Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 17 juli 2008
gepubliceerd op 19 september 2008

Besluit van de Waalse Regering tot aanvulling van het besluit van de Waalse Regering van 27 april 2006 tot herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz en tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het plan met het oog op de opneming van een recreatiegebied, parkgebieden, bosgebieden, groengebieden en landbouwgebieden te Antoing en Péruwelz, met het oog op de bepaling van aanvullende compensaties overeenkomstig artikel 46, § 1, lid 2, 3°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium

bron
waalse overheidsdienst
numac
2008203263
pub.
19/09/2008
prom.
17/07/2008
ELI
eli/besluit/2008/07/17/2008203263/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 JULI 2008. - Besluit van de Waalse Regering tot aanvulling van het besluit van de Waalse Regering van 27 april 2006 tot herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz en tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het plan met het oog op de opneming van een recreatiegebied, parkgebieden, bosgebieden, groengebieden en landbouwgebieden te Antoing en Péruwelz, met het oog op de bepaling van aanvullende compensaties overeenkomstig artikel 46, § 1, lid 2, 3°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium


De Waalse Regering, Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 8 januari 2008 tot vaststelling van de verdeling van de ministeriële bevoegdheden en tot regeling van de ondertekening van haar akten;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 26 augustus 2004 houdende regeling van de werking van de Regering, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 16 september 2004, 15 april 2005 en 15 mei 2008;

Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, inzonderheid op de artikelen 42 en 46;

Gelet op het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan goedgekeurd door de Waalse Regering op 27 mei 1999;

Gelet op het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz, goedgekeurd bij het koninklijk besluit van 24 juli 1981, gedeeltelijk gewijzigd bij een besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 25 juli 1991 (opneming van het tracé van de hogesnelheidslijn) en bij het besluit van de Waalse Regering van 26 juni 2003 (uitbreiding van de zandgroeve Deviaenne);

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 27 april 2006 tot herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz (blad 44/3), tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het plan met het oog op de opneming van een recreatiegebied, parkgebieden, bosgebieden, groengebieden en landbouwgebieden te Antoing en Péruwelz en de ontwerp-inhoud van het milieueffectonderzoek;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 13 juli 2006 waarbij beslist wordt een effectenonderzoek te laten doorvoeren met betrekking tot het voorontwerp van herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz (blad 44/3) met het oog op de opneming van een recreatiegebied, parkgebieden, bosgebieden, groengebieden en landbouwgebieden te Antoing en Péruwelz;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 21 maart 2008 tot aanvulling van het besluit van de Waalse Regering van 27 april 2006 tot herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz en tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het plan met het oog op de opneming van een recreatiegebied, parkgebieden, bosgebieden, groengebieden en landbouwgebieden te Antoing en Péruwelz, met het oog op de bepaling van aanvullende compensaties overeenkomstig artikel 46, § 1, lid 2, 3°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium;

Overwegende dat de Waalse Regering beslist heeft de inhoud van het door haar op 13 juli 2006 aangenomen effectenonderzoek aan te vullen om de omvang ervan uit te breiden naar het onderzoek van de compensaties bepaald, enerzijds, bij haar besluit van 27 april 2006 en, anderzijds, bij haar besluit van 21 maart 2008; dat de aangevulde ontwerp-inhoud bij haar besluit van 21 maart 2008 wordt gevoegd;

Overwegende dat het voorontwerp van herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Pérulwez en de aangevulde ontwerp-inhoud van het effectenonderzoek op 1 april 2008 ter advies voorgelegd zijn aan de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire" (Gewestelijke Commissie voor Ruimtelijke Ordening), aan de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" (Waalse Raad voor het Leefmilieu voor Duurzame Ontwikkeling), aan de Afdeling Natuur en Bossen, aan het Natuurpark "Plaines de l'Escaut" en aan de betrokken grensoverschrijdende overheden, overeenkomstig artikel 42 van bovenvermeld Wetboek;

Overwegende dat de verzoeken om advies door de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire" en de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable", de Afdeling Natuur en Bossen en het Natuurpark "Plaines de l'Escaut" op 2 april 2008 in ontvangst zijn genomen;

Overwegende dat de verzoeken om advies op 4 april 2008 door de "Conseil régional du Nord-Pas-de-Calais" en op 7 april 2008 door de Prefectuur van de "Région Nord-Pas-de-Calais" in ontvangst zijn genomen;

Overwegende dat de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire", de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" en de beheerscommissie van het Natuurpark "Plaines de l'Escaut" hun advies hebben overgemaakt binnen de termijn van dertig dagen opgelegd bij het Wetboek;

Overwegende dat de "Commission régionale d'Aménagement du Territoire" in haar advies van 28 juni 2008 van mening is dat : - het absoluut noodzakelijk is de aanvulling van de inhoud van het effectenonderzoek in te voegen in de oorspronkelijke ontwerp-inhoud om de coherentie van het document te waarborgen; - dat de onderzoeker de oorspronkelijke en nieuwe planologische en alternatieve compensaties zal moeten onderzoeken; - dat de analyse van de afbakeningsvariant met de door de promotor van het project bepaalde nieuwe doelstellingen zal moet houden, met name : - de ruimtelijke hergroepering van de activiteiten (huisvesting; sportactiviteiten, diensten en handels); - de voorrang gegeven aan het verblijftoerisme ten opzichte van het dagtoerisme en de desbetreffende verwachte bezoekersaantallen; - inzake leefmilieu, de volgende problematiek : watercyclus, energie, bouw van woningen die weinig energie verbruiken en zelfs passieve woningen. Bovendien moet de problematiek van de koolstofuitstoten in het bijzonder grondig onderzocht worden zowel wat betreft de mobiliteit als de exploitatie zelfs als deze aspecten logischerwijs in het effectenonderzoek overwogen moeten worden. Het zou inderdaad betreurenswaardig zijn dat de Waalse Regering, nadat de wijziging van het gewestplan voltooid is, verplicht is het project te weigeren wegens de problematiek van de koolstofquota; - en ook wijst op de noodzaak om het effectenonderzoek volledig te herschrijven teneinde elke mogelijke verwisseling met het oorspronkelijke ontwerp te voorkomen;

Overwegende dat de aangevulde ontwerp-inhoud van het effectenonderzoek die bij de beslissing van de Waalse Regering van 21 maart 2008 is gevoegd, aan de eerste opmerking van de Commissie voldoet aangezien hij precies ingevoegd is in de bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juli 2006 bepaalde inhoud;

Overwegende dat het besluit van de Waalse Regering van 21 maart 2008 zonder dubbelzinnigheid is wat betreft de inhoud van de aanvullingen die aangebracht moeten worden in het effectenonderzoek dat de Waalse Regering laat uitvoeren, aangezien ze uitdrukkelijk vermeldt dat ze betrekking moeten hebben zowel op de compensaties bepaald in haar besluit van 27 april 2006 als op die beslist in haar besluit van 21 maart 2008 alsmede op de afbakeningsvariant waarvan de Waalse Regering op 21 maart 2008 akte heeft genomen, met inbegrip van de daaruit voortvloeiende wijzigingen van de herzieningsomtrek van het gewestplan Doornik-Leuze-Pérulwez; dat de analyse van de afbakeningsvariant in dat opzicht de door de Commissie vastgestelde nieuwe doelstellingen noodzakelijkerwijs in aanmerking zal moeten nemen aangezien ze er de cartografische uitdrukking van is;

Overwegende dat de "Conseil wallon de l'Environnement pour le Développement durable" in zijn advies van 29 april 2008 van mening is dat de nieuwe ontwerp-inhoud rekening houdt met de wijzigingen aangebracht bij het ontwerp van besluit van de Waalse Regering tot aanvulling van het vorige besluit van 27 april 2006;

