Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 18 oktober 2012
gepubliceerd op 29 oktober 2012

Besluit van de Waalse Regering van 18 mei 2012 tot bepaling van de voorwaarden voor de bijvoedering van grof wild

bron
waalse overheidsdienst
numac
2012206124
pub.
29/10/2012
prom.
18/10/2012
ELI
eli/besluit/2012/10/18/2012206124/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

18 OKTOBER 2012. - Besluit van de Waalse Regering van 18 mei 2012 tot bepaling van de voorwaarden voor de bijvoedering van grof wild


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 28 februari 1882 op de jacht, artikel 12ter, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1994;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 28 mei 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 28/05/2003 pub. 13/06/2003 numac 2003027429 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de voorwaarden voor de bijvoedering van grof wild sluiten tot bepaling van de voorwaarden voor de bijvoedering van grof wild;

Gelet op het advies van de « Conseil supérieur wallon de la Chasse » (Waalse Hoge Jachtraad), gegeven op 10 mei 2012;

Gelet op het advies 52.000/4 van de Raad van State, gegeven op 12 september 2012, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de overpopulatie van grof wild waargenomen op verschillende plaatsen in het Waalse Gewest;

Overwegende dat de kunstmatige bijvoedering van grof wild de voedselbeschikbaarheid verhoogt;

Overwegende dat deze verhoogde voedselbeschikbaarheid, net als andere factoren, de aanwezigheid van belangrijke populaties van grof wild bevordert;

Overwegende dat deze overpopulatie van grof wild het evenwicht tussen fauna en flora doorbreekt;

Overwegende dat ze bovendien het behoud en het herstel van de biodiversiteit van de landelijke gebieden en het bosmilieu aantast, alsook de landbouwteelten en de bosbestanden;

Overwegende dat iedereen er belang bij heeft om de populaties van grof wild op zeer significante wijze te verminderen om het evenwicht van de landbouw, het bos en de jacht te herstellen;

Overwegende dat het vanaf dit jachtjaar dan ook noodzakelijk is om de juiste voorwaarden voor de bijvoedering van grof wild te bepalen;

Overwegende dat de populatieniveaus van grof wild alsook de toestand en de typologie van natuurlijke en landbouwmilieus ten noorden en ten zuiden van de Samber-Maaslijn verschillend zijn;

Overwegende dat deze verschillen de toepassing van aparte regelingen ten noorden en ten zuiden van de Samber-Maaslijn rechtvaardigen wat betreft de bijvoedering van grof wild;

Op de voordracht van de Minister bevoegd voor de Jacht;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen en toepassingsgebied

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder bevoegde ambtenaar, de directeur van het Departement Natuur en Bossen in wiens ambtsgebied het grootste deel van het al dan niet onder een erkende jachtraad ressorterende jachtgebied gelegen is.

Art. 2.De bijvoedering van grof wild in de fokbedrijven die een machtiging hebben overeenkomstig artikel 12bis, § 2, 2e streepje, van de jachtwet van 28 februari 1882 is niet onderworpen aan de bepalingen van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 3.De bijvoedering van grof wild ten noorden van de Samber-Maaslijn is verboden.

Ten zuiden van de Samber-Maaslijn wordt de aanvullende bijvoedering van grof wild en de afleidende bijvoedering van wilde zwijnen toegelaten onder de door dit besluit bepaalde voorwaarden en mits voorafgaande kennisgeving gericht aan de bevoegde ambtenaar.

Art. 4.Het gebruik van voederbakken en voederplaatsen voor klein wild en waterwild wordt niet beschouwd als bijvoedering van grof wild.

Als er grof wild op het betrokken jachtgebied aanwezig is, wordt de bijvoedering bedoeld in het eerste lid efficiënt beschermd tegen grof wild wanneer de bevoorrading gebeurt met andere voedingsmiddelen dan tarwe of triticale.

Art. 5.§ 1. De voorafgaande kennisgeving van aanvullende bijvoedering van grof wild en van afleidende bijvoedering van wilde zwijnen wordt door de erkende jachtraad aan de bevoegde ambtenaar gericht wat betreft de jachtgebieden van zijn leden.

