Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 14 februari 2008
gepubliceerd op 28 maart 2008

Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de laboratoria belast met de bodemanalyses voor de kwantificatie van de potentieel uitspoelbare stikstof in het kader van de uitvoering van artikel R.220 van boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, voor wat betreft het duurzame beheer van stikstof in de landbouw, zoals gewijzigd op 15 februari 2007, en in het kader van de uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 14 februari 2008 betreffende de opvolging, door metingen van de potentieel uitspoelbare stikstof, van de conformiteit van de landbouwbedrijven in kwetsbare gebieden met de goede praktijken nodig voor de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2008027044
pub.
28/03/2008
prom.
14/02/2008
ELI
eli/besluit/2008/02/14/2008027044/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 FEBRUARI 2008. - Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de erkenningsvoorwaarden van de laboratoria belast met de bodemanalyses voor de kwantificatie van de potentieel uitspoelbare stikstof in het kader van de uitvoering van artikel R.220 van boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, voor wat betreft het duurzame beheer van stikstof in de landbouw, zoals gewijzigd op 15 februari 2007, en in het kader van de uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 14 februari 2008 betreffende de opvolging, door metingen van de potentieel uitspoelbare stikstof, van de conformiteit van de landbouwbedrijven in kwetsbare gebieden met de goede praktijken nodig voor de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen


De Waalse Regering, Gelet op Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, inzonderheid op de artikelen D.177, R.188 tot R.229, R.459 en R.460 en meer in het bijzonder op artikel R.220;

Gelet op Beschikking C(2007)6643 van de Commissie van de Europese Gemeenschappen waarbij een door België voor het Waalse Gewest gevraagde afwijking krachtens Richtlijn 91/676/EEG van de Raad inzake de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen wordt toegestaan;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 14 februari 2008 betreffende de opvolging door metingen van de potentieel uitspoelbare stikstof van de conformiteit van de landbouwbedrijven in kwetsbare gebieden met de goede praktijken nodig voor de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen;

Gelet op het gunstig advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 12 oktober 2007;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 18 oktober 2007;

Gelet op advies 43.749/4 van de Raad van State, gegeven op 21 november 2007;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen en doel

Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° « blinde analyse » : analyse van een voorwerp dat aan de beproeving onderworpen wordt door een laboratorium dat het niveau van de gemeten variabele niet kent;2° « potentieel uitspoelbare stikstof » : hoeveelheid nitraatstikstof in de bodem tijdens de herfst, die tijdens de winter uit de wortelzone kan worden gespoeld;3° « interlaboratoriumproef » of « interlaboratoriumvergelijking » : organisatie, uitvoering en beoordeling van proeven of metingen op voorwerpen die aan de beproeving of vergelijkbare proeven onderworpen worden door minstens twee verschillende laboratoria in vooraf bepaalde voorwaarden;4° « referentiemateriaal » : materiaal of stof waarvan één of meerdere eigenschapswaarde(n) voldoende homogeen en welomschreven is (zijn) om gebruikt te kunnen worden voor de ijking van apparatuur, de beoordeling van een meetmethode of de toewijzing van waarden aan materialen;5° « Minister » : de Minister die het waterbeleid onder zijn bevoegdheid heeft;6° « aan de beproeving onderworpen voorwerp » : materiaal of product dat voor proeven aan een laboratorium wordt voorgelegd;7° « kwaliteitssysteem » : systeem voor het beheer van een laboratorium dat overeenkomstig de ISO 17025 of GLP-normen de kwaliteit van de activiteiten van een laboratorium op organisatie- en technisch gebied en dus van de door laatstgenoemde tot stand gebrachte analyse-uitslagen waarborgt.

Art. 2.Dit besluit strekt ertoe de criteria en de procedure vast te stellen voor de erkenning van de laboratoria die gemachtigd zijn om de hoeveelheid potentieel uitspoelbare stikstof in de bodem te meten in het kader van de uitvoering van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, voor wat betreft het duurzame beheer van stikstof in de landbouw, zoals gewijzigd op 15 februari 2007, en meer in het bijzonder in het kader van artikel R.220 ervan, en in het kader van de uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 14 februari 2008 betreffende de opvolging, door metingen van de potentieel uitspoelbare stikstof, van de conformiteit van de landbouwbedrijven in kwetsbare gebieden met de goede praktijken nodig voor de bescherming van water tegen verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen. HOOFDSTUK II. - Erkenningscriteria en -procedure

