Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 22 april 2004
gepubliceerd op 13 augustus 2004

Besluit van de Waalse Regering houdende definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan van Dinant-Ciney-Rochefort met het oog op de inschrijving van een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Somme-Leuze (blad 54/4S)

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004027128
pub.
13/08/2004
prom.
22/04/2004
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering houdende definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan van Dinant-Ciney-Rochefort met het oog op de inschrijving van een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Somme-Leuze (Noiseux en Baillonville) (blad 54/4S)


De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium, o.a. artikelen 22, 23, 30, 35, 37, 41 tot 46 en 115;

Gelet op het Schéma de développement de l'espace régional (SDER) goedgekeurd door de Regering op 27 mei 1999;

Gelet op het koninklijk besluit van 17 januari 1979 tot vaststelling van het gewestplan van Dinant-Ciney-Rochefort, o.m. gewijzigd door het besluit van de Waalse Regering van 29 juli 1993;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 oktober 2002 tot vaststelling van het gewestplan van Dinant-Ciney-Rochefort en tot goedkeuring van het voorontwerp van wijziging van plan met het oog op de inschrijving van een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Somme-Leuze (Noiseux en Baillonville) (plaat 54/4S);

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2003 tot goedkeuring van het herzieningontwerp van het gewestplan van Dinant-Ciney-Rochefort met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte en een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Somme-Leuze (Noiseux en Baillonville) (plaat 54/4S);

Gelet op het openbare onderzoek dat werd gehouden van 18 oktober tot 1 december 2003 en die geen klacht of opmerking heeft uitgelokt;

Gelet op het gunstige advies van de gemeenteraad van Somme-Leuze van 22 december 2003;

Gelet op het ongunstige advies houdende de herziening van het gewestplan van Dinant-Ciney-Rochefort met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte en een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Somme-Leuze (Noiseux en Baillonville) (plaat 54/4S) uitgevaardigd door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening op 5 maart 2004;

Gelet op het ongunstige advies voor de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte te Somme-Leuze van de CWEDD (Conseil wallon de l'environnement pour le développement durable) (tegenhanger Vlaamse MiNa-raad) op 4 maart 2004;

Validatie van het milieueffectenrapport Overwegende dat, in haar beslissing van 18 september 2003, de Regering heeft gemeend dat in het milieueffectenrapport alle elementen stonden die noodzakelijk waren voor de beoordeling van de opportuniteit en de afstemming van het ontwerp, en heeft het dus als volledig beschouwd;

Overwegende dat de CWEDD meent dat de kwaliteit van het door de auteur van de studie afgeleverde werk bevredigend was, ook al betreurt hij sommige gebreken, formele tegenstrijdigheden of onduidelijkheden, die echter niet van die aard zijn om de beoordeling van het ontwerp ongeldig te maken, aangezien de Regering over alle noodzakelijke feitelijke elementen beschikte om tot een beslissing te komen;

Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening meent dat het milieueffectenrapport onvoldoende is maar dat er geen andere significante gebreken in staan;

Overwegende dat, zoals de Regering reeds heeft geformuleerd in haar besluit van 18 september 2003, duidelijk blijkt dat het milieueffectenrapport voldoet aan artikel 42 van het CWATUP en aan het lastenboek;

Afstemming van het ontwerp op de behoeften Overwegende dat het de doelstelling van de Regering is, op korte termijn te voldoen aan de behoeften aan de geschatte nodige ruimte voor economische activiteit naar het jaar 2010 toe;

Overwegende dat, op basis van een door de DGEE (Direction générale de l'économie et de l'emploi) opgemaakt rapport en de analyse ervan, de Regering in haar besluit van 18 oktober 2002, heeft gemeend dat het grondgebied van het Bureau Economique de la Province de Namen (BEPN) in drie subruimtes moest worden onderverdeeld welke met de drie administratieve arrondissementen van de provincie Namen overeenkomen; dat zij heeft gemeend dat voor het arrondissement Dinant de globale behoefte aan terreinoppervlakte bestemd voor economische activiteit op tien jaar op ongeveer op 24 hectare netto-oppervlakte wordt geschat; daarbij moest forfaitair 10% worden bijgerekend voor de noodzakelijke technische uitrusting van het gebied, in totaal dus ongeveer 26,4 hectare in te schrijven bedrijfsruimte;