Overwegende dat de Raad herinnert dat hij in zijn vorige advies van 27 juli 2006 (CWEDD/06/CS.931) wees op de noodzaak om, gezien de omvang van het project, de milieueffecten van de verschillende geplande recreatieactiviteiten te onderzoeken;

Overwegende dat de op 13 juli 2006 aangenomen inhoud van het effectenonderzoek met dat aspect rekening houdt, aangezien hij de analyse van de effecten van het voorontwerp van plan op de interacties tussen de in artikel 42, lid, 2, 8°, van het Wetboek, bepaalde factoren omvat;

Overwegende dat de beheerscommissie van het Natuurpark "Plaines de l'Escaut" in haar advies van 25 april 2008 wenst dat de inhoud van het effectenonderzoek inzake de alternatieve compensatie betreffende de inrichting van een watervlak in "Grand Large" vastgesteld wordt door : - de schatting van de uitvoeringskosten : onderzoek, opruiming, eventuele zuivering van de gronden en het eventuele storten; - de meting van de financiële impact van deze verrichting ten opzichte van de totale investering voor het project;

Overwegende dat de evaluatie van de haalbaarheid van een compensatie op economisch gebied niet via een milieueffectonderzoek op plan kan worden verricht; dat dit criterium niet in artikel 46 van het Wetboek bepaald is; dat er dan ook geen reden is om de inhoud van het effectenonderzoek op dat punt aan te vullen;

Overwegende dat de milieu-impact van de door de Waalse Regering besloten compensatie daarentegen onderzocht moet worden; dat de auteur van het onderzoek in dat opzicht ermee belast moet worden gewag te maken van alle beschikbare inlichtingen die de evaluatie van de al dan niet verontreinigde aard van de weg te graven gronden mogelijk zouden maken; dat de nauwkeurigheidsgraad van het effectenonderzoek op dat punt (bijlage D.3) aangevuld moet worden;

Overwegende dat de beheerscommissie van het Natuurpark "Plaines de l'Escaut" ook van mening is dat de compensatie betreffende de opneming van de zandgroeve van Maubray als natuurgebied niet werkelijk één lijkt te zijn daar ze als domaniaal natuurreservaat erkend is bij besluit van de Waalse Regering van 14 februari 2008 dat in het Belgisch Staatsblad van 21 maart 2008 is bekendgemaakt;

Overwegende dat artikel 42, lid 2, 10bis, van het Wetboek bepaalt dat het effectenonderzoek de door de Regering overeenkomstig artikel 46, § 1, lid 2, 3°, voorgestelde compensaties moet beoordelen, wat de bij dit besluit gevoegde inhoud naleeft; dat de inhoud van het effectenonderzoek op dat punt dan ook niet aangevuld moet worden;

Overwegende dat er nochtans dient te worden aangestipt dat het bij gebrek aan milieubeoordeling van deze compensatie nog te vroeg is zich uit te spreken over de gepastheid van de door de Regering voorgestelde compensatie; dat ook herinnerd moet worden dat de compensaties overeenkomstig artikel 42, lid 2, 10°bis, door de Regering moeten worden bepaald; dat op planologisch gebied de zandgroeve van Maubray momenteel opgenomen is als ontginningsgebied in het gewestplan en dat het voorstel van de Regering om het als natuurgebied op te nemen onbetwistbaar een bijkomende garantie van bescherming van deze site is, die op de lijst voorkomt van de biologisch zeer waardevolle gebieden;

Overwegende dat het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest geen advies heeft uitgebracht binnen de termijn van dertig dagen opgelegd bij het Wetboek; dat zijn advies bijgevolg gunstig geacht wordt overeenkomstig artikel 42, lid 5, van het Wetboek;

Overwegende dat noch de "Conseil régional du Nord-Pas-de-Calais", noch de Prefectuur van de "Région Nord-Pas-de-Calais" advies heeft uitgebracht binnen de termijn van dertig dagen opgelegd bij het Wetboek; dat hun adviezen bijgevolg gunstig geacht worden overeenkomstig artikel 42, lid 5, van het Wetboek;

Overwegende dat het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest in zijn advies van 27 mei 2008 en in het bijzonder de Afdeling Natuur en Bossen evenwel betreurt dat het om een "raadpleging over de vorm en niet over de inhoud" gaat en meent dat "een dergelijk advies gezien hun opdrachten zonder belang is";

Overwegende dat het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Ministerie van het Waalse Gewest zich in de voortzetting van zijn advies uitspreekt over de gepastheid van het project, wat in dit stadium van de procedure niet van tel is, voor zover in artikel 42, lid 4, te lezen staat : "de adviezen hebben betrekking op de omvang en de nauwkeurigheid van de gegevens die het onderzoek moet bevatten"; dat dat advies bovendien, zoals hierboven aangegeven, gunstig geacht is daar het na de termijn is uitgebracht;

Overwegende dat noch de "Conseil régional du Nord-Pas-de-Calais", noch de Prefectuur van de "Région Nord-Pas-de-Calais" advies heeft uitgebracht binnen de termijn van dertig dagen opgelegd bij het Wetboek; dat hun adviezen bijgevolg gunstig geacht worden overeenkomstig artikel 42, lid 5, van het Wetboek;

Overwegende dat de "Conseil régional du Nord-Pas-de-Calais " in zijn advies van 26 mei 2008 nochtans op zijn ongunstige advies betreffende de relevantie van een dergelijk project op de omtrek van het grensoverschrijdende Natuurpark van Henegouwen, d.d. 12 december 2006, wijst;

Overwegende dat dat gepastheidsadvies in dit stadium van de procedure niet het voorwerp is van de aanvraag voor zover artikel 42, vierde lid, van het Wetboek bepaalt dat : "de adviezen betrekking hebben op de omvang en de nauwkeurigheid van de gegevens die het onderzoek moet bevatten"; dat dat advies bovendien, zoals hierboven aangegeven, gunstig geacht is daar het na de termijn is uitgebracht;

Overwegende dat de "Conseil régional du Nord-Pas-de-Calais" ook bemerkingen oppert over het feit dat " de ontwerp-inhoud van de aanvulling van het effectenonderzoek geen rekening houdt met : - de kritische analyse van de motiveringen van het voorontwerp; - de mogelijkheid om van referentiegrondgebied te veranderen om de ligging van dit project te bepalen op een minder kwetsbaar grondgebied ten opzichte met name van het behoud van de natuurlijke omgeving; - het onderzoek van de grote gewestelijke beleidsopties van het "Schéma régional d'Aménagement et de Développement du Terrritoire" (Gewestelijk Plan van Ruimtelijke Ontwikkeling van de "Région Nord-Pas-de-Calais" en van het "Schéma régional de Développement durable du Tourisme et des Loisirs" (Gewestelijk Plan van Duurzame Ontwikkeling van het Toerisme en de Recreatie); - het onderzoek van de het territoriaal beleid van het "Parc naturel régional de Scarpe-Escaut "; - de analyse van de effecten van de ligging van het "Centre européen de Sports de Glisse" met name op de natuurlijke omgeving, op de toekomstige beslissing van de Eerste Minister van de Franse Regering betreffende de vernieuwing van de klassering van het grondgebied "Scarpe-Escaut" als "Parc naturel régional", waarbij onze bezwaren reeds ingebracht in mijn schrijven van 12 december 2006 worden bevestigd";