Art. 3.Om de erkenning te krijgen voor de uitvoering van de analyses van de potentieel uitspoelbare stikstoffen in het kader van de in artikel 2 bedoelde besluiten, dienen de laboratoria aan volgende voorwaarden te voldoen. § 1. De erkenningsaanvraag moet worden gericht aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu, Afdeling Water. Daarbij worden volgende gegevens gevoegd : 1° de identiteit van de natuurlijke persoon of de rechtspositie van de rechtspersoon die het laboratorium waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, uitbaat;2° de woonplaats of de maatschappelijke en bestuurlijke zetel van de aanvrager en de bedrijfszetel van het laboratorium;3° naam, beroep en functie van de persoon die de effectieve leiding over het laboratorium heeft;4° bij gebreke van het voorleggen van een accreditatiecertificaat voor de normen ISO 17025 of GLP voor de nitraatstikstof in de bodem, een lijst van de personeelsleden belast met de analyses, met opgave van hun beroepskwalificaties;5° bij gebreke van het voorleggen van een accreditatiecertificaat voor de normen ISO 17025 of GLP voor de nitraatstikstof in de bodem, een omschrijving van de lokalen, het materieel, de wetenschappelijke apparatuur en de documentatie waarover het laboratorium beschikt. De Afdeling Water stuurt binnen de maand na ontvangst van de aanvraag een afschrift van die aanvraag naar het referentielaboratorium om de procedure bepaald in artikel 4 aan te vatten. § 2. Het laboratorium dat de erkenning aanvraagt, dient te voldoen aan volgende beheerscriteria : 1° de vorm van de vennootschap of de vereniging mag het laboratorium niet verhinderen zijn activiteiten in volledige onafhankelijkheid ten opzichte van de klanten uit te voeren;2° de laboratoriumverantwoordelijke bezit de noodzakelijke wetenschappelijke en technische kwalificaties en is volledig onafhankelijk van de ondernemingen waar het moet optreden.

Art. 4.Om zijn bekwaamheid te bewijzen, moet een aanvrager op eigen kosten blinde analyses uitvoeren op zes aan de beproeving onderworpen voorwerpen uit drie referentiematerialen, overeenkomstig artikel 8. De zes, aan de beproeving onderworpen voorwerpen worden verstrekt door het bij artikel 6 aangewezen referentielaboratorium. De analyse-uitslagen mogen geen foutenmarges vertonen die verder afwijken dan de marges bepaald door de Minister na voorstel van het bij artikel 10 opgerichte opvolgingscomité. De foutenmarges worden vóór de analyse bepaald en aan de aanvrager medegedeeld.

Als de uitslagen van die reeks analyses niet voldoening schenken, mag de aanvrager steeds op eigen kosten binnen een termijn van drie maanden een nieuwe reeks blinde analyses uitvoeren op zes voorwerpen uit drie andere referentiematerialen die aan de beproeving worden onderworpen. De zes, aan de beproeving onderworpen voorwerpen worden eveneens verstrekt door het referentielaboratorium.

Als de uitslagen van die tweede reeks analyses opnieuw onvoldoende zijn, wordt de erkenning geweigerd. Een nieuwe aanvraag kan pas worden ingediend na een termijn van één jaar te rekenen van de datum van kennisgeving van de weigering tot erkenning.

Art. 5.§ 1. De Minister geeft kennis van de erkenning voor een periode van vijf jaar. Zij heeft pas uitwerking vanaf de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad. § 2. De erkende laboratoria worden er met het oog op de ijking van hun analyse-uitslagen drie maal per jaar toe verplicht toe te treden tot een procedure van interlaboratoriumproeven die door het referentielaboratorium gecoördineerd wordt. Zijn de uitslagen niet conform, geldt artikel 14. § 3. Een aanvraag voor de verlenging van de erkenning kan uiterlijk drie maanden vóór verstrijken van de periode van vijf jaar worden ingediend. Totdat uitspraak is gedaan over die aanvraag volgens de procedure waarvan sprake in artikel 4, blijft het laboratorium erkend en kan het verder analyses uitvoeren. § 4. Bij gebreke van indiening van een aanvraag tot verlenging tegen de voorwaarden waarvan sprake in § 3, wordt de erkenning na afloop van de vijf jaar automatisch beëindigd. HOOFDSTUK III. - Referentielaboratorium

Art. 6.§ 1. De Minister wijst het referentielaboratorium en de instellingen aan die eventueel ermee belast zijn, het bij te staan.

Het referentielaboratorium voldoet aan volgende voorwaarden : - zijn maatschappelijke zetel in het Waalse Gewest hebben; - over een aangetoonde wetenschappelijke deskundigheid en technische ervaring beschikken inzake de in het Waalse Gewest gebruikte methode voor de dosering van minerale stikstof in de bodems - een wetenschappelijke activiteit van internationaal niveau ontwikkeld hebben inzake het onderzoek naar de stikstofcyclus in de landbouwgronden. § 2. Als het referentielaboratorium eenmaal door de Minister aangewezen is, wordt het erkend geacht in de zin van dit besluit.