Overwegende dat het milieueffectenrapport deze analyse in twijfel heeft getrokken, aangezien het arrondissement Dinant enerzijds geen voldoende homogeen gebied zou vormen in termen van socio-economische ontwikkeling en milieu, en dat deze afbakening anderzijds geen rekening zou houden met de economische pool van Marche-en-Famenne die nochtans grenst aan de gemeente Somme-Leuze; dat bijgevolg de gemeenten die door het milieueffectenrapport binnen het referentiegebied zijn opgenomen de volgende zouden moeten zijn : Somme-Leuze, Dinant, Ciney, Marche-en-Famenne, Rochefort, Beauraing en Houyet; dat het milieueffectenrapport de behoeften van dit referentiegebied tot 21,5 hectare bruto-oppervlakte herleidt, zoals geherdefinieerd binnen het door de Regering bepaalde tijdsbestek;

Overwegende dat het milieueffectenrapport de relevantie van het ontwerp niet in twijfel heeft getrokken;

Overwegende dat, indien de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening meent dat het referentiegebied, ook al is het door de auteur van het milieueffectenrapport geherdefinieerd, niet relevant is, aangezien ze meent dat de gebieden ten westen van de E411 ( Dinant, Houyet en Beauraing) geen deel uitmaken van het polarisatiegebied Somme-Leuze, ze de beoordeling van de behoeften niet in twijfel trekt;

Overwegende dat afgezien daarvan haar opmerking moet worden gerelativeerd : conform het SDER moet de E411 niet worden gezien als een scheidingslijn tussen de bedrijfsruimtes maar wel als een element van ontwikkeling, de autosnelweg vormt immers een eurocorridor;

Overwegende dat het redelijk lijkt te erkennen dat zelf de gemeenten die ten westen van de E411 liggen deelnemen aan een economisch bekken waarvan de gemeente Somme-Leuze deel uitmaakt;

Overwegende dat, de Regering meent dat, om de behoeften te evalueren, ook rekening moet worden gehouden met haar voluntaristische politiek de economische activiteit in bepaalde delen van het Gewest te promoten;

Validatie van het ontwerp Overwegende dat, met de bedoeling terreinen prioritair te bestemmen voor economische activiteit om te beantwoorden aan de behoeften van ontwikkeling van regionaal belang, het besluit van 18 oktober 2002 is gebaseerd op de overweging dat de Regering de opening van de pool van Marche in de richting van Luik, regionale metropool, wil steunen, door gebruik te maken van de N63, die deel uitmaakt van de RGGIII, en door zich te baseren op het feit dat het onmogelijk is het gebied van Baillonville uit te breiden; dat is verzadigd door de aanwezigheid van het militaire domein van Marche, geklasseerd als « natura 2000 » gebied, dat het omsluit;

Overwegende dat het milieueffectenrapport heeft gemeend dat de optie van voorontwerp van wijzigingplan gegrond is, voor wat betreft de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte en een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Somme-Leuze (Noiseux en Baillonville) (plaat 54/4S);

Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening van haar kant meent dat het gebied niet beantwoordt aan de prioritaire behoeften van de regionale belangen; dat het industriële kader van het gebied niet geschikt zou zijn om te voldoen aan de behoeften van een landelijke gemeente zoals Somme-Leuze; dat noch de Regering noch de auteur van het milieueffectenrapport de specialisatie van het gebied voor bedrijven die hun ontwikkeling baseren op de middelen van het natuurlijke milieu, concreet definiëren; dat die specialisatie bovendien op een ongepaste manier het actieveld van de ondernemingen die zich in het gebied zouden kunnen vestigen zou beperken;

Overwegende dat het ontwerpgebied het mogelijk moet maken te beantwoorden aan vraag naar grond die verschillend is van de beschikbaarheden die de bedrijfsruimtes van Marche-en-Famenne bieden : gemengde bedrijfsruimte van de Famenne, industriële bedrijfsruimte van Aye voorbehouden voor grotere ondernemingen; dat de industriële activiteiten die zich in het nieuwe gebied zullen kunnen vestigen te grote hinder zouden veroorzaken; dat ze dus moeten worden gelokaliseerd in een minder dichtbevolkte omgeving; dat die activiteiten in elk geval niet zullen bijdragen tot de polarisatie die stadscentra uitoefenen;

Overwegende bovendien dat de nodige maatregelen moeten worden getroffen opdat de activiteiten die zich in het gebied zullen vestigen niet volledig vreemd zouden zijn aan de activiteiten die reeds aanwezig zijn in de omgeving, om eventueel lokale synergieën mogelijk te maken; dat die specialisatie van het gebied het nochtans mogelijk moet maken activiteiten te vestigen die voldoende gevarieerd zijn om een effectieve bezetting te garanderen en een spaarzaam omgaan met de bodem mogelijk maken;

