Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 14 juni 2007
gepubliceerd op 07 augustus 2007

Besluit van de Waalse Regering waarbij beslist wordt een effectenonderzoek te laten doorvoeren met betrekking tot het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel met het oog op de bevordering van het gebruik van het GEN in de omgeving van het toekomstige GEN-station van Braine-l'Alliance

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2007202467
pub.
07/08/2007
prom.
14/06/2007
ELI
eli/besluit/2007/06/14/2007202467/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

14 JUNI 2007. - Besluit van de Waalse Regering waarbij beslist wordt een effectenonderzoek te laten doorvoeren met betrekking tot het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel met het oog op de bevordering van het gebruik van het GEN in de omgeving van het toekomstige GEN-station van Braine-l'Alliance


De Waalse Regering, Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 6 oktober 2005 tot vaststelling van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 26 augustus 2004 tot regeling van de werking van de Regering, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 16 september 2004 en 15 april 2005;

Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw, Patrimonium en Energie, inzonderheid op de artikelen 42 en 46;

Gelet op het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan goedgekeurd door de Waalse Regering op 27 mei 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 1 december 1981 tot oprichting van het gewestplan Nijvel, gewijzigd bij de besluiten van 6 september 1991, 6 augustus 1992, 30 oktober 1993, 2 maart 1995, 23 juli 1998, 1 april 1999, 22 april 2004 en 30 september 2004;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 19 april 2007 waarbij beslist wordt het gewestplan Nijvel te herzien en waarbij het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel aangenomen wordt met het oog op de bevordering van het gebruik van het GEN in de omgeving van het toekomstige GEN-station van Braine-l'Alliance;

Overwegende dat het voorontwerp van herziening van het gewestplan en de ontwerp-inhoud van het effectenonderzoek overeenkomstig artikel 42 van voormeld Wetboek ter advies voorgelegd zijn aan de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire" (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening), aan de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" (Waalse Raad voor het Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling) en aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest op 26 april 2007; dat de verzoeken om advies door die instanties in ontvangst zijn genomen op 27 april 2007;

Overwegende dat de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire", de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" en het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu hun advies niet medegedeeld hebben binnen de termijn van dertig dagen opgelegd bij het Wetboek; dat hun adviezen bijgevolg gunstig geacht worden overeenkomstig artikel 42, lid 5, van het Wetboek;

Overwegende dat de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" in haar advies van 30 mei 2007 de gegevens over de omvang en nauwkeurigheidsgraad van de inlichtingen die het effectenonderzoek zal moeten bevatten, zoals opgenomen in de als bijlage bij het besluit van de Waalse Regering van 19 april 2007 opgenomen inhoud van het effectenonderzoek, evenwel voldoende heeft bevonden;

Overwegende dat de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire" zich in haar advies van 1 juni 2007 uitspreekt over de gepastheid van het project, wat in dit stadium van de procedure niet van tel is, voor zover in artikel 42, lid 4, te lezen staat : "De adviezen hebben betrekking op de omvang en de nauwkeurigheid van de gegevens die het effectenonderzoek dient te bevatten. "; dat dat advies bovendien, zoals hierboven aangegeven, gunstig geacht is daar het na de termijn is uitgebracht;

Overwegende dat de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire" van mening is dat de inhoud van het effectenonderzoek strookt met het algemene stramien en de aandacht richt op drie aspecten die uitgeklaard moeten worden : - de algemene rioleringsproblematiek voor de verschillende gebieden; de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire" vestigt meer bepaald de aandacht op het feit dat de parking van het filmcomplex in het afgelegen beschermingsgebied IIb van een waterwinning gelegen is waarvan het erkenningsbesluit genomen is na de aanleg van de parking en dat die bijgevolg niet aan de ter zake geldende normen voldoet; - de impact van de schrapping van het gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is op het grondgebied van Lasne inzake grondbeleid; - de impact zowel op de landbouw als op het landschap van de nieuwe gebieden opgenomen ten westen van de rue Piraumont;

Overwegende dat de beoordeling van de impact van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel op de riolering van de verschillende gebieden reeds voorkomt in het besluit van de Waalse Regering van 19 april 2007; dat er in dat verband aanbevelingen zijn gedaan voor het gehele voorontwerp en op basis daarvan kunnen sommige in voorkomend geval opgelegd worden voor de normering van de parking van het filmcomplex;

Overwegende dat de impact inzake grondbeleid van de schrapping van het gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is op het grondgebied van Lasne beoordeeld moet worden; dat de nauwkeurigheidsgraad van het effectenonderzoek op dat punt aangevuld dient te worden;

Overwegende dat de beoordeling van de impact op het landschap van de nieuwe gebieden opgenomen ten westen van de rue Piraumont reeds voorkomt in het besluit van de Waalse Regering van 19 april 2007; dat de inhoud van het effectenonderzoek evenwel duidelijker aangevuld moet worden met de beoordeling van de impact ervan op de landbouw;

Overwegende dat het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest in zijn advies van 29 mei 2007 inzake de omvang van het effectenonderzoek van mening is dat geen enkel bestanddeel van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel a priori van de effectbeoordeling ten opzichte van de Europese richtlijnen 2001/42/EG (plannen en programma's) en 92/423/EEG (habitats) uitgesloten mag worden en dat het besluit van de Waalse Regering van 19 april 2007 niet aangeeft waarom sommige bestanddelen van het project niet onderzocht zouden moeten worden, niet genoeg de nadruk legt op de verbanden tussen het plan en andere relevante programma's, dat fase I van het onderzoek niet de "validering" of de "verantwoording" van het voorontwerp dienen te betreffen en dat de inhoud van het effectenonderzoek een andere structuur zou moeten krijgen;

Overwegende dat de omvang van het effectenonderzoek hieromtrent gewijzigd moet worden zodat geen enkel bestanddeel van het project a priori uitgesloten wordt en de auteur van het effectenonderzoek in voorkomend geval zelf kan uitleggen waarom hij zijn analyse beperkt tot de kennis die hij over project en de locatie vergaard heeft in zijn onderzoekingen;

Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering, wat de opmerking betreft over het belang om dat plan te binden aan andere relevante programma's, verplicht om de banden van het voorontwerp van herziening van het gewestplan met andere relevante plannen en programma's te onderzoeken over de vraag of de doelstellingen van het voorontwerp ermee verenigbaar zijn op het stuk van de gewestelijke beleidsopties;

