Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 14 juni 2001
gepubliceerd op 10 juli 2001

Besluit van de Waalse Regering waarbij de nuttige toepassing van sommige afvalstoffen bevorderd wordt

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2001027388
pub.
10/07/2001
prom.
14/06/2001
ELI
eli/besluit/2001/06/14/2001027388/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

14 JUNI 2001. - Besluit van de Waalse Regering waarbij de nuttige toepassing van sommige afvalstoffen bevorderd wordt


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, inzonderheid op de artikelen 3 en 11;

Gelet op de mededeling aan de Europese Commissie de dato 12 maart 2001 overeenkomstig artikel 3 van de Richtlijn 75/442 betreffende de afvalstoffen zoals gewijzigd;

Gelet op het advies van "Union des villes et communes de Wallonie" (Unie van de Waalse steden en gemeenten), uitgebracht op 19 maart 2001;

Gelet op het advies van de gewestelijke Commissie voor afvalstoffen, uitgebracht op 12 april 2001;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid om het besluit van de Waalse Regering van 20 mei 1999 tot vaststelling van een lijst van met producten gelijk te stellen stoffen op te heffen daar het aanzienlijke toepassingsmoeilijkheden met zich brengt en de aanvragen voor gebruikscertificaten aan de minister voorgelegd worden voor beslissing en daar zo spoedig mogelijk een einde dient te worden gemaakt met de uitvoering van een besluit dat strijdig is met het Europese recht;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid om het besluit goed te keuren daar het ertoe strekt het besluit van 20 mei 1999 tot vaststelling van een lijst van met producten gelijk te stellen stoffen op te heffen en te vervangen door een registratiestelsel dat met het Europese recht overeenstemt en bijgevolg een einde kan maken met een stelsel dat strijdig is met het Europese recht en momenteel zowel voor de Raad van State als door de Europese commissie in een procedure tegen België met betrekking tot bedoeld besluit aangevochten wordt;

Gelet op het advies van de Raad van State, uitgebracht op 29 mei 2001, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, Besluit :

Artikel 1.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° decreet : het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;2° minister : de minister bevoegd voor leefmilieu;3° dienst : « Office wallon des déchets » (Waalse dienst voor afvalstoffen);4° erkend laboratorium : laboratorium erkend overeenkomstig artikel 40 van het decreet;5° CTI : centrum voor technische ingraving;6° CWATUP : Waals Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium;7° gebied voor bedrijfsruimten met een industrieel karakter : gebied bedoeld onder artikel 30, tweede lid, van het CWATUP of gebied hoofdzakelijk bestemd voor activiteiten van industriële aard of voor economische activiteiten die om urbanistische, veiligheids-, gezondheids- of milieuredenen geïsoleerd moeten worden krachtens een gemeentelijk plan van aanleg.

Art. 2.Personen die om beroepsredenen een nuttige toepassing maken van de afvalstoffen opgenomen op de lijst in bijlage I van dit besluit volgens de procedure die in dit besluit wordt bepaald is vrijgesteld van de vergunning bedoeld in artikel 11, § 1, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen indien zij een registratie krijgen overeenkomstig artikel 3 van bedoeld decreet.

Die registratie wordt verleend voor een periode van tien jaar. De registratie kan niet aan een derde worden overgedragen.

