Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 13 maart 2003
gepubliceerd op 25 april 2003

Besluit van de Waalse Regering houdende sectorale voorwaarden i.v.m. zwembaden

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2003027271
pub.
25/04/2003
prom.
13/03/2003
ELI
eli/besluit/2003/03/13/2003027271/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

13 MAART 2003. - Besluit van de Waalse Regering houdende sectorale voorwaarden i.v.m. zwembaden


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op de artikelen 4, 5, §§ 2 en 3, 7 en 8;

Gelet op de beraadslaging van de Waalse Regering over het verzoek om adviesverlening door de Raad van State binnen uiterlijk één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State 33.486/4, gegeven op 16 oktober 2002 overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Gemeenschappelijke bepalingen HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijving en toepassingsgebied

Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder zwembaden : kunstmatige baden voornamelijk ontworpen voor het zwemmen of voor elke andere therapeutische, recreatie- of sportactiviteit.

Art. 2.Deze sectorale voorwaarden zijn van toepassing op de installaties of activiteiten bedoeld in rubriek 92.61.01.02 : openlucht en overdekte zwembaden voor een niet louter privatief gebruik in het kader van het gezin, met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 40 cm.

Art. 3.Dit besluit heeft betrekking op twee soorten zwembaden : 1. type 1 : overdekte zwembaden in een gesloten systeem, met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 40 cm;2. type 2 : openlucht zwembaden in een gesloten systeem, met een oppervlakte van meer dan 100 m2 en een diepte van meer dan 40 cm. HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw

Art. 4.§ 1. De lokalen van de inrichting zijn gebouwd uit hard en rotvrij materiaal. § 2. De lokalen van de inrichting zijn hoger dan 2,5 meter. § 3. Alle lokaalvloeren hebben een helling van minimum 1 à 2 %. § 4. De bodem, plafonds en wanden van de lokalen van de inrichting zijn voorzien van een waterdichte, corrosiewerende en vlot wasbare bekleding. § 5. Alle interne uitrustingen, zoals leunregels, bestaan uit rotvrij, corrosiewerend en vlot wasbaar materiaal. § 6. De scherpe hoeken en uitstekende elementen zijn afgeschermd met een zachte bekleding tot op 2 m van de vloer. § 7. De wanden en de bodem van het zwembad en de cabines bestaan uit hard materiaal en zijn voorzien van een waterdichte, rotvrije, vlot wasbare en niet kwetsende bekleding.

De bodem van het zwembad is bovendien voorzien van een slipvrije bekleding tot op een diepte van minimum 1,35 m. § 8. Als het zwembad dieper is dan 1 meter, zijn de wanden ervan voorzien van een steunpunt voor handen of voeten. § 9. Bij de wateraanvoer en -afvoer wordt stagnerend water in het zwembad zoveel mogelijk beperkt. § 10. Het diepste punt van het zwembad is voorzien van een afvoer voor de lediging ervan.

Het water wordt naar die voorziening afgevoerd via een helling van minstens 1 %. § 11. De roosters en kranen voor de aan- en afvoer van water, lucht, enz. zijn zo ontworpen dat ze vrij zijn van gevaar voor de baders, zoals snijwonden of zuiggevaar.

Art. 5.De inrichting is aangesloten op een distributienet van drinkwater. Als het water van de douches en wastafels geen distributiewater is, voldoet het aan de normen die voor distributiewater gelden.

Art. 6.§ 1. Het aantal sanitaire installaties stemt overeen met de opvangcapaciteit van de inrichting. § 2. De wc's beschikken over minstens één wastafel. § 3. Baders en geschoeide bezoekers beschikken over afzonderlijke sanitaire installaties. § 4. De doucheleidingen binnen handbereik zijn afgeschermd.

Art. 7.§ 1. Alle toegangen tussen de kaden van het zwembad en de cabines, wc's of andere zones met besmettingsgevaar zoals sanitaire installaties, vestiaires, zonnebanken of sauna's beschikken hoe dan ook over een voetbad of -douche.

De voetbaden en -douches worden zo geïnstalleerd dat de baders er verplicht langs moeten om het zwembad te bereiken. § 2. De voetbaden en Bdouches worden van onsmettend water voorzien. § 3. De gangen, deuren en trappenhuizen van de toegangs- en uitgangswegen zijn zo ontworpen dat ze vlotte verplaatsingen toelaten. § 4. De kaden van het zwembad worden aangelegd zodat ze een snelle en vlotte evacuatie van alle baders mogelijk is. § 5. De rechstreekse toegang tussen de kaden en de kleedkamers of de recreatiezones bevindt zich ter hoogte van het ondiepste gedeelte van het bad. § 6. De kaden worden zo aangelegd dat het afvalwater niet in het zwembad terecht kan komen, noch in de voorzieningen voor de recyclage van het badwater. § 7. Het afvalwater wordt afgevoerd naar de waterafvoerpunten die op de riolering aangesloten zijn. Ze zijn voorzien van een filtratierooster. § 8. Er wordt voorzien in wateraftappunten om de kaden van het zwembad met een waterslang te kunnen reinigen. § 9. Alle vloeren, tegels en voegen inbegrepen, waarop blootsvoets wordt gelopen, bestaan uit hard, waterdicht, rotvrij, slipvrij, tegen gebruikte chemicaliën bestand, vlot wasbaar en niet kwetsend materiaal.