Overwegende dat als fase I van het effectenonderzoek wel degelijk de analyse van de effecten van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel op het leefmilieu tot doel heeft, alsook het trekken van conclusies en het maken van aanbevelingen om die effecten teniet te doen of te compenseren, dat onderzoek een bijkomende rol moet spelen in de mate dat de Regering zich het recht voorbehoudt om de procedure van herziening van het gewestplan stop te zetten na afloop van de eerste hoofdfase, daar de termijn en de omvang van een procedure van herziening van een gewestplan zwaarder doorwegen dan die voor een stedenbouwkundige of globale vergunning; dat het bijgevolg niet past om de termen "verantwoording" of "validering" te vervangen door de term "analyse";

Overwegende dat de wijzigingen die het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu wil aanbrengen in de inhoudstructuur met het oog op een verhoogde leesbaarheid niet de inhoud, maar de vorm betreffen; dat er geen rekening mee kan worden gehouden in het kader van deze procedure voor zover die voorstelling van de inhoud voortkomt uit een consensus van de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire", de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" en het bestuur; dat er daarentegen inhoudelijk werk beoogd wordt voor alle herzieningen van gewestplannen en de betrokken partijen samengebracht zullen worden voor de beoordeling en de eventuele verbetering van het stramien voor een effectenonderzoek voor een gewestplan;

Overwegende dat het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest van mening is dat de inhoud van het effectenonderzoek aangevuld zou moeten worden wat betreft het onderzoek naar de impact op het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel van het eventuele bestaan van ondergrondse steengroeves, de geluidshinder door de wegen- en spoorwegeninfrastructuur, het luchtverkeer en de industrie en de activiteiten die een milieuvergunning behoeven, van de UCB-locatie waarvan de activiteit een hoge SEVESO-drempel heeft, de voorkomingsgebieden van waterwinningspunten gelegen op de locatie en de eventuele aanwezigheid van stortplaatsen;

Overwegende dat er ernstige aanwijzingen bestaan dat er ondergrondse steengroeves aanwezig zijn; dat het effectenonderzoek ze bijgevolg in kaart zal moeten brengen, de typologie van de ontginningen zal moeten omschrijven, de plaatselijke uitbreiding zal moeten omschrijven van Lutetiaans kalkzand dat bij ondergrondse werkzaamheden ontgonnen is kunnen worden, de risico's ingeschat zullen moeten worden voor de personen en de goederen in functie van de bestemming van de gronden en aanbevelingen zullen moeten worden gemaakt over te treffen maatregelen;

Overwegende dat het verstandig is om uitdrukkelijk te verwijzen naar Europese richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai met betrekking tot de in het voorontwerp vastgelegde optie om bebouwingsgebieden tot stand te brengen langs de belangrijke weg- en spoorweginfrastructuren; dat de verschillende niveaus van blootstelling aan geluidshinder bepaald moeten worden, dat de geluidsniveaus beoordeeld moeten worden waaraan de toekomstige bevolkingsgroepen blootgesteld zullen worden, in het bijzonder in de voor wonen bestemde gebieden waarvan de opneming beoogd wordt in het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel, en aanbevelingen gemaakt moeten worden over te treffen maatregelen; dat de inhoud van het effectenonderzoek op dat punt aangevuld wordt;

Overwegende dat een geluidsonderzoek van die aard specifieke technische vaardigheden vereist; dat men zich er bijgevolg van moet vergewissen dat de auteur die op dat vlak het effectenonderzoek toevertrouwd krijgt, erkend is voor geluidshinder in de categorieën 1 en 3 of dat hij dat onderzoeksdeel in onderaanneming doorgeeft aan een als dusdanig erkend kantoor;

Overwegende dat hoewel in het besluit van de Waalse Regering van 19 april 2007 niet specifiek verwezen wordt naar de beoordeling van de impact van de UCB-locatie op het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel, de inhoud van het effectenonderzoek onder het punt over de omschrijving van de bestaande feitelijke toestand bepaalt dat er een bijzondere aandacht moet uitgaan naar "de aanwezigheid van een inrichting die een hoog risico inhoudt voor de personen, de goeden of het leefmilieu in de zin van Richtlijn 96/82/EG";

Overwegende dat de beoordeling van de impact van de rondom de waterwinningen vastgelegde voorkomingsgebieden aan de bekommernis van de "Commission régionale de l'Aménagement du Territoire" in verband met de bescherming van het ondergronds water tegemoetkomt; dat de nauwkeurigheidsgraad van het effectenonderzoek op dat punt aangevuld moet worden;

Overwegende dat de beoordeling van de eventuele aanwezigheid van stortplaatsen op het voorontwerp niet als dusdanig voorkomt in de ontwerp-inhoud van het op 19 april 2007 goedgekeurde effectenonderzoek; dat de nauwkeurigheidsgraad van het effectenonderzoek op dat punt aangevuld moet worden;

Overwegende dat het voorstel om de bijlagen aan te vullen in verband met de opsomming van de gegevens die de bestaande rechts-, de bestaande feitelijke toestand en de milieu-effecten vormen door de documenten, opgemaakt in het kader van de overstromingspreventie, te vermelden relevant is; dat de inhoud van het effectenonderzoek dienovereenkosmtig wordt aangevuld;

Overwegende dat nader bepaald moet worden dat het effectenonderzoek van elk relevant gegeven of resultaat, verkregen in het kader van de voorheen doorgevoerde onderzoeken, gebruik zal mogen maken, in het bijzonder van het effectenonderzoek uitgevoerd in 2005 voor het viersporenproject voor lijn 124; dat de inhoud van het effectenonderzoek op dat punt aangevuld wordt;

Overwegende dat de inhoud van het effectenonderzoek, gewijzigd in functie van de opmerkingen van de verschillende instanties, zoals in bijlage bij dit besluit gevoegd, de draagwijdte van het voorgeschrevene van artikel 42, lid 2, van het Wetboek ruimer omschrijft, waarbij omvang en graad van nauwkeurigheid aangegeven worden van de informatie die in het onderzoek moet voorkomen ten opzichte van de specificiteit van het voorontwerp van herziening;

Overwegende dat geen enkel bestanddeel van het voorontwerp van herziening van gewestplannen vrijgesteld dient te worden van het effectenonderzoek overeenkomstig artikel 46, § 2, van het Wetboek;

Overwegende dat de aangevatte procedure voor de herziening van het gewestplan Nijvel verdergezet dient te worden door de bepalingen van artikel 42, lid 2, van het Wetboek uit te voeren;

Op de voordracht van de Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, Besluit :

Artikel 1.Er wordt een effectenonderzoek uitgevoerd met betrekking tot het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel met het oog op de bevordering van het gebruik van het GEN in de omgeving van het toekomstige GEN-station van Braine-l'Alliance.