Art. 3.§ 1. Om te worden geregistreerd moet elke persoon bedoeld in artikel 2 voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° indien het om een natuurlijke persoon gaat : a) Belg zijn of onderdaan van een lidstaat van de Europese Gemeenschap;b) de politieke en burgerlijke rechten genieten;c) niet zijn veroordeeld in de loop van de vijf laatste jaren voorafgaand aan de aanvraag door een beslissing die in kracht van gewijsde is getreden wegens een inbreuk op titel I van het algemeen reglement van de arbeidsbescherming, op de wet van 22 juli 1974 op de giftige afval, de wet van 9 juli 1984 betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van afvalstoffen, het decreet van 5 juli 1985 betreffende de afvalstoffen, het decreet van 25 juli 1991 met betrekking tot de belasting op afvalstoffen in het Waalse Gewest, de Verordening 259/93/EEG van de Raad van 1 februari 1993 met betrekking tot de overbrenging van afvalstoffen bij de invoer in, de uitvoer uit en binnen de Europese Gemeenschap, het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, de toepassingsbesluiten ervan of iedere andere gelijkaardige wetgeving van een lidstaat van de Europese Gemeenschap;2° indien het om een rechtspersoon gaat onder de vorm van een handelsvennootschap : a) opgericht zijn overeenkomstig de Belgische wetgeving of de wetgeving van een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap en zijn venootschaps- of bedrijfszetel in België of in een andere lidstaat van de Europese Gemeenschap hebben;b) in het aantal bestuurders, beheerders of personen die de vennootschap kunnen binden, enkel personen opgenomen hebben die voldoen aan de voorwaarden onder 1°, b) en c);3° indien het gaat om een publiekrechtelijke rechtspersoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon die niet onder de vorm van een handelsvennootschap is opgericht : in het aantal leden van de beheersorganen en personeelsleden die aansprakelijk zijn voor de verrichtingen waarvoor de registratie werd aangevraagd enkel personen te hebben opgenomen die voldoen aan de voorwaarden onder 1°, b) en c). § 2. De registratieaanvraag wordt bij de dienst ingediend bij ter post aangetekende brief of tegen overhandiging van een ontvangstbewijs bij de dienst door middel van een formulier waarvan het model opgenomen is onder bijlage V bij dit besluit.

In de aanvraag dienen aangegeven te worden : 1° voor een natuurlijke persoon : a) identiteit en woonplaats van de aanvrager;b) bewijs van goed zedelijk gedrag van de persoon/personen bedoeld onder c) of, bij gebrek daaraan, elk ander gelijkwaardig stuk;c) handelsregisternummer of een gelijkaardige registratie;d) BTW-nummer;e) een nota waarin de aard van de afvalstoffen waarvan een nuttige toepassing kan worden gemaakt, omschreven worden;2° voor een rechtspersoon onder de vorm van een handelsvennootschap : a) rechtsvorm en benaming;b) melding van de plaats waar de vennootschapszetel en de bedrijfszetels gevestigd zijn;c) de namenlijst van de bestuurders, beheerders of personen die de vennootschap kunnen binden, en een bijgaand afschrift van de akte waarbij die personen aangewezen worden;d) bewijs van goed zedelijk gedrag van de persoon/personen bedoeld onder c) of, bij gebrek daaraan, elk ander gelijkwaardig stuk;e) handelsregisternummer of een gelijkaardige registratie;f) BTW-nummer;g) een nota waarin de aard van de afvalstoffen waarvan een nuttige toepassing kan worden gemaakt, omschreven worden;3° voor een publiekrechtelijke rechtspersoon die niet onder de vorm van een handelsvennootschap is opgericht : a) rechtsvorm en benaming;b) melding van de plaats waar de vennootschapszetel en de bedrijfszetels gevestigd zijn;c) de namenlijst van de bestuurders, beheerders of personen die de vennootschap kunnen binden, en een bijgaand afschrift van de akte waarbij die personen aangewezen worden;d) bewijs van goed zedelijk gedrag van de persoon/personen bedoeld onder c) of, bij gebrek daaraan, elk ander gelijkwaardig stuk;e) handelsregisternummer of een gelijkaardige registratie;f) BTW-nummer;g) een nota waarin de aard van de afvalstoffen waarvan een nuttige toepassing kan worden gemaakt, omschreven worden; § 3. Binnen de tien dagen na ontvangst van de aanvraag wordt door de dienst een ontvangstbewijs naar de aanvrager gestuurd en wordt nagekeken of de inlichtingen en stukken die in dit artikel bedoeld zijn, in de aanvraag opgenomen zijn.

