Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 19 april 2007
gepubliceerd op 15 mei 2007

Besluit van de Waalse Regering betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2007201520
pub.
15/05/2007
prom.
19/04/2007
ELI
eli/besluit/2007/04/19/2007201520/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

19 APRIL 2007. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op de artikelen 3, derde lid, 17 en 21, derde lid;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen tot uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning;

Gelet op het advies nr. 42.181/4 van de Raad van State, uitgebracht op 19 februari 2007, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat Richtlijn 96/82/EG van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken de preventie van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn en de beperking van de desbetreffende gevolgen beoogt; dat met het oog op de omzetting van deze richtlijn een stelsel tot stand is gebracht dat berust op de verplichting voor de uitbater om de nodige maatregelen te treffen teneinde dergelijk ongeval te voorkomen, enerzijds, en op een informatief systeem dat de overheid nodig heeft om controle op die maatregelen uit te oefenen en om informatie aan de bevolking te verstrekken, anderzijds; dat het toepasselijke stelsel min of meer versterkt wordt naargelang van de hoeveelheid aanwezige gevaarlijke stoffen : zodoende worden aan de inrichting SEVESO "lage drempel" een kennisgeving, een preventiebeleid en een intern urgentieplan opgelegd; aan de inrichting SEVESO "hoge drempel" worden bovendien een veiligheidsrapport en een extern urgentieplan opgelegd;

Overwegende dat de Waalse Regering bovenop deze verplichtingen in 2001 het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming heeft aangevuld met de verplichting elke vergunningaanvraag betreffende een SEVESO bedrijf vergezeld te laten gaan van een nota betreffende de identificatie van de gevaren of van een veiligheidsstudie naar gelang het gaat om een "lage drempel" of om een "hoge drempel"; dat de Waalse Regering in 2002 deze regeling heeft willen handhaven in het nieuwe normatieve kader betreffende de milieuvergunning; dat ze daartoe dezelfde bepaling in het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen tot uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning heeft opgenomen in een hoofdstuk dat speciaal voor die inrichtingen bestemd is, waarbij verwezen wordt naar de rubriek 63.12.18 van het besluit van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten; dat de invoering van deze rubriek het niet door de Regering gewenste averrechts effect heeft gehad dat het kenmerk "SEVESO" van een bedrijf bij toepassing van artikel 10 van het decreet van du 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, aanleiding heeft gegeven tot vergunningaanvragen; dat de toepassing van de huidige regelgeving als gevolg zou kunnen hebben dat de inrichting - die overigens al vergund is (voor haar hoofd- en bijkomende activteiten, o.a het opslaan van gevaarlijke stoffen) - een nieuwe vergunningaanvraag zou moeten indienen in geval van drempelwijziging (herziening van de richtlijn) of van de indeling van een product, terwijl er geen fysische wijziging (uitbreiding of verbouwing) en, bijgevolg, geen risicoverhoging heeft plaatsgevonden;

Overwegende dat het feit dat een bedrijf dat "SEVESO"gekenmerkt is geenszins het optreden van nieuwe risico's inhoudt; dat de risico's i.v.m. een "SEVESO"-bedrijf al vóór deze etikettering aanwezig zijn en in het kader van de problematiek van de preventie van zware ongevallen verband houden met de eigenlijke opslag van gevaarlijke stoffen, die reeds het voorwerp is van een vergunning via de tenuitvoerlegging van een rubriek (van rubrieken) van het besluit "lijst" betreffende deze opslagactiviteit; dat, alhoewel de overheid in het kader van een vergunningaanvraag moet kunnen beschikken over het volledige dossier van het bedrijf, met inbegrip van de gegevens over de problematiek "zware ongevallen" (nota betreffende de identificatie van de gevaren/veiligheidsstudie), het feit dat een bedrijf het etiket "SEVESO" heeft dus geen aanleiding zou moeten geven tot vergunningaanvragen; dat deze procedure een administratieve logheid met zich mee brengt die niet strookt met de nagestreefde doelstelling, met name de bevoegde administratieve overheid laten beschikken over de documenten (nota betreffendeidentificatie van de risico's en veiligheidsstudie) die nodig zijn voor de vlotte behandeling van het "SEVESO" dossier;