Overwegende bijgevolg dat Regering afziet van het behoud van het bijkomende voorschrift S19 dat op het gebied van toepassing is : « Ondernemingen die in de industriële bedrijfsruimte *S 19 mogen worden toegelaten moeten hun ontwikkeling baseren op de middelen van de landelijke omgeving »;

Overwegende dat dit voorschrift inderdaad als gevolg zou hebben op een al te strikte manier de in het gebied toegelaten activiteiten te beperken, om er het gebruik van te verzekeren, wat tegenstrijdig zou zijn met het principe van spaarzaam omgaan met de bodem;

Onderzoek van de alternatieve locaties Overwegende dat, conform artikel 42, alinea 2, 5° van het Waalse Wetboek, en het speciale lastenboek, het milieueffectenrapport op zoek is gegaan naar alternatieven; dat die alternatieven kunnen slaan op de lokalisatie, de afbakening of de toepassing van het in het ontwerp van het gewestplan in te schrijven gebied;

Overwegende dat de auteur van de studie een alternatieve locatie heeft gevonden en bestudeerd; dat het gaat om de inschrijving van een industriële bedrijfsruimte te Marloie, in uitbreiding van de industriële bedrijfsruimte van Marloie;

Overwegende dat dit alternatief beslist enkele voordelen vertoont : naleving van de ruimtelijke structuur van het SDER; uitbreiding van een industriële bedrijfsruimte; goede bereikbaarheid via de weg en het spoor; dat de site toch een aantal aanzienlijke nadelen heeft : er zijn 5 waterwinningsgebieden geteld op een afstand van minder dan 2000 m van het centrum van de studie van dit gebied; de site bestaat uit landbouwgronden van uitstekende kwaliteit (Aba); over het hele gebied werd de aanwezigheid van karst vastgesteld, mijnactiviteiten op of in de buurt van de site; in het zuiden van de site is er een aanzienlijk gevaar op overstroming vastgesteld; langs de N836 is er een ophoging; het kasteel van Hassomville tenslotte ligt vlakbij de site; dat het besluit van 18 september 2003 bijgevolg niet voor dit alternatief heeft geopteerd;

Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening na een korte analyse voorstelt te opteren voor een ander lokalisatiealternatief, in uitbreiding van de bestaande gemengde bedrijfsruimte tot aan het kruispunt met de N 63 en de N929; dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening er de inplanting van een gemengde bedrijfsruimte voorstelt, eerder dan een industriële bedrijfsruimte die beter aan de behoeften van een landelijke gemeente zoals Somme-Leuze zal beantwoorden; dat ze meent dat de impact op het landschap van dit alternatief geringer zou zijn dan de impact van het door de Regering gekozen gebied; dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening meent dat om de beek Heur te behouden, die een zeker ecologisch belang heeft, er redenen zouden zijn om een bijkomend voorschrift te bepalen; dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening meent dat de aanwezigheid van het militaire domein van Marche dat aan de site paalt, geen vernietigende hindernis vormt voor de inschrijving als gemengde bedrijfsruimte, omdat de bestaande gemengde bedrijfsruimte reeds naast het militaire domein ligt, net als een ontspanningsgebied dat residentieel wordt bezet, zonder dat er ook maar een waterzuiveringsysteem op de site aanwezig is;

Overwegende dat er moet worden op gewezen dat het milieueffectenrapport niet heeft geopteerd voor het door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening voorgestelde lokalisatiealternatief omdat het niet beantwoordde aan de fundamentele principes die richtinggevend zijn voor het onderzoek naar die alternatieven, gelet op de nabijheid van het « natura 2000 » gebied en de schade die het gebied zou ondervinden;

Overwegende bovendien dat de aanwezigheid van bebouwbare gebieden in de nabijheid van het militaire domein, waarvan de inplanting is gebeurd voor de klassering van de site als beschermd gebied, geen reden is om er nieuwe bebouwing aan toe te voegen; dat wel in tegendeel alle nuttige maatregelen moeten worden genomen om er zeker van te zijn dat het milieu niet zal worden aangetast en om de bescherming van het gebied Natura 2000 en van de beek Heur, die door het voorgestelde alternatieve gebied loopt alvorens door het Natura 2000 te lopen, te verbeteren;

