Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 22 april 2004
gepubliceerd op 13 augustus 2004

Besluit van de Waalse Regering houdende definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan van Namen van het plan met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte en van een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Namen ,in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte van Namen-Noord (blad 47/3S)

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004027129
pub.
13/08/2004
prom.
22/04/2004
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering houdende definitieve goedkeuring van de herziening van het gewestplan van Namen van het plan met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte en van een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Namen (Rhines en Suarlée),in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte van Namen-Noord (blad 47/3S)


De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium, o.a. artikel en 22, 23, 30, 35, 37, 41 tot 46 en 115;

Gelet op het Schéma de développement de l'espace régional (SDER) goedgekeurd door de Regering op 27 mei 1999;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 14 mei 1985 tot vaststelling van het gewestplan van Namen, o.m. gewijzigd door het besluit van de Waalse Regering van 29 februari 1996;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 oktober 2002 tot besluit van de herziening van het gewestplan van Namen en tot goedkeuring van het voorontwerp van wijziging van het plan met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte en van een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Namen (Rhines en Suarlée), in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (plaat 47/3S);

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2003 tot goedkeuring van het herzieningsontwerp het gewestplan van Namen van het plan met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte en van een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Namen (Rhines en Suarlée), in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (plaat 47/3S);

Gelet op de klachten en opmerkingen geuit tijdens het openbare onderzoek te Namen tussen 8 oktober en 21 november 2003, aangaande volgende thema's : - evaluatie van de behoeften aan gronden bestemd voor economische activiteit; - inrichting van het Fort van Suarlée en zijn onmiddellijke omgeving; - afbakening van de bedrijfsruimte; - industriële bestemming van een deel van de bedrijfsruimte; - impact op het landschap van de bedrijfsruimte en aanleg van een afzonderinginfrastructuur; - de gevolgen van de bedrijfsruimte op het waterbeheer; - de fasering van de toepassing van de bedrijfsruimte; - de volledigheid van het milieueffectenrapport; - de impact op de grond; - de inschrijving van het bijkomende voorschrift *R.1.1;

Gelet op het gunstige advies met opmerkingen gemeentebestuur van Namen van 17 december 2003;

Gelet op het gunstige advies betreffende de herziening van het gewestplan van Namen met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte en van een industriële bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Namen (Rhines en Suarlée), in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (plaat 47/3S) uitgevaardigd door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening op 5 maart 2004;

Gelet op het gunstige advies, met opmerkingen en aanbevelingen, van de CWEDD (Conseil wallon de l'environnement pour le développement durable) (tegenhanger Vlaamse MiNa-raad) van 4 maart 2004;

Validatie van het milieueffectenrapport Overwegende dat, in haar beslissing van 18 september 2003, de Regering heeft gemeend dat in het milieueffectenrapport alle elementen stonden die noodzakelijk waren voor de beoordeling van de opportuniteit en de afstemming van het ontwerp, en heeft hen van het s als volledig beschouwd;

Overwegende dat de CWEDD meent dat de kwaliteit van het door de auteur van de studie afgeleverde werk bevredigend was, ook al betreurt hij sommige gebreken, formele tegenstrijdigheden of onduidelijkheden, die echter niet van die aard zijn om de beoordeling van het ontwerp ongeldig te maken, aangezien de Regering over alle noodzakelijke feitelijke elementen beschikte om tot een beslissing te komen;

Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening meent dat het milieueffectenrapport bevredigend is hoewel ze erop wijst dat het vollediger had kunnen zijn op een aantal punten (feitelijk situatie en situatie naar recht, oppervlakte- en grondwater, bodem en ondergrond, landschap en visuele omgeving, landbouwactiviteiten) en duidelijker in zijn cartografie;

Overwegende inderdaad dat die bijkomende door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening geïdentificeerde elementen geen deel uitmaken van het milieueffectenrapport zoals bepaald door artikel 42 van het CWATUP en door het speciale lastenboek; dat de afwezigheid ervan niet van die aard is om de Regering ervan af te houden met kennis van zaken uitspraak te doen over de geschiktheid en de opportuniteit van het ontwerp;

Overwegende dat een klager melding maakt van materiële fouten in het milieueffectenrapport (fouten betreffende de identiteit van de eigenaars, de beoefende culturen zouden niet helemaal volledig zijn opgesomd);

Overwegende dat er akte wordt genomen van de materiële fouten die geen invloed hebben op de inhoud van de studie;

Overwegende dat het milieueffectenrapport beantwoordt aan het artikel 42 van het CWATUP en van het lastenboek; dat de Regering voldoende is ingelicht om met kennis van zaken uitspraak te doen;

Afstemming van het ontwerp op de behoeften Overwegende dat het de doelstelling van de Regering is, op korte termijn te voldoen aan de behoeften aan de geschatte nodige ruimte voor economische activiteit naar het jaar 2010 toe;

Overwegende dat, op basis van een door de DGEE (Direction générale de l'économie et de l'emploi) opgemaakt rapport en de analyse ervan, de Regering in haar besluit van 18 oktober 2002, heeft gemeend dat het grondgebied van het Bureau Economique de la Province de Namen (BEPN) in drie subruimtes moest worden onderverdeeld welke met de drie administratieve arrondissementen van de provincie Namen overeenkomen; dat zij heeft gemeend dat voor het arrondissement Namen, dat het referentiegebied voor voorliggend besluit vormt, de globale behoefte aan terreinoppervlakte bestemd voor economische activiteit op tien jaar op ongeveer op 114 hectare netto-oppervlakte wordt geschat; daarbij moest forfaitair 10 % worden bijgerekend voor de noodzakelijke technische uitrusting van het gebied, in totaal dus ongeveer 125 hectare (concreet : 33 voor industriële economische activiteit en 92 voor gemengde economische activiteit) in te schrijven bedrijfsruimte;