Overwegende dat het geboden is deze administratieve logheid te verhelpen en tegelijkertijd de exploitanten van een "SEVESO"-bedrijf verder te verplichten de vereiste gegevens te gelegener tijd te verstrekken; dat het om deze doelstelling te halen past samen met de opheffing van de rubrieken 63.12.18.01 en 63.12.18.02. : - elke exploitant van een "SEVESO"-bedrijf die een vergunningaanvraag indient te verplichten een nota betreffende de identificatie van de gevaren (voor de lage drempels) of de veiligheidsstudie (voor de hoge drempels) bij zijn aanvraag te voegen; - de lijst aan te vullen van de maatregelen die vastliggen in het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opvangen van de risico's inherent aan zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, door : ° de exploitant ven een SEVESO-bedrijf "lage drempel" te verplichten de nota betreffende de identificatie van de gevaren (waarvan de inhoud nader bepaald wordt in bijlage XIII bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning) binnen drie maanden na de voor de kennisgeving voorgeschreven termijn over te leggen en ° de exploitant ven een SEVESO-bedrijf "hoge drempel" te verplichten de veiligheidsstudie (waarvan de inhoud nader bepaald wordt in bijlage XIV bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen voor de uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning) in zijn veiligheidsrapport op te nemen;

Overwegende dat door de combinatie van deze twee mechanismen een louter administratieve vereenvoudiging verwezenlijkt wordt zonder gevolg voor de rechten gewaarborgd krachtens artikel 23 van de Grondwet; dat immers geen noemenswaardige daling van het milieubeschermingsniveau uit deze procedurale aanpassing zal voortvloeien daar voor de eigenlijke activiteiten inzake de opslag van gevaarlijke stoffen nog steeds een milieuvergunning vereist wordt; dat de doelstelling die erin bestaat gebruik te maken van een eenvoudig mechanisme om gegevens over de "SEVESO"-problematiek aan de bevoegde dienst over te maken zodoende beter gehaald wordt : hoe dan ook, de overheid beschikt, desgevallend binnen een kortere termijn, over alle gegevens die nodig zijn voor de behandeling van het dossier "SEVESO" en, desnoods, voor de verbetering van de werkingsvoorwaarden in de bedoelde inrichtingen; dat in geval van niet inachtneming van het informatieve systeem waarin voorzien wordt bij het ontwerp van besluit tot bepaling van de sectorale van toepassing op de inrichtingen waar gevaarlijke stoffen gevaar voor zware ongevallen kunnen veroorzaken, artikel 31 van het samenwerkingsakkoord van toepassing is wat de straffen en administratieve sancties betreft;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling

Artikel 1.Dit besluit beoogt de gedeeltelijke omzetting van Richtlijn 2003/105/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2003 tot wijziging van Richtlijn 96/82/EG van de Raad betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. HOOFDSTUK II. - Wijzigingen in het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten

Art. 2.Het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten wordt aangevuld met een artikel 3ter, luidend als volgt : «

Art. 3ter.De inrichtingen bedoeld in bijlage I bij dit besluit waar gevaarlijke stoffen aan te treffen zijn in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de drempels vermeld in de kolommen 2 en 3 van bijlage I bij het samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de risico's van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, worden in klasse 1 ingedeeld, niettegenstaande de indeling die hen in dezelfde bijlage wordt toegewezen. »

Art. 3.In bijlage I bij hetzelfde besluit worden de voetnota's nrs. 17 tot 25 de voetnota's nrs. 16 tot 24.

Art. 4.De rubriek 63.12.18 en bijlage II bij hetzelfde besluit worden opgeheven. HOOFDSTUK III. - Wijzigingen in het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse Maatregelen tot uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning

Art. 5.In artikel 1, § 3, 2°, 5° en 10°, van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 betreffende de procedure en diverse maatregelen tot uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning worden de termen "II bij het besluit van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten" vervangen door de termen "I bij het samenwerkingsakkoord".

Art. 6.In artikel 3, § 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "bedoeld in rubriek 63.12.18 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten" vervangen door de woorden "bedoeld in bijlage I bij het samenwerkingsakkoord".

