Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 21 december 2006
gepubliceerd op 31 januari 2007

Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de integrale voorwaarden betreffende statische transformatoren van elektriciteit met een nominaal vermogen gelijk aan 100 kVA of meer en lager dan 1 500 kVA

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2007200267
pub.
31/01/2007
prom.
21/12/2006
ELI
eli/besluit/2006/12/21/2007200267/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

21 DECEMBER 2006. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de integrale voorwaarden betreffende statische transformatoren van elektriciteit met een nominaal vermogen gelijk aan 100 kVA of meer en lager dan 1 500 kVA


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op de artikelen 4, 5, 7, 8, 9 en 14, § 2;

Gelet op het advies nr. 39.702/4 van de Raad van State, gegeven op 30 januari 2006, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Overwegende dat dit besluit aan de Europese Commissie meegedeeld werd overeenkomstig artikel 8 van Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften en regels betreffende de diensten van de informatiemaatschappij; dat de Europese Commissie geen opmerking i.v.m. dit besluit heeft gemaakt;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied en begripsomschrijving

Artikel 1.Onverminderd de bepalingen van het Algemeen reglement op de elektrische installaties zijn deze integrale voorwaarden van toepassing op elke statische transformator van elektriciteit met een nominaal vermogen gelijk aan 100 kVA of meer en lager dan 1 500 kVA zoals bedoeld in de rubriek 40.10.01.01.01 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.

Art. 2.Voor de toepassing van deze voorschriften wordt verstaan onder : - transformator : statische transformator van elektriciteit verbonden met een elektrische installatie; - BTS (bovengrondse transformatorstation) : transformator aan een paal; - permanente blootstelling : blootstelling van het publiek aan elektromagnetische velden tijdens een ononderbroken duur van meer dan acht uur; - f : de frequentie uitgedrukt in hertz (Hz), zoals bepaald bij de Europese norm EN 50160 betreffende de spanningskarakteristieken in openbare elektriciteitsnetten, hetzij de gemeten gemiddelde waarde in een tijdsinterval van tien seconden, onder normale omstandigheden, van de herhalingsgraad van de fundamentele curve van de distributiespanning; - AREI : Algemeen reglement op de elektrische installaties; - systeem voor het beheer van de belasting : controlesysteem per meting of per bescherming d.m.v. een voorziening gevoelig voor de thermische lading van de transformator of de kortsluitingen waarmee de nodige maatregelen genomen kunnen worden ter voorkoming van een abnormale werking van de transformator die schadelijk is voor personen en goederen; - elektrische veiligheidszone : zone van de inrichting rondom de transformator die ontoegankelijk is voor het publiek, met inbegrip van de plaats die uitsluitend bestemd is voor de elektrische dienst in de zin van het AREI of - indien de transformator niet geïnstalleerd is op een plaats die uitsluitend bestemd is voor de elektrische dienst - de plaats van de elektrische dienst overeenkomstig het AREI; - bestaande inrichting : inrichting die behoorlijk vergund is vóór de inwerkingtreding van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Bouw

Art. 3.Elke transformator is uitgerust met een systeem voor het beheer van de belasting, onverminderd de artikelen R 90 en R. 153 tot R. 173 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, en de bepalingen van het decreet van 6 december 2001 betreffende de instandhouding van de Natura 2000-gebieden.

Art. 4.Onverminderd de artikelen R. 90 en R. 153 tot R. 173 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, en de bepalingen van het decreet van 6 december 2001 betreffende de instandhouding van de Natura 2000-gebieden, is elke transformator met een vloeibare diëlektrische isolatie uitgerust met : - een voorziening voor de opvang van het gezamenlijke volume van de vloeibare diëlektrische isolatie in de transformator in geval van lekkage of elektrisch ongeval; als de retentievoorziening een kuip is, is ze vervaardigd uit materialen die lekvrij en scheikundig inert zijn t.o.v. de vloeibare diëlektrische isolatie; als de kuip buiten staat of geschikt is voor de retentie van regen- of afvloeiend water, wordt ze uitgerust met een passief systeem dat het wegvloeien van de vloeibare diëlektrische isolatie in openbare riolen of in het milieu voorkomt; - of met een beschermingssysteem dat het gevaar voor een hulselbreuk van de transformator tot een minimum herleidt, waarbij dit systeem de transformator activeert in geval van elektrische storing, overbelasting, overdruk en vermindering van het niveau van de vloeibare diëlektrische isolatie in het hulsel.

In afwijking van punt 2° kan een BTS uitgerust zijn met een beschermingssysteem dat het gevaar voor een hulselbreuk van de transformator tot een minimum herleidt door een bescherming stroomopwaarts via eenpolige zekeringen aan de scheidingsschakelaar voor hoogspanning en door een dubbele bescherming stroomafwaarts via algemene zekeringen en zekeringen voor individueel vertrek.

