoud van de dienst wordt de beslissing gekoppeld aan verplichtingen die de dienst moet nakomen binnen een bepaalde termijn na afloop waarvan het beheerscomité kan beslissen tot de opschorting of de intrekking van de erkenning of tot de vermindering van het aantal rechthebbenden voor wie de dienst wordt erkend.

Art. 22.Het beheerscomité kan eveneens, gedurende hoogstens twee jaar, het behoud of de hernieuwing van de erkenning afhankelijk maken van de oprichting van een "begeleidingscomité", dat de dienst moet bijstaan bij de inachtneming van de erkenningsvoorwaarden.

Het begeleidingscomité bestaat uit minstens één vertegenwoordiger van het Agentschap, één deskundige aangewezen door het beheerscomité op grond van zijn bevoegdheid voor het bestaande probleem, één vertegenwoordiger van de inrichtende machten en één vertegenwoordiger van de representatieve werknemersorganisaties. Als de dienst na afloop van de opgelegde termijn nog steeds niet voldoet aan de erkenningsvoorwaarden, treft het Agentschap één van de maatregelen bedoeld in artikel 21.

Art. 23.Bij de sluiting van een dienst ten gevolge van de intrekking van de erkenning zorgt het Agentschap voor de erkenning van een nieuwe VZW die de continuïteit van de hulpverlening in het dagelijkse leven van de betrokken rechthebbenden op zich neemt. HOOFDSTUK II. - Beroepen

Art. 24.Binnen dertig dagen na de kennisgeving van de krachtens deze titel genomen beslissingen kan schriftelijk beroep ingesteld worden bij de Minister.

Art. 25.De verzoeker of diens raad, alsmede het Agentschap of diens afgevaardigde, worden op hun verzoek door de Minister of diens afgevaardigde gehoord.

Art. 26.Het beroep is opschortend, behalve als het ingesteld wordt tegen een beslissing waarbij de eerste erkenning wordt geweigerd.

Art. 27.De Minister beslist binnen een termijn van drie maanden, die ingaat op de datum van ontvangst van het beroep. De beslissing wordt aan de verzoeker en aan het Agentschap betekend.

TITEL 4. - Erkenningsvoorwaarden en -normen HOOFDSTUK I. - Normen

Art. 28.De hulpverlening in het dagelijkse leven wordt verricht overeenkomstig de beginselen omschreven in de artikelen 3 en 4. Afdeling 1. - Project van de dienst

Art. 29.Het project van de dienst bedoeld in het huishoudelijk reglement wordt uitgewerkt op basis van het patroon bedoeld in bijlage 2. Daarbij wordt de ploeg van "AVJ"-assistenten tot samenwerking aangezet. Dit project wordt voorgelegd aan de ondernemingsraad of, bij gebreke daarvan, aan de vakbondsafvaardiging.

Dit project wordt op zijn minst bijgewerkt bij elke aanvraag tot hernieuwing van de erkenning.

De dienst evalueert zijn activiteit minstens één keer per jaar.

De personeelsleden van de dienst en de rechthebbenden worden in kennis gesteld van het project, de bijwerkingen ervan en het jaarlijkse evaluatierapport over de activiteit van de dienst en kunnen daarvan steeds inzage nemen.

Art. 30.De dienst wendt de middelen aan die bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van het project. Afdeling 2. - Dienstenovereenkomst

Art. 31.De dienst en de rechthebbende sluiten een geschreven dienstenovereenkomst. De overeenkomst kan herzien worden als de partijen tot een akkoord komen.