Indien het dossier onvolledig is, wordt de aanvrager daarvan op de hoogte gebracht binnen de dertig dagen na ontvangst van de aanvraag en wordt aangegeven welke inlichtingen of stukken hij ter aanvulling over moet maken.

Indien het dossier volledig is, verklaart de dienst de aanvraag ontvankelijk, wordt die laatste geregistreerd en wordt de aanvrager van de beslissing in kennis gesteld binnen de termijn voorzien in het tweede lid, bij ter poste aangetekende brief.

Elke beslissing met betrekking tot de registratie wordt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt. In dat uittreksel wordt melding gemaakt van de identiteit van de natuurlijke of van de al dan niet onder de vorm van een handelsvennootschap opgerichte rechtspersoon die houder is van de registratie, van de aard van de afvalstoffen waarvoor de registratie werd verleend, de bedrijfsvoorwaarden die gebeurlijk met de registratie verbonden zijn, het nummer en de geldigheidsperiode van de registratie en, eventueel, de aanvullende bepalingen in verband met het vervoer en de inzameling van de afvalstoffen. § 4. Op grond van een proces-verbaal waarbij een inbreuk vastgesteld wordt op titel I van het algemeen reglement van de arbeidsbescherming, op de wet van 22 juli 1974 op de giftige afval, de wet van 9 juli 1984 betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van afvalstoffen, het decreet van 5 juli 1985 betreffende de afvalstoffen, het decreet van 25 juli 1991 met betrekking tot de belasting op afvalstoffen in het Waalse Gewest, de Verordening 259/93/EEG van de Raad van 1 februari 1993 met betrekking tot de overbrenging van afvalstoffen bij de invoer in, de uitvoer uit en binnen de Europese Gemeenschap, het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, de toepassingsbesluiten ervan of iedere andere gelijkaardige wetgeving van een lidstaat van de Europese Gemeenschap kan de directeur-generaal na het advies van de dienst en van de ambtenaar belast met het toezicht te hebben ingewonnen, de registratie schorsen of schrappen nadat de houder van de registratie de mogelijkheid werd gegeven om zich te verdedigen en binnen een bepaalde termijn zijn positie te hebben geregulariseerd; bij dringende noodzakelijkheid die met redenen is omkleed kan de registratie geschorst of geschrapt worden zonder opgave van termijn.

De schorsing van de registratie mag de termijn van één jaar niet overschrijden. § 5. Elke beslissing die getroffen wordt krachtens artikel 7 wordt medegedeeld aan belanghebbende bij ter post aangetekende brief. De schorsing of schrapping van de registratie wordt per uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.

Art. 4.§ 1. Onverminderd de beperkingen bedoeld in de artikelen 16 tot en met 25 van het besluit van 14 november 1991 betreffende de grondwaterwinningen, de waterwinningsgebieden, de voorkomingsgebieden en de toezichtsgebieden en de kunstmatige aanvulling van de grondwaterlagen en onverminderd de bepalingen van het CWATUP, inzonderheid artikel 84, kan een nuttige toepassing worden gemaakt van de afvalstoffen opgenomen in kolom 2 van bijlage I volgens de procedure bepaald bij dit besluit : 1° voor de afvalstoffen voorzien van een kruisje in kolom 3, door de geregistreerde personen die over een voorraadboekhouding van de bedoelde stoffen beschikken;2° voor de afvalstoffen voorzien van een kruisje in kolom 4, door de geregistreerde personen die over een gebruikscertificaat beschikken voor die stoffen die door de minister verleend werd;3° voor de afvalstoffen waarvoor geen kruisje opgenomen werd in de kolommen 3 en 4, door de personen die over de registratie beschikken. § 2. Overeenkomstig dit besluit behoudt elke afvalstof zijn hoedanigheid als afvalstof en is hij blijvend onderworpen aan de regelgeving betreffende de afvalstoffen tot op het ogenblik waarop er een nuttige toepassing van wordt gemaakt voor zover hij aangewend wordt overeenkomstig de aanwendingsmethode opgegeven onder kolom 7 van bijlage I.