Art. 7.Het opschrift van afdeling 3 van hoofdstuk II van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Aanvullende bepalingen betreffende de inrichtingen bedoeld in het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opvangen van de risico's inherent aan zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn. »

Art. 8.In artikel 59, § 1, van hetzelfde besluit worden de woorden "II bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten" vervangen door de woorden "I bij het samenwerkingsakkoord".

Art. 9.Artikel 59, § 2, vijfde en zesde lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « 5.de exploitatie (prospectie, winning en verwerking) van delfstoffen in mijnen en groeven of d..m.v. boringen, met uitzondering van chemische en thermische verwerkingshandelingen en de daarmee gepaard gaande opslag, waarbij gevaarlijke stoffen zoals omschreven in bijlage I bij het samenwerkingsakkoord betrokken zijn; 6. de afvalstortplaatsen, met uitzondering van operationele voorzieningen voor het wegwerken van residuen, waaronder residubekkens die gevaarlijke stoffen als gedefinieerd in bijlage I bij het samenwerkingsakkoord bevatten, in het bijzonder wanneer zij worden gebruikt in verband met de chemische en thermische verwerking van mineralen.»

Art. 10.In artikel 61, §§ 1 en 2, van hetzelfde besluit worden de woorden "II bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten" vervangen door de woorden "I bij het samenwerkingsakkoord".

Artikel 61, § 2, 3°, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « 3° bevat voldoende informatie over de vestiging en het bestaan van activiteiten of installaties rondom de inrichting en vermeldt de naam van de bevoegde instanties die aan de studie hebben meegewerkt. De structuur en de minimale inhoud van de veiligheidsstudie bedoeld in het vorige lid worden omschreven in bijlage XIV bij dit besluit. »

Art. 11.Artikel 62 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 62.Elke aanvraag tot milieuvergunning of eenmalige vergunning die betrekking heeft op een inrichting waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in hoeveelheden gelijk aan of groter dan de drempels vermeld in de delen 1 en 2 van bijlage I bij het samenwerkingsakkoord en die vergezeld moet gaan van een nota betreffende de identificatie van de gevaren of van een veiligheidsstudie overeenkomstig artikel 61 wordt voor advies overgelegd aan de DPA en aan de 'Service régional d'Intervention'.

Het advies van de DPA vermeldt o.a. of de kans op en de mogelijkheid van een zwaar ongeval of de gevolgen daarvan kunnen verhogen voor betrokken inrichting wegens de lokalisatie of de nabijheid van bedrijven en hun inventarissen van gevaarlijke stoffen. »

Art. 12.Bijlage XII bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage I bij dit besluit.

Art. 13.In bijlage XIII, § 2, bij hetzelfde besluit worden de woorden "(de selectie kan worden uitgevoerd op grond van criteria voor de selectie van de gevaarlijk geachte uitrustingen bedoeld in bijlage IV)" geschrapt.

Art. 14.Bijlage XIV bij hetzelfde besluit wordt vervangen door bijlage II bij dit besluit. HOOFDSTUK IV. - Opheffings-, overgangs- en slotbepaling

Art. 15.Hoofdstuk III van titel I van het besluit van de Regent van 11 februari 1946 houdende goedkeuring van de titels I en II van het Algemeen Reglement voor de arbeidsbescherming wordt opgeheven.

Art. 16.De vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit ingediende vergunningsaanvragen alsmede de desbetreffende administratieve beroepen worden behandeld volgens de regels van kracht op de datum van indiening van de aanvraag.

In afwijking van het eerste lid is artikel 9 toepasselijk zodra dit besluit in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt.

Art. 17.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 19 april 2007.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE I « Bijlage XII. - Criteria voor de vastlegging van de begrippen 'ernstige implicatie' en 'relevante verhoging of wijziging' bedoeld in artikel 61, § 4, laatste lid 1. Begrip 'gevaarlijk geachte uitrusting' Voor de toepassing van dit besluit worden als gevaarlijk beschouwd : de uitrustingen waarvan de hoeveelheid gevaarlijke producten groter is dan een referentiemassa bepaald op grond van de gevaarlijke eigenschappen van het product, van de fysische staat en, eventueel, de ligging ervan t.o.v. een andere gevaarlijke uitrusting.

