Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 17 juni 2004
gepubliceerd op 21 september 2004

Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de erkenningsprocedure voor de opslagplaatsen van archeologische goederen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004202855
pub.
21/09/2004
prom.
17/06/2004
ELI
eli/besluit/2004/06/17/2004202855/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

17 JUNI 2004. - Besluit van de Waalse Regering tot vaststelling van de erkenningsprocedure voor de opslagplaatsen van archeologische goederen


De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, inzonderheid op artikel 239;

Gelet op het advies van de Koninklijke Commissie voor Monumenten, Landschappen en Opgravingen, gegeven op 1 april 2004;

Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op 3 juni 2004;

Op de voordracht van de Minister-President bevoegd voor Patrimonium;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.In titel III van Boek IV van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium wordt een hoofdstuk VI met de artikelen 525 tot 529 ingevoegd, luidend als volgt : "HOOFDSTUK VI. - Erkenningsprocedure voor de opslagplaatsen van archeologische goederen "

Art. 525.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : "opslagplaats : de opslag-, onderzoek- of tentoonstellingplaats waar de archeologische goederen afkomstig van de in het Waalse Gewest uitgevoerde peilingen of opgravingen worden bewaard.

Art. 526.De erkenning als opslagplaats van archeologische goederen wordt door de in artikel 515 bedoelde regeringsafgevaardigde toegekend. De aanvraag wordt bij aangetekend schrijven tegen postontvangstbewijs aan het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium gericht of bij hem tegen ontvangstbewijs afgegeven.

Art. 527.§ 1. De verschillende categorieën archeologische goederen waarvoor de erkenning kan worden gevraagd, zijn de volgende : 1° metalen;2° de organische stoffen, met name, hout, leder, textiel, mandenwerk, papier, amber, been, ivoor, hertshoorn;3° de geverfde pleisterlagen, de stenen voorwerpen, de polychromatische terracottavoorwerpen en de voorwerpen van onbewerkte en ruwe steen;4° elk ander archeologische goed, met uitzondering van de categorieën bedoeld in artikel 527, § 1, 1°, 2° en 3°. § 2. De voor alle opslagplaatsen gemene erkenningsvoorwaarden zijn de volgende : 1° de aanvrager moet ofwel eigenaar zijn van het(de) gebouw(en) dat (die) als opslagplaats dient(en), ofwel houder zijn van zakelijke rechten op dit (deze) gebouw(en);2° de lokalen die als opslagplaats dienen, moeten niet lijden aan waterinfiltratie noch aan besmetting door insecten of door houtzwammen zoals huiszwam of coniophora;3° de lokalen moeten voorzien zijn van een met de vigerende normen overeenstemmende elektrische installatie;4° geen ontvlambare, ontplofbare of corrosieve producten mogen in de lokalen opgeslagen worden;5° de toegangswegen van het (de) gebouw(en) dat (die) als opslagplaats dient(en), moeten tegen diefstal en vandalisme beveiligd worden;6° de archeologische goederen moeten tegen regen, vorst en overstromingen bewaard worden;7° de archeologische goederen moeten niet blootgesteld worden aan schokken of regelmatige trillingen, met name door de nabijheid van een spoorweg of van een weg met zwaar verkeer;8° de archeologische goederen moeten opgenomen worden in een inventaris;9° de archeologische goederen moeten voorzien zijn van een merk of etiket om hun oorsprong terug te vinden zonder dat de eventuele etiketten rechtstreeks op de voorwerpen worden geplakt;10° de archeologische goederen moeten zodanig verpakt en opgeslagen worden dat elke fysieke schade, met name door wrijving of verplettering, wordt voorkomen;11° de opslagplaats moet een archiveringsplaats omvatten voor de documentatie over de opgravingen gevoegd bij de archeologische goederen;12° de opslagplaats moet een aangepast en voor de vorsers beschikbare werkruimte omvatten;13° de eigenaar of de houder van zakelijke rechten moet de intekening op een verzekering bevestigen, die door de Regering als voldoende wordt beschouwd om de schade te dekken, die de opslagplaats zou kunnen ondergaan wegens risico's zoals brand, bliksem, ontploffingen en weer en wind. § 3. De aanvullende erkenningsvoorwaarden voor de opslagplaats van metalen archeologische goederen zijn de volgende : 1° de metalen archeologische goederen moeten niet rechtstreeks in contact zijn met andere metalen;2° ze moeten niet verpakt worden met verpakkingsmaterialen die organische zuren, chloor of zwavel zouden kunnen vrijmaken, zoals hout, karton, papier, polyvinylchloride, watten, wol;3° geen polyvinylchloride, noch zoutzuur mag, zelfs in kleine hoeveelheid, worden gebruikt in de opslagplaats;4° de metalen archeologische goederen moeten niet blootgesteld worden aan dagelijkse thermische verschillen van meer dan 10 oC;5° de temperatuur in de opslagplaats mag niet hoger zijn dan 25 oC en niet lager dan 13 oC;6° de ijzeren archeologische goederen moeten opgeslagen worden bij een vochtigheidspercentage van minder dan 18 %;7° de non-ferrometalen moeten bij een vochtigheidspercentage van minder dan 35 % opgeslagen worden;8° de opslagplaats moet voorzien zijn van een meetuitrusting om de temperatuur en het percentage van de relatieve vochtigheid en haar veranderingen te controleren. § 4. De aanvullende erkenningsvoorwaarden voor de opslagplaats van archeologische goederen in organische stoffen zijn de volgende : 1° de voorwerpen in organische stoffen moeten bewaard worden bij een temperatuur inbegrepen tussen 20 oC en 2 °C;2° ze moeten niet blootgesteld worden aan dagelijkse thermische verschillen van meer dan 10 oC;3° de voorwerpen in van water doordrenkte organische stoffen moeten voorlopig onder water en beschut tegen het licht bewaard worden tussen hun ontdekking en hun behandeling van bewaring-restauratie;4° de voorwerpen in organische stoffen die niet van water doordrenkt zijn, moeten bewaard worden bij een relatief vochtigheidspercentage van 55 + 10 %;5° de opslagplaats moet voorzien zijn van een meetuitrusting om de temperatuur en het percentage van de relatieve vochtigheid en haar veranderingen te controleren. § 5. De bijkomende erkenningsvoorwaarden voor de opslagplaats van archeologische goederen in steen of van polychromatische terracotta voorwerpen, van voorwerpen van onbewerkte en ruwe steen en voor de geverfde pleisterlagen zijn de volgende : 1° de archeologische goederen moeten bewaard worden bij een relatief vochtigheidspercentage van 55 + 10 %;2° ze moeten niet blootgesteld worden aan dagelijkse thermische verschillen van meer dan 10 oC;3° ze moeten bewaard worden bij een temperatuur inbegrepen tussen 25 oC en 2 °C;4° de opslagplaats moet voorzien zijn van een meetuitrusting om de temperatuur en het percentage van de relatieve vochtigheid en haar veranderingen te controleren.