Art. 8.De werking van de pompen voor de injectie van het desinfecterend agens en de pH-correctie wordt onmiddellijk en automatisch onderbroken door het stilleggen van de pompen die voor de watercirculatie zorgen, of zodra het debiet onder 40 %van de normale waarde daalt. Als het desinfectans en de pH-correctie in dezelfde leiding geïnjecteerd worden, zijn de injectiepunten meer dan 2 m van elkaar verwijderd.

Art. 9.§ 1. Alle uitrustingen bestaan uit bestendig materiaal. Het oppervlak ervan is rotvrij, vlot wasbaar en vrij van gevaar voor verwondingen. § 2. De diepte van het zwembadwater is aangepast aan het gebruik van de springtorens, glijbanen en andere recreatieve voorzieningen. § 3. De ladder en het platform voor de toegang tot de glijbanen, springtorens en andere uitrustingen beschikken over veiligheidsvoorzieningen ontworpen om elke val te voorkomen.

Het oppervlak ervan is slipvrij en vlot wasbaar. § 4. De binnenbekleding van de glijbanen is continu glad om natuurlijk glijden toe te laten. Het glijden wordt niet met chemische producten bevorderd.

De plaats waar de gebruiker van een glijbaan van meer dan 2 meter hoog in het bad terecht komt is ontruimd binnen een straal van 2,5 m. HOOFDSTUK III. - Exploitatie Afdeling 1 - Werkingswijze

Art. 10.§ 1. De lokalen van de inrichting, de voorzieningen en het materiaal worden in een perfecte staat van netheid en werking gehouden. § 2. De inrichting beschikt over een huishoudelijk reglement en geschreven procedures betreffende de normale werking, waarbij in spoedgevallen wordt voorzien in geschikte maatregelen om in alle omstandigheden de vlotte werking van de exploitatie te waarborgen.

Het huishoudelijk reglement en de procedures worden minstens één keer per jaar aangepast.

Elk betrokken personeelslid ontvangt er een afschrift van, met ontvangbewijs.

Het reglement wordt op zichtbare plaatsen aangeplakt langs het traject die de bezoekers verplicht moeten volgen.

Het huishoudelijk reglement wijst er hoe dan ook op dat : 1° de directie de toegang : a) tot de inrichting ontzegt aan elke persoon die de gezondheid, hygiëne of veiligheid van de andere baders in gevaar brengt;b) tot het zwembad ontzegt aan elke persoon die geen gebruik maakt van de douches en voetbaden of -douches;2° de baders tijdens de openingsuren een klassiek badpak dragen dat specifiek en uitsluitend daartoe wordt gebruikt en aan de hygiënenormen voldoet;3° kinderen onder 7 jaar onder het toezicht van een begeleidende volwassene dienen te staan;4° dieren verboden zijn in de inrichting.

Art. 11.§ 1. De douches beschikken hetzij over lauw, hezij over warm en koud water. § 2. De douches worden in werking gesteld d.m.v. een regelbare drukknop.

Art. 12.§ 1. De voorziening voor waterrecyclage neemt minstens 30 % oppervlaktewater op. § 2. De bodem van het zwembad wordt minstens om de twee dagen vóór de openingsuren gereinigd en schoongezogen. De wanden van het zwembad worden minstens één keer per week buiten de openingsuren gereinigd. § 3. Het zwembad wordt minstens één keer om de twee jaar geledigd. § 4. De bufferbak, als er één is, wordt minstens één keer per jaar geledigd. § 5. Het onderhoud of de reparatie van het waterbehandelingscircuit of de aanhorigheden ervan wordt niet tijdens de openingsuren van het zwembad uitgevoerd als de vlotte werking van de inrichting daardoor in het gedrang komt.

Art. 13.§ 1. De exploitant houdt een register bij waarin de volgende gegevens voorkomen : 1° de resultaten van de dagelijkse analysen die hij uitvoert, zoals bedoeld in de §§ 1 en 2 van artikel 31;2° de resultaten van de analysen die het controlelaboratorium periodiek uitvoert, zoals bedoeld in § 3 van artikel 31; 3°de aangeplakte pH-waarden en, voor de met chloor ontsmette baden, de chloorwaarden op het moment van de monsterneming door het laboratorium; 4° de data van de filterreinigingen en de vervanging van het filtermateriaal;5° de dagelijkse bezettingsgraad van het zwembad; 6° elke gebrekkige werking of elk technisch incident 7° elk lichamelijk ongeval bij bezoekers, verplicht op schrift gesteld d.m.v. een formulier waarvan het model in bijlage 1 voorkomt; 8° elk technisch incident, verplicht op schrift gesteld d.m.v. een formulier waarvan het model in bijlage 2 voorkomt; 9° de maandelijse staat van de watermeters;10° de opmerkingen betreffende de technische verificaties van de installatie. § 2. Het register bedoeld in § 1 kan ingekeken worden door een toezichthoudende ambtenaar en wordt bewaard gedurende 5 jaar.