Art. 2.De omvang en de nauwkeurigheidsgraad van de gegevens die het effectenonderzoek dient te bevatten worden vastgesteld in de inhoud van het effectenonderzoek, met als opschrift "Bijlage 1 van het bijzonder bestek", als bijlage bij dit besluit.

Art. 3.Naast de vereiste erkenningen voor de opstelling van plannen moet de auteur van het effectenonderzoek erkend zijn voor geluidshinder in de categorieën 1 en 3 of het deel geluidsonderzoek in onderaanneming geven aan een als dusdanig erkend kantoor.

Art. 4.De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 14 juni 2007.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE

BIJLAGE Bijlage 1 bij het bijzonder bestek INHOUD VAN HET EFFECTENONDERZOEK 1. Omvang van het effectenonderzoek en nauwkeurigheidsgraad van de gegevens (artikel 42, lid 2, van het WWROSPE).0. Omvang van het effectenonderzoek Het effectenonderzoek slaat op het voorontwerp van herziening van de bladen 39/3 en 39/4 van het gewestplan Nijvel, aangenomen bij besluit van de Waalse Regering van 19 april 2007.Hieronder volgt de opsomming van de bestanddelen van het voorontwerp : - opneming van : - twee gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, in combinatie met het bijkomend voorschrift gemerkt met *S.15 op het plan op het grondgebied van de gemeente Eigenbrakel; - een woongebied op het grondgebied van de gemeente Eigenbrakel; - een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen op het grondgebied van de gemeente Eigenbrakel; - een gebied voor openbare nutsvoorzieningen en gemeenschapsvoorzieningen, gemerkt met *S.16 op het plan op het grondgebied van de gemeente Eigenbrakel; - een gemengde bedrijfsruimte, in combinatie met het bijkomend voorschrift gemerkt met *R.1.1 op het plan op het grondgebied van de gemeente Eigenbrakel; - een parkgebied op het grondgebied van de gemeente Eigenbrakel; - een groengebied op het grondgebied van de gemeente Eigenbrakel; - schrapping van : - het tracé en de reserveringsomtrek van de beoogde weg tussen de "chaussée d'Ophain" en de "chaussée de Tubize" op het grondgebied van de gemeente Eigenbrakel; - het tracé van de bestaande weg tussen spoorlijn nr. 124 en de kruising met de "chaussée d'Ophain" op het grondgebied van de gemeente Eigenbrakel; - als planologische compensatie, de opneming van een landbouwgebied op het grondgebied van de gemeente Lasne. - als alternatieve compensatie, op een nader te bepalen wijze, de aanleg van een nieuw verbindingsstuk op tussen de N27 (en de R0) en de N5 buiten de site die beschermd is bij de wet van 26 maart 1914.

De auteur beperkt zijn analyse tot de bestanddelen van het project die een niet te verwaarlozen effect op het leefmilieu kunnen hebben, hij verantwoordt de relevantie van zijn keuzes.

Het onderzoek verloopt volgens het "trechterbeginsel" waarbij de verschillende bestanddelen van het voorontwerp, afhankelijk van de aard van de besproken aspecten, geanalyseerd worden van de grootste tot de lokale schaal van de betrokken omtrek.

De analyse van de behoeften en de lokalisering van de verschillende bestemmingsgebieden van het voorontwerp, alsook het zoeken naar varianten, moeten beperkt worden tot het gebied grenzend aan het toekomstige GEN-station Braine-l'Alliance.

De analyse van de afbakening van het project en van de voorwaarden voor de ontsluiting van de bestemmingsgebieden, evenals het zoeken naar varianten moeten beperkt worden tot de meest relevante onderzoeksomtrek rekening houdende met de overwogen aard van het milieu en druk voortvloeiende uit de vestiging.

De onderzoeksomtrek (microgeografische schaal) van de bestanddelen van het voorontwerp die de biodiversiteit, de bevolking (mobiliteit,...), het water (ondergronds, oppervlakte-, lozingswater...), de lucht, de klimaatfactoren, de landschappen, de land- en bosbouwactiviteit zouden kunnen verstoren hangt af van het grondgebied dat onder de invloed zou kunnen komen te staan van elk onderzocht vraagstuk.

Meer bepaald wordt de onderzoeksomtrek van de bestanddelen van het voorontwerp en van de compensaties ervan op fauna, flora, bodem, materieel goed en cultureel erfgoed beperkt tot de betrokken gronden.

De auteur van het effectenonderzoek kan meer bepaald de informatie en de gegevens vermeld in het effectenonderzoek uit 2005 naar het viersporenproject op lijn 124 - GEN-project en snelheidsverhoging tot 160 km/u. tussen Waterloo, Eigenbrakel en Nijvel, nader bepalen en verder aanvullen. 0. Nauwkeurigheidsgraad van de gegevens. Het effectenonderzoek is opgesteld rekening houdend met de specificiteiten van het project en is een document waarvan de nauwkeurigheidsgraad geacht wordt voldoende te zijn wat betreft artikel 42 van het Wetboek.

Alle punten van deze inhoud moeten a priori als onontbeerlijk beschouwd worden, hoewel de auteur van het onderzoek voor kan stellen om de analyse op bepaalde punten in te korten voor zover hij aantoont dat ze ten opzichte van het onderzochte voorontwerp niet relevant zijn.

Overigens kan de auteur altijd, als hij dat in het onderzochte dossier belangrijk vindt, één of ander punt dat niet in het bestek voorkomt, aan bod laten komen en bespreken.

De wijzigingsfactoren (of de verstorende bestanddelen) van de omgeving en de bestanddelen die de feitelijke en de rechtstoestand uitmaken worden in bijlage aangegeven, en dan moeten de auteurs van het milieueffectenonderzoek slechts de relevante factoren in overweging nemen of de gegevens toevoegen die zij als noodzakelijk beschouwen.

Er wordt bijzondere aandacht besteed aan volgende gegevens : - beoordeling van de impact van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel op de mobiliteit, de netwerken en de infrastructuren (saneringsplan van het onderstroomgebied van de Zenne, enz.); - beoordeling van de impact op de landbouw en het landschap van de in het vooruitzicht gestelde gebieden waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is; - beoordeling van de impact van de voorkomingsgebieden bepaald rondom de bestaande waterwinningen op het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel, met inbegrip van de bestaande bouwwerken als de parking van het filmcomplex; - beoordeling van de impact van de schrapping van het gebied waarvan de inrichting door de gemeente aan een overlegprocedure onderworpen is, op het grondgebied van de gemeente Lasne inzake grondbeleid; - beoordeling van de impact van de aanwezigheid van ondergrondse steengroeves op het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel; - beoordeling van de impact van de aanwezigheid van stortplaatsen op het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel; - bepaling van de verschillende niveaus van blootstelling aan geluidshinder overeenkomstig Europese richtlijn 2002/49/EG inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai en in het bijzonder beoordeling van vermoedelijke geluidsniveaus waaraan de bevolkingsgroepen blootgesteld zouden kunnen worden in residentiële gebieden.