Overwegende dat deze verschillende elementen deel uitmaken van de inhoud van het effectenonderzoek en in fase I geanalyseerd zijn; dat er geen reden is om de inhoud van het effectenonderzoek op dat punt te wijzigen;

Overwegende dat indien nieuwe elementen sinds de uitvoering van de eerste fase van het onderzoek opgetreden zijn, de auteur van het onderzoek laatstgenoemde moet bijwerken;

Overwegende dat bijlage D.5. van de op 13 juli 2006 aangenomen inhoud van het effectenonderzoek "de verslechtering van de gezondheid gebonden aan lawaai geproduceerd door de voertuigen die het circuit gebruiken, met name, de motorfietsen, en door de verkeerstoename" onder de milieueffecten plaatst die inzake de gevolgen op de menselijke gezondheid en -veiligheid onderzocht moeten worden;

Overwegende de aanleg van een circuit nooit één van de doelstellingen van de Waalse Regering is geweest; dat het klaarblijkelijk om een materiële fout gaat;

Overwegende dat bijlage D.5. op dat punt correctie behoeft, waarbij "de verslechtering van de gezondheid gebonden aan lawaai geproduceerd door de voertuigen die het circuit gebruiken, met name, de motorfietsen, en door de verkeerstoename" heden geplaatst moet worden onder de milieueffecten die inzake de gevolgen op de menselijke gezondheid en -veiligheid onderzocht moeten worden;

Overwegende dat de inhoud van de aanvulling op het effectenonderzoek in bijlage bij dit besluit de draagwijdte van het voorgeschrevene van artikel 42, lid 2, van het Wetboek ruimer omschrijft, waarbij omvang en graad van nauwkeurigheid aangegeven worden van de informatie die in het onderzoek moet voorkomen ten opzichte van de specificiteit van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Pérulwez;

Overwegende dat geen enkel bestanddeel van het aangevulde voorontwerp van herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz vrijgesteld dient te worden van het effectenonderzoek overeenkomstig artikel 46, 22, van het Wetboek;

Overwegende dat de aangevatte procedure voor de herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz voortgezet dient te worden door de bepalingen van artikel 42, lid 2, van het Wetboek uit te voeren;

Op de voordracht van de Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, Besluit :

Artikel 1.Er dient een milieueffectonderzoek uitgevoerd te worden op het voorontwerp van herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz (blad 44/3), aangenomen bij besluit van de Waalse Regering van 27 april 2006 en aangevuld bij het besluit van de Waalse Regering van 21 maart 2008 tot opneming van een recreatiegebied, parkgebieden, bosgebieden, groengebieden, natuurgebieden en landbouwgebieden te Antoing en Péruwelz.

Art. 2.De omvang en de nauwkeurigheidsgraad van de gegevens die het effectenonderzoek voor het gewestplan dient te bevatten, worden vastgesteld in de aangevulde inhoud van het effectenonderzoek, met als opschrift "Bijlage 1 van het bijzonder bestek", als bijlage bij dit besluit.

Art. 3.De Minister van Ruimtelijke Ontwikkeling is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 17 juli 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE

AANGEVULDE INHOUD VAN HET EFFECTONDERZOEK VOOR DE HERZIENING VAN HET GEWESTPLAN DOORNIK-LEUZE-PERUWELZ INLEIDING : Deze inhoud vult de inhoud van het effectenonderzoek aan, dat op 13 juli 2006 door de Waalse Regering is besloten in het kader van het voorontwerp van herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz (blad 44/3) met het oog op de opneming van een recreatiegebied, parkgebieden, bosgebieden, groengebieden en landbouwgebieden te Antoing en Péruwelz.

De aanvulling van het effectenonderzoek heeft betrekking op : - overeenkomstig artikel 5 van het decreet van 20 september 2007, de planologische en alternatieve compensaties besloten door de Waalse Regering krachtens artikel 46, § 1, lid 2, 3°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, zowel die bepaald in haar besluit van 27 april 2006 als die vastgesteld in haar besluit van 21 maart 2008; - de analyse van de afbakeningsvariant waarvan de Waalse Regering op 21 maart 2008 akte heeft genomen; met inbegrip van de daaruit voortvloeiende wijzigingen van de omtrek van de herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz.

Om de globale coherentie van het effectenonderzoek te waarborgen, is de aanvulling van de inhoud van het effectenonderzoek in de inhoud vastgesteld bij het besluit van de Waalse Regering van 13 juli 2006 gevoegd en wordt ze in vette en cursieve letter in de oorspronkelijke tekst vermeld.

De auteur van het effectenonderzoek moet oordelen of wel dieper ingegaan moet worden op de gegevens die hij in zijn uitwerking zou aantreffen. 1.A. Het voorontwerp van herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz, aangenomen bij besluit van de Waalse Regering van 27 april 2006, bevat de opneming, op het grondgebied van de gemeenten Antoing en Pérulwez : * van recreatiegebieden van ongeveer 110 ha die hoofdzakelijk bezet worden door de onthaalstructuren (parkeerterrein, restaurant...), het glijcentrum, het zwemparadijs, huisvestingsstructuren,... * van parkgebieden voor de installatie van een golfterrein, boomhutten en groengebieden, uitgevoerd met zorg voor het landschapsschoon. Dat gebied neemt een oppervlakte van ongeveer 64 hectaren in; * van bosgebieden die het niet in bedrijf genomen gedeelte van de groeve betreffen en die tegelijk kunnen zorgen voor de compensatie van de gedeeltelijke ontbossingen en de versterking van de reeds aanwezige bosomgeving; * van groengebieden die een globaal beheer van reeds aanwezige groengebieden mogelijk zullen maken; * van de waterplassen die het bestaande aquatische milieu versterken; van de kleine landbouwgebieden.

Drie alternatieve compensaties worden bepaald in het besluit van 27 april 2006, namelijk - de oprichting van een rechtstreekse toegang naar de N52 via de grote weg voor het verkeer gebonden aan de ontginning van het zandgebied; de financiering van deze wegen zou ten laste komen van de operator na aftrek, in voorkomend geval, van het gesubsidieerde gedeelte; - de verkeersverbinding met de bus tussen de stations en het Centrum; de financiering van deze verkeersverbindingen zou ten laste komen van de operateur na aftrek, in voorkomend geval, van het door de "TEC" gesubsidieerde gedeelte; - de sluiting van een overeenkomst tussen de Afdeling Natuur en Bossen van het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu en een VZW belast met de valorisatie en het beheer van het domein om te zorgen voor een milieubeheer van de interessante biotopen die in het domein waarin het Centrum opgericht moet worden, aanwezig zijn en om een beheersplan op te maken, waarbij het Europees Centrum voor Natuur- en Glijsporten een jaarlijkse dotatie stort aan bovengenoemde VZW, waarvan de samenstelling, de ruimte waarin geïntervenieerd wordt en de actiegebieden, de administratieve beheersmodaliteiten en de dotatie met de partners bepaald zullen moeten worden. Deze overeenkomst zal aan de Regering ter goedkeuring worden voorgelegd uiterlijk op de datum van de definitieve goedkeuring van de wijziging van het gewestplan Doornik-Leuze-Antoing.