Art. 14.§ 1. De toezichthoudende ambtenaar wordt binnen 48 uur in kennis gesteld van elk lichamelijk ongeval met de dood of een ziekenhuisopname als gevolg, en van elk technisch incident dat aanleiding geeft tot de ontruiming of sluiting van de inrichting. § 2. Elk noemenswaardig lichamelijk ongeval wordt op schrift gesteld d.m.v. een formulier waarvan het model in bijlage 1 voorkomt. § 3. Elk technisch incident dat aanleiding geeft tot de ontruiming of sluiting van het zwembad wordt op schrift gesteld d.m.v. het formulier waarvan het model in bijlage 2 voorkomt. § 4. De exploitant bezorgt de toezichthoudende ambtenaar jaarlijks vóór 1 april een lijst van de in artikel 13, § 1, 7°, bedoelde ongevallen die zich in de loop van het vorige jaar voorgedaan hebben.

Art. 15.§ 1. Als het vul- en suppletiewater van het zwembad geen distributiewater is, voldoet het aan de normen die voor distributiewater gelden. § 2. Om de conformiteit te waarborgen van de waterkwaliteit bedoeld in de bepalingen van de artikelen 32, 56 en 69, wordt dagelijks voldoende vers water toegevoegd. § 3. Het zwembadwater bevat geen elementen of kiemen in hoeveelheden die de veiligheid van de baders in het gedrang brengen. § 4. Het zwembadwater wordt behandeld in vier fasen, met name de voorfiltratie, de filtratie, de ontsmetting en de toevoer van vers water.

Voor de met chloor ontsmette zwembaden wordt ook voorzien in een pH-aanpassing. § 5. De uitrusting vermeldt voortdurend de automatische en betrouwbare metingen van het gehalte aan ontsmettingsmiddel en van de pH en verbetert die parameters automatisch wat de met chloor ontsmette zwembaden betreft. § 6. Het is verboden chemicaliën rechtstreeks in het zwembad te injecteren. § 7. Het debiet wordt na de filtratie en vóór de opening van het zwembad gemeten om de controle van de duur van de waterrecyclage te waarborgen. Afdeling 2. - Veiligheid

Art. 16.Het zwembad is vlot toegankelijk voor de externe hulpdiensten en is ontworpen zodat een vlotte en spoedige evacuatie per brancard mogelijk is.

Art. 17.De voor het publiek toegankelijke lokalen zijn, net zoals de ontruimingscircuits, de technische lokalen en de toegangswegen ertoe, voorzien van een noodverlichting.

Art. 18.§ 1. Doorzichtige deuren en wanden worden zichtbaar gemaakt en er worden maatregelen getroffen om verwondingen bij de bezoekers te voorkomen in geval van glasschade. § 2. Alle uitgangen, met inbegrip van de nooduitgangen, zijn toegankelijk voor de personen die zich in de lokalen van de inrichting bevinden. § 3. Alle uitgangen, met inbegrip van de nooduitgangen, worden d.m.v. reglementaire pictogrammen aangegeven. De pictogrammen zijn duidelijk zichtbaar en worden met normale verlichting en noodverlichting verlicht.

De deuren gaan open in de richting van de uitgang.

Art. 19.§ 1. Het toezicht wordt aangepast aan het soort installatie alsmede aan de bezettingsgraad en aan het soort bezoekers. De exploitant maakt een toezichtsprogramma op dat eigen is aan zijn inrichting. § 2. Minstens één veiligheidsverantwoordelijke oefent rechtstreeks en voortdurend toezicht uit op de baders.

In een zwembad waarvan de maximale waterhoogte 1,4 meter overschrijdt, zijn de veiligheidsverantwoordelijken houder van het hoger reddersbrevet uitgereikt door de bevoegde administratieve overheid krachtens het decreet van 26 april 1999 van de Franse Gemeenschap tot organisatie van de sport in de Franse Gemeenschap of krachtens het besluit van 27 januari 1993 van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot instelling van een sportcommissie en vaststelling van de taken ervan of van elke door haar erkende gelijkwaardige kwalificatie.

In een zwembad met een waterhoogte van 1,4 meter of minder zijn de veiligheidsverantwoordelijken houder van het basisreddersbrevet uitgereikt door de bevoegde administratieve overheid krachtens het decreet van 26 april 1999 van de Franse Gemeenschap tot organisatie van de sport in de Franse Gemeenschap of krachtens het besluit van 27 januari 1993 van de Regering van de Duitstalige Gemeenschap tot instelling van een sportcommissie en vaststelling van de taken ervan of van elke door haar erkende gelijkwaardige kwalificatie. § 3. Paragraaf 2 van dit artikel is niet van toepassing op de zwembaden van toeristische inrichtingen zoals : - hotels; - landelijke verblijven; - campings gedurende de periodes waarin de toegang alleen aan residenten voorbehouden is; - therapeutische baden. § 4. De redders die verantwoordelijk zijn voor de veiligheid van de baders volgen bovendien minstens één keer per jaar een verplichte opleiding inzake eerste hulp-, reanimatie- en reddingstechnieken.

De modaliteiten voor die opleiding zijn goedgekeurd door de bevoegde administratieve overheid bedoeld in § 2, tweede en derde lid.

Een afschrift van het brevet of van het attest wordt op de exploitatiezetel bewaard en ligt ter inzage van de toezichthoudende ambtenaar.

Art. 20.In de zwembaden wordt hoogstens één bader per twee m2 wateroppervlakte toegelaten.

Art. 21.De waterdiepte en de plaatsen waar duiken verboden is, worden duidelijk aangegeven overal waar de veiligheid in het gedrang kan komen.

Elke plots diepteverschil wordt duidelijk aangegeven.

Art. 22.De inrichting beschikt over minstens één telefoontoestel met een directe buitenlijn die steeds vlot bereikbaar is.