Die lijst is onvolledig.

Fase I : VERANTWOORDING VAN HET VOORONTWERP A. SAMENVATTING VAN DE INHOUD EN OMSCHRIJVING VAN DE DOELSTELLINGEN EN DE MOTIVERINGEN VAN HET VOORONTWERP VAN HERZIENING VAN HET PLAN (artikel 42, lid 2, 1°, van het Wetboek).

A.1. Samenvatting van de inhoud en omschrijving van de doelstellingen en de motiveringen van het voorontwerp van herziening van het plan.

Hier moet alleen het doel van de herziening van het gewestplan Nijvel samengevat worden en moeten de doelstellingen en de motiveringen van de Waalse Regering zoals ze worden vermeld in het besluit tot aanneming van het voorontwerp van plan benoemd worden.

Onder het doel van de herziening van het gewestplan Nijvel worden verstaan : de bestemmingsgebieden, het bestaande of beoogde tracé van de hoofdverkeersinfrastructuren, de omtrekken waar een bijzondere bescherming verantwoord is, de bijkomende voorschriften voor stedenbouw of planologie, de andere inrichtingsmaatregelen en de kaart.

Onder doelstellingen van de Waalse Regering worden de doelen verstaan die zij nastreeft door te beslissen tot herziening van het plan.

Onder motiveringen van de Waalse Regering worden verstaan de redenen waarvoor zij de herziening van het gewestplan Nijvel als noodzakelijk beschouwt voor de realisatie van de doelstellingen.

A.2. Analyse.

A.2.1. Onderzoek van de overeenstemming van de doelstellingen van het voorontwerp met de gewestelijke opties.

Enerzijds wordt de band tussen het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel en andere relevante plannen en programma's aangeduid en anderzijds worden de relevante doelstellingen inzake de bescherming van het leefmilieu ten opzichte van het voorontwerp vernoemd.

A.2.2. Validering van de bestemmingsgebieden opgenomen in het voorontwerp.

Er wordt nagegaan of de bestemmingsgebieden en het bestaande of beoogde tracé van het netwerk van de hoofdverkeersinfrastructuren opgenomen in het voorontwerp van plan bijdragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen van de Waalse Regering.

A.2.3. Onderzoek van de overeenstemming van het voorontwerp met de vigerende reglementeringen.

Er moet worden nagegaan of het voorontwerp met de vigerende reglementeringen en in het bijzonder artikel 46 van het Wetboek overeenstemt (artikel 42, lid 2, 2°, van het Wetboek).

A.2.4. Identificatie van het (de) referentiegrondgebied(en).

Het referentiegrondgebied is het grondgebied waarop de reflectie moet berusten over de relevantie van de herziening van het gewestplan Nijvel voor wat betreft de behoeften en de ligging van de bestemmingsgebieden. Het beantwoordt aan wat in het Wetboek "bedoeld grondgebied" wordt genoemd (artikel 42, lid 2, 3°).

De analyse van de behoeften die het voorontwerp verantwoorden en van de relevantie van de verschillende bestemmingsgebieden en van het bestaande of beoogde tracé van het net van de hoofdverkeersinfrastructuren van het voorontwerp, alsook het zoeken naar varianten, moeten beperkt worden tot volgende gebieden : - nieuwe bebouwingsgebieden; gebied grenzend aan het toekomstige GEN-station Braine-l'Alliance; - weg waarvan de schrapping beoogd wordt tussen spoorlijn nr. 124 en de "chaussée de Tubize" : grondgebied gelegen ten westen van de R0.

De auteur van het onderzoek mag daar andere referentiegebieden bij betrekken. In dat geval verantwoordt hij zijn keuzes.

A.2.5. Synthese.

De nadruk wordt gelegd op de doelstellingen van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel ten opzichte van de verenigbaarheid ervan met de gewestelijke opties en de conclusies op de referentiegebieden in combinatie met het voorontwerp of de andere bestanddelen of verzamelingen van bestanddelen ervan (de verschillende bestemmingsgebieden worden daarbij eventueel samengebracht tot samenhangende gehelen ten opzichte van hun referentiegebied).

A. VALIDERING VAN DE BEHOEFTEN DIE HET VOORONTWERP VERANTWOORDEN. Hoe dan ook wordt voor elk bestanddeel of elk geheel van bestanddelen van het voorontwerp de vraag naar ruimte die daarvoor voorbehouden wordt beoordeeld en getoetst aan het relevante aanbod, middels volgend stramien.

B.1. Evaluatie van de vraag.

Omschrijving van de menselijke kenmerken van het betrokken grondgebied. De potentialiteiten (troeven en opportuniteiten) en de drukfactoren (zwakke punten en bedreigingen), en in het bijzonder de potentialiteiten die van invloed kunnen zijn op de vraag naar ruimte en naar verkeersinfrastructuur, dienen te worden aangeduid. Enkel de bestanddelen die relevant zijn ten opzichte van het voorontwerp of van één van de bestanddelen of van één van de verzamelingen bestanddelen ervan moeten worden overwogen.

B.1.2. Evaluatie van de vraag naar (of van het tekort aan) ruimte voor de bestemmingen en van de vraag naar infrastructuren, onderzocht in het referentiegrondgebied.

B.2. Evaluatie van het aanbod.

B.2.1. Identificatie van de liggingscriteria die voldoen aan de doelstellingen van het voorontwerp, aan de gewestelijke opties en aan de vigerende reglementeringen.

B.2.2. Evaluatie van het pertinente aanbod van ruimte voor de bestemmingen en de tracés onderzocht in het referentiegrondgebied.

B.3. Conclusie.

Evaluatie op kwantitatief en kwalitatief gebied van de noodzaak om nieuwe oppervlakten voor te behouden voor de onderzochte bestemmingen en om nieuwe verkeersinfrastructuren op te nemen in de referentiegebieden.

B. VALIDERING VAN DE LIGGING VAN DE BESTEMMINGSGEBIEDEN. Het gaat er hier om op schaal van het (de) referentiegrondgebied(en) de ligging van de verschillende bestemmingsgebieden en tracés van het voorontwerp te valideren rekening houdend met : - de menselijke, en ecologische potentialiteiten en drukfactoren van bovengenoemde gebieden; - de gewestelijke opties die op die grondgebieden toepasselijk zijn; - de liggingscriteria die in punt C geïdentificeerd moeten worden (naar gelang van de doelstellingen van het voorontwerp, van de princiepen inzake ruimtelijke ordening en van de vigerende reglementeringen); en, in voorkomend geval, liggingsvarianten die voldoen aan deze elementen binnen die grondgebieden te zoeken.