De voorafgaande kennisgeving van aanvullende bijvoedering van grof wild en van afleidende bijvoedering van wilde zwijnen wordt door de houder van het jachtrecht aan de bevoegde ambtenaar gericht wanneer de houder van het jachtrecht geen lid is van een erkende jachtraad.

De voorafgaande kennisgeving van bijvoedering wordt aan de bevoegde ambtenaar gericht door elk middel dat vaste datum verleent aan de verzending. § 2. Bij elke voorafgaande kennisgeving van bijvoedering worden gevoegd : 1° een kaart van het Nationaal Geografisch Instituut op schaal 1/10 000e, 1/20 000e of 1/25 000e met aanduiding van de grenzen van het jachtgebied, de voorziene bijvoederingsplaatsen en de bebouwde gronden of de te beschermen weiden;2° de schriftelijke verbintenis altijd vrije toegang tot het betrokkene jachtgebied te verlenen aan de personeelsleden van het Departement Natuur en Bossen voor de controle van de bijvoedering. De voorafgaande kennisgeving van bijvoedering moet worden hernieuwd wanneer de ligging van de bijvoederingsplaatsen verandert of bij wijziging van de houder van het jachtrecht. HOOFDSTUK III. - Voorwaarden voor de bijvoedering van grof wild Afdeling 1. - Algemene voorwaarden

Art. 6.De bijvoedering van grof wild is verboden buiten de bossen en wouden en moet minstens op 200 meter van de bosranden plaatsvinden

Art. 7.§ 1. De bijvoederingsplaatsen van grof wild mogen niet gelegen zijn : 1° op minder dan tweehonderd meter van elk terrein waar jacht met vuurwapens plaatsvindt;2° op minder dan vijftig meter van elke waterloop, bronnen inbegrepen. § 2. Een bijvoederingsplaats mag niet tegen de zin van een boseigenaar op diens terreinen vastgelegd worden.

Art. 8.Om schade te voorkomen aan sommige bosbestanden of in het belang van het natuurbehoud of om te voldoen aan de artikelen 6 of 7, kan de bevoegde ambtenaar eisen dat het grof wild op een andere plaats wordt bijgevoederd.

De bevoegde ambtenaar deelt zijn beslissing mee aan de houder van het jachtrecht of aan de jachtraad door elk middel dat vaste datum verleent aan de verzending.

De beslissing wordt door de houder van het jachtrecht of de jachtraad uitgevoerd binnen de termijn bepaald door de bevoegde ambtenaar.

Art. 9.De houder van het jachtrecht kan bij de directeur-generaal van het Operationeel directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst een beroep instellen tegen de beslissingen van de bevoegde ambtenaar, genomen krachtens de artikelen 8 en 16.

Dit beroep wordt op straffe van onontvankelijkheid binnen een termijn van vijftien dagen ingediend te rekenen van de kennisgeving van de beslissing van de bevoegde ambtenaar.

De directeur-generaal deelt zijn beslissing mee aan de aanvrager binnen een termijn van vijfenveertig dagen te rekenen van de ontvangst van het beroep.

Het beroep schorst de betwiste beslissing niet. Afdeling 2. - Aanvullende bijvoedering van grof wild

Art. 10.Voor het aanvullend bijvoederen van grof wild mag enkel hooi van grasachtige en/of peulgewassen, luzerne inbegrepen, gebruikt worden, met uitsluiting van elk kuilvoer en voordroogkuil.

Art 11. De aanvullende bijvoedering van grof wild voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° de punten waar voeder verdeeld wordt, zijn gelijkmatig verspreid over de gezamenlijke oppervlakte van de grondgebieden, met minimum twee verdeelpunten per 1 000 ha bos;2° de bevoorrading van elk verdeelpunt wordt vanaf 1 november toegelaten en moet continu worden bevoorraad tot 30 april. Afdeling 3. - Afleidende bijvoedering van wilde zwijnen

Art. 12.De afleidende bijvoedering van wilde zwijnen is uitsluitend tussen 1 april en 30 september toegelaten.

Art. 13.Voor de afleidende bijvoedering mag alleen gebruik gemaakt worden van gerst, tarwe, spelt, triticale en rogge, gemengd met erwten.

Het voeder wordt continu verspreid in slierten van tien tot vijftien meter breed en tweehonderd tot tweehonderdvijftig meter lang.