Art. 23.De inrichting bevat een lokaal voor de toediening van de eerste zorgen of een kast met materiaal voor eerste hulp en reanimatie, in onberispelijke staat van onderhoud en vlot bereikbaar.

Het verzorgingsmateriaal bestaat hoe dan ook uit de reglementaire inhoud van de noodtas bedoeld in artikel 178 van het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming.

Behalve voor de zwembaden van type 2 met een maximale waterhoogte van 1,4 meter of minder en de zwembaden van hotels of campings gedurende de periodes waarin de toegang alleen aan residenten voorbehouden is, bestaat het reanimatiemateriaal uit de volgende toestellen voor zurstofbehandeling : 1° een zuurstofmasker voor volwassenen;2° een zuurstofmasker voor kinderen;3° een autostatische samendrukbare beademballon met patiëntenklep en verliesklep;4° een zuurstoffles voor medisch gebruik voorzien van een gasdrukregelaar en een debietmeter die op de ballong is aangesloten. De fles wordt onderworpen aan een druktest die uitgevoerd wordt door een externe dienst voor technische controles die erkend is overeenkomstig het koninklijk besluit van 29 april 1999 betreffende de erkenning van externe diensten voor technische controles op de werkplaats.

Art. 24.De ventilatie van de lokalen voor de opslag van gevaarlijke producten is naar buiten gericht en van de externe ventilatieopeningen van het zwembad verwijderd.

Art. 25.§ 1. De technische en opslaglokalen zijn vlot toegankelijk voor de levering van producten maar niet voor het publiek. § 2. De vaten met chemische producten, de opslaglokalen en de leidingen worden geëtiketteerd of geïdentificeerd. § 3. De exploitant houdt een lijst bij waarin de volgende gegevens voorkomen : 1° de naam, de hoeveelheden en de leveringsdata van de in de inrichting gebruikte chemische producten;2° de eventuele incidenten, alsmede alle onderhouden, controles, defecten, herstellen of ongevallen. § 4. De gezamenlijke installatie wordt dagelijks gecontroleerd door een personeelslid van de inrichting dat door de exploitant aangewezen wordt.

Een door de exploitant aangewezen personeelslid van de inrichting is aanwezig bij elke levering van gevaarlijke producten. § 5. Individuele beschermingsmiddelen bestaan met name uit een ademhalingstoestel, brillen en handschoenen. Een wastafel met stromend water en een oogdouche worden bij de technische en opslaglokalen geïnstalleerd.

Die voorzieningen zijn steeds toegankelijk en operationeel zodat de veiligheid gewaarborgd kan worden in geval van lek of incident.

Art. 26.§ 1. De gevaarlijke producten worden los opgeslagen in de daartoe bestemde lokalen. § 2. De losse producten die onder elkaar kunnen reageren, worden opgeslagen in afzonderlijke lokalen die uitsluitend voor de opslag van dergelijke producten dienen. § 3. Tussen de kuip van de vrachtwagen die de losse chemische producten levert en de ingang van de opslaginstallatie van de inrichting wordt een buis zonder tussenkoppeling gebruikt. Er wordt gebruik gemaakt van specifieke buizen met onverenigbare aansluitstukken. Per gevaarlijk product wordt gebruik gemaakt van een buis met een aansluitstuk speciaal bestemd voor het type product en onverenigbaar met het aansluitstuk van andere producten. § 4. De gevaarlijke producten worden los opgeslagen in reservoirs van minstens 1 500 liter.

De reservoirs zijn gesloten en worden geplaatst in een daartoe bestemde retentiebak waarvan de capaciteit gelijk is aan minstens 110 % van die van de reservoir. De reservoirs zijn voorzien van een duidelijk zichtbare niveauwijzer en van een ontgassingssysteem met « wasventilatieopening » om giftige uitdampingen te voorkomen. Alleen het bovenste gedeelte van de reservoirs is voorzien van een gat. De tussenreservoirs, de zogenaamde « dagelijkse bakken », waar de gevaarlijke producten gedoseerd worden, mogen niet meer bevatten dan de hoeveelheid die nodig is voor 2 dagen exploitatie.

De tussenreservoirs worden geplaatst in een daartoe bestemde retentiebak waarvan de capaciteit minstens 110 % van het reservoir bedraagt.

Art. 27.§ 1. De gevaarlijke producten worden in flessen opgeslagen op een daartoe bestemde plaats.

Als het gaat om een lokaal, is de ventilatie naar buiten gericht en van de externe ventilatieopeningen van het zwembad verwijderd. § 2. De vaten worden niet opgestapeld en worden opgeslagen in een retentiebak met een capaciteit van 50 % van het opgeslagen totaalvolume of in individuele retentiebakken met een capaciteit van 110 % van het opgeslagen volume van het vat. De producten die onder elkaar kunnen reageren worden in afzonderlijke retentiebakken opgeslagen.

Art. 28.§ 1. Dit artikel is niet van toepassing als onder druk vloeibaar gemaakt chloor voor de ontsmetting van het badwater gebruikt wordt. § 2. Vloeibaar gemaakt chloor wordt opgeslagen in tanks die getest worden door een externe dienst voor technische controles erkend bij het koninklijk besluit van 29 april 1999 betreffende de erkenning van externe diensten voor technische controles op de werkplaats en die geen gebreken vertonen. § 3. Alle gebruikte of in reserve gehouden tanks worden tegen zonnestralingen en atmosferische effecten beschut in een speciaal daartoe ingerichte gesloten ruimte voorzien van een deur die op slot kan worden gedaan en die niet uitgeeft op een voor het publiek toegankelijke zone. De opschrift « chlooropslag » staat duidelijk vermeld op de deur van het lokaal.