C.1. Analyse van de menselijke en milieueigenschappen van de referentiegrondgebieden.

Omschrijving van de belangrijkste menselijke en leefmilieukenmerken van de grondgebieden. De potentialiteiten (troeven en opportuniteiten) en de drukfactoren (zwakke punten en bedreigingen) voor de ligging van de bestemmingsgebieden en de overwogen tracés dienen te worden aangeduid met aanmaking van een cartografische synthese.

Er wordt rekening mee gehouden op schaal van het (de) referentiegrondgebied(en). De feitelijke, de rechts- en de leefmilieutoestand worden (op microgeografische schaal) nauwkeurig besproken in fase II van het onderzoek.

C.2. Ruimtelijke overschrijving van de grote gewestelijke opties.

Het gaat er om de visie die door de gewestelijke oriënterende documenten aan het (de) referentiegrondgebied(en) wordt verleend in een cartografische synthese op te nemen.

C.3. Analyse van de relevantie van de ligging van de bestemmingsgebieden van het voorontwerp.

Hier gaat het erom de relevantie van de ligging van de verschillende bestemmingsgebieden of gehelen van bestemmingsgebieden en van de tracés van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel te onderzoeken ten opzichte van de liggingscriteria die in fase B (namelijk punt B.2.1.) geïdentificeerd zijn, van de analyse van de eigenschappen van het referentiegrondgebied (C 1) en van de daarop toepasselijke grote gewestelijke opties (C 2).

C.4. Keuze van liggingsvarianten.

Als de auteur van het effectenonderzoek van mening is dat het zoeken naar liggingsvarianten niet gerechtvaardigd is, moet hij zijn positie ernstig motiveren.

Doel is liggingsvarianten voor het voorontwerp of de bestanddelen of gehelen van bestanddelen ervan te zoeken en aan te nemen door de liggingscriteria die in fase B geïdentificeerd zijn op het referentiegrondgebied toe te passen met inachtneming van de analyse van de eigenschappen ervan (C.1.) en van de daarop toepasselijke gewestelijke opties (C.2.).

Deze poging kan indien nodig in twee etappes uitgevoerd worden : - het zoeken naar potentiële sites voor liggingsvarianten; - keuze van liggingsvarianten onder deze potentiële sites en de in het besluit overwogen sites.

C.5. Raming van de kosten en termijnen van de uitvoering van het plan en zijn liggingsvarianten.

Dit punt moet met name de kosten ten laste van de privé-operatoren en die ten laste van de gemeenschap (M.E.T., grossiersbedrijven, gemeenten, intercommunales...) onderscheiden.

C.6. Synthese : vergelijking van het voorontwerp van plan en van zijn liggingsvarianten.

De voor- en nadelen van de ligging van de verschillende bestemmingsgebieden of gehelen van bestemmingsgebieden en van de tracés van het voorontwerp en de liggingsvarianten worden vastgesteld, met name voor de volgende gegevens : - de belangrijkste menselijke en ecologische potentialiteiten en drukfactoren van het grondgebied; - de gewestelijke opties die op dit grondgebied toepasselijk zijn; - de liggingscriteria (met inbegrip van de doelstellingen van het voorontwerp, de princiepen inzake ruimtelijke ordening en de vigerende reglementeringen); - de kosten en termijnen van de uitvoering.

Afronding van fase I. Samenvatting van de verantwoording van het voorontwerp of zijn verschillende bestanddelen of gehelen van bestanddelen en conclusies.

Fase II : LEEFMILIEUBEOORDELING A. VALIDERING VAN DE AFBAKENING EN ONTSLUITINGSVOORWAARDEN VAN DE BESTEMMINGSGEBIEDEN EN VAN HET TRACE VAN HET NET VAN DE HOOFDVERKEERSINFRASTRUCTUREN. Op lokale schaal worden de afbakening en de voorwaarden voor de ontsluiting van de bestemmingsgebieden en de tracés van het voorontwerp en van elke liggingsvariant verder verfijnd na de gedetailleerde analyse van hun onderzoeksomtrek.

Als één of verschillende liggingsvarianten aan het einde van fase C in overweging worden genomen, moet punt D herhaald worden voor elke van de liggingsvarianten.

De onderzoeksomtrek van de bestemmingsgebieden van het voorontwerp en van de liggingsvarianten is dat deel van het grondgebied dat door de ontsluiting getroffen kan worden of dat bij vestiging ervan onder druk kan komen te staan. Hij kan dus verschillend zijn naar gelang van elk van de aspecten van de bestaande toestand aangezien hij afhankelijk is van de aard van het milieu (min of meer gevoelig voor de aan het project inherente wijzigingsfactoren) of van de overwogen drukfactor (artikel 42, lid 2, 11°, van het Wetboek).

D.1. Identificatie van de aan het project inherente wijzigingsfactoren van de omgeving.

De aspecten of componenten van het project die de omgeving zouden kunnen storen, worden geïdentificeerd en gerangschikt volgens hevigheid ervan (sterke, middelmatige, zwakke, te verwaarlozen of onbestaande verstoring) voor elk van de drie volgende stappen voor de uitvoering van het plan : - uitrusting van de bestemmingsgebieden, bouw van installaties en aanleg van infrastructuren; - werking van de activiteiten; - rehabilitatie van het activiteitsgebied.

In dit geval hoeft de rehabilitatiefase niet in overweging te worden genomen daar de overwogen bestemmingsgebieden en de tracés voor de infrastructuren in principe onomkeerbaar zijn.

De te onderzoeken wijzigingsfactoren van de omgeving worden in bijlage D.1. vermeld zonder volledigheid na te streven.

D.2. Beschrijving van de bestaande rechtstoestand.

De elementen van de bestaande rechtstoestand die dreigen te lijden onder de effecten van de in D 1 geïdentificeerde wijzigingsfactoren van de omgeving, die men "kwetsbaarheden van de omgeving" ( artikel 42, tweede lid, 4°, van het Wetboek) zal noemen, of die drukfactoren vormen voor de geplande vestiging, dienen te worden aangeduid. Zij moeten in kaart worden gebracht.

Een bijzondere aandacht zal worden besteed aan de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, zoals die aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 79/409/EG en 92/43/EG (artikel 42, lid 2, 5°, van het Wetboek).

De bestanddelen van een bestaande rechtstoestand worden in bijlage D.2. vermeld zonder volledigheid na te streven.