Art. 7.§ 1. In het kader van zijn opdracht is het referentielaboratorium ermee belast : 1° de laboratoria die hun erkenning aanvragen te onderwerpen aan een technisch onderzoek en aan de procedure omschreven in artikel 4.Het accreditatiecertificaat voor de normen ISO 17025 of GLP voor de analyse van nitraatstikstof in de bodem vervangt het technisch onderzoek; 2° de voorwaarden voor de verwezenlijking van de analytische methodes te beproeven voor de laboratoria die niet beschikken over het accreditatiecertificaat voor de normen ISO 17025 of GLP voor de analyse van nitraatstikstof in de bodems;3° deel te nemen aan de nationale of internationale werkgroepen in verband met de methodes en technieken inzake monsternemingen, metingen ter plaatse en analyse van nitraten in de bodems;4° de methodes voor de monsternemingen, metingen ter plaatse en analyse van nitraten in de bodems te ontwikkelen, te verbeteren en te beproeven;5° volgens de voorwaarden bepaald door het opvolgingscomité opgericht in artikel 10, het bestuur technisch te ondersteunen;6° volgens de voorwaarden bepaald door het opvolgingscomité opgericht in artikel 10, de opdrachten uit te voeren voor rekening van het bestuur in verband met de opdracht van het referentielaboratorium. § 2. In het kader van die referentie-opdracht kunnen volgende taken uitbesteed worden om het referentielaboratorium bij te staan : 1° de coördinatie van de organisatie van de drie maal per jaar verrichte interlaboratoriumproeven;2° de uitwerking en de bijwerking van een gegevensbank met de analyse-uitslagen ontdekt door de erkende laboratoria;3° de statistieke ondersteuning van het referentielaboratorium voor de verwerking van de uitslagen van de interlaboratoriumproeven.

Art. 8.De referentiemethodes voor de dosering van het niveau van de potentieel uitspoelbare stikstof in de bodem worden bepaald door de Minister bevoegd voor waterbeleid.

Art. 9.De laboratoria die hun erkenning aanvragen dragen de kosten van de erkenningsprocedure. De erkende laboratoria nemen eveneens de kosten van de interlaboratoriumproeven die drie maal per jaar uitgevoerd worden, over. Het tarief van de prestaties van het referentielaboratorium in het kader van de erkenningsaanvragen en van de interlaboratoriumproeven wordt door de Minister vastgesteld na voorstel van het opvolgingscomité waarvan sprake in artikel 10.

Het referentielaboratorium houdt een gescheiden boekhouding van de ontvangsten en de uitgaven in verband met de uitoefening van de opdracht van het referentielaboratorium; die boekhouding wordt door het bestuur gecontroleerd.

Het referentielaboratorium legt de Minister een jaarverslag voor in verband met de activiteiten uitgevoerd in het kader van deze opdracht.

Art. 10.Een comité, hierna opvolgingscomité genoemd, wordt opgericht voor de opvolging van de opdracht van het referentielaboratorium.

Het opvolgingscomité voert volgende opdrachten uit : 1° de uitwerking van en het onderzoek naar procedures voor de planificatie, de uitvoering, de analyse, de verslaggeving over en de doeltreffendeheid van het systeem van interlaboratoriumproeven;2° de beoordeling van de performantie van de laboratoria die deelnemen aan de interlaboratoriumproeven op grond van hun uitslagen;3° de verificatie van de organisatie van de interlaboratoriumproeven om er de onpartijdigheid van te waarborgen;4° de behandeling van de eventuele bezwaren in verband met de erkenning, waarbij de eindbeslissing over die bezwaren onder het bestuur valt;5° de uitwerking van eventuele aanbevelingen in verband met de erkenningsprocedure;6° de oprichting van technische werkgroepen;7° de goedkeuring van het jaarverslag van de opdracht van het referentielaboratorium;8° de goedkeuring van en de controle over de uitgaven in verband met het referentielaboratorium.