Overwegende overigens dat de roeping van het ontwerpgebied specifiek is; dat ze moet beantwoorden aan behoeften die verschillend zijn van deze die binnen de gemengde bedrijfsruimte van Marche aanwezig zijn; dat bij gebrek daaraan de inschrijving van het nieuwe gebied voor concurrentie zou zorgen met de reeds bestaande gebieden;

Overwegende om deze redenen dat het door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening voorgestelde lokalisatiealternatief niet voldoende is gerechtvaardigd; dat er niet kan worden beantwoordt aan de behoeften van de doelstellingen van de Regering en er dus niet kan worden voor gekozen;

Onderzoek van de alternatieve afbakeningen en toepassingen Overwegende dat het milieueffectenrapport geen alternatieve afbakening heeft kunnen afleiden.

Overwegende dat de Regering in haar besluit van 18 september 2003 heeft gemeend dat uit dit vergelijkende onderzoek bleek dat de beste oplossing om aan de doestellingen te beantwoorden erin bestond voor het initiële ontwerp te opteren; dat dit besluit dus actueel blijft;

Rekening houden met de algemene aanbevelingen van de CWEDD Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene beschouwingen heeft geuit inzake de herzienings- en algemene aanbevelingsprocedure betreffende de eventuele toepassing van de ontwerpen;

Overwegende om te beginnen dat hij meent dat het evaluatiewerk voor de uitvoering van het prioritaire plan pas relevant zal zijn indien de inplanting van de structuren afhankelijk wordt gemaakt van een nieuwe evaluatie van de gevolgen eigen aan de bedrijvengroep; dat hij vraagt dat bij de vestiging van bedrijven, er een evaluatie van het milieu wordt uitgevoerd per bezettingsfase van de activiteitenzone om een globale visie te hebben op de schaal ervan;

Overwegende dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu waarvan de uitvoering wordt opgelegd door artikel 31bis van het CWATUP, een maximale geldigheidsduur van tien jaar zal hebben; dat de hernieuwing ervan noodzakelijkerwijs een nieuw onderzoek van de situatie zal vergen en een aanpassing van de bepalingen zal mogelijk maken aan de evolutie die op het terrein zal zijn vastgesteld en aan de bijkomende gegevens die intussen zullen zijn verzameld; dat desgevallend van dit nieuwe onderzoek moet worden geprofiteerd om de gepaste procedures in gang te zetten om de bestemming te wijzigen of aan te passen; dat die procedure het dus mogelijk zal maken aan de door de CWEDD geformuleerde suggestie te voldoen;

Overwegende dat de CWEDD vervolgens zijn aanbevelingen over de relatie tussen mobiliteit, transport en ruimtelijke ordening herhaalt; dat hij verheugt is vast te stellen dat via het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, de uitvoering van een mobiliteitsplan wordt opgelegd, dat het mogelijk zal maken het gebruik van zachte vervoersmodi en openbaar vervoer aan te moedigen; dat hij erop aandringt dat het voetgangers- en fietsverkeer in de nieuwe bedrijfsruimtes wordt beveiligd;

Overwegende dat deze suggestie opportuun lijkt; dat dient opgelegd te worden dat die beveiliging deel uitmaakt van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu;

Overwegende voor het overige dat de wens om de nieuwe bedrijfsruimtes te bedienen met het openbaar vervoer niet in tegenspraak is met het door de Regering gevoerde beleid; dat het netwerk van de TEC (Waalse vervoersmaatschappij) zodanig is georganiseerd dat de voornaamste plaatsen op het grondgebied die verkeer genereren bediend zijn, en aangezien het essentieel via de weg verloopt, is het zonder hoge investeringen, makkelijk aan te passen in functie van de evolutie van de plaatsen die de stromen genereren; dat anderzijds, gelet op zijn structurele kost, het spoor enkel een oplossing biedt voor de mobiliteitsproblemen als het om lange afstanden en grote volumes gaat; dat voor de meeste individuele transportbehoeften van de KMO's die zich in de nieuw aangelegde bedrijfsruimtes zullen vestigen, het spoor enkel zal kunnen worden gebruikt in combinatie met andere transportmiddelen, vooral via de weg; dat het dus via een intermodaliteit tussen spoor en weg is, die zal worden opgenomen in de door de Lastenboeken inzake stedenbouw en milieu opgelegde plannen, dat de door de CWEDD vooropgestelde duurzame doelstellingen inzake mobiliteit zullen kunnen worden gehaald;

Bijzondere overwegingen Overwegende dat met volgende elementen rekening moet worden gehouden : - Compatibiliteit met het SDER-ontwerp In het voorontwerp heeft de Regering gemeend dat de inschrijving van de bedrijfsruimte compatibel was met de principes van het SDER omdat indien de gemeente Somme-Leuze zich niet inschrijft in een door de ruimtelijke structuur van het SDER ingeschreven pool, ze wordt opgenomen in een interventiegebied van het Europees Ontwikkelingsfonds (2000-2006).