D.3. Beschrijving van de bestaande feitelijke toestand.

De elementen van de bestaande feitelijke toestand die dreigen te lijden onder de effecten van de in D.1. geïdentificeerde wijzigingsfactoren van de omgeving, die men "kwetsbaarheden van de omgeving" zal noemen, of die drukfactoren vormen voor de geplande vestiging, dienen te worden aangeduid. Zij moeten in kaart worden gebracht.

Er wordt een bijzondere aandacht besteed aan : - de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, zoals die aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 79/409/EG en 92/43/EG; - de aanwezigheid van vestigingen die een hoog risico vertonen voor de personen, de goederen of het leefmilieu in de zin van Richtlijn 96/82/EG. (Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de UCB-bedrijfslocatie waarvan de activiteit een hoge SEVESO-drempel heeft.); - de opneming van gebieden waarin bedrijven zich zouden kunnen vestigen die een hoog risico vertonen voor de personen, de goederen of het leefmilieu in de zin van Richtlijn 96/82/EG. D.4. Voorstelling van de afbakeningsvarianten en van de varianten van de voorwaarden voor de ontsluiting van de bestemmingsgebieden en van het tracé van het net van de hoofdverkeersinfrastructuren.

Vertrekkend van de "kwetsbaarheden" en van de "drukfactoren" die onder D.2. en D.3. geïdentificeerd zijn, moet worden gezocht naar de afbakeningsvarianten en de varianten van de ontsluitingsvoorwaarden voor de bestemmingsgebieden en de tracés van het voorontwerp.

De varianten dienen ter voorkoming, ter vermindering of ter compensatie van de leefmilieueffecten en de drukfactoren voortvloeiend uit de vestiging. Een gelijkwaardige denkoefening zal in punt D.6. uitgevoerd worden na beoordeling van de milieueffecten van de hier geïdentificeerde varianten.

De afbakeningsvarianten slaan op de omtrek van een bepaald bestemmingsgebied en een bepaald tracé van een infrastructuur.

De uitvoeringsvarianten omvatten de bijkomende voorschriften en de andere denkbare inrichtingsmaatregelen (zie bijlage A ).

D.5. Beoordeling van de vermoedelijke effecten bij de verschillende stappen voor de uitvoering van het plan van de varianten voor de afbakening en de ontsluitingsvoorwaarden (artikel 42, lid 2, 8° en 9° van het Wetboek).

Aangeduid dienen te worden de elementen van de bestaande rechtstoestand en van de bestaande feitelijke toestand die dreigen te lijden onder de effecten van de wijzigingsfactoren van de omgeving, gebonden aan de liggingsvarianten aangeduid onder punt C en aan de varianten voor de afbakening en de ontsluitingsvoorwaarden aangeduid onder punt D om hun niet te verwaarlozen vermoedelijke (secundaire, cumulatieve, synergische, permanente en tijdelijke, zowel postieve als negatieve) effecten (op korte, middellange en lange termijn) op het leefmilieu, de land- en bosbouwactiviteit duidelijk te maken.

Die analyse dient uitgevoerd te worden voor elke stap in de uitvoering van de varianten : - uitrusting van de bestemmingsgebieden, bouw van installaties en aanleg van infrastructuren; - werking van de activiteiten en inbedrijfname van de infrastructuur.

Met deze analyse moet eveneens worden vastgesteld of de in het voorontwerp van plan en zijn varianten (inzake ligging/afbakening/uitvoering) voorgestelde inrichting belangrijke effecten zou kunnen hebben op het leefmilieu van de naburige Gewesten met het oog op de eventuele toepassing van de bepalingen van artikel 43, § 2, van het Wetboek, zoals gewijzigd bij het decreet van 3 februari 2005.

D.5.1. Identificatie van de voornaamste milieueffecten.

De te onderzoeken milieueffecten worden opgesomd in bijlage D.5. in een niet-beperkende lijst.

D.5.2. Vergelijking van de varianten.

De effecten van het voorontwerp van plan en van de verschillende varianten op de omgeving worden vergeleken.

D.5.3. Vermoedelijke evolutie bij niet-uitvoering van het plan.

Hier wordt de vermoedelijke evolutie van de leefmilieutoestand onderzocht, mochten het plan of één van de bestanddelen ervan of een geheel van bestanddelen niet worden uitgevoerd ( artikel 42, lid 2, 3°, van het Wetboek).

D.6. Maatregelen die uitgevoerd dienen te worden ter voorkoming, vermindering of compensatie van de varianten voor de afbakening of ontsluitingsvoorwaarden (artikel 42, lid 2, 10°, van het Wetboek).

D.6.1. Uit te voeren maatregelen.

Doel is de maatregelen die moeten worden genomen om de negatieve effecten van de in D.4. bepaalde verschillende afbakenings- en uitvoeringsvarianten te beperken, te verminderen of te compenseren, te identificeren.

Het kan gaan om - een aanpassing van naburige bestemmingsgebieden; - bijkomende voorschriften; - andere inrichtingsmaatregelen.

D.6.2. Doeltreffendheid van elke maatregel en inschatting van de (niet-reduceerbare) residuele effecten van het voorontwerp of zijn verschillende bestanddelen of gehelen van bestanddelen en elke variant.

D.6.3. Vergelijking van het voorontwerp of zijn verschillende bestanddelen of gehelen van bestanddelen en elke variant.

D.7. Raming van de kosten en termijnen van de uitvoering van de varianten voor de afbakening en de ontsluitingsvoorwaarden.

De raming betreft de kostprijs en de termijn voor de uitvoering van de varianten voor de afbakening en de ontsluitingsvoorwaarden, aangeduid onder punt D.4, en zij worden vergeleken met kostprijs en termijn van het voorontwerp of de bestanddelen of gehelen van bestanddelen en liggingsvarianten, aangeduid onder punt C.6.

D.8. Vermoedelijke evolutie van de leefmilieutoestand als het plan niet wordt uitgevoerd.

A. SYNTHESE VAN DE EVALUATIE (stemt gedeeltelijk overeen met artikel 42, lid 2, 11°, van het Wetboek).

De voor- en nadelen van de verschillende varianten aangeduid onder punt C (liggingsvarianten) en onder punt D (varianten voor de afbakening en de ontsluitingsvoorwaarden) worden hier vastgesteld.

De resultaten worden hier besproken, met name ten opzichte van de inachtneming van artikel 1, § 1, van het Wetboek en ten opzichte van de inoverwegingname van de milieubeschermingsdoelstellingen aangeduid onder punt A.2.1., met inbegrip van de motiveringen van het voorontwerp.

