Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 17 maart 1999
gepubliceerd op 01 mei 1999

Besluit van de Waalse Regering houdende erkenning van agentschappen voor sociale huisvesting

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
1999027332
pub.
01/05/1999
prom.
17/03/1999
ELI
eli/besluit/1999/03/17/1999027332/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

17 MAART 1999. - Besluit van de Waalse Regering houdende erkenning van agentschappen voor sociale huisvesting


De Waalse Regering, Gelet op de Waalse Huisvestingscode, inzonderheid op de artikelen 1, 29°, 191 tot en met 194;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996, Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gegrond op de inwerkingtreding van de Waalse Huisvestingscode, volgens welke de uitvoeringsbesluiten van de voormalige Huisvestingscode zo spoedig mogelijk aan de nieuwe decreetsbepalingen aangepast moeten worden;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder : 1° Minister : de Minister bevoegd voor Huisvesting;2° bestuur : het directoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium van het Ministerie van het Waalse Gewest;3° agentschap voor sociale huisvesting : de rechtspersoon die door de Minister erkend is en die ervoor ijvert gezinnen die in een precaire toestand verkeren en op zoek zijn naar een woning via de huisvesting opnieuw in het maatschappelijk leven te integreren;4° gezin dat in een precaire toestand verkeert : a) alleenstaande met een inkomen dat niet meer bedraagt dan 400 000 BEF, verhoogd met 75 000 BEF per kind ten laste;b) verscheidene al dan niet aanverwante personen die doorgaans samenwonen in de zin van artikel 3 van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, met een inkomen dat niet meer bedraagt dan 550 000 BEF, verhoogd met 75 000 BEF per kind ten laste;c) gezin dat begeleid wordt door een door de Regering erkende dienst voor schuldbemiddeling, en waarvan de maandelijkse bestaansmiddelen niet meer bedragen dan 120 % van het minimumbedrag van de bestaansmiddelen die overeenkomen met de gezinssamenstelling.

Art. 2.§ 1. Het doel van het agentschap voor sociale huisvesting is ervoor te zorgen dat in een precaire toestand verkerende gezinnen toegang kunnen krijgen tot gezonde woningen en dat daarvoor het best mogelijke evenwicht wordt gezocht tussen enerzijds het potentieel beschikbare woningaanbod en de sociale behoeften die plaatselijk werden vastgesteld. Om die doelstelling te verwezenlijken, zorgt het agentschap ervoor dat zoveel mogelijk woningen uit de particuliere en de openbare sector in het huurcircuit behouden blijven, weer ingang vinden respectievelijk ingevoerd worden. § 2. Om die opdracht te vervullen treedt het agentschap voor sociale huisvesting als bemiddelaar op tussen de verhuurders-eigenaars en de gezinnen die dreigen uit de samenleving uitgestoten te worden. Daartoe sluit het agentschap beheers- of huurovereenkomsten af met bedoelde eigenaars voor panden of delen van panden.

Door een huurceel worden verhuurders-eigenaars en de gezinnen die de huur aangaan, rechtstreeks verbonden. Daarnaast mag het agentschap huurovereenkomsten aangaan voor panden of delen van panden met het oog op de onderverhuring ervan. § 3. De woningen die door het agentschap in beheer worden genomen, moeten ofwel op het ogenblik waarop ze in beheer worden genomen en vóór ze voor het eerst worden betrokken, ofwel na uitvoering van kleinschalige werken voorzien bij artikel 3, § 1, 2° voldoen aan de minimumgezondheidsnormen die door de Regering werden bepaald. § 4. Door het agentschap voor sociale huisvesting wordt in de sociale begeleiding van de gezinnen voorzien.

Art. 3.§ 1. Binnen de perken van de kredieten die daartoe ingeschreven zijn op de begroting van het Gewest, kan de Minister aan de erkende agentschappen voor sociale huisvesting een jaarlijkse toelage toekennen om : 1° bij te dragen tot de kosten voor het beheer, het personeel en de promotie van hun eigen activiteiten;2° bij te dragen tot de kostprijs van kleinschalige werken;3° inzonderheid bij te dragen tot het ten laste nemen van huurverlies en schade. § 2. Het bedrag van de bijdrage wordt door de Minister vastgesteld. § 3. In elke gemeente kan slechts één enkel agentschap voor sociale huisvesting werkzaam zijn.