Overigens bepaalt het besluit van de Waalse Regering van 27 april 2006 dat wat de planologische compensaties betreft, 18,40 ha recreatiegebieden, naast de hierboven vermelde compensaties die bij de herziening van het gewestplan verricht zijn, overgedragen kunnen worden naar gebieden die niet voor de bebouwing bestemd zijn, nl. : - de noordrand van de site van het Centrum (1,60 ha) die van het recreatiegebied naar het bosgebied zou moeten worden overgedragen; - de noordrand van de "Grand Large" (9,00 ha) die van het recreatiegebied naar het landbouwgebied zou moeten worden overgedragen; - het recreatiegebied ten oosten van de Schelde (7,80 ha) ten noordwesten van het Centrum, dat voor het groengebied zou worden bestemd. 1.B. Het voorontwerp van herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz aangenomen bij besluit van de Waalse Regering van 21 maart 2007 tot aanvulling van het besluit van de Waalse Regering van 27 april 2006 tot herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz en tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het plan met het oog op de opneming van een recreatiegebied, parkgebieden, bosgebieden, groengebieden en landbouwgebieden te Antoing en Péruwelz, met het oog op de bepaling van aanvullende compensaties overeenkomstig artikel 46, § 1, lid 27 3°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium.

Bij dit besluit wordt hetgeen volgt opgelegd : - als planologische compensatie, de opneming van groengebieden en van een natuurgebied het grondgebied van de gemeente Antoing; - als alternatieve compensatie, de aanleg van een waterplas bij de "Grand Large"; de financiering van deze aanleg zou ten laste komen van de operator van het centrum na aftrek, in voorkomend geval, van het gesubsidieerde gedeelte; een overeenkomst zal ter goedkeuring aan de Regering worden voorgelegd uiterlijk op de datum van de definitieve goedkeuring van het wijziging van het gewestplan Doornik-Leuze-Antoing (lees Doornik-Leuze-Péruwelz). 2.Omvang van het effectenonderzoek en nauwkeurigheidsgraad van de gegevens (art. 42, lid 2, van het WWROSP) 2.1. Omvang De opneming van waterplassen, landbouwgebieden, bosgebieden, groengebieden, parkgebieden, natuurgebieden beantwoordt ofwel aan de wil om feitelijke toestanden te bevestigen en te versterken (bestaande milieus : bossen, vochtige gebieden of groengebieden), ofwel aan de wil om gebieden op te nemen die het landschapsschoon moeten bewaren.

Bossen, vochtige gebieden of groengebieden), ofwel aan de wil om gebieden op te nemen die het landschapsschoon moeten bewaren.

Aangezien deze nieuwe bestemmingen geen niet te verwaarlozen effecten op het leefmilieu kunnen hebben, zal het overeenkomstig artikel 42, eerste lid, van het Wetboek uit te voeren effectenonderzoek van het plan betrekking hebben op de gehele omtrek van het "Centre européen des Sports de Nature et de Glisse" alsmede op de door de Waalse Regering overeenkomstig artikel 46 van het Wetboek vastgestelde compensaties. 2.2. Nauwkeurigheidsgraad van de gegevens Het hieronder overwogen bestek is een standaarddocument waarvan de precisiegraad geacht wordt voldoende te zijn wat betreft artikel 42 van het Wetboek.

Rekening houdende met de specificiteit van het voorontwerp blijkt het nodig te zijn twee verschillende methodes te gebruiken voor de evaluatie van de behoeften (fase B).

Het onderzoek van de menselijke, sociaal-economische en milieueigenschappen wordt verricht op de schaal van een grondgebied dat beantwoordt aan de maatstaf van de twee gebruikte onderzoeksschalen : mesogeografisch niveau van een referentiegrondgebied (fase C), microgeografisch niveau van een grondgebied voor het onderzoek van de ecologische kwetsbaarheden en drukfactoren (fase D);

Ten slotte worden de wijzigingsfactoren van de omgeving en de bestanddelen die de feitelijke en de rechtstoestand vormen, in de bijlage geïnventariseerd; in dat geval moeten de auteurs van het milieueffectenonderzoek slechts de relevante factoren bij de analyse betrekken.

Het effectenonderzoek van het plan moet een zo groot mogelijk aantal gegevens vermelden die vereist worden voor de effectbeoordeling betreffende de aanvraag om herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz.

FASE A OMSCHRIJVING EN ANALYSE VAN HET DOEL, VAN DE DOELSTELLINGEN EN MOTIVERINGEN VAN HET WIJZIGINGSVOORONTWERP VAN PLAN A1 Omschrijving Hier moeten alleen het doel, de doelstellingen en de motiveringen van de Waalse Regering zoals ze worden vermeld in het besluit tot aanneming van het wijzigingsvoorontwerp van plan en zonder kritische analyse omschreven en bepaald worden. (Overeenkomstig punt 1° partim van artikel 42, tweede lid van het Wetboek.) A.1.1. Doel van de herziening Omschrijving van de in het gewestplan aangebrachte wijziging (bestemmingsgebieden, hoofdzakelijke infrastructuren en omtrekken) en de daaraan gebonden cartografie.

Omschrijving van de bijkomende voorschriften (art. 23, tweede lid, 2°) en andere inrichtingsmaatregelen (art. 2°, tweede lid, 3°) bedoeld in het voorontwerp (zie bijlage A).

A.1.2. Identificatie en explicitatie van de doelstellingen van het voorontwerp Onder doelstellingen van het voorontwerp worden verstaan de doelstellingen die de Waalse Regering nastreeft door het wijzigingsvoorontwerp van het gewestplan.

A.1.3. Identificatie en explicitatie van de motiveringen van het voorontwerp Onder motiveringen van het voorontwerp worden verstaan de redenen waarvoor de opmaking van het voorontwerp noodzakelijk is voor de realisatie van de doelstellingen.

A2 Analyse Doel is hier over te gaan tot een eerste analyse van de coherentie van de doelstellingen van het wijzigingsvoorontwerp van het gewestplan ten opzichte van de gewestelijke opties.

Op te merken valt dat de kritische analyse van de motiveringen van het voorontwerp in dit stadium onmogelijk is. Ze zal worden gevoerd als algemene conclusie (fase F) wanneer het geheel van de beoordelingselementen beschikbaar zullen zijn.

A.2.1. Onderzoek van de overeenstemming van de doelstellingen van het voorontwerp met de gewestelijke opties Hier moet worden nagegaan of de doelstellingen van het voorontwerp verenigbaar zijn met de in de gewestelijke oriëntatiedocumenten voorgestelde opties : - het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan : project van ruimtelijke structuren en inrichtingsprinciepen; - het milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling; - het Toekomstcontract; - de gewestelijke beleidsverklaring...

Gezien de bijzondere ligging van het ontwerp wordt erover gewaakt dat het ontwerp aangepast is aan het beheersplan van het "Parc naturel des Plaines de l'Escaut".

Dit punt legt een verband tussen het voorontwerp van plan en de andere relevante plannen en programma's (art. 4, tweede lid, 1° partim van het Wetboek) en identificeert de relevante doelstellingen van de milieubescherming ten opzichte van het voorontwerp (art. 42, tweede lid, 7° partim van het Wetboek).

A.2. 2. Validering van het type zonering/infrastructuur opgenomen in het voorontwerp Er moet worden nagegaan of het type gebied of infrastructuur opgenomen in het voorontwerp aangepast is aan de door de Waalse Regering nagestreefde doelstellingen. In het bijzonder dient te worden aangetoond dat de inrichtingen die in de parkgebieden voorzien zijn, die bestemming niet in gevaar brengen.

A.2.3. Onderzoek van de overeenstemming van het voorontwerp met de vigerende reglementeringen Er moet worden nagegaan of het voorontwerp met de vigerende reglementeringen en in het bijzonder artikel 46 van het Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium overeenstemt.

