Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 18 juli 2019
gepubliceerd op 09 december 2019

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het regelgevend deel van boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, teneinde het CertIBEau-stelsel in te voeren, en diverse bepalingen betreffende het algemeen reglement voor waterzuivering

bron
waalse overheidsdienst
numac
2019205628
pub.
09/12/2019
prom.
18/07/2019
ELI
eli/besluit/2019/07/18/2019205628/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 JULI 2019. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het regelgevend deel van boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, teneinde het CertIBEau-stelsel in te voeren, en diverse bepalingen betreffende het algemeen reglement voor waterzuivering


De Waalse Regering, Gelet op artikel 20 van de bijzondere wet van 8 augustus tot hervorming der instellingen;

Gelet op het decreet van 28 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/02/2019 pub. 02/04/2019 numac 2019201525 bron waalse overheidsdienst Decreet tot wijziging van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, en tot invoering van een certificering "Water" voor bebouwde onroerende goederen, "CertIBEau" genoemd sluiten tot wijziging van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, en tot invoering van een certificering "Water" voor bebouwde onroerende goederen, "CertIBEau", waarvan artikel 14 de inwerkingtreding vastlegt;

Gelet op boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, artikel D.218 en artikels D.227ter tot D.227quinquies, ingevoegd bij het decreet van 28 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/02/2019 pub. 02/04/2019 numac 2019201525 bron waalse overheidsdienst Decreet tot wijziging van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, en tot invoering van een certificering "Water" voor bebouwde onroerende goederen, "CertIBEau" genoemd sluiten;

Gelet op het regelgevend deel van boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.

Gelet op het rapport van 10 februari 2019, opgesteld in overeenstemming met artikel 3, 2° van het decreet van 11 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/04/2014 pub. 06/06/2014 numac 2014203532 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen sluiten houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgevonden en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;

Gelet op het advies van de inspecteur van Financiën, gegeven op 14 februari 2019;

Gelet op de akkoordbevinding van de minister van Begroting, gegeven op 28 februari 2019;

Gelet op advies 105/2019 van de Gegevensbeschermingsautoriteit, gegeven op 6 juni 2019;

Gelet op advies 66.240/4 van de Raad van State, gegeven op 26 juni 2019, bij toepassing van artikel 84, § 1, lid 1, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op het advies van de Beleidsgroep Leefmilieu, gegeven op 5 april 2019;

Gelet op het advies van de Waalse Watermaatschappij, gegeven op 3 april 2019;

Gelet op het advies van de Openbaar Maatschappij voor Waterbeheer, gegeven op 4 april 2019;

Op voorstel van de minister van Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit : HOODSTUK I. - Wijzigingen van het regelgevend deel van boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.

Artikel 1.Aan artikel R.277 van het regelgevend deel van boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2016Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 01/12/2016 pub. 28/12/2016 numac 2016206424 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, het regelgevende gedeelte van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt en het regelgevend deel van Boek I van het Milieuwetboek, wat betreft de sanering en het openbaar beheer van de autonome sanering sluiten, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 3 wordt voor het eerste lid een lid ingevoegd, dat als volgt luidt: "Als de woning op de riolering aangesloten is, gebeurt de afvoer van grijs en zwart water uitsluitend via het rioleringsnetwerk"; 2° in paragraaf 4 worden de woorden "wordt het regenwater afgevoerd" vervangen door de woorden "voeren de woningen waarvan de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw, de heropbouw of de inrichting van een nieuwe woning in de zin van artikel D.IV.4 van het WRO in eerste aanleg werd afgeleverd na 31 december 2016 hun regenwater af"; 3° het eerste lid van paragraaf 6 wordt vervangen door wat volgt: " § 6.Bij inbedrijfname van het gemeenschappelijke zuiveringsstation wordt de septische put met by-passmogelijkheid ontkoppeld, behoudens andersluidend advies van de bevoegde saneringsinstelling."

Artikel 1.In artikel R.279, § 2, van hetzelfde boek, vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 1 december 2016Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 01/12/2016 pub. 28/12/2016 numac 2016206424 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, het regelgevende gedeelte van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt en het regelgevend deel van Boek I van het Milieuwetboek, wat betreft de sanering en het openbaar beheer van de autonome sanering sluiten, worden de woorden "wordt het gezuiverde water van het individueel zuiveringssysteem afgevoerd" vervangen door de woorden "voeren de woningen waarvan de stedenbouwkundige vergunning voor de bouw, de heropbouw of de inrichting van een nieuwe woning in de zin van artikel D.IV.4 van het WRO in eerste aanleg werd afgeleverd na 31 december 2016 hun gezuiverd afvalwater af";