Als de opslagplaats zich in de open lucht bevindt, wordt ze voorzien van een omheining die aangebracht wordt op één meter van de gesloten plaats bedoeld in § 6, vierde lid, zodat ze ontoegankelijk is voor het publiek. § 4. De producten worden opgeslagen op de benedenverdieping, zo ver mogelijk van de stookruimte. Daartoe wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een hok of een kast die voldoet aan de voorschriften van § 5 of van een lokaal dat voldoet aan de voorschriften van § 6.

De omgevingstemperatuur wordt onder 50 °C gehouden. § 5. Het hok of de kast geeft rechtstreeks uit op de open lucht. De afmetingen ervan (hoogte, diepte en breedte) zijn zodanig dat het personeel er niet kan binnenkomen.

De scheiding tussen het hok of de kast en het zwembad is gasdicht en biedt een vuurweerstand van minstens één uur.

Gaten aan de onderkant en aan de bovenkant waarborgen voortdurend en rechtstreeks ventilatie naar buiten toe. § 6. Alle bestanddelen (muren, wanden, vloeren, plafonds,...) tussen het opslaglokaal en elk ander lokaal zijn gasdicht en bieden een vuurweerstand van minstens één uur.

Elke deur die toegang geeft tot het lokaal, gaat open in de richting van de uitgang en biedt een vuurweerstand van minstens een halfuur. Ze gaat automatisch dicht en is niet uitgerust met een voorziening waardoor ze in open stand kan worden vastgezet. Het is hoe dan ook verboden die deur in open stand vast te zetten.

Als ze niet rechtstreeks op de open lucht uitgeeft, is ze gasdicht. Ze geeft niet uit op een lokaal, noch op een voor het publiek toegankelijke ruimte.

Het lokaal is uitgerust met een geforceerde ventilatie die de lucht langs onder (bodemniveau) aanzuigt en langs boven loost. Er wordt rechtstreeks in de open lucht gezogen en geloosd.

Het ventilatiesysteem wordt van buiten het lokaal bediend. § 7. De ventilatie van de opslagruimte is zo ontworpen dat ze niet hinderlijk is voor de buurt en voor het publiek. De openingen voor verse lucht en de afzuigers van vervuilde lucht worden zo geplaatst dat ze de gassen van de ventilatie van de opslagruimte niet kunnen aanzuigen. De ligging van de ruimte wordt naar gelang van de heersende winden gekozen. § 8. De tanks worden vertikaal aan een wand vastgemaakt met klemmen en kettingen die vlot open gaan.

De chloormeters worden rechstreeks op de flessen aangebracht. Geen enkele leiding vervoert gasvormig chloor onder druk.

Het punt waar gasvormig chloor in de waterleiding wordt geïnjecteerd en de voorziening voor de regeling van het debiet van gasvormig chloor bevinden zich buiten de opslagruimte. § 9. De uitrustingen in de opslagruimte, meer bepaald de installatie en het elektrische materiaal, worden ontworpen en verwezenlijkt met inachtneming van de corrosierisico's inherent aan de eventuele aanwezigheid van chloor in de lucht. § 10. In de buurt van de opslagruimte wordt minstens één ademhalingstoestel, waarvan het model erkend is, in een kast op een veilige plaats geïnstalleerd; dat toestel is geschikt voor gebruik in lucht met gasvormig chloor en isoleert de ademhalingsopeningen en ogen : 1) in geval van opslag in een lokaal bevindt de kast zich buiten het lokaal en bij de ingang ervan;2) in geval van opslag in een hok of in een kast, zoals bedoeld in § 5, bevindt de kast zich in één van de volgende dichtstbij gelegen lokalen : a.redderslokaal; b. infirmerie;c. kassa. Het ademhalingstoestel is voortdurend operationeel en is het voorwerp van een geschreven programma inzake inspectie en periodiek onderhoud dat de verwezenlijking van die doelstelling waarborgt en aan de aanbevelingen van de fabricant voldoet.

Gebruiksklare reserve-elementen, zoals filterpatronen of persluchtcilinders, al naar gelang het geval, zijn steeds voorhanden.

Het personeel krijgt een opleiding om het ademhalingstoestel te kunnen gebruiken. Die opleiding wordt minstens één keer per jaar herhaald. § 11. Bij de kast bevindt zich een tabel met de door de exploitant geformuleerde en getekende voorschriften. Daarbij wordt met name rekening gehouden met de aanbevelingen van de leveranciers van het aanwezige materiaal. De tabel vermeldt met name : 1. de gebruiksaanwijzing van het ademhalingstoestel en voor het onderhoud ervan;2. de uit te voeren handelingen en de voor de lopende exploitatie te treffen voorzorgsmaatregelen;3. de mogelijke incidenten, de desbetreffende risico's en de in die gevallen uit te voeren handelingen;4. de in geval van brand te treffen maatregelen en de plaats voor de ontruiming van de chloorvaten. § 12. Het is verboden brandstoffen op te slaan in de opslagruimte of in de nabijheid ervan. § 13. De exploitant voert dagelijks controles uit in de opslagruimte om d.m.v. een met ammoniak doorweekt doek chloorlekken op te sporen en om na te gaan of de tanks in perfecte staat zijn. De tanks mogen niet in de inrichting hersteld worden. Elke gebrekkige tank wordt zo spoedig mogelijk teruggegeven aan de fabricant. § 14. Als de waterbehandeling meer dan 4 uur wordt onderbroken, sluit de exploitant de gebruikte chloortanks. § 15. De chloorlevering vindt plaats onder toezicht van een door de exploitant aangewezen persoon die perfect op de hoogte is van de modaliteiten inzake het beheer van gasvormig chloor, met name de gevaren die er inherent aan zijn en de in geval van incident of ongeval te treffen maatregelen. § 16. Geschreven procedures en interne noodplannen worden door de exploitant in overleg met de bevoegde diensten opgesteld. Afdeling 3. - Oppervlaktewater

