Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 15 mei 2014
gepubliceerd op 03 juli 2014

Besluit van de Waalse Regering betreffende de erkenning en de structurele subsidiëring van de milieuverenigingen en tot wijziging van Boek I van het Milieuwetboek

bron
waalse overheidsdienst
numac
2014204154
pub.
03/07/2014
prom.
15/05/2014
ELI
eli/besluit/2014/05/15/2014204154/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

15 MEI 2014. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de erkenning en de structurele subsidiëring van de milieuverenigingen en tot wijziging van Boek I van het Milieuwetboek


De Waalse Regering, Gelet op Boek I van het Milieuwetboek, inzonderheid op de artikelen D.28-1, D.28-7, D.28-9 tot D.28-18, ingevoegd bij het decreet van 23 januari 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 23/01/2014 pub. 10/02/2014 numac 2014200854 bron waalse overheidsdienst Decreet betreffende de erkenning en de subsidiëring van de milieuverenigingen en tot wijziging van Boek I van het Milieuwetboek en van het decreet van 6 november 2008 houdende rationalisatie van de adviesverlenende functie type decreet prom. 23/01/2014 pub. 11/02/2014 numac 2014200855 bron waalse overheidsdienst Decreet tot wijziging van sommige bepalingen van het Waalse wetboek voor sociale actie en gezondheid i.v.m. de centra en federaties voor levens- en gezinsvragen type decreet prom. 23/01/2014 pub. 06/02/2014 numac 2014200791 bron waalse overheidsdienst Decreet tot wijziging van sommige bepalingen van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn sluiten;

Gelet op het regelgevend deel van Boek I van het Milieuwetboek;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 12 maart 2014;

Gelet op het advies van de autonome cel voor duurzame ontwikkeling, gegeven op 13 maart 2014;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 27 maart 2014;

Gelet op advies nr. 55.896/4 van de Raad van State, gegeven op 28 april 2014, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, van de Minister van Duurzame ontwikkeling en van de Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In artikel R.35, eerste lid, van Boek I van het Milieuwetboek worden de woorden "artikel 29" vervangen door de woorden "artikel D.28-1".

Art. 2.Artikel R.41 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt : "Art. R.40-1. In het kader van zijn opdracht moet het begeleidingscomité : 1° de Minister advies geven over de aanvragen, intrekkingen en hernieuwingen van erkenningen;2° de door de erkende VZW's ingediende jaarlijkse activiteiten- en boekhoudrapporten onderzoeken;3° zorgen voor de samenhang en de evaluatie van de activiteiten die in het Waalse Gewest georganiseerd worden door het geheel van de 'CRIE'; 4° de Minister jaarlijks een evaluatierapport overmaken i.v.m. bovenbedoelde activiteiten; 5° voorstellen indienen bij de Minister.".

Art. 3.In Deel III van het regelgevend deel van hetzelfde Wetboek wordt een titel II/1 ingevoegd, die de artikelen R.40-2 tot R.40-25 inhoudt, luidend als volgt : "Titel II/1. - Erkenning en structurele subsidiëring van de milieuverenigingen HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen Art. R.40-2. In de zin van dit hoofdstuk wordt verstaan onder : 1° bestuur : de diensten aangewezen door de Minister van Leefmilieu;2° betrokken Minister : de Minister bevoegd voor één van de milieuthematieken waarvoor de vereniging een subsidiëringsaanvraag indient. HOOFDSTUK II. - Erkenning van de verenigingen als milieuverenigingen Afdeling 1. - Procedure voor de erkenning van de verenigingen

Art. R.40-3. § 1. De aanvraag tot erkenning of de gezamenlijke aanvraag tot erkenning wordt ingediend aan de hand van het door de Minister van Leefmilieu bepaald formulier. § 2. Het bestuur stuurt zijn beslissing over de volledigheid en ontvankelijkheid van de aanvraag aan de verzoekende vereniging of aan de verenigingen die een gezamenlijke aanvraag tot erkenning hebben ingediend, binnen dertig dagen te rekenen van de dag volgend op de dag van ontvangst van de aanvraag.

De aanvraag is onvolledig indien de in de artikelen R.40-6 tot R.40-9 bedoelde elementen ontbreken.