Art. 32.De dienstenovereenkomst naar het model opgenomen in bijlage 1 bevat hoe dan ook de volgende gegevens : - het doel van de dienst; - de duur; - de betaling van de financiële bijdrage; - de modaliteiten tot uitvoering van de prestaties; - de verplichtingen ten laste van de VZW; - de verplichtingen ten laste van de rechthebbende; - de verplichting tot naleving van het huishoudelijk reglement; - de verbrekingsmodaliteiten; - in bijlage, een evaluatierooster met de behoeften van de rechthebbende die door hem en de coördinator wordt opgesteld en die eigen aan de dienst is. Afdeling 3. - Agenda van de dienst

Art. 33.De dienst houdt een listing van de omvang van de dienstverstrekkingen van de teamleden. Afdeling 4. - Omvang en kwalificaties van het personeel

Art. 34.Het personeel van de diensten voldoet aan de kwalificatienormen bedoeld in bijlage 3 en bestaat uit minstens 0,8 "AVJ"-assistent per rechthebbende en uit een coördinator.

De dienst legt de afschriften van de diploma's, getuigschriften en attesten ter inzage van het Agentschap.

Bij hun indienstneming leggen de personeelsleden een uittreksel uit het strafregister aan de dienst over en leveren ze het bewijs dat ze niet zijn veroordeeld tot correctionele straffen, wat onverenigbaar is met de functie, of tot criminele straffen. Afdeling 5. - Personeelsvorming

Art. 35.Op grond van het project bedoeld in artikel 29 stelt de dienst een vormingsprogramma voor het personeel op over minimum twee jaar.

Dat programma, opgemaakt na een gedachtewisseling met de betrokken actoren, bepaalt de nagestreefde doelstellingen. Het omschrijft de banden tussen de globale omgeving van de dienst, de dynamiek van het project van de dienst en de ontwikkeling van de capaciteiten van het personeel. Het bepaalt de criteria, de modaliteiten en de periodiciteit voor de evaluatie van die drie aspecten. Afdeling 6. - Rechtspersoon

Art. 36.De dienst wordt beheerd door een vereniging zonder winstoogmerk opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 op de verenigingen zonder winstgevend doel of door een stichting.

Art. 37.De vereniging zonder winstoogmerk mag niet samengesteld zijn uit meer dan één vijfde van de personeelsleden of één vijfde van de personen die met hen aanverwant zijn tot de derde graad.

Art. 38.De raad van bestuur wordt voor minstens de helft samengesteld uit gehandicapte personen en uit hoogstens 30 % rechthebbenden en mag niet voor meer dan één derde van het totaal aantal bestuurders of van de personen die deel uitmaken van het personeel van de dienst samengesteld zijn uit personen die deel uitmaken van hetzelfde gezin als echtgenoot, wettelijke samenwoners, bloed- of aanverwante tot en met de tweede graad. Afdeling 7. - Beheer van de dienst

Art. 39.§ 1. De dienst vervult de volgende voorwaarden : 1° hij is autonoom op technisch, budgettair en boekhoudkundig vlak en beschikt over een administratief beheer van dien aard dat hij zijn opdracht kan uitvoeren en dat het Agentschap daarop controle kan uitoefenen.De technische, boekhoudkundige en budgettaire autonomie kan eventueel verleend worden via een administratieve entiteit waaronder de dienst zou ressorteren; 2° onder de leiding staan van een coördinator, natuurlijke persoon bezoldigd voor die functie en bevoegd om, overeenkomstig een geschreven overdracht van bevoegdheid door de inrichtende macht en onder haar verantwoordelijkheid, het dagelijks beheer van de dienst waar te nemen hoe dan ook wat betreft : a) de tenuitvoerlegging van het programma inzake hulpverlening in het dagelijkse leven;b) het personeelsbeheer;c) het financieel beheer;d) de toepassing van de geldende regelgevingen;e) de vertegenwoordiging van de dienst in zijn relaties met het Agentschap. § 2. De coördinator is bovendien in staat om voortdurend de effectieve leiding van de dienst waar te nemen. Als hij afwezig is, moet een daartoe afgevaardigd personeelslid in noodgevallen de nodige maatregelen kunnen treffen en in staat zijn om zowel interne als externe vragen te beantwoorden. § 3. In geval van verzuim of onregelmaat in de uitvoering van het mandaat van de coördinator, verzoekt het Agentschap de inrichtende macht per post en binnen de termijn die het Agentschap bepaalt om de nodige maatregelen te treffen.