Art. 2.In titel I, deel III, van hetzelfde boek wordt een hoofdstuk XI ingevoegd, bestaande uit artikels R.307bis-12 tot R.307bis-33, dat luidt als volgt: "HOOFDSTUK XI. - Certificering "Water" voor bebouwde onroerende goederen Afdeling 1. - Definities

Art. R.307bis-12. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder: 1° de administratie Leefmilieu: het departement Leefmilieu en Water van de Waalse overheidsdienst Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu;2° de administratie Energie: het departement Energie en Duurzaam Bouwen van de Waalse overheidsdienst Ruimtelijke Ordening, Huisvesting, Erfgoed en Energie;3° werkdag: alle dagen andere dan zaterdag, zondag en wettelijke feestdagen;4° lokalen en inrichtingen waar het publiek van water wordt voorzien: niet-residentiële plaatsen van grote omvang waar talrijke personen potentieel blootgesteld worden aan watergebonden risico's, zijnde: a) ziekenhuizen;b) gezondheidszorgvoorzieningen;c) rusthuizen;d) onderwijsinstellingen;e) kinderdagverblijven;f) sport-, vrijetijds-, tentoonstellings- en recreatieve voorzieningen;g) gebouwen die beschikken over huisvestingsaccomodatie;h) kampeerterreinen;i) penitentiaire instellingen;5° de minister: de minister bevoegd voor Leefmilieu; Art. R.307bis-13. Voor de toepassing van dit hoofdstuk worden de volgende communicatiemiddelen gebruikt: 1° aangetekend schrijven met ontvangstbewijs of elke soortgelijke formule waarmee vaste datum aan de verzending en aan de ontvangst van de akte gegeven kan worden, ongeacht de gebruikte distributiedienst;2° neerlegging tegen ontvangstbewijs; 3° e-mail via het computerplatform zoals bedoeld in artikel R.307bis-21. Afdeling 2. - Inhoud van het CertIBEau

Art. R.307bis-14. De minister bepaalt de vorm van de documenten nodig voor de opstelling van het CertIBEau en preciseert de inhoud ervan, die de volgende elementen omvat: 1° een attest dat het volgende vermeldt: a) de unieke code van het CertIBEau;b) het adres van het gecontroleerde pand;c) de identiteit van de eigenaar van het gecontroleerde pand;d) de naam van de verdeler;e) het nummer van de watermeter;f) de datum van vaststelling;g) of het pand al dan niet conform is;h) de datum van aflevering van het CertIBEau;i) de identificatie en het erkenningsnummer van de CertIBEau-certificeerder en zijn handtekening; j) de prijs van het CertIBEau, met inbegrip van de retributie vermeld in D.227ter, § 8; 2° een verslag van het bezoek, dat het volgende omvat: a) de in artikels R.307bis-16 en R.307bis-17 bedoelde ingezamelde informatie, opgenomen in de databank vermeld in artikel R.307bis-21, § 2; b) een synoptisch schema van de waterafvoer;c) de lijst met uit te voeren inconformiteitsstellingen en eventuele aanbevelingen;d) de vereiste foto's om de in conformiteit te stellen installaties en uitrustingen te identificeren;deze zijn beschikbaar mits toestemming van de eigenaar. Afdeling 3. - Procedure voor de aflevering van het CertIBEau

Art. R.307bis-15. § 1. Het CertIBEau wordt opgesteld door een certificeerder zoals bedoeld in artikel D.227quater, § 1, na een bezoek ter vaststelling van de staat van het pand in kwestie.

Er wordt per waterteller één CertIBEau opgesteld. § 2. De eigenaar van het betreffende pand dient een aanvraag voor een CertIBEau-certificaat in door middel van het door de minister opgestelde formulier dat ter beschikking staat op de portaalsites van de administraties Leefmilieu en Energie. § 3. Om hun onafhankelijkheid te waarborgen, mogen certificeerders zoals bedoeld in artikel D.227quater, § 1, geen CertIBEau afleveren voor een bebouwd onroerend goed: 1° waarop ze een zakelijk of persoonlijk recht hebben;2° waarvoor ze tussenkomen, onder welke titel dan ook;3° waarvan de eigenaar of de titularis van zakelijke rechten een bloed- of aanverwant is tot in de tweede graad, of hun werkgever. Art. R.307bis-16. § 1. De aanvrager houdt elk document dat nuttig is voor de opstelling van het CertIBEau ter beschikking van de certificeerder.