Wanneer de aanvraag onvolledig wordt verklaard, stuurt het bestuur de aanvragers de lijst van de ontbrekende elementen en bepaalt het de termijn waarin de ontbrekende elementen worden overgemaakt en dit, binnen een maximale termijn van twintig dagen na de zending van de lijst van de ontbrekende elementen.

Indien de aanvrager(s) de aangevraagde elementen niet binnen de voorgeschreven termijn heeft (hebben) gestuurd, wordt de aanvraag onontvankelijk verklaard.

Binnen dertig dagen na ontvangst van de ontbrekende elementen stuurt het bestuur zijn beslissing over de volledigheid en ontvankelijkheid van de aanvraag aan de verzoekende vereniging of aan de verenigingen die een gezamenlijke aanvraag hebben ingediend. § 3. Het bestuur maakt een verslag op en maakt het aan de Regering over uiterlijk binnen negentig dagen te rekenen van de dag volgend op de dag van zending van de beslissing waarbij de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag wordt bevestigd. Het verslag omvat het advies van het bestuur over het vervullen van de in de artikelen D.28-5 tot D.28-8 bedoelde voorwaarden en gaat vergezeld van een ontwerp van beslissing. § 4. De Regering stuurt haar beslissing aan de verzoekende vereniging of aan de verenigingen die een gezamenlijke aanvraag tot erkenning hebben ingediend, binnen een termijn van honderd vijfendertig dagen te rekenen van de dag volgend op de dag van zending van de beslissing waarbij de volledigheid en ontvankelijkheid van de aanvraag wordt bevestigd. § 5. Indien de beslissing niet binnen de in § 4 bedoelde termijn aan de vereniging wordt gestuurd, wordt de erkenning geacht geweigerd te zijn.

Art. R.40-4. De erkenning wordt vanaf 1 januari na de datum van kennisgeving toegekend.

Art. R.40-5. Uiterlijk op 31 maart van het laatste erkenningsjaar, dient de vereniging een aanvraag tot verlenging aan het bestuur in via het eenheidsloket bedoeld in artikel D.28-10.

De aanvraag tot hernieuwing omvat een bijwerking van de elementen bedoeld in de artikelen R.40-6 tot R.40-9. De procedure tot hernieuwing is die bedoeld in artikel R.40-3. Afdeling 2. - Minimale inhoud van de aanvraag tot erkenning

Art. R.40-6. De aanvraag tot erkenning of de gezamenlijke aanvraag tot erkenning bedoeld in artikel D.28-9 omvat minstens de volgende elementen voor elke van de verzoekende verenigingen : 1° de identificatie van de categorie waarvoor de aanvraag tot erkenning wordt ingediend;2° het adres van het verrichtingscentrum en de adresgegevens van de vereniging;3° een financiële balans met een samenvattende tabel van de ontvangsten en uitgaven per post van de twee kalenderjaren vóór de aanvraag tot erkenning die goedgekeurd zijn door de beslissende organen van de verenigingen;4° een nota waarin haar hoofddoel en de activiteiten uitgevoerd tijdens de laatste drie jaar worden bepaald en waarin de wijze waarop de vereniging voldoet aan de voorschriften van artikel D 28-5, 1°, 2° en 4° wordt omschreven; 5° een verklaring op erewoord tot bevestiging van de naleving van artikel D.28-5, 3°; 6° het nummer van de polis van verzekering op de civiele aansprakelijkheid ter dekking van de schade die uit haar activiteit, uit de activiteit van haar personeel of van haar vrijwilligers kan voortvloeien. Art. R.40-7. Om als "Federatie of Net" erkend te worden, omvat de aanvraag tot erkenning of de gezamenlijke aanvraag tot erkenning bedoeld in artikel D.28-9 de volgende bijkomende elementen : 1° de lijst van haar lid-verenigingen alsook de voorwaarden die vervuld moeten worden om lid te worden;2° de lijst van de diensten die de vereniging aan haar leden verleent;3° een gedetailleerd verslag over de tijdens de twee boekjaren vóór de aanvraag georganiseerde acties die de bescherming van het leefmilieu, de verbetering van de staat van het leefmilieu, de opvoeding inzake het leefmilieu en de bewustmaking voor het leefmilieu beogen, en die voor haar leden of voor het publiek open zijn - waarbij minstens dertig acties per jaar uitgevoerd worden - en over de draagwijdte ervan;4° de lijst van de instanties waarin ze haar leden vertegenwoordigt. Art. R.40-8. Om als "gewestelijke Vereniging" erkend te worden, omvat de aanvraag tot erkenning bedoeld in artikel D.28-9 het volgende bijkomende element : een gedetailleerd verslag over de acties die tijdens de twee boekjaren vóór de aanvraag voor haar leden of voor het publiek georganiseerd zijn - waarbij minstens 20 acties per jaar worden uitgevoerd- en over de draagwijdte ervan.