Bij gebreke daarvan wendt het Agentschap zich tot het Beheerscomité, dat zich uitspreekt overeenkomstig de bepalingen van artikel 21. Afdeling 8. - Administratief en boekhoudkundig beheer

Art. 40.Onverminderd de bepalingen van artikel 27 van het decreet maakt de dienst op verzoek van het Agentschap alle bewijsstukken over die vereist worden voor de uitoefening van de controle, meer bepaald de jaarrekeningen, de nodige stukken voor de berekening van de verschillende toelagen, alsmede het vormingsprogramma bedoeld in artikel 35.

Art. 41.De dienst maakt de sociale balans over aan de ondernemingsraad of, bij gebreke daarvan, aan de vakbondsafvaardiging zoals bepaald bij het koninklijk besluit van 4 augustus 96 betreffende de sociale balans, alsook de jaarrekeningen, de balans van de activiteiten en het vormingsprogramma bedoeld in artikel 35.

Art. 42.De dienst vermeldt de referenties van de door het Agentschap verleende erkenning op alle akten en overige stukken, publiciteitsfolders en aanplakkingen die van hem uitgaan.

Art. 43.De dienst voert een boekhouding overeenkomstig de wetgeving met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen en overeenkomstig de desbetreffende uitvoeringsbesluiten.

Art. 44.De inhoud en de presentatie van het genormaliseerde minimale boekhoudplan beantwoorden aan het volledige schema van de jaarrekeningen met balans, resultatenrekeningen en bijlagen overeenkomstig de wetgeving met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen en overeenkomstig de desbetreffende uitvoeringsbesluiten.

De opschriften en rekeningennummers die met de activiteiten van de diensten overeenstemmen, worden door het Agentschap aan de diensten meegedeeld.

Art. 45.De financiële bijdragen die krachtens artikel 67 van de rechthebbenden verlangd worden, worden dwingend geboekt als invorderingen van onkosten.

In het kader van de controle op het gebruik van de toelagen, worden die bijdragen in mindering gebracht van het bedrag van de overeenstemmende lasten.

De toelagen die door de overheid of door gesubsidieerde liefdadigheidsinstellingen aan de diensten worden gestort, worden eveneens afgetrokken van de overeenstemmende lasten die op geldige wijze bij het boekjaar zijn ondergebracht. Bedoelde toelagen worden slechts in aanmerking genomen voorzover ze toegekend worden ter dekking van de uitgaven op grond waarvan het bedrag van de toelage wordt berekend.

Art. 46.De beginbalans van elke dienst wordt aan het Agentschap voorgelegd binnen zes maanden na de bekendmaking van het erkenningsbesluit in het Belgisch Staatsblad.

Art. 47.De jaarrekeningen van elke dienst worden aan het Agentschap overgemaakt uiterlijk 31 mei van het jaar na het boekjaar.

Het boekjaar stemt overeen met het kalenderjaar.

Art. 48.Als diensten worden verstrekt door een juridisch onderscheiden vereniging die evenwel met de dienst verbonden is via een controle of een unieke directie in de zin van de artikelen 5 en 10 van het Wetboek van vennootschappen ingevoerd bij de wet van 7 mei 1999, vermelden de dienstverstrekkers hun aanwezigheid in het daartoe voorziene register. Afdeling 9. - Verzekeringen

Art. 49.Vóór elke activiteit gaat de dienst een verzekeringspolis aan ter dekking van de civiele aansprakelijkheid van de dienst of van de personen voor wie hij moet instaan voor elke schade opgelopen door de rechthebbende. De polis vermeldt dat de jongere de hoedanigheid van derde behoudt en, per schadegeval, alle schade dekt tot minimum 2.479.000 euro voor lichamelijke schade en 247.900 euro voor materiële schade. De verzekeringspolis voorziet desgevallend in de dekking van collectieve activiteiten die plaatsvinden in de dienstlokalen. HOOFDSTUK II. - Controle

Art. 50.De inspectiediensten hebben als opdracht na te gaan of aan de erkenningsnormen en -voorwaarden wordt voldaan. Ze evalueren regelmatig de actie van de dienst. Daartoe, en op grond van het jaarlijks verslag over de activiteiten van de dienst, evalueren ze in samenwerking met hen, de kwaliteit van hun prestaties en de overeenstemming tussen de bepalingen van de dienstenovereenkomst en de uitgevoerde activiteiten voor hulpverlening in het dagelijkse leven.