De Regering heeft er bovendien akte van genomen dat het ontwerp niet bijdroeg tot het herstel van het stadsweefsel en heeft beslist dat het ontwerpgebied slechts ondernemingen in industriële productie mocht ontvangen die hun ontwikkeling baseren op de middelen van de landelijke omgeving. De Regering heeft overigens gemeend dat het ontwerp niet van die aard was om de centrale rol van Marche-en-Famenne in gevaar te brengen omdat het ontwerp het mogelijk maakte industriële bedrijven te ontvangen die te veel hinder veroorzaken, om zich te vestigen in een bebouwde omgeving. Die activiteiten dragen niet bij tot de polarisatie die stadscentra uitoefenen Het milieueffectenrapport heeft deze analyse bevestigd en verduidelijkt dat : - de gemeentes Dinant, Ciney en Marche-en-Famenne in het SDER als pool staan opgenomen; - de gemeentes Rochefort, Marche en Ciney staan in het SDER als ankerpunt op de eurocorridor Brussel-Luxemburg opgenomen; - de gemeente Beauraing staat in het SDER als steunpool in landelijk gebied opgenomen;

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening betwist de relevantie van deze analyse en meent dat het ontwerp niet beantwoordt aan de criteria van het SDER aangezien de gemeente Somme-Leuze er niet is in opgenomen. Ze betwist tevens dat het ontwerp niet bijdraagt tot het herstel van het stadsweefsel. Ze lijkt de motviering van de Regering te betwisten, welke ook die van de auteur van het milieueffectenrapport was, volgens dewelke de opening van de pool van Marche in de richting van Luik moet worden aangemoedigd waarbij moet worden gesteund op de as van de N63 en volgens dewelke moet worden beantwoord aan vragen die verschillend zijn van die die kunnen worden beantwoord in de gebieden van Marche.

De CWEDD meent dat de optie van de Regering niet bijdraagt tot de ruimtelijke structuur van het SDER aangezien de site niet binnen een door het SDER uitgekozen pool ligt, omdat de gemeente Somme-Leuze geen pool of ankerpunt is en niet op een eurocorridor ligt. Hij klaagt tevens aan dat het ontwerp niet bijdraagt tot het herstel van het stadsweefsel. Hij meent tevens dat de wil van de Regering de pool van Marche in de richting van Luik en steunend op de as van de N63 te openen niet relevant is.

De Regering stelt nochtans vast dat noch de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening noch de CWEDD de redenen opgeven waarom de argumenten die de Regering heeft aangehaald om de lokalisatie van het ontwerp te rechtvaardigen en welke gedeeltelijk afwijken van de richtlijnen van het SDER, niet relevant zouden zijn.

Het SDER vormt een norm met een informatieve waarde. Zeker wat de ankerpunten betreft verduidelijkt het SDER dat de onthaal- of ankerpunten als voorbeeld staan aangegeven en dat voor andere plaatsen zou kunnen worden geopteerd in functie van de kenmerken en de lokale mogelijkheden.

De Regering houdt ter zake rekening met verschillende voormelde elementen die rechtvaardigen dat de principes uit het SDER niet alle volledig zijn nageleefd. Deze nuancering door het ontwerp van bepaalde principes van het SDER is gerechtvaardigd door de noodzaak die te verzoenen met andere principes die de Regering heeft vooropgesteld om haar actie te sturen, zoals deze die in het Toekomstcontract staan of in de verklaring van regionaal beleid. - Bereikbaarheid en multimodaliteit In het voorontwerp, heeft de Regering gemeend dat het gebied uitstekend bereikbaar was via de N63 Luik-Marche en Famenne, ingeschreven in RGG III, via de bestaande op- en afritten; en dat ook al was het ontwerpgebied niet op het spoor aangesloten, de ondernemingen die zich in het gebied mochten vestigen (ondernemingen van industriële productie die hun ontwikkeling baseren op middelen uit de landelijke omgeving) makkelijk zouden kunnen gebruik maken van de diensten van het multimodale platform van Luik-Renory. Ze heeft er tevens rekening mee gehouden dat de industriële bedrijfsruimte van Marche-en-Famenne II (Aye), beheerd door IDELUX, zou worden voorbehouden voor grote ondernemingen en makkelijk aansluiting zou vinden op het spoor (lijn 162).