Art. 4.§ 1. Mits instemming van het begeleidingscomité bedoeld in artikel 10, kan de erkenning door de Minister toegekend worden aan het agentschap voor sociale huisvesting dat aan de volgende voorwaarden voldoet : 1° het statuut van vereniging zonder winstgevend doel goedkeuren als bedoeld in de wet van 27 juli 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend; 2° werkzaam zijn in een gebied waarin één of meerdere gemeenten liggen, en waardoor een bereik van ten minste 50.000 inwoners wordt behaald.

Liggen meerdere gemeenten in dat bereik, moet het om aangrenzende gemeenten gaan.

Van bedoeld minimumaantal kan door de Regering worden afgeweken indien de bevolkingsdichtheid in het gebied waarin bedoelde gemeenten liggen kleiner zou zijn dan 100 inw./km2; 3° openbare instellingen als vennoten stichtende leden hebben, namelijk : a) verplicht de gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn (O.C.M.W.) van het bereik waarin het agentschap werkzaam is.

Elke gemeente en elk O.C.M.W. wordt vertegenwoordigd door minstens één afgevaardigde; b) minstens één openbare huisvestingsmaatschappij bevoegd in het gebied waarin het agentschap werkzaam is;c) eventueel een provincie of een intercommunale.4° privé-partners als vennoten hebben; 5° een beheersorgaan hebben dat zorgt voor de vertegenwoordiging van de gemeenten en de O.C.M.W.'s en dat een afgevaardigde heeft die door de Regering is aangewezen, met dien verstande dat de afgevaardigden met raadgevende stem zetelen; 6° over een minimumaantal personeelsleden beschikken dat gelijk staat met twee voltijdse werkkrachten, waarvan één een gediplomeerd sociaal bemiddelaar is of kan bogen op een ervaring op sociaal vlak, en één personeelslid dat belast is met de prospectie en het afsluiten van beheersovereenkomsten en huurcelen;een groter aantal personeelsleden kan voorgesteld worden door het begeleidingscomité bedoeld in artikel 10, volgens het aantal woningen dat beheerd moet worden en volgens het sociale profiel van de huurders; 7° zich ertoe verbinden een duurzame bedrijvigheid aan de dag te leggen;8° zich ertoe verbinden een jaarlijks en een financieel verslag voor te leggen aan de gemeenteraad, aan de raad voor maatschappelijke hulp, aan de vennoten en aan het begeleidingscomité. § 2. Het agentschap voor sociale huisvesting dat de voorwaarden bedoeld in § 1 vervult, mag zijn bereik uitbreiden naar één of meerdere aangrenzende gemeenten.

In dat geval past het agentschap voor sociale huisvesting zijn samenstelling aan overeenkomstig de voorschriften van § 1.

Art. 5.§ 1. De erkenningsaanvraag, samen met de beraadslagingen van de openbare instellingen die als vennoot zetelen, wordt door de vereniging zonder winstoogmerk volgens het model vastgelegd door de Minister bij ter post aangetekend schrijven gericht aan het bestuur.

Van die aanvraag maken deel uit : 1° een afschrift van de statuten van de v.z.w.; 2° de bij naam genoemde vertegenwoordiging van de verschillende vennoten die in het beheersorgaan bedoeld in artikel 4, 5° zetelen. De Minister kan eisen dat de aanwijzingen die vermeld moeten worden in de erkenningsaanvraag verder aangestipt en aangevuld worden. De Minister stelt de vormvoorschriften voor de aanvraag vast. Elke wijziging in de statuten moet aan de Minister worden medegedeeld onmiddellijk na goedkeuring door de algemene vergadering. § 2. De Minister stelt de v.z.w. die de aanvraag heeft ingediend in kennis van de erkenning of van de weigering tot erkenning binnen de drie maanden volgend op de ontvangst van de als volledig beschouwde aanvraag. Aan de erkenning kunnen voorwaarden worden verbonden.