De inspectiediensten zien toe op de inachtneming van de voorschriften inzake toekenning en aanwending van toelagen en inzake boekhoudkundige verplichtingen.

Art. 51.De inspectiediensten vervullen bovendien een adviesfunctie bij de diensten.

De positieve of negatieve opmerkingen en conclusies van de verschillende inspecties worden overgemaakt aan de inrichtende machten en aan de directies. Vandaar worden ze doorgestuurd naar de ondernemingsraad en(of) de vakbondsafvaardiging.

TITEL 5. - Opvangbeleid

Art. 52.De rechthebbende moet in het bezit zijn van de beslissing tot tussenkomst van het Agentschap bedoeld in artikel 21 van het decreet, waarbij de hulpverlening in het dagelijkse leven noodzakelijk wordt geacht.

Art. 53.De diensten geven het bevoegde regionaal bureau van het Agentschap binnen drie dagen kennis van de berichten van in- en uitgaan van de rechthebbenden.

Art. 54.Een afwijking in verband met de minimale opvangleeftijd van de rechthebbenden in een dienst voor hulpverlening voor de activiteiten van het dagelijks leven kan door het Agentschap toegestaan worden op grond van een individueel dossier.

Art. 55.Het Agentschap zorgt ervoor dat de gerechtigde door één enkele dienst opgevangen worden.

Cumulatie is evenwel toegelaten voor een rechthebbende die beroep doet op de hulp van een begeleidingsdienst of een tussenkomst in de inrichting van de woning of een individuele steun voorzover deze hulpaanvraag niks te maken heeft met technische aanpassingen of uitrustingen die voor rekening zijn van de maatschappij erkend door de de "Société wallonne du Logement" (Waalse Huisvestingsmaatschappij) in het kader van het ministerieel besluit ter uitvoering van artikel 6 van het besluit van de Waalse Regering van 1 april 1999 tot bevordering van de projecten van "AVJ"-cellen ten gunste van gehandicapte personen die op een zelfstandige manier in sociale woonwijken wensen te leven Het Agentschap kan ook op grond van een individueel project : 1. cumulatie met een opvang of een begeleiding door een andere structuur toelaten;2. de opvang door de "AVJ"-dienst toelaten van rechthebbenden die niet voldoen aan de bepalingen bedoeld in artikel 2, 7° en 10°. TITEL 6. - Klachten

Art. 56.Elke klacht betreffende de activiteit van de dienst wordt per post gericht aan het Agentschap, dat binnen tien dagen ontvangst bericht. Het Agentschap geeft de inrichtende macht onmiddellijk kennis daarvan. Het onderzoekt de klacht binnen hoogstens zes maanden. Het geeft de klager, de directie en de inrichtende macht van de dienst kennis van het gevolg dat aan de klacht wordt gegeven.

TITEL 7. - Subsidiëring HOOFDSTUK I. - Algemene beginselen

Art. 57.Binnen de perken van de budgettaire kredieten ontvangen de diensten : 1° een jaarlijkse personeelstoelage;2° een jaarlijkse werkingstoelage;3° een toeslag wegens geldelijke anciënniteit. HOOFDSTUK II. - Berekening van de jaarlijkse toelagen

Art. 58.§ 1. De jaarlijkse personeelstoelage wordt bepaald door optelling van de volgende bedragen : - bedrag 1 (betreffende de financiering van de kost van de coördinator) : euro 34.510,96, rekening houdend met een percentage van wettelijke werkgeversbijdragen van 55,66 %; - bedrag 2 (betreffende de financiering van de kost van de "AVJ"-assistenten) : euro 19.395,75, rekening houdend met een percentage van wettelijke werkgeversbijdragen van 59,36 %, vermenigvuldigd met het aantal rechthebbenden. § 2. De bedragen bedoeld in paragraaf 1 worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 138,01 van 1 januari 1990.