De Regering heeft er akte van genomen dat de site door twee bussen wordt bediend.

Het milieueffectenrapport heeft deze analyse bevestigd en de aandacht getrokken op het belang een onmiddellijke toegang naar de site te realiseren via de RN 929 eerder dan via de RN63 gelet op de verkeerssnelheid op deze plaats.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening staat achter deze analyse.

De CWEDD meent daarentegen dat de toegang tot de R929 geen goede oplossing lijkt, gelet op de relatief smalle weg.

Gelet op de verschillende stellingnames zal het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, dat zal worden opgemaakt in uitvoering van artikel 31bis van het CWATUP, geschikte oplossingen voorstellen om via de weg een vlotte toegang naar het gebied en een vlot verkeer erop mogelijk te maken. - Aantasting van de natuur, het patrimonium en het landschap In het voorontwerp heeft de Regering gemeend dat het ontwerp - noch aan een geklasseerd element uit het cultureel vastgoedpatrimonium, - noch aan een gebied voor waterwinningspreventie, - noch aan een oppervlakte met landschappelijke waarde, schade toebracht.

Ze heeft er tevens op gewezen dat het ontwerp niet binnen de oppervlakte van het militaire domein van Marche-en-Famenne lag, voorgesteld om het statuut Natura 2000 te krijgen, en dat de oppervlakte van het ontwerp zodanig was bepaald om geen schade toe te brengen aan een waterloopje waarvan de bescherming van de viswateren met zalm- en karperachtigen is voorgesteld door de Direction générale des Ressources naturelles et de l'Environnement. Bovendien zouden passende beschermingsmaatregelen volstaan om te vermijden dat de in het gebied toegelaten activiteiten schade zouden veroorzaken.

Het milieueffectenrapport heeft erop gewezen dat het voorontwerp een visuele impact heeft vanaf de N63 en de N929.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening deelt deze analyse. Ze merkt op dat vooral van de N63 die overhangt, de site het visuele kwaliteitszicht en het voor de Famenne typische landschap zou aantasten. Ze betreurt dat het milieueffectenrapport geen grondigere studie van het landschap heeft uitgevoerd.

De CWEDD meent dat de inplanting van de bedrijfsruimte gevolgen zal hebben voor het landschap die een opvallend natuurlijk en landelijk karakter vertoont.

De Regering wijst er in dit verband op dat het artikel 30 van het Waalse Wetboek de uitvoering van oppervlaktes of afzonderingsinfrastructuur oplegt, wat het in dit geval mogelijk zal maken de al dan niet bebouwde omgeving te beschermen tegen de o.a. visuele impact van het ontwerpgebied.

Het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu dat zal worden opgemaakt in functie van artikel 31bis van het CWATUP zal passende oplossingen voorstellen om een visueel perspectief en het typische landschap van de Famenne te vrijwaren, dat vooral zichtbaar is vanaf de N63. - Waterbeheer Het milieueffectenrapport heet gewezen op een de aanwezigheid van een winningsgebied op een afstand van minder dan 2000 m van het centrum van de studie van dit gebied;

De CWEDD vestigt tevens de aandacht op de aanwezigheid van een ander winningsgebied op 858 m van de site.

De naleving van de reglementaire maatregelen die zijn bepaald door artikels 18 tot 23 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 14 november 1991 houdende de ondergrondse waterwinningen, de waterwinningsgebieden, de preventie en de bewaking, en de natuurlijke aanvulling van de grondwaterlagen, zoals vervolledigd door het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 maart 1995, zal het mogelijk maken te vermijden dat de waterwinning wordt aangetast.

De CWEDD trekt voorts de aandacht op de afwatering die op het gebied zal moeten gebeuren, rekening houdend met de beperkte capaciteit van het bestaande zuiveringstation en de moeilijkheden verbonden met de afvoer van het gezuiverde water in het hydrografische netwerk.

Over dit punt heeft de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening geen bijzondere opmerkingen geformuleerd.