Art. 5.§ 1. Personen aan wie een registratrie verleend werd overeenkomstig artikel 2 en die een nuttige toepassing maken van de afvalstoffen voorzien van een kruisje in kolom 3 van bijlage I overeenkomstig de aanwendingsmethode bepaald onder de zevende kolom van bijlage I moeten onverwijld een betrouwbare en volledige voorraadboekhouding houden waarbij voor de afvalstoffen melding wordt gemaakt van : 1° de nummers van de partijen afvalstoffen;2° de aard van de afvalstoffen vermeld volgens de codes die in de eerste kolom van bijlage I bepaald worden;3° de geleverde hoeveelheden;4° de leveringsdatums;5° de identiteit en het adres van de bestemmelingen of de leveranciers, al naar gelang;6° de oorsprong of de bestemming van de partijen. § 2. Die inlichtingen worden opgenomen in registers die op een dergelijke wijze worden gehouden dat ze de materiële continuïteit, de regelmatigheid en de onomkeerbaarheid van de geschriften vrijwaren.

Die registers worden volgens datum gehouden, zonder witregels of gebreken. Wanneer ze verbeterd moeten worden, moet het oorspronkelijk geschrevene zichtbaar blijven.

Bedoelde registers moeten in een boekdeel worden gebonden met van volgnummers voorziene pagina's die geparafeerd en van datum voorzien moeten worden door de ambtenaar die belast is met het toezicht en per reeks van 220 bladzijden samengaan volgens het model opgesteld door de dienst. § 3. De personen bedoeld onder § 1 zijn verplicht de registers tien jaar lang te bewaren vanaf de datum van 1 januari van het jaar volgend op de afsluiting ervan. § 4. Het houden van andere registers opgelegd door een vergunning of een besluit in toepassing van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen wordt met de voorraadboekhouding bedoeld onder § 1 gelijkgesteld.

Art. 6.§ 1. De aanvraag voor een gebruikscertificaat bedoeld onder artikel 4, § 1, 2° wordt ingediend door de persoon bedoeld onder artikel 2 overeenkomstig het model in bijlage IV in één exemplaar bij aangetekende brief of overhandigd tegen ontvangstbewijs bij de dienst. § 2. De aanvraag gaat vergezeld van : 1° een conformiteitstest die verricht wordt binnen de termijn van één jaar over de gebruikte stof die beantwoordt aan de parameters vastgesteld onder bijlage II of eventueel omschreven door de dienst voor de aanvragen ingediend op grond van artikel 13 van dit besluit;2° een test met betrekking tot de quality-control op de productie van de stof die beantwoordt aan de parameters vastgesteld onder bijlage III of eventueel omschreven door de dienst indien het niet gaat om behandelde slakken en voor de aanvragen die worden ingediend op grond van artikel 13 van dit besluit;3° van een handleiding voor het gebruik van de stof die ter beschikking wordt gesteld van de gebruikers en waarin minstens een overzicht wordt gegeven van de inlichtingen in verband met de technische eigenschappen en de gebruikswijze(n).

Art. 7.De aanvraag is onvolledig indien de inlichtingen bedoeld onder artikel 6 niet meegedeeld werden.

De aanvraag is niet ontvankelijk : 1° indien ze wordt ingediend in strijd met artikel 6, § 1;2° indien ze tot twee keer toe als onvolledig wordt beschouwd.

Art. 8.§ 1. Indien de aanvraag volledig en ontvankelijk is, wordt de aanvrager daarvan door de dienst op de hoogte gebracht bij aangetekende brief binnen een termijn van vijftien dagen na ontvangst van de aanvraag. § 2. Indien de aanvraag onvolledig is of indien de dienst meent dat aanvullende inlichtingen nodig zijn, wordt de aanvrager daarvan op de hoogte gesteld onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijnen waarbij melding wordt gemaakt van de ontbrekende stukken en inlichtingen.