Het strooien gebeurt uitsluitend met de hand en met kracht, met uitsluiting van elk mechanisch of gemotoriseerd middel.

Art. 14.De silo's en opslagkuipen voor afleidende bijvoedering van wilde zwijnen zijn in de bossen verboden.

Art. 15.Een afleidende bijvoederingspunt voor wilde zwijnen moet worden gevestigd op een beboste oppervlakte die minstens vijftig ha uit één stuk omvat.

Er kunnen bijkomende bijvoederingspunten worden voorzien, naar rato van een bijvoederingspunt per oppervlakte van tweehonderdvijftig ha bos uit één stuk. HOOFDSTUK IV. - Overgangs- en slotbepalingen Art.16. § 1. Wordt voor de toepassing van dit artikel als "zwart punt" jachtgebied beschouwd, het jachtgebied waarop de gemiddelde afname van wilde zwijnen voor de jachtjaren 2009-2010, 2010-2011 en 2011-2012 hoger is dan 75 wilde zwijnen/1 000 ha.

Voor het jachtseizoen 2014-2015, wordt ook als "zwart punt" jachtgebied beschouwd, het jachtgebied waarop de gemiddelde afname van wilde zwijnen voor de jachtjaren 2009-2010, 2010-2011 en 2011-2012 hoger is dan 60 wilde zwijnen/1 000 ha.

Voor 31 maart 2013 en door elk middel dat vaste datum verleent aan de verzending, deelt de bevoegde ambtenaar aan de betrokken houders van het jachtrecht mee dat hun jachtgebied als "zwart punt" jachtgebied wordt beschouwd. § 2. In afwijking van artikel 3, tweede lid, en van artikel 12 wordt de afleidende bijvoedering toegelaten : 1° tussen 15 november en 31 maart voor het jachtseizoen 2012-2013, mits voorafgaande kennisgeving gericht aan de bevoegde ambtenaar;2° tussen 1 oktober en 31 maart voor de jachtjaren 2013-2014 en 2014-2015 in de gebieden die niet als "zwart punt" worden beschouwd, mits voorafgaande kennisgeving gericht aan de bevoegde ambtenaar;3° tussen 1 oktober en 31 maart voor de jachtjaren 2013-2014 en 2014-2015 in de gebieden die als "zwart punt" worden beschouwd, mits machtiging van de bevoegde ambtenaar. De aanvraag tot machtiging wordt jaarlijks vóór 1 augustus ingediend overeenkomstig de procedure omschreven in artikel 5 voor de voorafgaande kennisgeving van aanvullende bijvoedering van grof wild en afleidende bijvoedering van wilde zwijnen.

Indien het Departement Natuur en Bossen vaststelt dat de "zwart punt" jachtgebieden niet opzettelijk de afname van wilde zwijnen op een significante manier hebben verhoogd, zal de machtiging om bijvoedering echter worden geweigerd en op die basis worden gemotiveerd door de bevoegde ambtenaar.

De bevoegde ambtenaar deelt zijn beslissing mee aan de houder van het jachtrecht binnen een termijn van 30 dagen door elk middel dat vaste datum verleent aan de verzending. § 3. Voor 1 oktober 2013 en voor 1 oktober 2014 zal de Minister bevoegd voor de Jacht een beoordeling van de impact van deze overgangsmaatregel betreffende de afleidende bijvoedering van wilde zwijnen op het niveau van de schaden van wilde zwijnen waargenomen in het Waalse Gewest aan de Regering bezorgen.

Art. 17.Artikel 16 houdt op van kracht te zijn op 31 maart 2015.

Art. 18.Het besluit van de Waalse Regering van 28 mei 2003Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 28/05/2003 pub. 13/06/2003 numac 2003027429 bron ministerie van het waalse gewest Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de voorwaarden voor de bijvoedering van grof wild sluiten tot bepaling van de voorwaarden voor de bijvoedering van grof wild wordt opgeheven.

Art. 19.Dit besluit treedt in werking op 15 november 2012.

Art. 20.De Minister bevoegd voor de Jacht is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 18 oktober 2012.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Openbare werken, Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Natuur, Bossen en Erfgoed, C. DI ANTONIO

^