Art. 59.Het bedrag van de werkingstoelage, met inbegrip van de kosten i.v.m. het onderhoud en de hernieuwing van de interfonie wordt op 2.500,00 euro per werkelijk ten laste genomen rechthebbende vastgelegd en beperkt tot het maximumaantal rechthebbenden dat in de erkenningbeslissing vastligt.

Het bedrag bedoeld in het vorige lid is gekoppeld aan het spilindexcijfer 119,53 dat op 1 mei 1996 als referentie dient voor de loonindexering in het openbaar ambt. HOOFDSTUK III. - Berekening van de toeslag wegens geldelijke anciënniteit

Art. 60.§ 1. Een toelagetoeslag voor het personeel wordt verleend aan de diensten waarvan het gezamenlijke personeel aan het einde van het bestemmingsjaar een gemiddelde geldelijke anciënniteit heeft die hoger is dan 0. § 2. De dienst bezorgt het Agentschap aan het einde van elk bestemmingsjaar uiterlijk 31 maart het tewerkstellingskadaster.

Behalve geval van overmacht, wordt het niet-naleven van deze termijn, waarbij de poststempel als bewijs geldt, als volgt bestraft : 1° een boete gelijk aan 1/1 000 van de jaarlijks te verkrijgen toelage per dag vertraging;2° onverminderd deze boete, wordt de dienst uiterlijk 21 dagen na de vertraging een aanmaning toegestuurd;3° als het onderzoeksformulier niet toekomt binnen 10 dagen na verzending van de aanmaning, wordt de jaarlijkse toelage teruggebracht op 90 % van het bedrag dat tijdens het vorige boekjaar is verleend, naar rato van het aantal rechthebbenden. De voor elk personeelslid in aanmerking te nemen geldelijke anciënniteit is die waarop het recht heeft op 31 december van het boekjaar waarop de toelage betrekking heeft, gewogen met het volume van de bezoldigde dienstverstrekkingen. Voor de personeelsleden die de dienst vóór die datum verlaten hebben, is de in aanmerking te nemen geldelijke anciënniteit die waarop zij recht hebben op de uittredingsdatum, gewogen met het volume van de bezoldigde dienstverstrekkingen.

Het resultaat van de deling wordt vervolgens verminderd met een half jaar anciënniteit. § 3. De toeslag wegens geldelijke anciënniteit wordt bepaald door optelling van het bedrag bedoeld in bijlage 4, § 1, en het bedrag bedoeld in bijlage 4, § 2, vermenigvuldigd met het aantal rechthebbenden, met inachtneming van de anciënniteit voortvloeiend uit de bepalingen bedoeld in § 2. § 4. De bedragen bedoeld in bijlage 4 worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 140,02 van 1 januari 2007.

Art. 61.Als de toeslag wegens anciënniteit voor de eerste keer wordt toegekend, wordt hij automatisch in de vorm van voorschotten voor het volgende jaar betaald.

Als de anciënniteit kleiner is dan degene die als basis heeft gediend voor de toekenning van de voorschotten, wordt de toegekende toeslag aangepast. HOOFDSTUK IV. - Bedrag en betaling van de jaarlijkse toelage

Art. 62.De Regering bepaalt de bedragen van de toelage voor de diensten die worden opgericht of die mogen uitbreiden krachtens de bepalingen van titel IX.

Art. 63.De jaarlijkse toelage wordt tijdens het bestemmingsjaar voortijdig vereffend bij maandelijkse afbetalingen.