A.2.4. Identificatie/validering van het referentiegrondgebied Het referentiegrondgebied stemt over 't geheel genomen overeen met het mesogeografisch niveau van de beoordeling van de behoeften (onder voorbehoud van de hierna vermelde overwegingen) en van de keuze van de ligging, met wat het Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium "bedoeld grondgebied" in artikel 42, tweede lid, 3°, noemt. Het is het grondgebied dat overwogen moet worden om de relevantie van de wijziging van het gewestplan op dat niveau na le leven. Het grondgebied moet dus variëren naar gelang van de doelstellingen van de herziening of het soort betrokken grondgebied resp. infrastructuur.

Twee denkbeeldige situaties zijn te onderscheiden : - het referentiegrondgebied wordt in het besluit van de Waalse Regering bepaald en de auteur van het onderzoek moet er de relevantie van verifiëren; - als er geen territoriale referentie is in het voorontwerp, moet de auteur van het onderzoek er één voorstellen.

Wanneer de Waalse Regering als doelstelling heeft te voldoen aan behoeften aan ruimte voor een bepaalde bestemming in een bepaald grondgebied (nood aan een bedrijfsruimte in een werkgelegenheidsgebied, aan een woongebied in een gemeente, aan een recreatiegebied in een toeristische vallei,...) en wanneer het in het gewestplan op te nemen gebied bijgevolg in dit grondgebied gelegen moet zijn, is het referentiegrondgebied het grondgebied waarvan de behoeften worden geëvalueerd (punt B) en waarin de liggingsvarianten (punt C) gezocht zullen worden.

Wanneer de Regering als doelstelling heeft de installatie of de ontwikkeling van een bepaald project in het algemeen op een bepaalde site mogelijk te maken en wanneer het bijgevolg niet relevant is het begrip "behoeften aan ruimte van een bepaald gebied" te gebruiken, is het referentiegrondgebied alleen het grondgebied waarin liggingsvarianten zullen worden gezocht, aangezien de beoordeling van de behoeften op grond van een ontwikkelingsperspectief bepaald op een meer aangepaste schaal (b.v. internationaal verzorgingsgebied) wordt verricht.

De projectontwerper zal de methode bepalen die overwogen wordt om het referentiegebied te identificeren of te valideren.

A.2.5. Synthese Het benadrukken van de doelstellingen van het voorontwerp ten opzichte van hun verenigbaarheid met de gewestelijke uitdagingen en conclusies over het referentiegrondgebied.

FASE B VALIDERING VAN DE SOCIAAL-ECONOMISCHE BEHOEFTEN DIE HET VOORONTWERP RECHTVAARDIGEN B.1.Voorontwerp B.1.1. Evaluatie van de aanvraag en bepaling van ontwikkelingsperspectieven voor de plaatselijke economische activiteiten. Omschrijving van de menselijke en sociaal-economische eigenschappen van het referentiegrondgebied - Identificatie van de potentialiteiten (troeven en opportuniteiten) en menselijke en sociaaleconomische drukfactoren (zwakheden en bedreigingen). Alleen de ten opzichte van het voorontwerp relevante elementen moeten overwogen worden.

B.1.2. Gevolgen van in B.1.1. samengevatte ontwikkelingsperspectieven over de natuur en de dimensionering van de voor de verschillende activiteiten nodige ruimten.

Identificatie van de liggingscriteria die voldoen aan de doelstellingen van het voorontwerp van gewestplan, aan de gewestelijke opties en aan de vigerende reglementeringen.

Identificatie en evaluatie van het relevante aanbod (= dat voldoet aan de liggingscriteria) binnen het referentiegrondgebied.

B.1.3. Conclusie wat betreft de onmogelijkheid (of de mogelijkheid) om het in punt B.1.2. bedoelde project uit te voeren in de huidige stand van het gewestplan.

FASE C GELDIGVERKLARING VAN DE LIGGING Het gaat er hier om op schaal van het referentiegrongebied de ligging van het voorontwerp al dan niet geldig te verklaren : - ten opzichte van de gewestelijke opties die op dit grondgebied toepasselijk zijn; - naar gelang van de liggingscriteria die in fase B geïdentificeerd zijn of tijdens fase C geïdentificeerd moeten worden (naar gelang van de doelstellingen van het voorontwerp, van de princiepen inzake ruimtelijke ordening en van de vigerende reglementeringen); - rekening houdende met de menselijke, sociaaleconomische en ecologische potentialiteiten en drukfactoren van bovengenoemd grondgebied; en, in voorkomend geval, liggingsvarianten die voldoen aan deze elementen binnen dat grondgebied te zoeken. (Stemt gedeeltelijk overeen met punt 11° van artikel 42, tweede lid, van het Wetboek - zie ook fase D en E) C.1.Analyse. Analyse van de menselijke, sociaaleconomische en milieueigenschappen van het referentiegrondgebied Het gaat om de bepaling op mesogeografisch niveau van de menselijke, sociaaleconomische en milieueigenschappen van het referentiegrondgebied. De nadruk moet worden gelegd op zijn potentialiteiten (troeven en opportuniteiten) en drukfactoren (zwakheden en bedreigingen) voor de opneming van de overwogen gebieden en daarvan moet een cartografische synthese worden gemaakt. (Stemt overeen met punt 3° partim van artikel 42, tweede lid, van het Wetboek).

Een bijzondere aandacht zal worden besteed aan de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, zoals die aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 79/409/EG en 92/43/EG. (punt 5° van art. 42, lid 2, van het Wetboek ) en als het voorontwerp voorziet in de opneming van woongebieden en in gebieden of infrastructuren die door het publiek vaak worden bezocht, aan de inrichtingen met een hoog risico voor de personen, goederen of het leefmilieu in de zin van Richtlijn 96/82/EG. (punt 6° partim van art. 42, tweede lid, van het Wetboek).

C.2. Ruimtelijke overschrijving van de grote gewestelijke opties Het gaat er om de visie die door de gewestelijke oriënterende documenten aan het referentiegrondgebied wordt verleend over te schrijven en er een cartografische synthese van te maken. De volgende documenten moeten onderzocht worden : - het gewestelijk ruimtelijk ontwikkelingsplan, in het bijzonder het project van ruimtelijke structuur; - het milieubeleidsplan voor de duurzame ontwikkeling; - het Toekomstcontract; -de gewestelijke beleidsverklaring...

Dit punt verbindt het voorontwerp van plan met de andere relevante plannen en programma's (art. 42, tweede lid, 1°, partim van het Wetboek) op de schaal van het referentiegrondgebied.

C. 3. Herinnering/identificatie van de liggingscriteria Hier gaat het erom aan de liggingscriteria die in fase B (in casu in B.2.2.1) geïdentificeerd zijn, te herinneren, of in voorkomend geval ze te identificeren naar gelang van de doelstellingen van het voorontwerp, van de princiepen inzake ruimtelijke ordening en van de vigerende reglementeringen.

C.4. Geldigverklaring van de ligging van het voorontwerp Hier gaat het erom de relevantie van de ligging van het wijzigingsvoorontwerp van gewestplan te onderzoeken ten opzichte van de liggingscriteria die in fase B of in punt C.3 geïdentificeerd zijn, van de analyse van de eigenschappen van het referentiegrondgebied (C.1) en van de daarop toepasselijke grote gewestelijke opties (C.2).

C.5. Keuze van liggingsvarianten Als het studiebureau van mening is dat het zoeken naar liggingsvarianten niet gerechtvaardigd is, moet het zijn positie ernstig motiveren.

Doel is liggingsvarianten voor het voorontwerp te zoeken en aan te nemen door de liggingscriteria die in fase B of in punt C.3 geïdentificeerd zijn op het referentiegrondgebied toe te passen met inachtneming van de analyse van de eigenschappen van het referentiegrondgebied (C.1) en van de daarop toepasselijke grote gewestelijke opties (C.2).