Art. R.40-9. Om als "plaatselijke Vereniging" erkend te worden omvat de aanvraag tot erkenning of de gezamenlijke aanvraag tot erkenning bedoeld in artikel D.28-9 de volgende bijkomende elementen : 1° een gedetailleerd verslag over de acties die tijdens de twee boekjaren vóór de aanvraag voor haar leden of voor het publiek georganiseerd zijn - waarbij minstens 5 acties per jaar worden uitgevoerd - en over de draagwijdte ervan;2° een lijst van de gemeenten waarin ze haar activiteiten uitoefent. HOOFDSTUK III. - Structurele subsidiëring van de verenigingen die als milieuverenigingen erkend zijn Afdeling 1. - Procedure betreffende de toekenning en de weigering van

de subsidiëring Art. R.40-10. § 1. De aanvraag wordt aan de hand van het door de Minister bepaalde formulier ingediend in de loop van het eerste kwartaal van het jaar vóór het subsidiëringsjaar. § 2. Het bestuur stuurt de verzoekende vereniging zijn beslissing over de volledigheid en ontvankelijkheid van de aanvraag binnen dertig dagen te rekenen van de dag volgend op de dag van ontvangst van de aanvraag.

De erkenningsaanvraag wordt onvolledig verklaard indien de krachtens artikel R.40-12 vereiste inlichtingen of documenten ontbreken.

Wanneer de aanvraag onvolledig wordt verklaard, stuurt het bestuur de aanvrager de lijst van de ontbrekende elementen en bepaalt het de termijn waarin de ontbrekende elementen worden overgemaakt en dit, binnen een maximale termijn van twintig dagen na de zending van de lijst van de ontbrekende elementen.

Indien de aanvrager de aangevraagde elementen niet binnen de voorgeschreven termijn heeft gestuurd, wordt de aanvraag onontvankelijk verklaard.

Binnen dertig dagen na ontvangst van de ontbrekende elementen stuurt het bestuur zijn beslissing over de volledigheid en ontvankelijkheid van de aanvraag aan de verzoekende vereniging. § 3. Het bestuur maakt een verslag over de subsidiëring op en maakt het aan de bij de aanvraag betrokken Ministers over uiterlijk binnen negentig dagen te rekenen van de dag volgend op de dag van zending van de beslissing waarbij de volledigheid en de ontvankelijkheid van de aanvraag wordt bevestigd. Het verslag omvat het advies van het bestuur gegrond op de in artikel D.28-11 bepaalde criteria en een ontwerp van beslissing. § 4. Elke betrokken Minister deelt zijn advies aan de Minister van Leefmilieu mede voor het gedeelte van de aangevraagde subsidiëring m.b.t. een milieuthematiek waarvoor hij bevoegd is. De Minister van Leefmilieu stuurt zijn beslissing over de subsidiëringsaanvraag aan de verzoekende vereniging binnen een termijn van honderd vijfendertig dagen te rekenen van de dag volgend op de dag van zending van de beslissing waarbij de volledigheid en ontvankelijkheid van de aanvraag wordt bevestigd. De Minister van Leefmilieu is gehouden aan de adviezen uitgebracht door de betrokken Ministers voor het gedeelte van de subsidiëring m.b.t. milieuthematieken die onder hun bevoegdheid vallen.

De in het eerste lid bedoelde adviezen zijn ten opzichte van de in artikel D.28-11 bedoelde criteria met redenen omkleed. § 5. Bij gebrek aan zending van de beslissing binnen de in § 4 bedoelde termijn, kan de verzoekende vereniging via een schrijven dat de verzend- en de ontvangstdatum van de akte waarborgt, ongeacht de dienst die de gebruikte post verdeelt, een aanmaning richten aan de Minister van Leefmilieu.