Art. 29.§ 1. De sanitaire installaties hebben een vloerhelling van minstens 1 % tot 2 % die het afvalwater naar een op de openbare riolering aangesloten afvoervoorziening leidt. § 2. Het afvalwater van de voetbaden, voetdouches en douches wordt rechstreeks naar de riolering afgevoerd. Afdeling 4. - Controles

Art. 30.§ 1. De elektrische hoogspanningsinstallaties van de inrichting worden jaarlijks gecontroleerd door een erkende instelling die elektrische installaties controleert. § 2. De elektrische laagspanningsinstallaties van de inrichting worden om de vijf jaar gecontroleerd door een erkende instelling die elektrische installaties controleert. § 3. De exploitant legt de controleverslagen ter inzage van de toezichthoudende ambtenaar.

Art. 31.§ 1. Deze paragraaf is slechts van toepassing op zwembaden die chloor (NaOCl of Cl2) als waterontsmettingsmiddel gebruiken.

Beschikbaar vrij chloor en gebonden chloor worden minstens dagelijks gecontroleerd door de exploitant op grond van een badwatermonster dat steeds op dezelfde plaats wordt genomen, zo ver mogelijk van het punt waar het behandelde water in het bad terechtkomt.

De gemeten vrij chloorwaarden worden onmiddellijk vergeleken met de continu aangegeven waarden.

De gebruikte controlemethodes behoeven het advies van de technisch ambtenaar. § 2. De doorzichtigheid en de temperatuur van het zwembadwater en de pH-waarde worden minstens dagelijks door de exploitant gecontroleerd aan de hand van een badwatermonster dat steeds op dezelfde plaats wordt genomen, zo ver mogelijk van het punt waar het behandelde water in het bad terechtkomt.

De gemeten pH-waarden worden onmiddellijk vergeleken met de continu aangegeven waarden.

De gebruikte controlemethodes behoeven het advies van de technisch ambtenaar. § 3. Een door het Waalse Gewest erkend laboratorium voor wateranalyse controleert minstens maandelijks de chemische, bacteriologische en fysische parameters bedoeld in de artikelen 32, 56 en 69. § 4. Als het bacteriologische resultaat niet conform is, wordt onmiddellijk een nieuwe analyse geëist. Als de resultaten weer niet-conform zijn, wordt het zwembad gesloten tot de normalisatie van de toestand.

Een overschrijding van de aanvaardbare maximumwaarden voor 10 %van de in de loop van de 10 vorige maanden geanalyseerde monsters is toegelaten. § 5. De monsters van het te analyseren water worden minstens twee uur na de opening van het zwembad en steeds op dezelfde plaatsen genomen, namelijk bij de kade op ongeveer 30 cm van de oppervlakte, zo ver mogelijk van het punt waar het behandelde water in het zwembad terechtkomt.

De monsters worden door het laboratorium genomen.

Het uur van de monsterneming en het aantal baders worden vermeld.

Het ontsmettingsmiddel wordt behoorlijk geneutraliseerd in het monster dat voor de microbiologische analyse dient.

De pH-waarde wordt door het laboratorium gemeten op het moment van de monsterneming.

Voor de zwembaden die chloor als ontsmettingsmiddel gebruiken, worden de vrij chloor en de totaal chloor ook op het moment van de monsterneming door het laboratorium gemeten. § 6. De monsters worden vervoerd en tot de analyse bewaard bij een temperatuur van ongeveer + 4 °C. De analyses worden binnen 24 uur na de monsterneming uitgevoerd en de resultaten worden binnen 7 werkdagen na de monsterneming aan de exploitant meegedeeld. § 7. Een afschrift van de analyseresultaten ligt ter inzage van de klanten en van de toezichthoudende ambtenaar. § 8. De berichten van de wateranalyse worden verplicht aangeplakt daar waar de baders langs moeten, met name bij de kassa en bij de ingang van de kleedkamers. § 9. De toezichthoudende ambtenaar kan steeds bijkomende analyses op kosten van de exploitant eisen. § 10. Vóór de inbedrijfstelling van het zwembad wordt een colorimetrietest uitgevoerd om de waterstroming in het bad aan het licht te brengen. Afdeling 5. - Hygiëne en waterkwaliteit