De maandelijkse afbetalingen worden automatisch aangepast in de loop van de tweede maand na de overschrijding van de basisindex die als referentie dient voor de indexering van de lonen in het openbaar ambt. HOOFDSTUK V. - Controle op de jaarlijkse toelage

Art. 64.§ 1. Als het aantal personeelsleden lager is dan het aantal bedoeld in artikel 34 zal het Agentschap overgaan tot een invordering die overeenstemt met de aard en het aantal ontbrekende eenheden, vermenigvuldigd met de bedragen bedoeld in artikel 58, § 1, bij de vastgestelde anciënniteit van de dienst. § 2. Als het totaalbedrag van de toelaatbare lasten kleiner is dan de overeenstemmende toelagen, wordt het verschil ingevorderd bij de controle op het gebruik van de toelagen door het Agentschap, waarbij de invorderingen bedoeld in § 1 in mindering worden gebracht.

Art. 65.De in aanmerking komende lasten worden nader bepaald in de bijlagen 5 en 6.

Art. 66.Na kennisgeving gaat het Agentschap over tot de rechtzetting en de ambtshalve invordering van de toelagen verleend op grond van onjuiste aangiften of waarvan het gebruik ongerechtvaardigd blijkt te zijn.

Ze worden rechtgezet en ingevorderd in de loop van de tweede maand na die van de kennisgeving en kunnen het voorwerp uitmaken van een aanzuiveringsplan.

De diensten beschikken over een termijn van dertig kalenderdagen, waarbij de postdatum bewijskracht heeft, om elke rechtzetting of invordering te betwisten waarvan kennis wordt gegeven overeenkomstig dit besluit.

De diensten kunnen een aanvraag tot herziening van de toelage indienen binnen dertig kalenderdagen, te rekenen van de kennisneming van een gegeven dat het bedrag van de toelage betwist en waarvan zij geen weet hadden bij de kennisgeving ervan.

De dienst moet dan het bewijs leveren van de datum waarop hij kennis genomen heeft van bedoeld gegeven.

TITEL 8. - Financiële bijdrage van de rechthebbenden

Art. 67.De diensten mogen van de rechthebbenden een financiële bijdrage eisen van hoogstens 25 euro per maand, gekoppeld aan het indexcijfer 119,53 van 1 mei 1996.

De diensten mogen bovenop de financiële bijdrage een toeslag eisen voor de kosten inherent aan een specifieke recreatieactiviteit of aan specifieke behoeften van de rechthebbende met het oog op zijn welzijn en op zijn persoonlijke ontplooiing.

Als de toeslag door de dienst wordt geëist, moet de rechthebbende of diens wettelijke vertegenwoordiger daarmee instemmen.

TITEL 9. - Programmering

Art. 68.De globale programmering van het aantal "AVJ"-woningen wordt voor het geheel van het Franse taalgebied van het Waalse Gewest vastgelegd op één plaats "AVJ"-woning per schijf van 15 000 inwoners.

TITEL 10. - Overgangs-, wijzigings- en opheffingsbepalingen

Art. 69.Op basis van de vorige bepalingen betreffende de financiering van een aantal "AVJ"-assistenten afgerond naar boven wordt aan de diensten die deze afronding beschouwen als gelijk aan 0,8 eenheid of meer, een bijkomende residuele financiering toegekend die gelijk is aan dit volume, vermenigvuldigd met de kosten voor deze diensten van een "AVJ"-assistent op de datum van bekendmaking van dit besluit.

Art. 70.Dit besluit is op de datum van inwerkingtreding ervan toepasselijk op de "AVJ"-diensten erkend krachtens het besluit van de Waalse Regering van 1 april 1999 betreffende de hulpdiensten i.v.m. de activiteiten van het dagelijks leven, zoals gewijzigd.

De "AVJ"-diensten die op de datum van inwerkintreding van dit besluit erkend zijn krachtens het besluit van de Waalse Regering van 1 april 1999 betreffende de hulpdiensten i.v.m. de activiteiten van het dagelijks leven, zoals gewijzigd, behouden hun erkenning tot de vervaldatum ervan.

Art. 71.Het besluit van de Waalse Regering van 1 april 1999 betreffende de hulpdiensten i.v.m. de activiteiten van het dagelijks leven, zoals gewijzigd, wordt opgeheven.

Art. 72.Dit besluit heeft uitwerking op 1 januari 2007.

Art. 73.De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 10 januari 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, D. DONFUT Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

^