Als verschillende uitrustingen constant communiceren, dient het geheel van de inhoud van de communicerende uitrustingen opgegeven te worden, tenzij er geen gevaar is voor overheveling van het geheel van de uitrustingen in geval van lekkage op één van hen.

De volgende uitrustingen worden eveneens als gevaarlijk beschouwd : open systemen, zoals apparaten of leidingen met een capaciteit die lager is dan de in aanmerking te nemen referentiemassa, maar die binnen 10 minuten een gelijke of hogere hoeveelheid kunnen vrijmaken.

De regels voor de berekening van de referentiemassa zijn de volgende : a. een referentiemassa Ma (in kg) selecteren naargelang van het soort gevaar : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld a.in geval van vloeibare producten, de massa's wegen naargelang van het verdampings- of ontbrandingsrisico.

De in bovenstaande tabel vermelde referentiemassa's moeten worden gedeeld door een coëfficiënt S die de som is van een coëfficiënt S1 en een coëfficiënt S2 en waarvan de grenzen worden teruggebracht tot : 0,1 <= S <= 10 Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De coëfficiënt S is de som van een coëfficiënt S1 en een coëfficiënt S2.

De coëfficiënt S1 houdt rekening met het verschil tussen de diensttemperatuur Tp en de kooktemperatuur bij atmosferische druk Teb overeenkomstig de wet : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Het variatiegebied van S1 hangt af van het verband tussen een eventuele verhoging of vermindering van het risico en het verschil tussen de dienst- en de kooktemperatuur.

Dat verband is rechtstreeks afhankelijk van de gevaarkenmerken van de bedoelde producten.

Als een product verschillende gevaarkenmerken vertoont, komt alleen de kleinste waarde van Mb in aanmerking.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De coëfficiënt S2 is slechts van toepassing op de processen bij negatieve temperatuur en wordt verkregen d.m.v. de formule : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld De temperaturen worden uitgedrukt in Celsiusgraden.

Opmerkingen : ? In het geval van mengsels wordt de aanvankelijke kooktemperatuur in aanmerking genomen. ? In het geval van een niet-stabiel product dat zich vóór het bereiken van het kookpunt kan ontbinden, wordt de ontbindingstemperatuur in aanmerking genomen. ? In het geval van een product dat zonder ontbinding vóór het bereiken van het kookpunt kan polymeriseren, is de coëfficiënt S1 altijd gelijk aan 1. ? De weging naargelang van het vermogen tot verspreiding in het leefmilieu is niet van toepassing op de stoffen van de categorieën 3, 4, 5 en 10. ? Als verschillende gevaarlijke stoffen aanwezig zijn in hetzelfde toestel, moet uitgegaan worden van de veronderstelling dat elke stof de totaliteit van het toestel kan vullen. ? Voor de opslag van producten verpakt in kleine hoeveelheden (bijv. de opslagplaatsen voor geformuleerde stoffen bevattende veelvoudige referenties zoals de opslagplaatsen voor farmaceutische of fyto-farmaceutische stoffen) dient geen rekening te worden gehouden met de capaciteit van de recipiënt maar met de totale capaciteit van de opslagplaats. a. Weging in geval van gevaar voor domino-effect. De uitrustingen met ontplofbare of brandbare stoffen worden eveneens gevaarlijk geacht als ze gelegen zijn op minder dan 50 m van uitrustingen die als gevaarlijk beschouwd worden overeenkomstig de regels a) en b) en als ze in minder dan 10 minuten een massa gevaarlijke producten bevatten of kunnen vrijmaken die hoger is dan een massa Mc die berekend wordt als volgt : Mc = S3 x Mb met 0,1 <= S3 <= 1 en S3 = (0,02 x D)3 waarbij D staat voor de in m uitgedrukte kortste afstand tussen de twee uitrustingen. 1. Verbouwingen of uitbreidingen van een inrichting die een ernstig gevaar voor zware ongevallen kunnen veroorzaken. Als dusdanig worden beschouwd : ? de bouw waar dan ook binnen de inrichting van een nieuwe voorziening die gevaarlijk wordt geacht volgens de criteria van deze bijlage; ? de verplaatsing binnen de inrichting van een gevaarlijk geachte uitrusting; ? de aanleg van een laad- of losplaats voor gevaarlijke producten, van een verbrandingsinstallatie of een brandbare lading van meer dan 100 ton op minder dan 50 m van een gevaarlijk geachte uitrusting die reeds toegelaten is; ? elke verbouwing van de systemen voor de retentie, verzameling of verwijdering van vloeibare of gasachtige effluenten die een weerslag hebben op het technische vermogen van die systemen; ? elke wijziging van de systemen voor lekdetectie of brandbestrijding; ? elke constructie van minstens 2 m hoog en met minstens één volle wand op minder dan 50 m van een gevaarlijke uitrusting met vloeibaar gemaakte gassen onder druk of oververhitte vloeistoffen. 1. Noemenswaarde verhoging van de hoeveelheid aanwezige gevaarlijke stoffen. Als noemenswaard worden beschouwd : ? meer dan 50 % capaciteits- of transmissiesnelheidsverhoging t.o.v. de kenmerken van een reeds toegelaten gevaarlijke uitrusting; ? elke capaciteits- of snelheidsverhoging waarbij de capaciteit van een uitrusting de referentiemassa zou overschrijden met het gevolg dat ze als gevaarlijk ingedeeld wordt; ? elke capaciteitsverhoging die een effect zou hebben op de indelingsrubriek van de inrichting; ? Belangrijke wijziging van het soort aanwezige gevaarlijke stoffen of van de fysische vorm ervan.