Art. 11.Het opvolgingscomité bestaat uit : 1° de Minister of diens vertegenwoordiger;2° de directeur-generaal van het bestuur of diens vertegenwoordiger, die het voorzitterschap op zich neemt;3° de verantwoordelijke van het referentielaboratorium of diens vertegenwoordiger;4° de verantwoordelijke van het (de) instelling(en) belast met de bijstand aan het referentielaboratorium of diens vertegenwoordiger(s) in voorkomend geval;5° afhankelijk van de agenda kunnen de personen van het bestuur, het referentielaboratorium of de deskundigen die bijdragen tot de goede werking van het comité uitgenodigd worden;die personen worden gekozen door de voorzitter van het opvolgingscomité; 6° de Inspecteur van Financiën geaccrediteerd bij de Minister van Leefmilieu;7° een vertegenwoordiger van de door het Waalse Gewest erkende laboratoria kan als waarnemer zetelen. Het opvolgingscomité stelt zijn huishoudelijk reglement op waarin bepalingen opgenomen zijn in verband met de specifieke financiële verbintenissen. Desnoods spreekt het zich bij gewone meerderheid uit. HOOFDSTUK IV. - Verplichtingen van de erkende laboratoria, intrekking van de erkenning

Art. 12.Wat betreft de analyses van potentieel uitspoelbare stikstof, is elk erkend laboratorium ertoe verplicht : 1° de personeelsleden van de Afdeling Water toe te laten tot de lokalen van het laboratorium en alle stukken in te laten zien die verband houden met de analyses en de boekhouding;2° de verantwoordelijke van het referentielaboratorium of diens gemachtigde toe te laten tot de lokalen van het laboratorium en alle stukken in te laten zien die verband houden met de analyses;3° zich te schikken naar de onderrichtingen van het Belgisch Normalisatie-instituut en naar de richtlijnen van de Afdeling Water voor wat betreft de analyse-omstandigheden en de opstelling van de daarmee verband houdende protocollen;4° de uitslagen van de analyses uitgevoerd als erkend laboratorium over te maken aan het referentielaboratorium of aan de instelling die het moet bijstaan, binnen de termijnen en met inachtneming van de door laatstgenoemde bepaalde vorm, om een gegevensbank daarover aan te vullen;5° de uitslagen van de analyses niet mee te delen aan andere derden dan het referentielaboratorium of de instelling die het moet bijstaan, zonder toelating van de Minister;6° deel te nemen aan de interlaboratoriumproeven waarvan sprake in de artikelen 5, 7 en 10;7° de Afdeling Water in te lichten over elke wijziging betreffende de gegevens die in de erkenningsaanvraag zijn medegedeeld.

Art. 13.Gaat het erkende laboratorium over naar een andere natuurlijke of rechtspersoon of bij samensmelting of overname van de rechtspersoon waaraan de erkenning is verstrekt, moet de aanvraag worden overgedaan.

Die aanvraag moet in overeenstemming zijn met het bepaalde van artikelen 3 en 4.

In die gevallen bedraagt de termijn om de aanvraag in te dienen drie maanden vanaf de bekendmaking van de verandering in het Belgisch Staatsblad.

Als de aanvraag niet ingediend wordt in die termijn, wordt de erkenning door de Minister ingetrokken. Het intrekkingsbesluit wordt aan betrokkene medegedeeld en per uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 14.§ 1. De erkenning kan door de Minister voorlopig of definitief ingetrokken worden indien : 1° de informatie die overeenkomstig artikel 3 is overgemaakt niet overeenstemt met de werkelijke toestand;2° de bepalingen van artikel 12 niet in acht worden genomen;3° de monsternemingsprocedures bepaald door de Minister niet nageleefd worden;4° de analyse-uitslagen systematisch betwistbaar worden verklaard, onder andere na advies van het opvolgingscomité dat is uitgebracht op grond van de interlaboratoriumproeven waarvan sprake in de artikelen 5, 7 en 10. § 2. Vóór de intrekking van de erkenning krijgt het betrokken laboratorium een waarschuwing bij aangetekend schrijven; het wordt verzocht zijn verweermiddelen te gelde te maken binnen een termijn van één maand. § 3. Het besluit tot intrekking van de erkenning wordt met redenenen omkleed. Het wordt aan betrokkene medegedeeld en per uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

Art. 15.De lijst van de erkende laboratoria wordt door het bestuur bijgehouden. HOOFDSTUK V. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 16.§ 1. Tot aan de officiële erkenning kan ieder laboratorium dat de gezamenlijke technische voorschriften, bepaald door de Minister voor wat elk laboratorium betreft, naleeft, en meer bepaald de laboratoria van het analyse- en raadgevingsnetwerk REQUASUD, als door het bestuur erkend worden beschouwd. § 2. Worden de technische voorschriften bepaald door de Minister voor wat elk laboratorium betreft, niet nageleefd, kan het bestuur het voordeel van § 1 dat een laboratorium geniet, weigeren of intrekken.

Art. 17.Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2008.

Art. 18.De Minister, bevoegd voor het Waterbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 14 februari 2008.

De Minister-President, R DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^