Voor nieuwe bebouwde onroerende goederen zijn deze documenten: 1° de as-builtplannen van het onroerend goed met de elementen voor drinkwatertoevoer en de afvoer en verwerking van afvalwater;2° in gebieden met collectieve sanering: § de aansluitingsvergunning en de foto's van de aansluiting op de riolering om de kwaliteit ervan te controleren; § desgevallend de afwijking van de aansluiting op de riolering en de milieuvergunning voor de plaatsing van een individueel zuiveringssysteem; 3° in gebieden met autonome sanering: § de aangifte of de milieuvergunning van het individueel zuiveringssysteem; § desgevallend de vrijstelling van de plaatsing van een individueel zuiveringssysteem en de bijhorende voorwaarden; 4° desgevallend de aangifte van privé-aansluitpunt. Voor lokalen en inrichtingen waar het publiek van water wordt voorzien, worden de volgende documenten ter beschikking gesteld, indien ze werden opgesteld: 1° de meest recente resultaten van de analyse van het risico op de aanwezigheid van lood;2° de meest recente resultaten van de analyse van het risico op de aanwezigheid van Legionella; § 2. De vaststelling gebeurt in aanwezigheid van de aanvrager of diens vertegenwoordiger, die ervoor zorgt dat de CertIBEau-certificeerder vrije toegang heeft tot alle installaties binnen en buiten. § 3. Onder voorlopige aansluiting op de openbare waterdistributie waarvan sprake in artikel D.277ter, § 2, dient elk systeem verstaan te worden dat geïnstalleerd wordt om de bouwwerf vóór aansluiting van water te voorzien of elk systeem dat de privé-installatie voor waterdistributie controleert na aansluiting.

Als de voorlopige aansluiting bestaat uit het plaatsen van een zegel op de afsluitkraan van de installatie, is de certificeerder gemachtigd om dit zegel te verwijderen en de installatie in gebruik te nemen, voor zover ze gecertificeerd is. § 4. Er kan een CertIBEau voor een nieuw bebouwd onroerend goed worden opgesteld als: 1° er een privé-installatie voor waterdistributie is, 2° alle uitrusting die nodig is voor het afvalwaterbeheer aanwezig en werkzaam is. Alle informatie waarvan dit artikel stelt dat ze aan de certificeerder verstrekt kan worden of door de certificeerder bekomen kan worden, maakt integraal deel uit van de CertIBEau-databank vermeld in artikel R.307bis-21.

Art. R.307bis-17. Onder onmiddellijk gevaar voor de menselijke gezondheid, zoals bedoeld in artikel D.277ter, § 7, wordt verstaan: 1° de vaststelling van een daadwerkelijke terugstroming van niet-drinkbaar water naar het openbaar waterdistributienet of tussen twee punten van de privé-installatie voor waterdistributie;2° de afwezigheid van een antiterugslagklep net na de meter. Art. R.307bis-18. Na het controlebezoek stelt de certificeerder een ontwerp van CertIBEau op, dat hij binnen de vijf werkdagen na de datum van het bezoek registreert op het computerplatform vermeld in artikel D.227quinquies.

De S.P.G.E. kan binnen de zeven werkdagen na ontvangst een herkeuring aanvragen, uitgevoerd door een openbare wateroperator zoals bedoeld in artikel D.277quater, § 5, om de geldigheid van de gegevens vermeld in het ontwerp van CertIBEau te controleren. Deze herkeuring gebeurt binnen de vijftien werkdagen na het verzoek van de S.P.G.E Als het verslag van de openbare wateroperator verschilt van dat van de certificeerder deelt hij dit mee aan de S.P.G.E. De S.P.G.E. brengt de certificeerder op de hoogte. Deze beschikt dan over vijftien werkdagen om de nodige correcties aan te brengen aan het CertIBEau. Afdeling 4. - Specifieke bepalingen voor lokalen en inrichtingen waar

het publiek van water wordt voorzien Art. R.307bis-19. § 1. De minister verduidelijkt het begrip "grote omvang" zoals vermeld in de definitie van lokalen en inrichtingen waar het publiek van water wordt voorzien.

De minister kan de lokalen en inrichtingen omschreven in art.

R.307bis-12, 4° vrijstellen van het bekomen van een CertIBEau omwille van een of meerdere specifieke kenmerken eigen aan deze lokalen en inrichtingen of omwille van de activiteiten die er plaatsvinden. De minister bepaalt de kenmerken en activiteiten die in aanmerking komen voor deze vrijstelling. § 2. De privé-installatie voor waterdistributie van lokalen en inrichtingen waar het publiek van water wordt voorzien moet ten laatste op 31 december 2027 voor de eerste keer gecontroleerd worden in overeenstemming met artikel R.307bis-17. § 3. De uitbaters van de lokalen en inrichtingen bedoeld in art.

R.307bis-12, 4°, met uitzondering van de lokalen en inrichtingen die een vrijstelling hebben voor het bekomen van een CertIBEau, zijn in het bezit van een gezondheidskaart.