Art. 5.Onverminderd de artikelen R. 90 en R. 153 tot R. 173 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, en de bepalingen van het decreet van 6 december 2001 betreffende de instandhouding van de Natura 2000-gebieden, is elke transformator met vaste isolatie uitgerust met : - temperatuurmeetsysteem waarmee de exploitant op de hoogte gebracht kan worden van elke thermische afwijking van de transformator en een ontkoppelingsmechanisme kan activeren; - een mechanische bescherming die personen en goederen beschermt in geval van inwendig defect. HOOFDSTUK III. - Exploitatie

Art. 6.In de zones waar een permanente menselijke blootstelling te voorzien is, blijft de waarde van het niet-verstoorde elektrische veld die door de transformator gegenereerd wordt onder een niet-verstoord regime buiten de elektrische veiligheidszone lager dan 5 kV/m (kilovolt per meter) als f = 50 Hz + 1 % of dan 250/f kV/m als f niet gelijk is aan 50 Hz.

Art. 7.In de zones waar een permanente menselijke blootstelling te voorzien is buiten de elektrische veiligheidszone, moet de magnetische inductiewaarde die door de transformator gegenereerd wordt, lager zijn dan 100 µT (micro tesla) als f = 50 Hz + 1 % of lager zijn dan 5 000/f µT (micro tesla) als f niet gelijk is aan 50 Hz. HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie

Art. 8.Vóór de indienststelling van de transformator en vóór elke wijziging van de plaats en/of de exploitatieomstandigheden die het gevaar voor brand of voor de verspreiding ervan zouden kunnen wijzigen op of in de omgeving van de plaats waar de transformator zich bevindt, verstrekt de exploitant de territoriaal bevoegde brandweerdienst informatie over de getroffen maatregelen en de aangewende uitrustingen inzake de preventie en de bestrijding van brand en ontploffingen, met inachtneming van de bescherming van de bevolking en het leefmilieu. HOOFDSTUK V. - Controle, autocontrole, zelftoezicht

Art. 9.De exploitant zorgt voor een regelmatige visuele controle om elke roestvorming op het hulsel van de transformator op te sporen en te verwijderen.

Art. 10.Op gewoon verzoek van de toezichthoudende ambtenaar verstrekt de exploitant de volgende gegevens : - de gegevens betreffende de transformator, zoals de identificatie, de lokalisatie, het vermogen, het al dan niet aanwezig zijn van een retentievoorziening overeenkomstig artikel 4, 1°, of van een beschermingssysteem overeenkomstig artikel 4, 2°; - het afschrift van het proces-verbaal van gelijkvormigheid vóór de indienststelling van de transformator, overeenkomstig het AREI opgesteld door een erkend controleorganisme; - het afschrift van het laatste proces-verbaal van de periodieke controle van de transformator, overeenkomstig het AREI opgesteld door een erkend controleorganisme; - de interventieprocedure in geval van lekkage van de transformator met vloeibare diëlektrische isolatie en de lijst van de desbetreffende incidenten; - de lijst van de buitenspanningstellingen van de vloeibare diëlektrische transformatoren zonder retentievoorziening overeenkomstig artikel 4, 1°, of beschermingssysteem overeenkomstig artikel 4, 2°, van meer dan 4 uur doorgevoerd in de loop van de laatste 12 maanden.

In afwijking van punt 5° wordt de lijst van de buitenspanningstellingen van de in punt 5° bedoelde transformatoren met vloeibare diëlektrische isolatie die deel uitmaken van een distributienet of een plaatselijk vervoersnet niet meegedeeld als de exploitant zijn programma voor het conform maken van de bestaande inrichtingen overeenkomstig artikel 13 ter beschikking stelt van de toezichthoudende ambtenaar. HOOFDSTUK VI. - Bij de aanvraag te voegen documenten

Art. 11.Het aangifteformulier gaat vergezeld van de documenten bedoeld in artikel 10 indien ze beschikbaar zijn. Als dit niet het geval is, vermeldt de exploitant de beschikbaarheidstermijn in zijn aangifte. HOOFDSTUK VII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 12.Dit besluit is van toepassing op de bestaande inrichtingen zodra het in werking treedt.

In afwijking van het eerste lid is artikel 4 toepasselijk na de eerste verplaatsing van de transformator binnen de inrichting of uiterlijk binnen tien jaar volgend op de datum van inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 13.Wanneer werkzaamheden worden gepland in een bestaande inrichting van het distributienet of van het plaatselijk vervoersnet die de buitenspanningstelling van een transformator met vloeibare diëlektrische isolatie gedurende meer dan vier uur tot gevolg hebben, voorziet de exploitant gelijktijdig in een retentievoorziening overeenkomstig artikel 4, 1°, of in een beschermingssysteem overeenkomstig artikel 4, 2°.

Art. 14.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 21 december 2006.

De Minister-President, E. DI RUPO De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^