Als belangrijk worden beschouwd : de wijzigingen van de fysische staat met als gevolg een verhoging van 50 % of meer van de wegingscoëfficiënten op grond waarvan de referentiemassa's voor de indeling van een toestel worden berekend. » Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 april 2007 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.

Namen, 19 april 2007.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE II « Bijlage XIV. - Structuur en inhoud van de veiligheidsstudies bedoeld in artikel 61, § 2. 1° Structuur van de studie. De veiligheidsstudie bestaat uit 2 hoofddelen : ? een beschrijvend deel, meer bepaald een inventaris van de gevaren op grond waarvan een lijst van geduchte incidenten kan worden opgemaakt; ? een analytisch deel op grond waarvan voor elk geducht incident het volgende moet kunnen worden geëvalueerd : - de waarschijnlijkheid dat het incident zich voordoet; - de waarschijnlijkheid van een rampzalige ontwikkeling; - de draagwijdte van de gevaarlijke effecten; - een samenvatting met de motivering van de aanvaardbaarheid van het risico dat inherent is aan elk geducht incident. 2° Inhoud van het beschrijvende deel. Voorstelling van de omgeving van de inrichting : ? Beschrijving van de site en omgeving : geografische ligging, meteorologische, geologische, hydrografische gegevens en, in voorkomend geval, historiek. ? Beschrijving van de gebieden die onderhevig kunnen zijn aan een zwaar ongeval.

Beschrijving van de installaties : ? Beschrijving van de voornaamste activiteiten en producties van de delen van de inrichting die van belang zijn op het vlak van de veiligheid. ? Beschrijving en nauwkeurige lokalisatie van de installaties binnen de inrichting (opslagplaatsen, productie en elke andere activiteit) die een gevaar voor zware ongevallen kunnen inhouden. ? Omschrijving van de omstandigheden waarin een zwaar ongeval zich zou kunnen voordoen en van de factoren die rechtstreeks of onrechtstreeks een zwaar ongeval zouden kunnen veroorzaken. ? Omschrijving van de preventiemaatregelen zoals de controle van de technische parameters en van de uitrustingen voor de veiligheid van de installaties. ? Beschrijving van de uitrustingen die dienen om de effecten van emissies van gevaarlijke producten of van zware ongevallen te beperken.

Beschrijving van de procédés : De bedoelde procédés hebben betrekking op één of meer stoffen, preparaten of mengsels die gevaarlijk zijn in de zin van het samenwerkingsakkoord.