Op straffe van onontvankelijkheid van de aanvraag moeten de stukken en inlichtingen die ter aanvulling werden opgevraagd door de aanvrager worden ingediend overeenkomstig artikel 6, eerste lid, ten laatste binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van de aangetekende brief bedoeld onder het eerste lid.

Binnen een termijn van vijftien dagen volgend op de ontvangst van de aanvullende inlichtingen en stukken wordt de aanvrager door de dienst op de hoogte gebracht van de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag volgens de regels voorzien onder § 1. § 3. Indien de aanvraag onontvankelijk is, wordt de aanvrager daarvan op de hoogte gebracht volgens de regels bedoeld onder § 1 of, eventueel, binnen de termijn voorzien onder § 2, derde lid. In de beslissing wordt melding gemaakt van de onontvankelijkheidsgronden. § 4. De dienst kan tijdens de behandeling van de aanvraag aanvullende inlichtingen opvragen over de stoffen die aanleiding gaven tot het indienen van de aanvraag. De termijnen vastgesteld onder § 5 en in artikel 9 worden verlengd met de termijn waarbinnen de aanvrager de vraag van de dienst beantwoordt zonder dat de duur van de verlening meer dan dertig dagen mag bedragen. § 5. Binnen een termijn van zeventig dagen te rekenen vanaf de dag waarop de aanvraag door de dienst als volledig en ontvankelijk wordt verklaard en eventueel verlengd door de verleningstermijn bedoeld onder § 4 maakt de dienst zijn advies aan de minister over samen met een voorstel tot beslissing.

Art. 9.De minister deelt zijn beslissing aan de aanvrager mee bij aangetekende brief binnen een termijn van negentig dagen te rekenen vanaf de kennisgeving van de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag, eventueel verlengd door de verlengingstermijn bedoeld onder artikel 8, § 4.

Het gebruikscertificaat wordt afgeleverd voor een in het certificaat bepaalde periode en voor hoogstens vijf jaar.

In het certificaat worden de periodiciteit en de regels voor de monsterneming van de test voor quality-control vastgesteld die de houder van het certificaat moet verrichten en aan de dienst meedelen.

Vervoer van de afvalstoffen bedoeld in het gebruikscertificaat moet vergezeld gaan van een afschrift van bedoeld certificaat.

Art. 10.Het gebruikscertificaat wordt geschorst of ingetrokken door de minister op advies van de dienst indien de verplichtingen die het certificaat oplegt en de voorwaarden die bij dit besluit zijn vastgesteld, niet worden nageleefd.

Art. 11.Het gebruikscertificaat kan worden hernieuwd. In dat geval houdt de hernieuwingsaanvraag naast de inlichtingen bedoeld in artikel 6 een samenvattend verslag in van de kwaliteitstests die werden verricht tijdens de laatste periode waarin het gebruikscertificaat geldig was.

Art. 12.De dienst houdt een register waarin de afgeleverde gebruikscertificaten worden opgenomen.

Art. 13.§ 1. De minister kan de nuttige toepassing bevorderen van ongevaarlijke afvalstoffen die niet vermeld zijn in bijlage I, evenals andere nuttige toepassingen van ongevaarlijke afvalstoffen dan die voorzien onder bijlage I van dit besluit voor elke persoon die een registratieaanvraag indient volgens de procedure vastgesteld bij dit besluit. Die registratie geldt als vrijstelling van de vergunning bedoeld in artikel 11, § 1, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.