Art. 528.§ 1. De erkenningsaanvraag wordt opgesteld op het door het Directoraat-generaal afgegeven formulier en vermeldt minstens : 1° de naam, het adres en het rechtsstatuut van de aanvrager;2° het adres van het of de gebouwen bestemd voor de opslag;3° voor elk gebouw : de naam en het adres van de voor de opslagplaats verantwoordelijke persoon, zijn toegankelijkheidsvoorwaarden en een beknopte beschrijving van de archeologische goederen die het bevat;4° de categorieën archeologische goederen waarvoor de erkenningsaanvraag wordt opgemaakt. Als de aanvraag een vereniging zonder winstoogmerk is, gaat de aanvraag vergezeld van een afschrift van de statuten van de vereniging. Deze moeten de bepalingen vermelden, die voorzien zijn voor het beheer van de opslagplaats in geval van ontbinding van de vereniging. § 2. Een bezichtiging van de plaatsen waarvoor de erkenning wordt aangevraagd, wordt georganiseerd op initiatief van het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium binnen vijfenveertig dagen na ontvangst van de aanvraag en dit in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van het Directoraat-generaal en van de aanvrager of diens vertegenwoordiger. Tijdens deze bezichtiging worden alle erkenningsvoorwaarden nagegaan en wordt de aanvrager erom verzocht om alle opmerkingen die hij nodig acht, uit te drukken. Deze worden vermeld in de notulen van de bezichtiging. § 3. De regeringsafgevaardigde beslist over de erkenningsaanvraag binnen dertig dagen te rekenen de bezichtiging van de plaatsen. De met redenen omklede beslissing wordt aan de aanvrager bij ter post aangetekende brief met ontvangstbericht medegedeeld. § 4. De aanvrager kan een beroep instellen bij de Minister bevoegd voor Patrimonium binnen zestig dagen na ontvangst van de kennisgeving.

Het beroep wordt bij ter post aangetekende brief met ontvangstbericht gericht aan het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium. De Minister betekent zijn beslissing over het beroep aan de aanvrager binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het beroep. § 5. Als de erkenning wordt toegekend, is ze geldig voor een periode van vijf jaar te rekenen van de kennisgeving. Zes maanden vóór het verstrijken van de termijn kan een aanvraag om verlenging van de erkenning gestuurd worden aan het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium volgens de in dit artikel bedoelde modaliteiten. § 6. De houder van de erkenning deelt een inventaris van de Waalse archeologische goederen die hij in opslag bewaart, aan het Directoraat-generaal mede, en vermeldt minstens de categorieën archeologische goederen, de eigenaar ervan, de site waarvan ze afkomstig zijn en de houder van de opgravingsvergunning. De wijzigingen van de inventaris, door opslag of door intrekking van archeologische goederen, worden minstens één keer per jaar medegedeeld aan het Directoraat-generaal. § 7. De houder van de erkenning moet binnen vijftien dagen elke belangrijke wijziging van de erkenningsvoorwaarden mededelen aan het Directoraat-generaal, met name de wijziging van het rechtsstatuut van het of de gebouwen, brand, overstroming, waterinfiltraties, besmetting door insecten of door houtzwammen, diefstal, vandalisme en afwijking van de normen van temperatuur of relatieve vochtigheid die meer dan tien opeenvolgende dagen duren.

Art. 529.§ 1. Als het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium vaststelt dat de opslagplaats de oorspronkelijke voorwaarden niet meer vervult, kan de regeringsafgevaardigde de erkenning schorsen of intrekken. § 2. De met redenen omklede beslissing tot schorsing wordt aan de houder bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs betekend.

Binnen zestig dagen na ontvangst van de kennisgeving tot schorsing kan een beroep worden ingesteld bij de Minister bevoegd voor Patrimonium.

Het beroep wordt bij ter post aangetekende brief tegen postontvangstbewijs gericht aan het Directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium. De Minister betekent zijn beslissing over het beroep bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs aan de houder binnen een termijn van zestig dagen na ontvangst van het beroep. § 3. Bij gebrek aan beroep binnen zestig dagen na afloop van de in § 2 bepaalde termijn betekent de Minister de intrekking van de erkenning van de opslagplaats bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs aan de houder. Een afschrift van de beslissing wordt voor informatie gestuurd aan de eigenaren van de opgeslagen archeologische goederen en aan de houders van de opgravingsvergunningen."

Art. 2.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 3.De Minister-President is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 17 juni 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE

^