Deze poging kan indien nodig in twee etappes uitgevoerd worden : - het zoeken naar potentiële sites voor liggingsvarianten C.6. Schatting van de kosten en termijnen van de uitvoering van het voorontwerp en zijn liggingsvarianten Dit punt moet met name de kosten ten laste van de privéoperatoren en die ten laste van de gemeenschap (MET, grossiersbedrijven, gemeenten, intercommunales...) onderscheiden.

C.7. Synthese : vergelijking van het voorontwerp van plan en van zijn liggingsvarianten Deze vergelijking is gegrond op een tabel met de voor- en nadelen van het voorontwerp en van de verschillende liggingsvarianten voor met name de volgende elementen : - de gewestelijke opties die op dit grondgebied toepasselijk zijn; - de liggingscriteria (met inbegrip van de doelstellingen van het voorontwerp, de princiepen inzake ruimtelijke ordening en de vigerende reglementeringen); - de menselijke, sociaaleconomische en ecologische potentialiteiten en drukfactoren van bovengenoemd grondgebied; de kosten en termijnen.

C. 8. Analyse van de impact van de planologische en alternatieve compensaties.

FASE D VALIDERING VAN DE AFBAKENING EN VAN DE ONTSLUITING Op microgeografische schaal moeten de afbakening en de uitvoering van het voorontwerp en van elke liggingsvariant gepreciseerd worden ten gevolge van de gedetailleerde analyse van zijn studieomtrek. Als verschillende liggingsvarianten aan het einde van fase C in overweging worden genomen, moet fase D herhaald worden voor elke van de liggingsvarianten. De studieomtrek is het gebied dat bij het voorontwerp of een liggingsvariant betrokken zou kunnen zijn of dat drukfactoren zou kunnen vertonen voor de geplande ligging. Hij kan dus verschillend zijn naar gelang van het overwogen element van de bestaande toestand aangezien hij afhankelijk is van de aard van het overwogen omgevingselement (min of meer gevoelig voor de aan het project inherente wijzigingsfactoren van de omgeving) of van de overwogen drukfactor. (Stemt gedeeltelijk overeen met punt 11° van artikel 42, tweede lid, van het Wetboek - zie ook fase C en E) D.1. Identificatie van de aan het project inherente wijzigingsfactoren van de omgeving De componenten van het project die de omgeving zouden kunnen storen, worden geïdentificeerd en gerangschikt (volgens 3 graden bij voorbeeld : hoge, gemiddelde en kleine verstoring) volgens de omvang van deze storingen in drie stadia : de uitrusting van het gebied en de bouw van installaties; de werkingsfase van de activiteiten; de meest in de toekomst gelegen saneringsfase van de bedrijfsruimte.

De te onderzoeken storende componenten van de omgeving worden in bijlage D.1 vermeld zonder volledigheid na te streven.

D.2. Beschrijving van de bestaande rechtstoestand De in overweging te nemen elementen van de bestaande rechtstoestand zijn degene die dreigen te lijden onder de effecten van de in D.1 geïdentificeerde wijzigingsfactoren van de omgeving, die men "kwetsbaarheden van de omgeving" (punt 4°van art. 42, tweede lid, van het Wetboek) zal noemen, of die drukfactoren vormen voor de geplande ligging. Ze moeten het voorwerp uitmaken van een cartografie.

Een bijzondere aandacht zal worden besteed aan de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, zoals die aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 79/409/EG en 92/43/EG. (punt 5° van art. 42, lid 2, van het Wetboek).

Bijlage D.2. stelt een onvolledige inhoud van een bestaande rechtstoestand voor.

D.3. Beschrijving van de feitelijk bestaande situatie De elementen van de bestaande feitelijke toestand die in overweging genomen moeten worden zijn degene die de gevolgen dreigen te ondergaan van de wijzigingsfactoren van het leefmilieu zoals opgesomd in D.1. die als "kwetsbare leefmilieufactoren" bekend zijn (punt 4° van art. 42, tweede lid, van het Wetboek) of die drukfactoren op de voorziene aanleg uitmaken. Ze moeten het voorwerp uitmaken van een cartografie.

Er zal een inventaris worden opgesteld van de categorieën habitats en soorten met inbegrip van de bosbouwsoorten.

Overigens wordt er in het onderzoek naar het menselijk milieu rekening gehouden met de bijzondere aspecten van de gebieden van het "Parc naturel des Plaines de l'Escaut" en van het "Parc naturel Scarpe - Escaut" die samen het "Parc naturel transfrontalier du Hainaut" vormen.

Een bijzondere aandacht zal worden besteed aan de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, zoals die aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 79/409/EG en 92/43/EG. (punt 5° van art. 42, lid 2, van het Wetboek) en als het voorontwerp voorziet in de opneming van woongebieden en in gebieden of infrastructuren die door het publiek vaak worden bezocht, aan de inrichtingen met een hoog risico voor de personen, goederen of het leefmilieu in de zin van Richtlijn 96/82/EG. (punt 6° partim van art. 42, tweede lid van het Wetboek).

Een bijzondere aandacht zal ook worden besteend aan de opneming van gebieden waarin bedrijven zich zouden kunnen vestigen die een hoog risico vertonen voor de personen, de goederen of het leefmilieu in de zin van Richtlijn 96/82/EG. (punt 6° partim van art. 42, tweede lid, van het Wetboek).

Het past ook om de waarschijnlijke evolutie van de leefmilieutoestand te onderzoeken als het plan niet wordt uitgevoerd (punt 3° partim van art. 42, tweede lid, van het Wetboek).

D.4. Voorstelling van de afbakenings- en uitvoeringsvarianten Doel is vanuit de in D.2 en D.3 bepaalde kwetsbaarheden en drukfactoren over te gaan tot een eerste identificatie van afbakenings- of uitvoeringsvarianten van het voorontwerp en, in voorkomend geval, van de aan het einde van fase C overwogen liggingsvarianten. Dit kan in voorkomend geval leiden tot de hypothese dat de omtrekken en de bijkomende, daarop betrekking hebbende voorschriften gewijzigd worden. De varianten hebben met name als doel de milieueffecten te beperken en de liggingsverplichtingen in aanmerking te nemen. Een gelijkwaardige denkoefening zal in punt D.6. uitgevoerd worden na beoordeling van de milieueffecten van de hier geïdentificeerde varianten.

De afbakeningsvarianten zijn wisseloplossingen voor de omtrek van het gebied.

De uitvoeringsvarianten omvatten de bijkomende voorschriften of de andere denkbare inrichtingsmaatregelen (zie bijlage A).

D.5. Beoordeling van de waarschijnlijke niet-verwaarloosbare effecten bij de verschillende stappen voor de uitvoering van de afbakenings- en uitvoeringsvarianten (Stemt overeen met de punten 8° en 9° van art. 42, tweede lid, van het Wetboek) Doel is de storende componenten van de in punt D.4. bepaalde varianten in verband te brengen met de in D.2. en D.3. bedoelde kwetsbaarheden van de omgeving om de waarschijnlijke niet-verwaarloosbare effecten (cumulatieve secundaire synergische, korte-, middelange- en langetermijneffecten, permanente en tijdelijke zowel positieve als negatieve effecten) op het leefmilieu alsmede op de landbouw- en bosactiviteit duidelijk te maken.

Deze analyse moet in drie stadia gevoerd worden : de uitrusting van het gebied en de bouw van installaties; de werkingsfase van de activiteiten; de meest in de toekomst gelegen saneringsfase van de bedrijfsruimte.