Bij gebrek aan zending van een beslissing binnen een termijn van dertig dagen na ontvangst van de aanmaning wordt de subsidiëring geacht geweigerd te zijn. § 6. De aanmaning omvat de volgende inlichtingen : 1° de naam en het adres van de aanvrager;2° de referenties van het dossier;3° het woord "aanmaning". Art. R.40-11. De toelage wordt binnen de perken van de begrotingskredieten voor 3 jaar vanaf 1 januari na de kennisgeving van de beslissing toegekend. Afdeling 2. - Minimale inhoud van de subsidiëringsaanvraag

Art. R.40-12. De aanvraag tot toekenning van een toelage omvat : 1° een milieuactieplan of een gecoördineerd milieuactieplan dat minstens de volgende elementen omvat : a) de algemene en operationele doelstellingen van de vereniging voor de duur van de subsidiëring en de wijze waarop ze in de gewestelijke strategie inzake duurzame ontwikkeling passen;b) de milieuthematieken waarvoor een subsidiëringsaanvraag wordt ingediend;c) de identificatie van het publiek betrokken bij de activiteiten vermeld in het milieuactieplan;d) de strategieën en methodologieën die de vereniging wil uitvoeren om de bepaalde doelstellingen te bereiken;e) het programma van de activiteiten voor de drie jaar samen met een argumentatiedocument over de relevantie van het actieprogramma met verwijzing naar de publieken die ze beoogt en de leefmilieu-, territoriale, sociale, socio-culturele en, in voorkomend geval, economische context waarin ze haar project ontwikkelt;f) de omschrijving en de bestemming van de logistieke, menselijke en financiële hulpbronnen die nodig zijn voor de uitvoering van de doelstellingen bepaald in het activiteitenprogramma;g) in voorkomend geval, een voorafgaandelijk opgemaakt verslag over de evaluatie van het verstreken milieuactieplan;h) resultatenindicatoren;2° het bedrag van de aangevraagde toelage verdeeld tussen de verschillende milieuthematieken. Afdeling 3. - Subsidiëringscriteria

Art. R.40-13. Binnen de perken van de begrotingskredieten wordt een forfaitaire meerjarige toelage van 3 jaar vanaf 1 januari van het kalenderjaar volgend op de indiening van de subsidiëringsaanvraag aan elke milieuvereniging toegekend naar gelang van haar milieuactieplan.

Het forfaitaire bedrag van de toelage vormt de som van de forfaitaire uitgaven van personeel aangesteld voor de opdrachten aangenomen in het milieuactieplan en bepaald in artikel R.40-14 alsook van de desbetreffende forfaitaire werkingskosten zoals bepaald in artikel R.40-15, die niet hoger mogen zijn dan 25 % van de in aanmerking genomen personeelsuitgaven.

Art. R.40-14. De forfaitaire uitgaven mogen niet hoger zijn dan de bedragen bepaald op basis van de weddeschaal Waals Gewest betreffende het paritair comité 329.02. De forfaitaire personeelsuitgaven dekken hoogstens : 1° het brutosalaris van het personeel;2° de sociale laste van de werkgever voor de sociale zekerheid alsook de lasten betreffende het vakantiegeld, de eindejaarspremie, de andere diverse kosten en de andere wettelijke en conventionele verplichtingen betreffende het personeel en de kosten voor het sociaal secretariaat. Art. R.40-15. De forfaitaire werkingskosten worden in aanmerking genomen wanneer ze de vereniging in staat stellen om de voor de uitoefening van haar opdrachten nodige lopende uitgaven te dekken, met name : 1° de reiskosten indien het doel van de verplaatsing duidelijk bepaald wordt;2° de kosten inherent aan de telefonische communicaties en de internetverbindingen;3° de bureaukosten gebonden aan de verrichting van de activiteiten;4° de aankoop van materiaal indien zijn gebruik gebonden is aan de uitoefening van de in het milieuactieplan vermelde opdrachten;5° de kosten voor het huren van een gebouw of een gedeelte van gebouw, met inbegrip van de desbetreffende huurkosten voor zover ze voortvloeien uit een huurovereenkomst in goede en behoorlijke vorm;6° de kosten voor deelname aan colloquia of opleidingen;7° de honorariakosten voor zover het doel, de datum, de periodiciteit van de bedoelde prestatie duidelijk vermeld worden;8° de kosten voor communicatie, drukwerk en verspreiding van het informatiedocument. Voor de toepassing van het eerste lid, 5°, worden de lasten, als het gebouw dient voor andere activiteiten dan welke die door de subsidie gefinancierd worden, opgesplitst ofwel volgens de tijd die uitgetrokken wordt voor de gefinancierde activiteit ofwel volgens de daarvoor aangewende oppervlakte.