Het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal het gepaste systeem bepalen dat voor een correcte zuivering van het afvalwater van het gebied zal zorgen, rekening houdend met de voormelde milieucontraintes. - Fysieke contrainte In het voorontwerp heeft de Regering erop gewezen dat de terreinen waarvan sprake binnen het gebied lagen van de metaalmijnconcessie van Durbuy, die talrijke exploitaties telt die verspreid liggen, en dat de site voor het overige aan geen enkele andere belangrijke fysieke contrainte was onderworpen.

Het milieueffectenrapport heeft in het zuidoostelijke deel gewezen op overstromingsrisico's.

Bijgevolg moet in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, dat door de operator moet worden uitgevoerd, de bepaling van de capabele zones worden opgelegd.

Begeleidende maatregelen Overwegende dat artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalt dat de inschrijving van een nieuwe bedrijfsruimte hetzij de bestemmingswijziging van de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte, hetzij de goedkeuring van andere maatregelen die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu, hetzij een combinatie van die twee begeleidingsmaatregelen inhoudt;

Overwegende dat de begeleidende maatregelen enerzijds moeten afhangen van de intrinsieke milieukwaliteit van de voor bebouwing bestemde oppervlakte en anderzijds van de objectieve inbreng van die begeleidingsmaatregelen;

Overwegende dat de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een van de belangrijkste begeleidingsmaatregelen blijft;

Overwegende dat de Regering, binnen het kader van de begeleidingsmaatregelen bij voorliggende herziening van het gewestplan, een aantal niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een nieuwe bestemming wil geven.

Overwegende dat, bij de evaluatie van de verhouding tussen begeleidingsmaatregelen en de inschrijvingsontwerpen van nieuwe bedrijfsruimtes, het redelijk is rekening te houden met enerzijds de gedifferentieerde impact van de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes volgens hun locatie en hun vervuiling, anderzijds met de impact op het milieu van de aanleg van een nieuwe bedrijfsruimte, die verschilt naargelang haar kenmerken en ligging; dat op die manier, mits eerbiediging van het proportionaliteitprincipe, blijkt dat een zware renovatie meer moet wegen dan de renovatie van een minder vervuilde site, dat de impact van voor het milieu gunstige maatregelen moet worden ingeschat in functie van het effect dat men er redelijkerwijze mag van verwachten, en dat die maatregelen des te belangrijker moeten zijn, of minder, dan de aanleg van het nieuwe gebied met al dan niet aanzienlijke impact op zijn omgeving;

Overwegende dat, bij gebrek aan elementen die de factoren kunnen objectiveren, welke die lasten en de impact volledig kunnen beoordelen, de Regering het nuttig acht, zowel om de voorschriften van het artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP zeker te eerbiedigen en in haar bekommernis om, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes te promoten, een strikte interpretatie van de tekst goed te keuren, en een verdeelsleutel te hanteren die ongeveer overeenkomt met een m2 renovatie van een niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte voor een m2 niet bebouwbare ruimte die voortaan is bestemd voor economische activiteit (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied);

Overwegende dat de door artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalde begeleiding op regionaal vlak kan worden ingeschat; dat aangezien voorliggend ontwerp in het raam van een prioritair plan moet worden gezien dat het volledige Gewest wil voorzien van nieuwe ruimtes voor economische activiteit, de voormelde verdeelsleutel dus algemeen kan worden toegepast, waarbij de compensatie kan gebeuren tussen het geheel van oppervlaktes afgezonderd van gebieden die niet als te bebouwen gebied zijn opgenomen om voor economische activiteit te worden bestemd (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied) enerzijds en het geheel van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes die een nieuwe bestemming hebben gekregen anderzijds;

Overwegende nochtans dat, ten einde een geografische verdeelgelijkheid na te streven, het nuttig lijkt, aangezien de nieuwe ruimtes die het prioritaire plan bestemt voor economische activiteit verdeeld liggen over het hele Gewest, erover te waken dat de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes ook op een gelijke manier zijn verdeeld;

Overwegende dat, om die doelstelling na te streven, het Gewest in vijf evenwichtige en geografisch homogene sectoren werd verdeeld; dat het voorliggende ontwerp bij een geheel van ontwerpen werd gevoegd (Sambreville - Tamines, Namen - Rhisnes - Suarlée, Namen - Bouge - Champion, Chimay - Baileux, Namen - Malonne en Sambreville - Moignelée);

Overwegende dat als begeleidingsmaatregel, de Regering beslist er rekening mee te houden volgende sites een nieuwe bestemming te geven : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld die een tenminste equivalente oppervlakte totaliseren;