Deze kaart bevat alle informatie met betrekking tot de privé-installatie voor waterdistributie en garandeert de traceerbaarheid van de uitbating ervan. § 4. Elke zes jaar dient gecontroleerd te worden of de privé-installatie voor waterdistributie nog voldoet aan de voorwaarden.

Indien de privé-installatie voor waterdistributie niet conform is, stelt de uitbater zich ten laatste binnen de achttien maanden na de datum van de controle in regel. Afdeling 5. - Specifieke bepalingen in geval van ingrijpende wijziging

Art. R.307bis-20. § 1. Wordt beschouwd als een ingrijpende wijziging van bebouwde onroerende goederen: a) voor een privé-installatie voor waterdistributie: (1) elke wijziging waarvoor de plaatsing van een terugstroombeveiliging noodzakelijk is;(2) de toevoeging van een alternatief watercircuit dat minstens een waterpunt binnen of buiten voorziet van water;(3) de toevoeging van een waterbehandeling;(4) elke nieuwe installatie voor sanitair warm water, een water-warmtepomp, de productie van warm water op basis van zonnepanelen, de verwarming van zwembadwater of de plaatsing van een overdrukpomp;(5) de toevoeging of wijziging van een manueel of automatisch brandbestrijdingssysteem dat gevoed wordt door de privé-installatie voor waterdistributie;b) voor de afvoer en de sanering van het afvalwater: (1) de wijziging van de wijze van afvoer van het afvalwater, met inbegrip van regenwater en gezuiverd afvalwater;(2) de plaatsing van een individueel zuiveringssysteem; (3) de vrijstelling van aansluiting op de riolering op grond van artikel R.278, § 1; (4) de wijziging van het systeem voor de scheiding van afval- en regenwater;(5) elke op basis van een stedenbouwkundige vergunning toegelaten inrichting, uitbreiding of verbouwing die tot gevolg heeft dat de geloosde vervuilerslast in inwonerequivalenten stijgt in een gebied met autonome sanering of als er een individueel zuiveringssysteem geplaatst wordt;(6) de toevoeging, de wijziging of het verwijderen van een installatie voor voorbehandeling of behandeling van het afvalwater op het perceel. § 2. Bij ingrijpende wijzigingen stelt de erkende certificeerder op vraag van de eigenaar van het bebouwd onroerend goed een nieuw CertIBEau op, waarbij hij zich baseert op het vorige certificaat en ofwel ter plaatse of op basis van voorgelegde bewijzen de ingrijpende wijziging waarop de eigenaar van het goed in kwestie zich beroept controleert. Afdeling 6. - Databank en computerplatform

Art. R.307bis-21. § 1. De informaticatool waarvan sprake in artikel D.227quinquies, omvat: 1° een computerplatform dat dient voor de verzameling, de invoer, het toegangsbeheer en de raadpleging van de CertIBEau-certificaten;2° een databank die dient voor de opslag en archivering van de gegevens. De databank wordt opgesteld en beheerd door de S.P.G.E. De computerplatform wordt door de S.P.G.E. en de administratie Energie gezamenlijk beheerd, om alle aanvragen, indieningen en raadplegingen van alle certificaten opgesteld voor bebouwde onroerende goederen op een plaats te verzamelen en om te garanderen dat een gegeven dat in verschillende databanken aanwezig is, niet meerdere keren wordt ingezameld.

Hiertoe stellen de administratie Energie en de S.P.G.E. een protocol op voor de uitwerking en het onderhoud van de informaticatool en om de veiligheid van de gegevensverwerking te garanderen, teneinde: 1° op permanente basis de vertrouwelijkheid, integriteit, beschikbaarheid en veerkracht van de verwerkingssystemen en diensten te garanderen;2° het vermogen te garanderen om bij een fysiek of technisch incident de beschikbaarheid van en de toegang tot de persoonsgegevens tijdig te herstellen; De verzameling, de invoer, het toegangsbeheer en de terbeschikkingstelling van de gegevens via het computerplatform vallen louter onder de bevoegdheid van de S.P.G.E. § 2. Naast de gegevens vermeld in artikel D.227quinquies, § 1, worden de volgende gegevens ingezameld en gekoppeld aan alle verwerkingsdoeleinden vermeld in artikel D.227quinquies, § 3: b) globaal gezien, voor wat de binneninstallatie voor waterdistributie betreft: de aanwezigheid van de watermeter, van een afsluitkraan na de meter, het bestaan van een alternatief watercircuit en de fysieke scheiding van de twee watercircuits, de aanwezigheid van loden leidingen, van een waterbehandeling, met vermelding van het soort waterbehandeling, en van een overdrukpomp op het leidingwater;c) voor elk waterpunt in de binneninstallatie voor waterdistributie: de aanwezigheid van een geschikte terugstroombeveiliging, de identificatie van de oorsprong van het gebruikte water en de kwaliteit van de ingezamelde informatie;d) betreffende de verplichtingen met betrekking tot de afvoer en behandeling van stedelijk afvalwater; § c.1) het zuiveringsstelsel in het waterzuiveringsplan; § c.2) alle gekende informatie met betrekking tot afwijkingen van de voorschriften van het algemeen reglement voor waterzuivering; § c.3) elk gegeven met betrekking tot de aanwezigheid van voorzieningen voor de voorbehandeling en de behandeling van afvalwater; § c.4.) de aanwezigheid van voorzieningen voor de opvang en recuperatie van regenwater; § c.5) de wijze(n) waarop het afval- en regenwater afgevoerd wordt; § c.6) de voorzieningen voor de scheiding en de herkenning van het afvalwater- en het regenwaterafvoersysteem; § c.7) de kwaliteit van de ingezamelde informatie.