Art. R.40-16. Naast de werkingskosten bedoeld in artikel R.40-15 komt de aflossing van zgn. vermogensgoederen met een geraamde gebruiksduur van meer dan één jaar in aanmerking voor het voordeel van de subsidie als werkingskosten, berekend volgens deze regels : 1° tien jaar voor het meubilair;2° vijf jaar voor het bureaumaterieel;3° drie jaar voor software. HOOFDSTUK IV. - Controle en evaluatie Afdeling 1. - Controle

Art. R. 40-17. Het bestuur kan nagaan of de in de artikelen D.28-5 tot D.28-7 bedoelde erkenningsvoorwaarden door de milieuvereniging worden nageleefd.

Art. R. 40-18. § 1. De vereniging maakt het bestuur uiterlijk 15 februari van de jaren N+1 en N+2 via het in artikel D.28-10 bedoelde eenheidsloket een activiteitenverslag samen met een schuldvorderingverklaring en een samenvattende tabel van de ontvangsten en uitgaven per begrotingspost over, waarbij het gebruik van de afgelopen schijf bevestigd kan worden. § 2. Het jaarlijkse activiteitenverslag bedoeld in § 1 bestaat uit drie delen : 1° het eerste deel betreft de identificatie van de vereniging;2° het tweede deel betreft de tijdens het overwogen jaar uitgevoerde activiteiten;3° het derde deel betreft de thematieken besproken door de vereniging alsook de verrichting van de in het milieuactieplan bepaalde doelstellingen. Het activiteitenverslag neemt de vorm aan van het door de Minister bepaalde elektronische formulier en gaat vergezeld van de schuldvorderingsverklaring en een samenvattende tabel van de ontvangsten en uitgaven per begrotingspost. Het formulier wordt aangevuld en overgemaakt aan het bestuur via het in artikel D.28-10 bedoelde eenheidsloket.

Als de Minister van Leefmilieu of zijn afgevaardigde vindt dat het bestuur sommige gegevens die nodig zijn voor de opmaking van het activiteitenverslag, rechtstreeks via authentieke bronnen in de zin van artikel 2, 1°, van het samenwerkingsakkoord van 23 mei 2013Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 23/05/2013 pub. 23/07/2013 numac 2013204168 bron waalse overheidsdienst Samenwerkingsakkoord tussen het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap over het opstarten van een gemeenschappelijk initiatief om gegevens te delen en over het gemeenschappelijk beheer van dit initiatief sluiten tussen het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap over het opstarten van een gemeenschappelijk initiatief om gegevens te delen en over het gemeenschappelijk beheer van dit initiatief, kan verkrijgen, stelt hij de aanvrager vrij van het verstrekken van deze gegevens aan het bestuur.

Art. R.40-19. § 1. De vereniging maakt het bestuur uiterlijk 31 maart van het jaar volgend op het einde van de toelage via het eenheidsloket een algemeen verslag over de uitvoering van het milieuactieplan of van het gecoördineerd milieuactieplan over samen met een schuldvorderingverklaring en een samenvattende tabel van de ontvangsten en uitgaven per begrotingspost voor het geheel van de periode van het milieuactieplan of van het gecoördineerd milieuactieplan. § 2. Het algemeen uitvoeringsverslag bedoeld in § 1 bestaat uit zes delen : 1° het eerste deel betreft de identificatie van de vereniging;2° het tweede deel betreft een voorstelling van de door de vereniging uitgevoerde emblematische activiteiten;3° het derde deel betreft de auto-evaluatie van de resultaten van de milieuvereniging ten opzichte van de algemene en operationele doelstellingen en van de indicatoren die ze wilde bereiken voor de uitvoering van het milieuactieplan;4° het vierde deel betreft de personen die de diensten van de verenigingen genieten of doelpublieken;5° het vijfde deel betreft de ontwikkelingsperspectieven van de vereniging;6° het zesde deel betreft de opneming in de gewestelijke strategie inzake duurzame ontwikkeling. Het neemt de vorm aan van het door het bestuur bepaalde elektronische formulier. Het wordt aangevuld en overgemaakt aan het bestuur via het eenheidsloket.