Die synthese dient om te beslissen of het gepast is om het plan te wijzigen op grond van een vollediger wetenschappelijke analyse dan die waarop het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel gegrond was en, mocht dat het geval zijn, om te opteren voor een inrichting die verenigbaar is met artikel 1, § 1, van het Wetboek. Zij maakt al dan niet een validering mogelijk van de motiveringen van het voorontwerp, aangeduid in punt A.1.

Met deze synthese moet worden vastgesteld of de in het voorontwerp van plan en zijn varianten (inzake ligging/afbakening/uitvoeringsvoorwaarden) voorgestelde inrichting belangrijke effecten zou kunnen hebben op het leefmilieu van de aangrenzende Gewesten met het oog op de eventuele toepassing van de bepalingen van artikel 43, § 2, van het Wetboek, zoals gewijzigd bij het decreet van 3 februari 2005. Dat standpunt dient verantwoord te worden door de resultaten van het onderzoek.

B. AANVULLINGEN. F.1. In het vooruitzicht gestelde maatregelen voor de opvolging van de belangrijke milieueffecten van de uitvoering van het gewestplan (artikel 42, lid 2, 13°, van het Wetboek).

Hier wordt de lijst opgemaakt van de niet-verwaarloosbare effecten, worden opvolgingsindicatoren voor die effecten voorgesteld, evenals berekeningswijze ervan, de gebruikte gegevens en hun bron, en hun grenswaarden.

F.2. Omschrijving van de evaluatiemethode en van de gerezen moeilijkheden (artikel 42, lid 2, 12°, van het Wetboek).

Doel is de specifieke elementen van de evaluatiemethode te beschrijven en de moeilijkheden te bepalen die met name tijdens de verzameling van gegevens en de methodes voor de schatting van de behoeften ondervonden zijn.

F.3. Grenzen van het onderzoek.

Het betreft de punten van het onderzoek die in de milieueffectbeoordelingen diepgaand onderzocht zouden moeten worden, die bij de vergunningsaanvragen op de concrete projecten uitgevoerd zullen worden.

C. NIET-TECHNISCH SAMENVATTING (maximum 30 bladzijden + illustraties) (artikel 42, lid 2, 14°, van het Wetboek).

Die samenvatting moet verstaanbaar zijn voor een leek. Zij moet voldoende gedocumenteerd zijn en op zichzelf staan.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van 14 juni 2007 waarbij beslist wordt een effectenonderzoek te laten doorvoeren met betrekking tot het voorontwerp van herziening van het gewestplan Nijvel met het oog op de bevordering van het gebruik van het GEN in de omgeving van het toekomstige GEN-station van Braine-l'Alliance.

Namen, 14 juni 2007.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE

Bijlage A Bijkomende voorschriften en andere inrichtingsmaatregelen.

Bijkomende voorschriften (artikel 23 WWROSP) De in artikel 23, tweede lid, 2° van het Wetboek bedoelde bijkomende voorschriften worden bepaald in artikel 41 en kunnen met name betrekking hebben op : - de bepaling van de bestemming van de gebieden; - de fasering van hun bezetting; - de omkeerbaarheid van de bestemmingen; - de dichtheid van de gebouwen of woningen; - de verplichting om een gemeentelijk plan van aanleg voorafgaand aan hun uitvoering uit te werken; - de verplichting om een voorafgaand gemeentelijk stedenbouwkundig reglement uit te werken; of nog enig ander soort voorschrift inzake stedenbouw of planologie.

De in artikel 23, tweede lid, 2° van het Wetboek bedoelde andere inrichtingsmaatregelen omvatten met name : 2, lid 3°, van het Wetboek) : - de in of buiten de site geplande uitrustingen (infrastructuren voor vervoer, water-, gas-, elektriciteitaanvoer, riolering/zuivering); - de voorzieningen voor het milieubeheer en voor de vermindering van de effecten (zuiveringsstation, vergaarkom); - de maatregelen voor landschapsintegratie.

Bijlage D.1.

Wijzigingsfactoren van het milieu.

Wijzigingsfactor van het milieu gebonden aan de mobilisatie of de consumptie van natuurlijke hulpbronnen : « Immobilisatie van de bodem en ondergrond (winning uit de bodem en de ondergrond ten opzichte van andere bestaande en potentiële menselijke activiteiten). - Waterconsumptie.

Wijzigingsfactoren van het milieu gebonden aan de lozingen en emissies van de activiteiten : - Geluidshinder. - Vaste, vloeibare en gasachtige lozingen, afvalstoffen.

Wijzigingsfactoren van het milieu of risico's gebonden aan de opslag van producten : - Grondstoffen, processtoffen, producten, bijproducten en afvalstoffen,...

Wijzigingsfactoren van het milieu gebonden aan de mobilisatie van de infrastructuren en openbare uitrustingen binnen en buiten de site : - Mobilisatie van de wegen-verkeer. - Mobilisatie van de parkeerplaatsen. - Mobilisatie van de aanvoeruitrustingen (rechtverkrijgenden : water, elektriciteit, pijpleidingen,..). - Mobilisatie van de infrastructuren voor opvang en zuivering van afvalwater.

Bijlage D.2.

Bestaande rechtstoestand.

De volgende elementen moeten overwogen worden : - De omtrekken en de reglementaire inrichtingsgebieden : gedecentraliseerde gemeenten en/of gemeenten die een gemeentelijk stedenbouwkundig reglement hebben goedgekeurd, omtrekken van gemeentelijke plannen van aanleg, gemeentelijk rioleringsplan, omtrekken vastgesteld in toepassing van het algemeen reglement op de bouwwerken in landelijk gebied,... - De territoriale elementen onderworpen aan een bijzondere regelgeving : juridisch statuut van het wegennet en van de verbindingswegen; juridisch statuut van de bossen en wouden, autonoom net voor traag verkeer... - De vergunningsomtrekken met beperking van het burgerlijk recht : omtrekken van de bestaande verkavelingen, omtrekken waarvoor het rampfonds is tegemoetgekomen, onroerende goederen onderworpen aan het recht van voorkoop, onroerende goederen onderworpen aan de onteigening ten algemenen nutte... - De omtrekken gebonden aan de beleidsvormen inzake operationele inrichting : ruilverkavelingsomtrekken, stadsheroplevingsomtrekken, stadsvernieuwingsomtrekken, bevoorrechte initiatiefgebieden... - De patrimoniale omtrekken en sites : beschermde monumenten en sites met inbegrip van de archeologische opgravingen, monumentaal erfgoed van België, lijst van de bomen en bijzondere hagen... - De omtrekken van leefmilieudrukfactoren (w.o. o.m. de voorkomingsomtrekken van waterwinningen, de Natura 2000-gebieden, de risicogebieden inzake overstromingen, de gebieden gebonden aan het overstromingsonderzoek, enz.) - De landschappelijk waardevolle omtrekken : afbakening van de landschappelijk waardevolle omtrekken zoals opgenomen in het gewestplan.