De schema's, plannen en fotoreportages vermeld in artikels R.307bis-14 en R.307bis-16 maken integraal deel uit van de databank. § 3. De toegang tot de informaticatool vermeld in artikel D.227quinquies, § 4, wordt toegekend door de S.P.G.E. Alle instellingen, vertegenwoordigd door naar behoren geïdentificeerde natuurlijke personen, of natuurlijke personen die toegang hebben tot alle of een deel van de informatie in de databank, hebben toegang via een registratiesysteem dat de identiteit van de gebruiker controleert.

Notarissen hebben toegang tot alle individuele informatie via het platform e-notariaat. § 4. De S.P.G.E. heeft, als beheerder van de databank, toegang tot alle informatie erin.

De S.P.G.E., de administratie Energie en de administratie Leefmilieu hebben toegang tot alle informatie in de databank voor de statistische verwerking met milieudoeleinden of voor de karakterisering van het bebouwd gedeelte, in het kader van het vijfde verwerkingsdoeleinde vermeld in D.227quinquies, § 3.

De waterdistributeurs hebben toegang tot de informatie in de databank met betrekking tot het gebied waarvoor ze verantwoordelijk zijn, voor gegevens met betrekking tot de aansluiting en de privé-installatie voor waterdistributie, om een CertIBEau voor de aansluiting van een nieuw bebouwd onroerend goed of de vaststelling van niet-conformiteit voor een bestaand goed op te volgen of voor statistische verwerking.

Erkende zuiveringsinstellingen hebben toegang tot informatie in de databank met betrekking tot het gebied waarvoor ze verantwoordelijk zijn, om een CertIBEau op te volgen voor wat de verplichtingen met betrekking tot de afvoer en behandeling van stedelijk afvalwater, zoals beschreven in het algemeen reglement voor waterzuivering.

De gemeenten hebben toegang tot alle informatie in de databank met betrekking tot hun grondgebied, in het kader van hun voorrechten op het vlak van volksgezondheid.

Certificeerders hebben toegang tot de informatie die ze hebben opgesteld.

Eigenaars van een goed waarvoor een CertIBEau werd opgesteld, hebben toegang tot hun gegevens. § 5. De kosten met betrekking tot het ontwerp en de werking van de informaticatool worden meegerekend bij het bepalen van het bedrag van de retributie vastgelegd in artikel R.307bis-34. Afdeling 7. - Erkenning van de CertIBEau-certificeerders

Onderafdeling 1. - Erkenningsvoorwaarden.