Als de Minister van Leefmilieu of zijn afgevaardigde acht dat het bestuur sommige gegevens die nodig zijn voor de opmaking van het activiteitenverslag, rechtstreeks via authentieke bronnen in de zin van artikel 2, 1°, van het samenwerkingsakkoord van 23 mei 2013Relevante gevonden documenten type samenwerkingsakkoord prom. 23/05/2013 pub. 23/07/2013 numac 2013204168 bron waalse overheidsdienst Samenwerkingsakkoord tussen het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap over het opstarten van een gemeenschappelijk initiatief om gegevens te delen en over het gemeenschappelijk beheer van dit initiatief sluiten tussen het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap over het opstarten van een gemeenschappelijk initiatief om gegevens te delen en over het gemeenschappelijk beheer van dit initiatief, kan verkrijgen, stelt hij de aanvrager vrij van het verstrekken van deze gegevens aan het bestuur. § 3. Het bestuur maakt het "Institut wallon de l'évaluation, de la prospective et de la statistique" (Waals Instituut voor evaluatie, toekomstverwachting en statistiek) het geheel van de gegevens die nodig zijn voor hun opdrachten bepaald in artikel D.28-17 over. Afdeling 2. - Opschorting en intrekking van de erkenning en van de

toelage Art. R.40-20. § 1. Wanneer het bestuur vaststelt dat een vereniging de voorwaarden voor de toekenning van de erkenning of van de subsidiëring niet of niet meer naleeft, stuurt het een waarschuwing met vermelding van de termijn waarin ze voorwaarden voor de toekenning van de erkenning of van de subsidiëring moet vervullen en van zijn beslissing om, in voorkomend geval, de toekenning van de toelage tijdens de termijn op te schorten.

De opschorting van de toekenning van de toelagen kan alleen uitgevoerd worden nadat de vereniging haar verweermiddelen heeft kunnen doen gelden. § 2. Als de vereniging bij het verstrijken van de voorgeschreven termijn de voorwaarden voor de toekenning van de erkenning of van de subsidiëring niet naleeft, stelt het bestuur bedoelde vereniging in kennis van de mogelijkheid om de erkenning of de subsidiëring in te trekken. Het bestuur bepaalt : 1° de redenen die de overwogen maatregel rechtvaardigen;2° de middelen waarover de vereniging beschikt om schriftelijk haar verweermiddelen uiteen te zetten binnen een termijn van twintig dagen te rekenen van de ontvangst van die informatie en dat ze bij die gelegenheid het recht heeft om het bestuur erom te verzoeken haar verweermiddelen mondeling voor te dragen. Het bestuur maakt de Regering een voorstel van beslissing betreffende de intrekking binnen dertig dagen na het verstrijken van de in § 2, eerste lid, 2°, bedoelde termijn of na de datum van verhoor over.

Wanneer het bestuur het voorstel aan de Regering stuurt, verwittigt het de vereniging daarvan.

Binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van het voorstel van beslissing van het bestuur, stuurt de Regering haar beslissing aan de vereniging.

Indien de Regering binnen de in het derde lid bedoelde termijn de beslissing niet stuurt, wordt ze geacht overeen te stemmen met het voorstel van beslissing van het bestuur indien het binnen de in het tweede lid bedoelde termijn aan de Regering is gestuurd. Het bestuur stuurt de vereniging het in het tweede lid bedoelde voorstel van beslissing.

Indien de Regering binnen de in het derde lid bedoelde termijn de beslissing niet stuurt en indien het voorstel van beslissing van het bestuur niet binnen de in het tweede lid bedoelde termijn is gestuurd, wordt de eerste beslissing geacht bevestigd te zijn. HOOFDSTUK V. - Beroep Art. R. 40-21. § 1. In geval van weigering van de erkenning, van gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidiëring, van gehele of gedeeltelijke intrekking van de toelage, van intrekking van de erkenning, wordt een beroep door de verzoekende vereniging bij de Regering ingediend. Op straffe van onontvankelijkheid wordt het beroep ingediend binnen een termijn van 30 dagen te rekenen van de dag volgend op : 1° de ontvangst van de beslissing bedoeld in artikel R.40-3, § 5, in artikel R.40-10, § 4 en in artikel R.40-20, § 2, derde lid; 2° de ontvangst van de beslissing gestuurd binnen een termijn van 30 dagen te rekenen van de aanmaning bedoeld in artikel R.40-10, § 5. 3° de ontvangst van het voorstel van beslissing van het bestuur bedoeld in artikel R.40-20, § 2, vierde lid; 4° het verstrijken van de termijn voorgeschreven voor de zending van de beslissing bedoeld in artikel R.40-3, § 4, in artikel R.40-10, § 5, tweede lid en in artikel R.40-20, § 2, vijfde lid.

