Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 20 december 2000
gepubliceerd op 10 februari 2001

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 20 mei 1999 betreffende de milieu-initiatie in het Waalse Gewest

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2001027064
pub.
10/02/2001
prom.
20/12/2000
ELI
eli/besluit/2000/12/20/2001027064/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

20 DECEMBER 2000. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 20 mei 1999 betreffende de milieu-initiatie in het Waalse Gewest


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 28 april 1999 betreffende de milieu-initiatie in het Waalse Gewest;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 20 mei 1999 betreffende de milieu-initiatie in het Waalse Gewest;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 19 december 2000;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting;

Overwegende dat een wettelijke grondslag vereist is om de centra voor leefmilieu-initiatie de middelen te verschaffen die zij nodig hebben om hun opdrachten te vervullen;

Overwegende dat er een dringende behoefte is aan doelgerichte centra die in een georganiseerd netwerk samenwerken met bevoegde animators;

Gelet op de wil om centra voor leefmilieu-initiatie ter beschikking te stellen van het grote publiek, meer bepaald van de scholen, met gezellige lokalen voorzien van modern en aangepast materiaal;

Op de voordracht van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Minister : de Minister van Leefmilieu; 2° V.Z.W. : vereniging zonder winstoogmerk opgericht overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 waarbij aan de verenigingen zonder winstgevend doel en aan de instellingen van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend; 3° Bestuur : het directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu;4° 'CRIE' : gewestelijk centrum voor milieu-initiatie;5° decreet : het decreet van 28 april 1999 betreffende de milieu-initiatie in het Waalse Gewest.

Art. 2.§ 1. Elke v.z.w. die de in artikel 5 van het decreet gestelde voorwaarden vervult, mag verzoeken om de erkenning die recht geeft op een toelage voor het beheer van een 'CRIE'.

De erkenningsaanvraag moet bij ter post aangetekend schrijven met ontvangbewijs in drie exemplaren ingediend worden bij het bestuur en de volgende gegevens bevatten : 1° de benaming en het adres van de V.Z.W., alsook een afschrift van de publicatie van haar statuten en van de laatste akte van benoeming van haar bestuurders of een eensluidend verklaarde afschrift van de aanvraag om publicatie van de statuten; 2° een afschrift van de bewijsstukken betreffende de pedagogische en wetenschappelijke titels van de vier personen bedoeld in artikel 5, derde lid, 2°, van het decreet;3° een nota met een beschrijving van het project betreffende de in artikel 4 van het decreet bedoelde opdrachten, alsook de pedagogische en wetenschappelijke titels van het personeel dat in dienst wordt genomen om die opdrachten uit te voeren;4° een raming van het budget dat nodig is voor de uitvoering van het sub 3° bedoelde project, binnen de perken van het bedrag vastgesteld in artikel 5, § 2. § 2. Binnen drie maanden na ontvangst van het behoorlijk ingevulde aanvraagformulier laat de Minister de verzoekende V.Z.W. weten of de erkenning wordt verleend of geweigerd.

Art. 3.Na advies van het begeleidingscomité bedoeld in artikel 9 van het decreet mag de Minister de erkenning elk moment intrekken als : 1° de V.Z.W. de in artikel 5, derde lid, bedoelde voorwaarden niet meer vervult; 2° de opdracht niet is uitgevoerd met inachtneming van de doelstelling waarvan sprake in de erkenning;3° de houder van de erkenning het bestuur belet heeft na te gaan of hij zijn opdracht uitoefent;4° de houder van de erkenning het activiteitenrapport, het boekhoudrapport of elk ander over te maken document niet heeft overgemaakt binnen de termijn voorgeschreven bij het erkenningsbesluit;5° de toelagen niet werden gebruikt voor de kostendekking waarvoor ze verleend werden. De Minister stelt de V.Z.W. bij ter post aangetekende schrijven met ontvangbewijs in kennis van het besluit tot intrekking van de erkenning. De V.Z.W. antwoordt bij aangetekend schrijven met ontvangbewijs binnen dertig dagen na ontvangst van de kennisgeving. De Minister neemt een beslissing binnen dertig dagen na ontvangst van het antwoord.

Art. 4.De Minister kan de erkenning verlengen na een periode van drie jaar, onverminderd artikel 3.

Drie maanden vóór de vervaldatum van de erkenning dient de V.Z.W. een nieuwe aanvraag in volgens de procedure bedoeld in artikel 2.

De Minister neemt een beslissing binnen twee maanden na ontvangst van de aanvraag op grond van het advies van het begeleidingscomité.

Art. 5.§ 1. Binnen de perken van de beschikbare kredieten verleent de Minister een jaarlijkse toelage aan de erkende V.Z.W. om de werking van het centrum te verzekeren.