Bijlage D.3.

Bestaande feitelijke situatie.

Biofysisch milieu : - Lucht en klimaat (waarvan windrichting). - Oppervlakte- en grondwater. - Grond en ondergrond (waarvan het reliëf en de identificatie van afzettingen met een te beschermen hoge economische of patrimoniale waarde). - Biotopen. - Risico's op natuurrampen en geotechnische drukfactoren waaraan de studieomtrek onderworpen is : - overstromingen; - karstnatuurfenomenen; - mijnrisico; - instorting; - grondverschuiving; - aardbevingsrisico. - Landschappelijk waardevolle omtrekken (naar gelang van de krachtlijnen van het landschap en de aanwezigheid van uitzonderlijke uitzichten). - Gebieden voor de aanleg van eventuele spaarbekkens.

Menselijk milieu : - Geluids- en geuromgeving. - Ligging van de woongebieden, stedenbouwkundige structuur en architecturale vorm van het bebouwd gedeelte en van de openbare ruimten. - Culturele en natuurlijke erfgoederen. - Landschap en visuele omgeving. - Infrastructuren en uitrustingen. - Het verkeer van de langzame vervoermiddelen. - Aanwezigheid van onroerende goederen of van een beschermde site. - Net van openbare vervoersmiddelen en frequenties - bereikbaarheidskaarten. - Bestaan van kwetsbare gebieden bij SEVESO-vestigingen.

De menselijke activiteiten : - Aard en eigenschappen van de huidige en potentiële activiteiten (in het kader van het huidige gewestplan). - Gevoelige sociaal-culturele uitrustingen. - Andere menselijke bezigheden gevoelig voor de storende activiteiten. - Landbouwactiviteiten. - Andere economische activiteiten.

Bijlage D.5.

Milieueffecten.

Effecten op lucht en klimaat : - Eventuele verstoring van het microklimaat door hoge gebouwen (schaduw, turbulentie aan de voet van hoogbouw...). - Eventuele deelneming aan de mistvorming door de emissie van stoffen in de lucht onder gunstige spreidingsvoorwaarden. - Eventuele uitstoot van broeikasgassen, energieverbruik.

Effecten op het oppervlakte- en grondwater : - Wijziging van het hydrogeologische stelsel van de waterhoudende en hydrologische lagen van de waterlopen gebonden aan de impregnatie van de gronden door de gebouwen en inrichtingen in de bodem (wegen en parkeerplaatsen). - Effecten op de rioleringsplannen (saneringsplan per onderstroomgebied). - Wijziging van de chemische en microbiologische kwaliteit en van de troebelheid van de waterlopen gebonden aan de lozingen van regen- en gezuiverd water. - Wijziging van het stelsel van de waterlopen gebonden aan de lozingen van regen- en gezuiverd water. - Gevaar voor toevallige verontreiniging gebonden met name aan de opslag van producten of afvalstoffen. - Mogelijk gebruik van plaatselijke watervoorraden door het putten. - Karststelsel en instortingen door de bronbemaling van de lagen. - Wijziging van de stroomgebieden na rechttrekkingen van kleine beddingen van waterlopen. - Effecten op de kwaliteit van het ondergrondse water.

Effecten op de grond en ondergrond : - Onomkeerbare immobilisatie van de grond en ondergrond gebonden aan de ligging van de gebouwen en aan inrichtingen van de bodem door de wegen en parkeerplaatsen. - Gevaar voor toevallige verontreiniging gebonden met name aan de opslag van producten of afvalstoffen. - Kaarst- en/of mijninstortingen met hoge risico's. - Grondverschuivingen wegens de aard van het geologisch substraat.

Effecten op de fauna en de flora : - Verwoesting en/of opdeling van de biotopen gebonden aan de ligging van de gebouwen, aan de inrichtingen van de bodem en aan de wijziging van het bodemreliëf. - Verslechtering van de ecotopen door gasachtige, vloeibare of vaste verontreinigende stoffen. - Verstoring van de fauna gebonden aan de activiteiten (geluid, bewegingen,...). - Effect op de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, zoals die aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 79/409/EG (behoud van de vogelstand) en 92/43/EG (instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna = Natura 2000-netwerk).

Effecten op de menselijke gezondheid en veiligheid : - Verslechtering van de gezondheid gebonden aan lawaai geproduceerd door de voertuigen die het circuit gebruiken, met name, de motorfietsen, en door de verkeerstoename. - Verslechtering van de gezondheid gebonden aan de emissie van atmosferische verontreinigende stoffen. - Inbreuk op de veiligheid gebonden aan de toename van het verkeer van motorfietsen, wagens, vrachtwagens op het wegennet. - Trillingen te wijten aan de processen van de ondernemingen (zeven, stamp- en breekmachines...).

Effecten op aangenaam leefklimaat : - Verslechtering van de geuromgeving door de emissie van gasachtige verontreinigende stoffen en zelfs afvalstoffen. - Verslechtering van de geluidsomgeving door de luidruchtige activiteiten en de toename van het verkeer. - Verslechtering van de visuele kwaliteit gebonden aan de volumetrie of aan de architecturale en stedenbouwkundige samenstelling van de toekomstige gebouwen alsmede aan de vermoedelijke wijzigingen van het bodemreliëf om ze te bouwen.

Effecten op de materiële en patrimoniale goederen : - Beschadiging van de patrimoniale onroerende goederen door de atmosferische emissies van enkele verontreinigende industrieën. - Schade aan eventuele archeologische plaatsen. - Impact op de vastgoedtoestand.

Effecten op mobiliteit, verkeersnetten en infrastructuren : - Scheiding van het verkeer per vervoersmiddel. - Ongeschikte mobilisatie van de verkeersinfrastructuren verantwoordelijk voor de gevolgen op de vlotte doorstroming van het verkeer. - Verstoring door een ongeschikte last op het netwerk voor bruikbaarheid en zuivering van water. - Overbelasting van de elektriciteits-, gas- en communicatienetten.

Effecten op de activiteiten : - Effect op de primaire activiteiten (landbouw, bosbouw) die aanwezig zijn op de site van het voorontwerp gebonden aan de mobilisatie van de grond en ondergrond. - Effect op enkele gebruiken van de bodem en voortdurende of toevallige gevoelige activiteiten (woonplaatsen, toerisme...) gebonden aan eventuele geluids- of reukshinder.

^