Art. R.307bis-22. § 1. De opleiding tot CertIBEau-certificeerder waarvan sprake in artikel D.227quater, § 2, 4°, is voorbehouden aan natuurlijke personen die voldoen aan een van de volgende voorwaarden: 1° erkend zijn als EPB-verantwoordelijke of -certificeerder, zoals omschreven in het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 15/05/2014 pub. 30/07/2014 numac 2014027210 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering ter uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestaties van gebouwen type besluit van de waalse regering prom. 15/05/2014 pub. 21/08/2014 numac 2014027224 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering ter uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestaties van gebouwen. - Addendum sluiten ter uitvoering van het decreet van 28 november 2013 betreffende de energieprestaties van gebouwen;2° beroepsbekwaamheden aantonen die door het koninklijk besluit van 29 januari 2007Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 29/01/2007 pub. 27/02/2007 numac 2007022168 bron federale overheidsdienst economie, k.m.o., middenstand en energie Koninklijk besluit betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten van het bouwvak en van de elektrotechniek, alsook van de algemene aanneming sluiten betreffende de beroepsbekwaamheid voor de uitoefening van zelfstandige activiteiten van het bouwvak en van de elektrotechniek, alsook van de algemene aanneming, erkend worden om installatieactiviteiten voor centrale verwarming, klimaatregeling, gas en sanitair uit te oefenen;3° een kwalificatie of minstens twee jaar afdoende ervaring in drinkwater of zuivering van afvalwater kunnen voorleggen;4° erkend zijn voor een identieke procedure in een ander gewest of in een andere lidstaat van de Europese Unie. § 2. De opleiding van de CertIBEau-certificeerders omvat minstens: 1° een luik met betrekking tot het geldend wettelijk en regelgevend kader inzake de certificering "Water" voor bebouwde onroerende goederen en inzake de verplichtingen vermeld in artikel D.227ter, § 1; 2° een theoretisch en praktisch luik met betrekking tot binneninstallaties voor waterdistributie;3° een theoretisch en praktisch luik met betrekking tot het beheer van afval- en regenwater op het perceel; 4° een luik met betrekking tot het gebruik van de databank voor de inzameling van gegevens en de opstelling van het CertIBEau, zoals bedoeld in artikel D.227quinquies. § 3. De opleidingen vermeld in paragraaf 1 en 2 worden afgesloten met een examen dat bestaat uit een mondelinge en een schriftelijke proef.

Om te slagen voor het examen moet een gemiddelde van 14/20 of meer behaald worden.

Het examen laat toe het theoretisch en praktisch begrip van de inhoud van de opleiding van de kandidaat te beoordelen.

De minister bepaalt de inhoud en de modaliteiten voor de organisatie van en de deelneming aan het examen.

Onderafdeling 2. - Erkenningsprocedure Art. R.307bis-23. § 1. De aanvraag om erkend te worden als CertIBEau-certificeerder moet gericht worden aan de S.P.G.E. via een van de communicatiemethoden vermeld in artikel R.307bis-13. De S.P.G.E. stelt een aanvraagformulier ter beschikking.

De minister bepaalt het bedrag van het dossierrecht waarvan sprake in D.227quater, § 2, op voorstel van de S.P.G.E. Dit dossierrecht wordt elk jaar op 1 januari automatisch en van rechtswege geïndexeerd op basis van het zes weken voor de indexeringsdatum geldende indexcijfer van de consumptieprijzen. § 2. De aanvraag vermeldt het volgende: 1° de naam, het adres en het beroep van de aanvrager; 2° als het een natuurlijke persoon betreft, het bewijs dat hij geslaagd is voor de opleiding vermeld in artikels R.307bis-22; 3° als het een rechtspersoon betreft, het ondernemingsnummer; 4° als het een rechtspersoon betreft, een afschrift van de overeenkomst die de aanvrager verbindt aan een of meerdere natuurlijke personen die voldoen aan de voorwaarden vastgelegd in artikel R.307bis-22 en een afschrift van de erkenningsbeslissing van deze natuurlijke persoon (personen); 5° een bewijs dat de persoon voldoet aan een van de voorwaarden vastgelegd in artikel R.307bis-22, § 1; 6° het bewijs van betaling aan de S.P.G.E van de dossierkosten waarvan sprake in de eerste paragraaf.

Art. R.307bis-24. De S.P.G.E. bezorgt de aanvrager van de erkenning binnen de vijftien werkdagen een bewijs van ontvangst van de aanvraag.

De S.P.G.E. erkent kandidaten die voldoen aan de voorwaarden vastgelegd in artikel D.227quater, § 2, en R.307bis-22, § 3, binnen de dertig werkdagen na het bewijs van ontvangst van de aanvraag.

De erkenningsbeslissing vermeldt: 1° het erkenningsnummer;2° als het een rechtspersoon betreft, het erkenningsnummer van de certificeerders-natuurlijke personen die deel uitmaken van het personeel van de rechtspersoon. De kennisgeving van de beslissing dient de modaliteiten voor de toegang tot de in toepassing van artikel D.227quinquies te gebruiken databank te vermelden.

De lijst met erkende certificeerders wordt gepubliceerd op de Waalse portaalsite van Leefmilieu en op de website van de S.P.G.E. Onderafdeling 3. - Opleiding door erkende centra Art. R.307bis-25. De erkende centra gebruiken het opleidingsmateriaal dat de S.P.G.E. hen ter beschikking stelt.

De erkende centra delen de S.P.G.E. minstens vijftien dagen voor de aanvang van de lessen en examens de hiervoor geplande data mee.

De opleidingen en examen kunnen bijgewoond worden door vertegenwoordigers van de administratie Leefmilieu en van de S.P.G.E., die het goede verloop ervan echter niet mogen belemmeren.