Overwegende dat wat de maatregelen betreft die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu zoals het CWEDD heeft onderstreept, artikel 46, § 1er, alinea 2, 3° van het CWATUP het niet mogelijk maakt er de beschermingsmaatregelen die zich opdringen in op te nemen, in toepassing van hetzij het CWATUP, hetzij van een andere van kracht zijnde reglementering; dat de Regering niettemin wil onderstrepen, dat om de bescherming van het milieu te verzekeren, zij parallel met de uitvoering van een prioritair plan binnen het kader waarvan voorliggend besluit kadert, een nieuw artikel 31bis van het CWATUP heeft goedgekeurd, met als voorschrift dat elke nieuwe bedrijfsruimte gepaard gaat met een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu dat de compatibiliteit van het gebied met haar omgeving waarborgt;

Overwegende dat op die manier meer dan voldoende is voldaan aan de door dit artikel opgelegde regel;

CCUE Overwegende dat in uitvoering van artikel 31bis van het CWATUP, voorafgaand aan de toepassing van het gebied, een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal worden opgemaakt, dat de richtlijnen van de ministeriële omzendbrief van 29 januari 2004 zal naleven;

Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene aanbevelingen heeft gedaan betreffende de eventuele implementatie van de ontwerpen, o.m. inzake beheer van water, lucht, afval, bodembewegingen, begeleiding van door het ontwerp getroffen landbouwbedrijven, mobiliteit en bereikbaarheid, integratie van landschap en begroeiing;

Overwegende dat de Regering die aanbevelingen ruim voor was, door om te beginnen in het Parlement de goedkeuring voor te stellen van artikel 31bis van het CWATUP, dat bepaalt dat de nieuwe bedrijfsruimtes het voorwerp zullen vormen van een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, en door vervolgens de inhoud van dit Lastenboek inzake stedenbouw en milieu te definiëren via een omzendbrief die zij op 29 januari 2004 heeft goedgekeurd;

Overwegende dat bepaalde door de CWEDD geformuleerde aanbevelingen verduidelijkingen aanbrengen die nuttig lijken, hetzij algemeen, hetzij voor voorliggend ontwerp, in functie van de net beschreven kenmerken; dat ze daarin zullen moeten worden opgenomen door de auteur van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu;

Overwegende bijgevolg dat in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu in elk geval de hierna opgesomde elementen zullen moeten staan; - maatregelen die zijn genomen om een passende behandeling van water, en vooral het afvalwater, mogelijk te maken, rekening houdend met de voormelde milieucontraintes en de overstroombare gebieden; - maatregelen om het visuele perspectief en het typische landschap van de Famenne, dat vooral vanaf de N63zichtbaar is, te vrijwaren; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van de ruimtes voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer en het bepalen van een praktische en veilige toegang tot het gebied via de weg; - bepalen van de capabele gebieden;

Conclusie Overwegende dat uit het geheel van die ontwikkelingen blijkt dat het voorliggende ontwerp het meest geschikt is om, met eerbied voor de in artikel 1 van het Waalse Wetboek voor ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium opgesomde doelstellingen, te kunnen beantwoorden aan de behoefte aan ruimte bestemd voor economische activiteit, binnen het betroffen referentiegebied;

Na beraadslaging;

Op voorstel van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, Besluit :

Artikel 1.De Regering keurt definitief de herziening van het gewestplan Dinant-Ciney-Rochefort goed, met daarin, op het grondgebied van de gemeente Somme-Leuze (Noiseux en Baillonville) (plaat 54/4S); - de inschrijving van een industriële bedrijfsruimte.

Art. 2.De herziening is goedgekeurd conform het plan in bijlage.

Art. 3.In het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, opgesteld conform artikel 31bis van het CWATUP, staan in elk geval volgende elementen : - maatregelen die zijn genomen om een passende behandeling van water, en vooral het afvalwater, mogelijk te maken, rekening houdend met de voormelde milieucontraintes en de overstroombare gebieden; - maatregelen om het visuele perspectief en het typische landschap van de Famenne, dat vooral vanaf de N63zichtbaar is, te vrijwaren; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van de ruimtes voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer het bepalen van een praktische en veilige toegang tot het gebied via de weg; - bepalen van de capabele gebieden.

Art. 4.De Minister van Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van voorliggend besluit.

Namen, 22 april 2004.

De Minister-president, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, M. FORET Het plan ligt ter inzage bij het Direktoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, rue des Brigades d'Irlande 1, te 5100 Jambes, en bij het betrokken gemeentebestuur.

Het advies van de CRAT wordt hieronder bekend gemaakt.

^