De beschrijving bestaat uit : ? een diagram van de uitgevoerde handelingen, met vermelding van de stofstromen, de reacties en de energiestromen als ze belangrijk zijn, vergezeld van een verklarende nota met een omschrijving van de functies van de verschillende apparaten waarvan de vestiging overigens precies wordt aangegeven op het plan; ? een functioneel schema met de leidingen, apparaten en instrumentatie die noodzakelijk zijn voor de controle van de handelingen; ? een behoorlijk gerefereerde nota betreffende de reactie- en controlemechanismen om de apparaten en instrumenten makkelijk te kunnen lokaliseren op het functionele schema; ? een nota betreffende de risico's inherent aan een ongecontroleerde ontwikkeling van de reacties en betreffende de middelen om defecten te voorkomen en om de effecten te temperen.

Beschrijving van de gevaarlijke stoffen, preparaten en mengsels : ? Identificatie van de constitutieve stoffen d.m.v. het chemisch symbool, de CAS- en EEG-nummers en de benaming in de IUPAC-nomenclatuur. ? Maximale hoeveelheid die zich op de site bevindt of zou moeten bevinden. ? Fysische, chemische, toxicologische kenmerken en vermelding van de rechtstreekse en onrechtstreekse gevaren voor de mens of het milieu. ? Fysisch of chemisch gedrag onder normale gebruiksomstandigheden of in voorspelbare ongevalsituaties, zoals afzetting, brand, accidenteel contact met water of met een andere reactieve stof op de site. 3° Inhoud van het analytische deel. Selectie van de gevaarlijke installaties. ? Beschrijving en lokalisatie op een plan van alle installaties binnen de inrichting (opslagplaatsen, productie en elke andere activiteit) die grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen of energie kunnen vrijmaken.

Identificatie van geduchte incidenten : ? Omschrijving van oncontroleerbare incidenten die omvangrijk genoeg zijn om een ernstig gevaar te vormen, met inbegrip van kaarten, beelden of, desgevallend, soortgelijke omschrijvingen van de zones waar dergelijke incidenten zich kunnen voordoen en waarbij de inrichting betrokken is.

Verwijzingen naar historische ongevallen : ? Beschrijving van ongevallen of schierongevallen die zich op de site of elders hebben voorgedaan met identieke producten of met producten die vergelijkbare eigenschappen hebben.

Analyse van de veiligheid van de installaties. ? Dit deel van de studie moet wijzen op de adequatie tussen de geduchte incidenten, enerzijds, en de middelen om de gevolgen ervan te voorkomen of te verzachten, anderzijds. ? De veiligheid van de installaties wordt aangetoond op basis van de hybride benadering waarbij het volgende geëvalueerd wordt : - de draagwijdte van de gevaarlijke effecten : De in aanmerking te nemen effecten zijn de volgende : - overdruk veroorzaakt door ontploffingen; - warmtestraling van plasbranden, fakkels of vuurbollen; - concentraties in de lucht van producten die gevaarlijk zijn voor de gezondheid; - alle andere effecten die schadelijk zijn voor het leefmilieu. - de waarschijnlijkheid van een massale emissie van gevaarlijke stoffen - Gedetailleerde analyse van de omstandigheden waarin een geducht incident zich voordoet, of de oorzaken intern of extern zijn. - Beoordeling van de waarschijnlijkheid dat een geducht incident zich voordoet op grond van de waarschijnlijkheid van inleidende incidenten en van de betrouwbaarheid van de preventiemiddelen. - de waarschijnlijkheid van een rampzalige ontwikkeling. - Analyse van de omstandigheden waarin een oncontroleerbaar incident tot een zwaar ongeval kan leiden. - Beoordeling van de waarschijnlijkheid van rampzalige gevolgen op grond van de meteorologische statistieken en de betrouwbaarheid van de alarm- en interventiemiddelen.

Synthese.

Er wordt een synthesedocument opgemaakt waarin de volgende gegevens voorkomen : ? Gevaarlijke stoffen die het voorwerp van de studie uitmaken : Benaming, gevaarlijke kenmerken en graad van verspreiding in het leefmilieu. ? Onderzochte geduchte incidenten : 1. Betrokken uitrustingen.2. Geduchte incidenten.3. Waarschijnlijkheid dat oncontroleerbare incidenten zich zullen voordoen en rampzalige gevolgen zullen hebben.4. Aard en draagwijdte van de gevaarlijke effecten. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 19 april 2007 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.

Namen, 19 april 2007.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^