Art. R.307bis-26. § 1. De erkende opleidingscentra overhandigen de kandidaten die de volledige opleiding gevolgd hebben binnen de vijftien dagen na het examen een aanwezigheidsattest waarop de examenresultaten vermeld staan.

Na een opleidings- of examensessie wordt binnen de dertig dagen een verslag over de opleidings- of examensessie overgemaakt aan de S.P.G.E. en de administratie Leefmilieu.

Dit verslag wordt ondertekend door een verantwoordelijke van het erkend opleidingscentrum. § 2. Het verslag bevat minstens de volgende elementen: 1° de lijst van kandidaten die deelgenomen hebben aan de opleidingen en desgevallend slaagden voor het examen, met vermelding van de naam en het adres van elk van hen;2° de lijst van de juryleden die de examens hebben bijgewoond;3° de resultaten die de kandidaten behaalden voor de verschillende onderdelen van het examen en het rekenkundig gemiddelde van de verschillende proeven. Art. R.307bis-27. De permanente opleidingen waarvan sprake in artikel D.227quater, § 2, eerste lid, 8°, worden ingericht door de erkende centra vermeld in artikel D.227quater, § 3.

De minister bepaalt de duur, de uitvoeringsmodaliteiten, de modaliteiten voor de organisatie van de opleidingen en de frequentie waarmee een erkend certificeerder permanente opleidingen dient te volgen.

Onderafdeling 4. - Erkenning van opleidingscentra Art. R.307bis-28. § 1. De aanvraag om erkend te worden als opleidingscentrum voor CertIBEau-certificeerders moet gericht worden aan de S.P.G.E. via een van de communicatiemethoden vermeld in artikel R.307bis-13. De S.P.G.E. stelt een aanvraagformulier ter beschikking.

De aanvraag vermeldt het volgende: 1° de identificatie van het centrum en de contactgegevens van de persoon of personen die het vertegenwoordigen, met hun handtekening;2° de identificatie van de door de centra aangestelde personeelsleden, met hun erkenningsnummer en hun handtekening. De S.P.G.E. bezorgt de aanvrager van de erkenning een bewijs van ontvangst van de aanvraag. § 2. De S.P.G.E. erkent centra die voldoen aan de voorwaarden vastgelegd in artikel D.227quater, § 3, met vermelding van hun erkenningsnummer.

De lijst met erkende opleidingscentra wordt gepubliceerd op de Waalse portaalsite van Leefmilieu en op de website van de S.P.G.E. Onderafdeling 5. - Controle van de certificeerders en van de opleidingscentra Art. R.307bis-29. De controle van de kwaliteit van de rapporten van de certificeerders, zoals bedoeld in artikel D.227quater, § 5, gebeurt door de bevoegde saneringsinstellingen en waterdistributeurs die zelf over een erkenning als certificeerder beschikken.

Deze controleopdracht wordt uitgevoerd op verzoek van de S.P.G.E., in het kader van een herkeuring, waarvan de modaliteiten vastgelegd worden in artikel R.307bis-18.

De controle bestaat eruit na te gaan of: 1° de ingezamelde informatie voor heel het bebouwd onroerend goed geldig is;2° de in het CertIBEau verstrekte informatie overeenkomt met de informatie die ter plaatse, in het gecertificeerd onroerend goed, bekomen werd;3° de conclusies in het CertIBEau, met inbegrip van de verstrekte aanbevelingen, geldig zijn. De bevoegde saneringsinstelling of de waterdistributeur die de controle heeft uitgevoerd, deelt zijn of haar conclusies mee aan de S.P.G.E. De S.P.G.E. brengt de betrokken certificeerder op de hoogte.

Onderafdeling 6. - Schorsing of intrekking van de erkenning van erkende certificeerders Art. R.307bis-30. § 1. De S.P.G.E. stelt een erkend certificeerder in kennis van zijn intentie om diens erkenning te schorsen of in te trekken via een van de communicatiemethoden vermeld in artikel R.307bis-13.

De kennisgeving vermeldt: 1° de motieven die de overwogen maatregel rechtvaardigen; 2° dat de houder van de certificering over de mogelijkheid beschikt om zijn verweermiddelen binnen de vijftien dagen na ontvangst van deze mededeling over te maken via een van de communicatiemethoden vermeld in artikel R.307bis-13; 3° de datum waarop het gehoor van de certificeerder zal plaatsvinden. Het proces-verbaal van verhoor wordt binnen de twintig dagen na de hoorzitting door de S.P.G.E. overgemaakt aan de erkende certificeerder, via een van de communicatiemethoden vermeld in artikel R.307bis-13. § 2. Als zijn erkenning wordt geschorst of ingetrokken, dient de certificeerder onverwijld alle personen met wie er lopende contracten zijn met betrekking tot de opstelling van een CertIBEau op de hoogte te brengen. § 3. De S.P.G.E. stelt de certificeerder via een van de communicatiemethoden vermeld in artikel R.307bis-13 in kennis van de opheffing van de schorsing binnen de dertig dagen nadat deze laatste zijn verplichtingen is nagekomen.