Art. 6.§ 1. Het pand of het pandgedeelte waarvan het in beheer of in huur nemen in het vooruitzicht wordt gesteld, moet ter beschikking van het agentschap worden gesteld op volgende wijze : - door middel van een overeenkomst indien het pand/deel van het pand eigendom is van één van de leden van de raad van bestuur van het agentschap; - door middel van verhuring door een erfpachtovereenkomst; - door middel van een beheersmandaat van : * 3 jaar indien het beheer wordt waargenomen na een eventuele proefperiode van één jaar; * 9 jaar indien grootschalige renovatiewerken nodig blijken; - door middel van een huurceel. § 2. De eventuele huurprijs die overeengekomen moet worden tussen het agentschap voor sociale huisvesting en de eigenaar moet worden vastgelegd of aangepast, in voorkomend geval, naar gelang van de kostprijs van de werken en van de manier waarop bedoelde werken in last worden genomen. § 3. In de gevallen bedoeld in § 1, 1° tot en met 3°, wordt het agentschap in de plaats gesteld van de eigenaar wat betreft de rechten om sommen in te vorderen die verschuldigd worden door het gezin, en wat betreft de rechten om de opzeg van de huurceel zoals voorzien bij het Burgerlijk Wetboek te eisen.

Art. 7.Het pand of deel van het pand waarvan het in beheer of in huur nemen in het vooruitzicht wordt gesteld, moet binnen de gebiedsgrenzen liggen van het bereik van het agentschap.

Art. 8.In ruil voor de diensten bewezen aan de eigenaar houdt het agentschap te zijnen laste op het bedrag van de huurprijs die van de huurder gekregen wordt, een bedrag in dat gelijkstaat met 15 % van de huurprijs die aan de eigenaar wordt doorgestort.

Art. 9.Het agentschap voor sociale huisvesting moet zorgen voor een regelmatige sociale begeleiding dat als resultaat moet hebben dat de huurders weer in het maatschappelijk leven terechtkomen.

Naast die sociale begeleiding moet, indien de gezinnen een overgrote schuldenlast hebben, in het medebeheer van het gezinsbudget worden voorzien.

De huurders zal moeten worden aangeleerd hoe omgaan met wonen. Dat leerproces moet voorzien in de regelmaat waarmee het huurgeld wordt betaald, in het juiste gebruik van de woning, in het respect voor de menselijke en natuurlijke omgeving.

Het agentschap voor sociale huisvesting moet de huurder die uit diens woning ontzet wordt, bijstaan bij het zoeken naar een nieuwe woning.

Art. 10.Een begeleidingscomité wordt belast met : 1° het uitbrengen aan de Minister van een advies over de erkenningsaanvragen;2° het opvolgen van de evolutie die de agentschappen doormaken en inzonderheid van de toename van het woningenbestand dat door het agentschap beheerd wordt en van het vereiste personeel;3° het lezen van de jaarverslagen en het voorleggen van voorstellen aan de Minister. § 2. Bedoeld begeleidingscomité is samengesteld uit : - een afgevaardigde van de Minister, die het voorzitterschap van het comité waarneemt; - een afgevaardigde van de Minister van Sociale Actie; - een afgevaardigde van de Minister bevoegd voor het toezicht over de gemeenten; - een afgevaardigde van het bestuur, die het secretariaat van het comité waarneemt; - een afgevaardigde van de « Société wallonne du Logement » (Waalse Huisvestingsmaatschappij); - een afgevaardigde van de cel sociale integratie van het Ministerie van het Waalse Gewest.

Art. 11.§ 1. De niet-naleving van de voorwaarden vernoemd in dit besluit houdt de terugbetaling van de toelagen bedoeld in artikel 3 in. § 2. De Minister heft de erkenning op, schorst en beperkt ze wanneer hij vaststelt dat het agentschap voor sociale huisvesting de voorwaarden vernoemd in dit besluit niet of niet meer naleeft.

Art. 12.Op de woningen die deel uitmaken van het vermogen van de maatschappijen die erkend zijn door de « Société wallonne du Logement » is dit besluit niet van toepassing.

Art. 13.Het besluit van de Waalse Regering van 29 juli 1993 tot oprichting van agentschappen voor sociale huisvesting, zoals gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 1996, wordt opgeheven.

Art. 14.De Minister van Huisvesting is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 17 maart 1999.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX

^