Art. 32.§ 1. De artikelen 32, 56 en 69 zijn slechts van toepassing op de zwembaden die chloor (NaOCl of Cl2) als ontsmettingsmiddel gebruiken. § 2. Het gebruik van andere ontsmettingstechnieken dan chloor alsmede het gebruik van elk chemisch product of van elke andere behandeling dan die bedoeld in dit artikel behoeft de goedkeuring van de technisch ambtenaar. § 3. Het water van elk zwembad is ontsmettend, met uitzondering van de baden voor individueel gebruik die na elk gebruik worden geledigd. § 4. De enige toegelaten chemische producten zijn die vermeld in de regelgeving betreffende de kwaliteit van het distributiewater. § 5. Het zwembadwater voldoet aan de kwaliteitsnormen bedoeld in de onderstaande tabellen A, B, en C : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (*) op het diepste punt van het zwembad wordt een zichtbaar herkenningspunt aangebracht. § 6. De overschrijding van de grenswaarden vermeld in de tabellen A en C hierboven en in de tabellen D, E van de artikelen 56 en 69 legt de sluiting van het bad op als geen oplossing wordt gevonden binnen een half uur. HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie

Art. 33.Vóór de uitvoering van het project en vóór elke wijziging van de plaats en de omstandigheden pleegt de exploitant overleg met de territoriaal bevoegde brandweerdienst over de te treffen maatregelen en de te gebruiken uitrustingen inzake preventie en bestrijding van brand en ontploffingen, waarbij rekening wordt gehouden met de bescherming van het publiek en van het leefmilieu.

TITEL II. - Bepalingen van toepassing op de zwembaden van type 1 HOOFDSTUK I. - Vestiging en bouw

Art. 34.De draagstructuren of de inrichtingsmaterialen en de desbetreffende verbindingsstukken zijn van nature of door behandeling corrosievrij en kunnen visueel onderzocht worden.

Art. 35.De natuurlijke verlichting en de kunstmatige verlichting weerkaatsen zo weinig mogelijk tegen het water.

De verlichting wordt zodanig gericht dat de bodem van het bad vanuit elke gezichtshoek zichtbaar is.

Art. 36.De individuele en de gemeenschappelijke omkleedcabines worden geïnstalleerd met een duidelijke scheiding tussen de zones « blootsvoets » en « geschoeid ».

Art. 37.Het lokaal waar de eerste zorgen worden toegediend, is vlot toegankelijk voor de externe nooddiensten en is ontworpen met het oog op een vlotte en spoedige afvoer per brancard.

Art. 38.Er is minstens één cabine en één wc voor personen met beperkte beweeglijkheid voorhanden.

Art. 39.De kaden rondom het zwembad zijn minimum 1,5 meter breed.

Art. 40.Een vuistslagschakelaar die een algemene onderbreking van de waterstroming toelaat, wordt vlakbij de kaden aangebracht.

Art. 41.Er wordt voorzien in vlot toegankelijke tapkranen met het oog op monsternemingen : 1. vóór de filtratie en de injectie van reagens;2. na de filtratie en vóór elke andere installatie;3. na de filtratie en de injectie van reagens, zo dicht mogelijk bij het punt waar het water in elk bad terechtkomt.

Art. 42.Een specifieke watermeter meet voor elk bad de wateraanvoer vanaf het waterdistributiesysteem.

Art. 43.De wc's voor "blootsvoetse" baders zijn aan de muur vastgemaakt en rusten niet op de bodem. HOOFDSTUK II. - Exploitatie Afdeling 1. - Werkingswijze

Art. 44.Het zwembad wordt uitsluitend met water van het behandelingssysteem bevoorraad, met uitzondering van het vulwater gebruikt na het ledigingsproces.

Art. 45.Het zwembadwater wordt volledig gerecycleerd in maximum 4 uur.

Art. 46.Het warme en lauwe water van de douches komt van een verwarmingsinstallatie waardoor de watertemperatuur minstens 65 °C bereikt. Eventuele vermenging met koud water gebeurt zo dicht mogelijk bij de waterverdeling voor de douches.

De bacterie legionella pneumophylla wordt minstens twee keer per jaar, om de zes maanden, opgespoord in het water dat uit een douchekop stroomt. Voor deze bacterie geldt een maximale grenswaarde van 1 000 koloniën per liter. Afdeling 2. - Veiligheid

Art. 47.De inrichting beschikt over een eerste hulplokaal met materiaal voor zorgverlening en reanimatie. Afdeling 3. - Lucht

Art. 48.De systemen voor de circulatie en de afvoer van lucht, damp en rook worden zo aangelegd dat ze niet hinderlijk zijn voor het publiek en de buren.

Art. 49.De verse lucht voor de ventilatie van de inrichting wordt van buiten aangevoerd, ver genoeg van de tanks met gevaarlijke producten en van elke andere vervuilingsbron zoals schoorstenen en parkings.

Art. 50.Het heteluchtdebiet in de zwembadhal en de luchtvernieuwing - toevoer van verse lucht - waarborgen een goede luchtkwaliteit.

Art. 51.Het percentage van de relatieve luchtvochtigheid wordt onder 65 % gehouden. Om dat percentage te controleren, beschikt de exploitant in de zwembadhal over een vlot werkende vochtmeter die op 1,5 à 2 meter van de bodem geplaatst wordt.

Art. 52.De zwembadhal beschikt over een vlot werkende thermometer.

Tijdens de openingsuren is de luchttemperatuur er minstens 2 °C hoger dan de watertemperatuur in het grootste bad.