De werkingskosten bestaan uit : - personeelsuitgaven, - verbruiks- en leveringskosten voor de uitvoering van de opdrachten bedoeld in artikel 4 van het decreet, - lasten verbonden aan de werking van de infrastructuur. § 2. Elk centrum ontvangt jaarlijks een toelage van maximum tien miljoen BEF. § 3. Om de jaarlijkse toelage te genieten, bezorgt de erkende V.Z.W. het bestuur uiterlijk 15 november het begrotingsontwerp van het centrum voor het volgende jaar, alsmede het programma van de geplande activiteiten. § 4. Na advies van het begeleidingscomité en binnen hoogstens één maand na ontvangst van het begrotingsontwerp beslist de Minister of de toelage al dan niet verleend mag worden op basis van de documenten bedoeld in § 3. § 5. De toelage wordt uitbetaald als volgt : 1° een eerste schijf gelijk aan maximum 40 % van het totaalbedrag, bij de kennisgeving van de toekenning en na overlegging van een waar en echt verklaarde schuldvordering die vergezeld gaat van het jaarlijks activiteitenprogramma, goedgekeurd door het opvolgingscomité van elk centrum;2° de volgende schijven, samen goed voor maximum 50 % van het toelagebedrag, aan het einde van elk kwartaal en na overlegging van een waar en echt verklaarde schuldvordering, een tussenactiviteitenrapport en een boekhoudrapport, goedgekeurd door het opvolgingscomité van elk centrum;3° het saldo, na overlegging van een waar en echt verklaarde schuldvordering, vergezeld van de stukken waarbij de toelage gewettigd wordt, het in artikel 8 van het decreet bedoelde activiteitenrapport en een boekhoudrapport, goedgekeurd door het opvolgingscomité van elk centrum. § 6. De boeken worden gehouden overeenkomstig de wetgeving op de bedrijfsboekhouding.

Art. 6.§ 1. Het begeleidingscomité van het 'CRIE'-netwerk bestaat uit : 1° een vertegenwoordiger van de Minister van Leefmilieu, die het voorzitterschap waarneemt;2° een vertegenwoordiger van de Minister die bevoegd is voor Natuurbehoud, als vice-voorzitter;3° een vertegenwoordiger van de Minister die bevoegd is voor Toerisme;4° een vertegenwoordiger van de Minister van Mobiliteit en Energie;5° een vertegenwoordiger van de Minister die bevoegd is voor patrimonium;6° een vertegenwoordiger van het Bestuur;7° twee deskundigen met een pedagogische of een wetenschappelijke titel in verband met leefmilieu;8° een vertegenwoordiger gekozen door het geheel van de 'CRIE'. § 2. De leden van het begeleidingscomité worden door de Minister aangewezen voor een termijn van vier jaar. Hun mandaat is hernieuwbaar.

Voor ieder gewoon lid wijst de Minister een plaatsvervanger aan die deel kan nemen aan de werken van het begeleidingscomité. Als een gewoon lid zijn mandaat voortijdig opzegt, wordt zijn plaats ingenomen door zijn plaatsvervanger.

Art. 7.Het Bestuur stelt de nodige lokalen ter beschikking van het begeleidingscomité.

Art. 8.§ 1. Het advies over de erkenningsaanvragen wordt uitgebracht bij gewone meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

Als minstens één vierde van de aanwezige leden zich verzet tegen een door de meerderheid uitgebracht advies, vult de voorzitter het advies aan met een melding waarin gewag wordt gemaakt van de uiteenlopende mening. § 2. Het begeleidingscomité wordt bijeengeroepen door de voorzitter of, in voorkomend geval, door de Minister. Het vergadert minstens twee keer per jaar.

De bij de Minister van Leefmilieu geaccrediteerde inspecteur van Financiën wordt verzocht de vergaderingen bij te wonen.

De voorzitter kan alle personen met specifieke bevoegdheden verzoeken aan de werkzaamheden van het begeleidingscomité deel te nemen. Deze personen nemen niet deel aan de stemming. § 3. Het begeleidingscomité maakt zijn huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Minister. Het huishoudelijk reglement bevat de volgende gegevens : 1° de procedure voor de oproep van de leden, voor het opmaken van de agenda, de goedkeuring van de notulen, adviezen en andere documenten opgemaakt namens het begeleidingscomité;2° de modaliteiten van de stemming, alsook het aantal leden vereist om geldig te zetelen;3° de delegaties inzake de handtekeningen;4° de werking van het secretariaat. De mandaten worden onbezoldigd uitgeoefend. De reis- en verblijfkosten van de leden van het begeleidingscomité worden terugbetaald volgens de regels die gelden voor de ambtenaren van het Waalse Gewest. Daartoe worden zij gelijkgesteld met ambtenaren van rang A4.

Art. 9.In het kader van zijn opdracht moet het begeleidingscomité : 1° de Minister advies geven over de aanvragen, intrekkingen en hernieuwingen van erkenningen; 2° de door de erkende V.Z.W.'s ingediende jaarlijkse activiteiten- en boekhoudrapporten onderzoeken; 3° zorgen voor de samenhang en de evaluatie van de activiteiten die in het Waalse Gewest georganiseerd worden door het geheel van de 'CRIE'; 4° de Minister jaarlijks een evaluatierapport overmaken i.v.m. bovenbedoelde activiteiten; 5° voorstellen indienen bij de Minister.

Art. 10.Het besluit van de Waalse Regering van 20 mei 1999 wordt opgeheven.

Art. 11.De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 20 december 2000.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

^