Het beroep wordt bij de zetel van het begeleidingscomité zoals bepaald bij de Minister van Leefmilieu gezonden. Bedoe Bedoeld beroep bepaalt de elementen waarop de vereniging rust om de beslissing te betwisten en of de vereniging wenst gehoord te worden. § 2. Het begeleidingscomité stuurt, in voorkomend geval na verhoor van de verzoekende vereniging, een adviesverslag aan de Regering binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het beroep. De Regering stuurt haar beslissing binnen een termijn van vijfenveertig dagen na ontvangst van het adviesverslag van het begeleidingscomité of bij het verstrijken van de termijn waarover het begeleidingscomité beschikt om zijn voorstel van beslissing over te maken. De termijn van vijfenveertig dagen wordt geschorst tussen 15 juli tot en met 31 augustus.

Als de beslissing niet verzonden wordt binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, wordt de beslissing die het voorwerp uitmaakt van het beroep, bevestigd. HOOFDSTUK VI. - Begeleidingscomité Art. R.40-22. De openbare oproep tot de kandidaten bedoeld in artikel D.28-17, § 4, wordt door het bestuur in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.

De openbare oproep tot de kandidaten bepaalt de volgende elementen : 1° het opschrift en het voorwerp van het(de) mandaat(aten);2° de onverenigbaarheden;3° de inhoud van de kandidatuurakte zodat bedoelde akte volledig kan worden geacht;4° het adres waaraan de kandidatuurakte gericht wordt;5° de termijn waarin de kandidatuurakte gezonden moet worden om ontvankelijk te zijn. HOOFDSTUK VII. - Overgangs- en slotbepalingen Art. R.40-23. Behoudens andersluidende bepaling, gebeurt elke verzending : 1° hetzij bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst;2° hetzij via elke gelijksoortige formule die de verzend- en de ontvangstdatum van de akte waarborgen, ongeacht de dienst die de gebruikte post verdeelt;3° hetzij door een akte tegen ontvangstbewijs in te dienen;4° hetzij bij elektronisch aangetekende zending, waarbij het bewijs van de zending en van het moment van de zending alsook het bewijs van de identiteit van de afzender gekregen kunnen worden. Art. R.40-24. § 1. In afwachting van de installatie van het in artikel D.28-10 bedoelde eenheidsloket worden de aanvragen tot erkenning en tot subsidiëring van de milieuverenigingen alsook de activiteitenverslagen en algemene verslagen m.b.t. de uitvoering van de milieuactieplannen ingediend op volgend adres : DGO3 (Département du développement), chaussée de Louvain 14, te 5000 Namen.

De verzoekende vereniging dient haar dossiers op twee dragers in, enerzijds, op papieren drager en anderzijds, d.m.v. een elektronisch formulier via een e-mail of alle andere digitale kanalen bepaald door het bestuur. § 2. In afwachting van de installatie van het eenheidsloket worden de termijnen van negentig dagen bedoeld in artikel R.40-13, § 3, en in artikel R.40-10, § 3, op honderd vijftig dagen gebracht. De termijnen van honderd vijfendertig dagen bedoeld in de artikelen R.40-3, § 4 en R.40-10, § 4, worden op honderd tachtig dagen gebracht.

Art. R.40-25. Het eenheidsloket wordt uiterlijk op 1 januari 2017 opgestart.".

Art. 4.Bij de eerste aanvraag tot erkenning als Federatie of net kan de verzoekende vereniging haar aanvraagdossier tegelijk met de aanvragen van minstens dertig van haar lid-verenigingen indienen om zich aan te passen aan de voorschriften van artikel D.28-6, 3.

Art. 5.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

Art. 6.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 15 mei 2014.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Duurzame Ontwikkeling en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, Mevr. E. TILLIEUX De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening en Mobiliteit, Ph. HENRY De Minister van Openbare Werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed;

C. DI ANTONIO

^