Art. 53.Het gehalte aan chloraminen in de lucht, gemeten op 1,5 meter van de bodem, bedraagt hoogstens 0,5 mg/m;. Het wordt één keer per jaar gemeten, in de winter, op een tijdstip dat representatief is voor het zwembadbezoek en op kosten van de exploitant. Afdeling 4. - Controle

Art. 54.Het eerste visuele onderzoek van de draagstructuren of van de inrichtingsmaterialen en de desbetreffende verbindingsstukken wordt uitgevoerd minder dan 10 jaar na de inbedrijfsstelling van de inrichting en vervolgens minstens om de 5 jaar. Een bureau gespecialiseerd in de stabiliteit van bouwwerken voert dat onderzoek uit en maakt daarover een verslag op dat ingezien kan worden door de technisch ambtenaar.

Art. 55.De parameters bedoeld in de §§ 1 en 2 van artikel 31 worden hoe dan ook vóór de opening van de inrichting en twee keer tijdens de openingsuren gecontroleerd.

Art. 56.Naast de in artikel 32 bedoelde kwaliteitsnormen voldoet het badwater aan de volgende kwaliteitsnormen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld

Art. 57.De roosters, deurmatten of gelijksoordige voorwerpen zijn verboden op het traject dat blootsvoets gevolgd wordt.

TITEL III. - Bepalingen van toepassing op de zwembaden van type 2 HOOFDSTUK I. - Vestiging en bouw

Art. 58.Het lokaal waar de eerste zorgen worden toegediend is vlot toegankelijk voor de externe nooddiensten zodat een vlotte en spoedige afvoer per brancard mogelijk is.

Art. 59.Er is minstens één cabine en één wc voor personen met beperkte beweeglijkheid voorhanden.

Art. 60.De kaden rondom het zwembad zijn minimum 1,5 meter breed.

Art. 61.Een vuistslagschakelaar die een algemene onderbreking van de waterstroming toelaat, wordt vlakbij de kaden aangebracht.

Art. 62.Er wordt voorzien in vlot toegankelijke tapkranen met het oog op monsternemingen : 1. vóór de filtratie en de injectie van reagens;2. na de filtratie en vóór elke andere installatie;3. na de filtratie en de injectie van reagens, zo dicht mogelijk bij het punt waar het water in elk bad terechtkomt.

Art. 63.Een specifieke watermeter meet voor elk bad de wateraanvoer vanaf het waterdistributiesysteem. HOOFDSTUK II. - Exploitatie Afdeling 1. - Werkingswijze

Art. 64.Het zwembad wordt uitsluitend met water van het behandelingssysteem bevoorraad, met uitzondering van het vulwater gebruikt na het ledigingsproces.

Art. 65.Het zwembadwater wordt volledig gerecycleerd in maximum 4 uur. Afdeling 2. - Veiligheid

Art. 66.De inrichting beschikt over een eerste hulplokaal met materiaal voor zorgverlening en reanimatie. Afdeling 3. - Controle

Art. 67.De parameters bedoeld in de §§ 1 en 2 van artikel 31 worden hoe dan ook vóór de opening van de inrichting en twee keer tijdens de openingsuren gecontroleerd.

Art. 68.De chemische, bacteriologische en fysische parameters bedoeld in de artikelen 32, 56 en 69 worden minstens twee keer per maand gecontroleerd door een laboratorium voor wateranalyse dat door het Waalse Gewest erkend is.

Art. 69.Naast de in artikel 32 bedoelde kwaliteitsnormen voldoet het badwater aan de volgende kwaliteitsnormen : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Vóór de opening van het seizoen laat de exploitant het zwembadwater grondig analyseren volgens de modaliteiten bedoeld in de vorige paragrafen en in artikel 32.

De exploitant geeft de toezichthoudende ambtenaar schriftelijk kennis van de openingsdatum van het seizoen. Hij stuurt hem tegelijkertijd een afschrift van de resultaten van de wateranalyse. Het zwembad wordt slechts geopend als de resultaten conform zijn.

TITEL IV. - Overgangsbepalingen

Art. 70.§ 1. Voor de zwembaden die op de datum van inwerkingtreding van dit besluit bestaan : 1° zijn de artikelen 4, §§ 5 en 6, 7, §§ 1 en 8, 8, 9, 11, § 1, 15, § 5 tot 7, 19, § 2, derde lid (in afwachting van het basisreddersbrevet zijn de redders houder van het hoger reddersbrevet) 24, 25, § 5, 26, §§ 1, 2, 3, 4, tweede en derde lid, 27, 28, §§ 3 tot 9, 38, 41, 47, 50, 59, 62 en 66 niet van toepassing vóór 1 januari 2005 2° zijn de artikelen 4, §§ 1 tot 4, § 7 tot 10, 5, eerste lid, 6, § 3, 7, §§ 3 tot 7, en § 9, 11, § 2, 12, § 1;25, § 1; 26, § 4, eerste lid, 29,34, 35, 36, 39, 42, 43, 46, eerste lid, en 63 niet van toepassing.

Art. 71.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 72.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 13 maart 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

Bijlage 1 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 maart 2003 houdende sectorale voorwaarden i.v.m. zwembaden.

Namen, 13 maart 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

Bijlage 2 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 maart 2003 houdende sectorale voorwaarden i.v.m. zwembaden.

Namen, 13 maart 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

Bijlage 3 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 13 maart 2003 houdende sectorale voorwaarden i.v.m. zwembaden.

Namen, 13 maart 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

^