Elke persoon die geregistreerd is krachtens het eerste lid houdt een betrouwbare en volledige boekhouding overeenkomstig artikel 5 van dit besluit. § 2. Elke persoon die wenst een nuttige toepassing van afvalstoffen te verrichten overeenkomstig de procedure bedoeld onder § 1 dient een aanvraag in door middel van een formulier waarvan het model opgenomen is in bijlage VI bij dit besluit en dat bij aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs bij de dienst ingereikt moet worden in één exemplaar.

De aanvraag geldt als onvolledig indien de gevraagde inlichtingen van dit formulier niet verstrekt worden. § 3. De dienst brengt de aanvrager op de hoogte van zijn beslissing met betrekking tot de volledigheid en de ontvankelijkheid van zijn aanvraag, bij aangetekende brief binnen de vijftien dagen van de aanvraag. Indien de aanvraag onvolledig is, wordt in de beslissing melding gemaakt van de ontbrekende stukken en inlichtingen.

Binnen de vijftien dagen volgend op de ontvangst van de aanvullende inlichtingen en stukken brengt de dienst de aanvrager op de hoogte van diens beslissing in verband met de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag, volgens de procedure voorzien in het eerste lid. § 4. De aanvraag is onontvankelijk indien : 1° ingereikt in strijd met het eerste lid;2° hij tot twee keer toe onvolledig wordt verklaard. § 5. De dienst brengt verslag uit bij de minister binnen een termijn van zeventig dagen te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing waarbij de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag worden vastgesteld. Dat verslag houdt een voorstel tot beslissing in waarbij productievoorwaarden, -eigenschappen en de gebruikswijzen van de afvalstoffen worden aangegeven, evenals een gebeurlijk voorstel tot het verlenen van een gebruikscertificaat.

De dienst kan tijdens de behandeling van de aanvraag aanvullende inlichtingen opvragen in verband met de oorsprong, de samenstellende delen en de fysisch-chemische eigenschappen van de afvalstof waarvoor een aanvraag is ingediend, evenals inlichtingen die hij nodig acht in verband met het voorstel voor het traject dat door de nuttige toepassing wordt afgelegd.

De termijn vastgesteld in het eerste lid wordt geschorst tot en met de ontvangst van de gevraagde aanvullende inlichtingen. § 6. De minister beslist over de aanvraag en maakt zijn beslissing aan de aanvrager over, evenals aan de dienst binnen een termijn van twintig dagen vanaf de ontvangst van het door de dienst opgestelde verslag. § 7. De beslissing waarbij de nuttige toepassing van de afvalstoffen wordt toegelaten overeenkomstig de procedure vastgesteld in de paragrafen één tot en met zes geldt als registratie in de zin van dit besluit en geldt als vrijstelling van de vergunning bedoeld onder artikel 11, § 1, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.

Art. 14.De personen die een nuttige toepassing maken van de afvalstoffen onder bijlage I bij dit besluit op het ogenblik van diens inwerkingtreding en die wensen vrijgesteld te worden van de vergunning bedoeld in artikel 11, § 1, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, beschikken over een termijn van één jaar te rekenen vanaf bedoelde inwerkingtreding om een aanvraag tot registratie in te dienen.

Die personen kunnen bedoelde afvalstoffen verder valoriseren zonder de registratie voorzien bij dit besluit tot en met het ogenblik waarop kennis gegeven wordt van de beslissing over de aanvraag tot registratie die werd ingediend overeenkomstig het eerste lid.

Art. 15.Het besluit van de Waalse Regering van 20 mei 1999 tot vaststelling van een lijst van met producten gelijk te stellen stoffen wordt opgeheven.

Art. 16.Het decreet van 25 februari 2001 tot wijziging van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen en het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning treden in werking de dag van de bekendmaking van dit besluit in het Belgisch Staatsblad.

Art. 17.Dit besluit treedt in werking de dag van diens bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 18.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 14 juni 2001.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

Bijlagen Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 14 juni 2001 waarbij de nuttige toepassing van sommige afvalstoffen bevorderd wordt.

Namen, 14 juni 2001.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

^