Met deze analyse moet worden vastgesteld of de in het voorontwerp van plan en zijn varianten (inzake ligging/afbakening/uitvoering) voorgestelde inrichting belangrijke effecten zou kunnen hebben op het leefmilieu van de aangrenzende Gewesten met het oog op de eventuele toepassing van de bepalingen van artikel 43, § 2, van het Wetboek, zoals gewijzigd bij het decreet van 3 februari 2005.

D.5.1. Identificatie van de voornaamste milieueffecten De te onderzoeken milieueffecten worden opgesomd in bijlage D.5.

D.5.2. Vergelijking van de varianten Opmaking van een synoptische tabel voor de vergelijking van de verschillenden afbakenings- en uitvoeringsvarianten naar gelang van hun effecten op het milieu.

D.6. Onderzoek van de maatregelen die moeten worden genomen om de negatieve effecten van de afbakenings- en uitvoeringsvarianten te beperken (Stemt overeen met punt 10° van art. 2, tweede lid, van het Wetboek) D. 6. 1. Voorstelling van de te nemen maatregelen Doel is de maatregelen die moeten worden genomen om de negatieve effecten van de in D.4. bepaalde verschillende afbakenings- en uitvoeringsvarianten te beperken, te identificeren.

Het kan gaan om : - een aanpassing van aangrenzende zoneringen; - bijkomende voorschriften; - en andere inrichtingsmaatregelen.

D.6.2. Doeltreffendheid van de maatregelen en schatting van de (niet-reduceerbare) residuele effecten van elke variant D.6.3. Vergelijking van de verschillende varianten D.7. Schatting van de kosten en termijnen van de uitvoering van de verschillende afbakenings en uitvoeringsvarianten De in D 4. oorspronkelijk bepaalde afbakenings- en uitvoeringsvarianten maken ook het voorwerp uit van een evaluatie.

D.8. Synthese Wordt per hoofdstuk uitgewerkt.

FASE E SYNTHESE VAN DE EVALUATIE (Stemt gedeeltelijk overeen met punt 11° van art. 42, tweede lid, van het Wetboek) Opmaking van een vergelijkende tabel van voor- en nadelen van de tijdens fase D bepaalde verschillende afbakenings- en uitvoeringsvarianten voor het voorontwerp en de in fase C overwogen liggingsvarianten.

Commentaren van deze tabel ten opzichte met name van de naleving van artikel 1, § 1,van het Wetboek (punt 2° van art. 42, tweede lid, van het Wetboek) en van de inachtneming van de in punt A.2.1 (punt 7, partim van art. 42, tweede lid, van het Wetboek) bepaalde doelstellingen van de milieubescherming met inbegrip van de kritische analyse van de motiveringen van het voorontwerp.

Met deze synthese moet worden vastgesteld of de in het voorontwerp van plan en zijn varianten (inzake ligging/afbakening/uitvoering) voorgestelde inrichting belangrijke effecten zou kunnen hebben op het leefmilieu van de aangrenzende Gewesten met het oog op de eventuele toepassing van de bepalingen van artikel 43, § 2, van het Wetboek, zoals gewijzigd bij het decreet van 3 februari 2005.

FASE F AANVULLINGEN F.1.Omschrijving van de evaluatiemethode en van de gerezen moeilijkheden (punt 12° van art. 42, tweede lid) Doel is de specifieke elementen van de evaluatiemethode te beschrijven en de moeilijkheden te bepalen die met name tijdens de verzameling van gegevens en de methodes voor de schatting van de behoeften ondervonden zijn.

F.2. Grenzen van het onderzoek Het betreft de punten van het onderzoek die in de milieueffectbeoordelingen diepgaand onderzocht zouden moeten worden, die op de concrete projecten uitgevoerd zullen worden.

F.3. In het vooruitzicht gestelde maatregelen voor de opvolging van de belangrijke milieueffecten van de uitvoering van het wijzigingsvoorontwerp van gewestplan (punt 13° van art. 42, tweede lid) Doelstelling is om in een vroegtijdig stadium de onvoorziene negatieve effecten op te sporen en zo de geschikte correctiemaatregelen te kunnen invoeren.

Zaak is, de lijst op te maken van de niet-verwaarloosbare effecten, opvolgingsindicatoren voor die effecten voor te stellen, berekeningswijze ervan, de gebruikte gegevens en hun bron, evenals hun grenswaarden.

Niet-technische samenvatting (maximum 30 bladzijden + illustratie), met inbegrip van de aanvulling van de inhoud van het effectenonderzoek Bijlage A Bijkomende voorschriften en andere inrichtingsmaatregelen De in artikel 23, tweede lid, 2°, van het Wetboek bedoelde bijkomende voorschriften worden bepaald in artikel 41 en kunnen met name betrekking hebben op : 1° de bepaling van de bestemming van de gebieden;2° de fasering van hun bezetting;3° de omkeerbaarheid van de bestemmingen;4° de dichtheid van de gebouwen of woningen;5° de verplichting om een gemeentelijk plan van aanleg voorafgaand aan hun uitvoering uit te werken;6° de verplichting om een voorafgaand gemeentelijk stedenbouwkundig reglement op te maken of nog op elk andere type voorschrift inzake stedenbouw of planologie. De in artikel 23, tweede lid, 2°, van het Wetboek bedoelde andere inrichtingsmaatregelen omvatten met name : * de in of buiten de site geplande uitrustingen (infrastructuren voor vervoer, water-, gas-, elektriciteitaanvoer, riolering/zuivering); * de voorzieningen voor het milieubeheer en voor de vermindering van de effecten (zuiveringsstation, vergaarkom,...); * de maatregelen voor landschapsintegratie.

Bijlage D.1.

Storende componenten van de omgeving Storende componenten gebonden aan de mobilisatie of de consumptie van natuurlijke hulpbronnen : * Immobilisatie van de grond en ondergrond (winning uit de grond en de ondergrond ten opzichte van andere bestaande en potentiële menselijke activiteiten); * Waterconsumptie Storende componenten gebonden aan de lozingen en emissies van de activiteiten : * Geluidshinder. * Vaste, vloeibare en gasachtige lozingen, afvalstoffen.

Storende componenten of risico's gebonden aan de opslag van producten Grondstoffen, processtoffen, producten, bijproducten, afvalstoffen,...

Storende componenten gebonden aan de mobilisatie van de infrastructuren en openbare uitrustingen binnen en buiten de site * Mobilisatie van de wegen - verkeer. * Mobilisatie van de parkeerplaatsen. * Mobilisatie van de aanvoeruitrustingen (rechtverkrijgenden : water, elektriciteit, pijpleidingen,..). * Mobilisatie van de infrastructuren voor opvang en zuivering van afvalwater.

Bijlage D.2.

Bestaande rechtstoestand.

De volgende elementen moeten overwogen worden : * De omtrekken en de reglementaire inrichtingsgebieden : gedecentraliseerde gemeenten en/of gemeenten die een gemeentelijk stedenbouwkundig reglement hebben goedgekeurd, omtrekken van gemeentelijke plannen van aanleg, gemeentelijk rioleringsplan, omtrekken vastgesteld in toepassing van het algemeen reglement op de bouwwerken in landelijk gebied,...; * De territoriale elementen onderworpen aan een bijzondere regelgeving : juridisch statuut van het wegennet en van de verbindingswegen; juridisch statuut van de bossen en wouden, autonoom net voor traag verkeer... * De vergunningsomtrekken met beperking van het burgerlijk recht : omtrekken van de bestaande verkavelingen, omtrekken waarvoor het rampfonds is tegemoetgekomen, onroerende goederen onderworpen aan het recht van voorkoop, onroerende goederen onderworpen aan de onteigening ten algemenen nutte... * De omtrekken gebonden aan de beleidsvormen inzake operationele inrichting : ruilverkavelingsomtrekken, stadsheroplevingsomtrekken, stadsvernieuwingsomtrekken, bevoorrechte initiatiefgebieden... * De patrimoniale omtrekken en sites : beschermde monumenten en sites met inbegrip van de archeologische opgravingen, monumentaal erfgoed van België, lijst van de bomen en bijzondere hagen... * de omtrekken van de ecologische drukfactoren. * De landschappelijk waardevolle omtrekken : afbakening van de landschappelijk waardevolle omtrekken zoals opgenomen in het gewestplan.