Intrekking van de erkenning van erkende opleidingscentra Art. R.307bis-31. § 1. De S.P.G.E. stelt een opleidingscentrum in kennis van zijn intentie om de erkenning of in te trekken via een van de communicatiemethoden vermeld in artikel R.307bis-13.

De kennisgeving vermeldt: 1° de motieven die de overwogen maatregel rechtvaardigen; 2° dat de houder van de erkenning over de mogelijkheid beschikt om zijn verweermiddelen binnen de vijftien dagen na ontvangst van deze mededeling over te maken via een van de communicatiemethoden vermeld in artikel R.307bis-13; 3° de datum waarop het gehoor van het opleidingscentrum zal plaatsvinden. Het proces-verbaal van verhoor wordt binnen de twintig dagen na de hoorzitting door de S.P.G.E. overgemaakt aan opleidingscentrum, via een van de communicatiemethoden vermeld in artikel R.307bis-13. § 2. Als zijn erkenning wordt ingetrokken, brengt het erkend opleidingscentrum onverwijld alle personen die ingeschreven waren om er een opleiding te volgen op de hoogte.

Onderafdeling 8. - Beroepsmogelijkheden Art. R.307bis-32. § 1. Aanvragers van een erkenning als CertIBEau-certificeerder kunnen bij de minister beroep indienen tegen de beslissing tot weigering van de erkenning.

Certificeerders of opleidingscentra kunnen bij de minister beroep indienen tegen een beslissing tot schorsing of weigering van de erkenning. Het beroep is niet schorsend. § 2. Iedereen die een beslissing tot erkenning als CertIBEau-certificeerder betwist, kan bij de minister een beroep indienen. § 3. De eigenaar van een bebouwd onroerend goed waarvoor een CertIBEau is opgesteld, kan bij de minister een beroep indienen tegen een beslissing tot weigering van aansluiting op het openbaar waterdistributienet of tegen een certificering die melding maakt van een of meerdere niet-conformiteiten. § 4. Het beroep dient, op straffe van onontvankelijkheid, binnen een termijn van twintig dagen na ontvangst van de beslissing aan de minister overgemaakt te worden, via een van de communicatiemethoden vermeld in artikel R.307bis-13.

De minister bezorgt de verzoeker een ontvangstbewijs. § 5. De minister maakt zijn beslissing binnen de dertig dagen na ontvangst van het beroep over via een van de communicatiemethoden vermeld in artikel R.307bis-13. Afdeling 8. - Tarief van het CertIBEau

Art. R.307bis-33. Het bedrag van de retributie waarvan sprake in artikel D.227ter, § 8, bedraagt op 1 januari 2021 vijfentwintig euro per CertIBEau.

Dit bedrag wordt geïnd door de certificeerder en wordt binnen de 15 kalenderdagen na registratie van het certificaat op het computerplatform vermeld in artikel R.370bid-21 doorgestort aan de S.P.G.E. Het bedrag van de retributie wordt jaarlijks herzien door de minister, op voorstel van de S.P.G.E., op basis van het aantal de voorbije jaren afgeleverde CertIBEau en een raming voor de komende jaren. HOOFDSTUK II. - Slotbepalingen

Art. 3.Het decreet van 28 februari 2019Relevante gevonden documenten type decreet prom. 28/02/2019 pub. 02/04/2019 numac 2019201525 bron waalse overheidsdienst Decreet tot wijziging van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, en tot invoering van een certificering "Water" voor bebouwde onroerende goederen, "CertIBEau" genoemd sluiten tot wijziging van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, en tot invoering van een certificering "Water" voor bebouwde onroerende goederen, "CertIBEau", treedt op dezelfde datum als dit besluit in werking.

In afwijking van het eerste lid treden artikels 6 en 7 van het decreet in werking op 1 januari 2020.

Art. 4.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2021.

In afwijking van het eerste lid treden afdelingen 6 en 7 van artikel 3 van dit besluit in werking op 1 januari 2020.

Art. 5.De minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 18 juli 2019.

Voor de Regering: De minister-president, W. BORSUS De minister van Leefmilieu, Ecologische Transitie, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Transport, Industriezones en Dierenwelzijn, C. DI ANTONIO De minister van Begroting, Financiën, Energie, Klimaat en Luchthavens, J.-L. CRUCKE

^