Bijlage D.3.

Bestaande feitelijke situatie.

Biofysisch milieu : * Lucht en klimaat (waarvan windrichting) * Oppervlakte- en grondwater. * Grond en ondergrond (waarvan het reliëf en de identificatie van afzettingen met een te beschermen hoge economische of patrimoniale waarde). * Biotopen. * Risico's op natuurrampen en geotechnische drukfactoren waaraan de studieomtrek onderworpen is : * overstromingen; * karstnatuurfenomenen; * mijnrisico; * instorting; * grondverschuiving; * aardbevingsrisico. * al dan niet verontreinigde aard van de weg te graven gronden; * Landschappelijk waardevolle omtrekken (naar gelang van de krachtlijnen van het landschap en de aanwezigheid van uitzonderlijke uitzichten).

Menselijk milieu. * Geluids- en geuromgeving. * Ligging van de woongebieden, stedenbouwkundige structuur en architecturale vorm van het bebouwd gedeelte en van de openbare ruimten. * culturele en natuurlijke erfgoederen. * Landschap en visuele omgeving. * Infrastructuren en uitrustingen. * Het verkeer van de langzame vervoermiddelen. * Aanwezigheid van onroerende goederen of van een beschermde site. * Net van openbare vervoersmiddelen en frequenties - bereikbaarheidskaarten.

De menselijke activiteiten. * Aard en eigenschappen van de huidige en potentiële activiteiten (in het kader van het huidige gewestplan). * Gevoelige sociaal-culturele uitrustingen. * Andere menselijke bezigheden gevoelig voor de storende activiteiten. * Landbouwactiviteiten. * Andere economische activiteiten.

Bijlage D.5.

Milieueffecten.

Effecten op lucht en klimaat. * Eventuele verstoring van het microklimaat door hoge gebouwen (schaduw, turbulentie aan de voet van hoogbouw...). * Eventuele deelneming aan de mistvorming door de emissie van stoffen in de lucht onder gunstige spreidingsvoorwaarden. * Impact ten opzichte van het protocol van Kyoto, de opties gekozen inzake energieproductie en -gebruik.

Effecten op het oppervlakte- en grondwater. * Wijziging van het hydrogeologische stelsel van de waterhoudende en hydrologische lagen van de waterlopen gebonden aan de impregnatie van de gronden door de gebouwen en inrichtingen in de bodem (wegen en parkeerplaatsen). * Wijziging van de chemische en microbiologische kwaliteit en van de troebelheid van de waterlopen gebonden aan de lozingen van regen- en gezuiverd water. * Wijziging van het stelsel van de waterlopen gebonden aan de lozingen van regen- en gezuiverd water. * Gevaar voor toevallige verontreiniging gebonden met name aan de opslag van producten of afvalstoffen. * Mogelijk gebruik van plaatselijke watervoorraden door het putten. * Karststelsel en instortingen door de bronbemaling van de lagen. * Impact van de waterwinningen op de stand van de bestaande waterlagen en daardoor op de vochtigheidsgraad van de plaatselijke en/of gewestelijke vochtige gebieden en van de effecten van de zuivering van het afvalwater van het ontwerp in het zuiveringsstation van Hollain, zowel voor het aan te leggen leidingennetwerk als voor de verhoging van de capaciteit van het station van Hollain. * Effecten op de grond en ondergrond. * Onomkeerbare immobilisatie van de grond en ondergrond gebonden aan de ligging van de gebouwen en aan inrichtingen van de bodem door de wegen en parkeerplaatsen. * Gevaar voor toevallige verontreiniging gebonden met name aan de opslag van producten of afvalstoffen. * Kaarst- en/of mijninstortingen met hoge risico's.

Effecten op de fauna en de flora. * Verwoesting en/of opdeling van de biotopen gebonden aan de ligging van de gebouwen, aan de inrichtingen van de bodem en aan de wijziging van het bodemreliëf. * Verslechtering van de ecotopen door gasachtige, vloeibare of vaste verontreinigende stoffen. * Verstoring van de fauna gebonden aan de activiteiten (geluid, bewegingen,...). * Effect op de gebieden die voor het leefmilieu bijzonder belangrijk zijn, zoals die aangewezen overeenkomstig de Richtlijnen 79/409/EG (behoud van de vogelstand) en 92/43/EG (instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna = Natura 2000-netwerk).

Effecten op de menselijke gezondheid en veiligheid. * Verslechtering van de gezondheid wegens geluidshinder door verkeerstoename. * Verslechtering van de gezondheid gebonden aan de emissie van atmosferische verontreinigende stoffen. * Inbreuk op de veiligheid gebonden aan de toename van het verkeer van motorfietsen, wagens, vrachtwagens op het wegennet. * Trillingen te wijten aan de processen van de ondernemingen (zeven, stamp- en breekmachines...) Effecten op aangenaam leefklimaat. * Verslechtering van de geuromgeving door de emissie van gasachtige verontreinigende stoffen en zelfs afvalstoffen. * Verslechtering van de geluidsomgeving door de luidruchtige activiteiten en de toename van het verkeer. * Verslechtering van de visuele kwaliteit gebonden aan de volumetrie of aan de architecturale en stedenbouwkundige samenstelling van de toekomstige gebouwen alsmede aan de vermoedelijke wijzigingen van het bodemreliëf om ze te bouwen.

Effecten op de materiële en patrimoniale goederen. * Beschadiging van de patrimoniale onroerende goederen door de atmosferische emissies van enkele verontreinigende industrieën. * Schade aan eventuele archeologische plaatsen.

Effecten op mobiliteit, verkeersnetten en infrastructuren. * Scheiding van het verkeer per vervoersmiddel. * Ongeschikte mobilisatie van de verkeersinfrastructuren verantwoordelijk voor de gevolgen op de vlotte doorstroming van het verkeer. * Verstoring door een ongeschikte last op het netwerk voor bruikbaarheid en zuivering van water. * Overbelasting van de elektriciteits-, gas- en communicatienetten.

Effecten op de activiteiten. * Effect op de primaire activiteiten (landbouw, bosbouw) die aanwezig zijn op de site van het voorontwerp gebonden aan de mobilisatie van de grond en ondergrond * Effect op enkele gebruiken van de bodem en voortdurende of toevallige gevoelige activiteiten (woonplaatsen, toerisme...) gebonden aan eventuele geluids- of reukshinder.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 2008 tot aanvulling van het besluit van de Waalse Regering van 27 april 2006 tot herziening van het gewestplan Doornik-Leuze-Péruwelz en tot aanneming van het voorontwerp van herziening van het plan met het oog op de opneming van een recreatiegebied, parkgebieden, bosgebieden, groengebieden en landbouwgebieden te Antoing en Péruwelz, met het oog op de bepaling van aanvullende compensaties overeenkomstig artikel 46, § 1, lid 2, 3°, van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium.

Namen, 17 juli 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE

^