Overwegende dat, al heeft het milieueffectenrapport de behoeften van dit referentiegebied tot 84 hectare bruto-oppervlakte herleidt, het de analyse van de Regering toch niet volledig in twijfel heeft getrokken; zowel de relevantie van de afbakening van het referentiegebied, als het bestaan van socio-economische behoeften op dit grondgebied, binnen het door de Regering bepaalde tijdsbestek, zijn bevestigd;

Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening, ondanks de klachten geformuleerd tijdens het openbare onderzoek, achter de validatie van de behoeften uit het milieueffectenrapport voor dit referentiegebied staat;

Overwegende dat er, voor het onderzoek van de relevantie van de antwoorden van voorliggend besluit op de door de DGEE geschatte behoeften, rekening moet worden gehouden met de wil van de Regering de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte van Ste-Eugénie te Sambreville een nieuwe bestemming te geven als gemengde bedrijfsruimte, met een oppervlakte van 40 hectare, waarvan enkel 25 zullen mogen worden toegepast, wat de oppervlakte van nieuwe ruimtes bestemd voor economische activiteit in het arrondissement Namen op 95 hectare brengt;

Overwegende dat, de Regering meent dat, om de behoeften te evalueren, ook rekening moet worden gehouden met haar voluntaristische politiek de economische activiteit in bepaalde delen van het Gewest te promoten;

Validatie van het ontwerp Overwegende dat, met de bedoeling terreinen prioritair te bestemmen voor economische activiteit om te beantwoorden aan de behoeften van ontwikkeling van regionaal belang, het besluit van 18 oktober 2002 is gebaseerd op de wil van de Regering de inplanting op het referentiegebied te steunen, van andere soorten activiteiten dan de traditionele industrie, en meer bepaald in het westelijke deel van het arrondissement Namen, om op die manier te beantwoorden aan de vraag van industriële ondernemingen, die op ongeveer 33 hectare bruto-oppervlakte worden geschat;

Overwegende dat het milieueffectenrapport heeft gemeend dat de optie van voorontwerp van wijzigingplan gegrond is, voor wat betreft de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte van 58 hectare en van een industriële bedrijfsruimte van 12 hectare op het grondgebied van de stad Namen;

Overwegende bijgevolg dat de Regering haar optie heeft bevestigd in het besluit van 18 september 2003;

Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening tevens de optie van het ontwerp van het wijzigingsplan voor wat betreft de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte van 58 hectare en van een industriële bedrijfsruimte van 12 hectare op het grondgebied van de stad Namen valideert; dat ze de klachten die ertoe strekken de volledige site te bestemmen als gemengde bedrijfsruimte als niet relevant beschouwt, aangezien de inschrijving van een industrieel gebied moet beantwoorden aan de behoeften die zich in het referentiegebied voordoen;

Onderzoek van de alternatieve locaties Overwegende dat, conform artikel 42, alinea 2, 5° van het Waalse Wetboek, en het speciale lastenboek, het milieueffectenrapport op zoek is gegaan naar alternatieven; dat die alternatieven kunnen slaan op de lokalisatie, de afbakening of de toepassing van het in het ontwerp van het gewestplan in te schrijven gebied;

Overwegende dat de auteur van de studie geen alternatieve locatie heeft gevonden en dat de voorgestelde site het best aan de doelstellingen van de herziening van het ontwerpplan zal beantwoorden;

Overwegende dat er niet wordt gekozen voor het voorstel om de terreinen vlakbij de autosnelweg, de N4 en de bestaande zone als bedrijfsruimte in te schrijven, gelet op het ontwerp van de aanleg van een nieuwe Waalse backbone voor de spoorweg parallel met de autosnelweg E42;

Overwegende dat er geen bijzondere klachten zijn geweest die de analyse hebben betwist en dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening er ook de relevantie niet van heeft betwist;

Onderzoek van de alternatieve afbakeningen en toepassingen Overwegende dat het milieueffectenrapport heeft aangetoond dat de nadelen van het ontwerpgebied gevoelig zouden kunnen worden beperkt, indien de afbakening werd gewijzigd, zonder de oppervlakte ervan gevoelig te beperken en hem een meer gepaste configuratie te geven; op die manier zou de impact op het landschap ten oosten en ten zuiden worden verzacht; dat ze niet meer schade aan de landbouwfunctie zou toebrengen, ook al had ze vermoedelijk de verstoring van verschillende landbouwbedrijven tot gevolg;

Overwegende dat de Regering in haar besluit van 18 september 2003 heeft gemeend dat uit dit vergelijkende onderzoek bleek dat de beste oplossing om aan de doestellingen te beantwoorden erin bestond voor het initiële ontwerp te opteren, door de oppervlakte ervan te herzien volgens de door de auteur van het milieueffectenrapport geformuleerde suggesties, en dus als herzieningsontwerp van het gewestplan te opteren voor de inschrijving van dit gebied volgens een gewijzigde afbakening;

Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening deze door de Regering gekozen optie steunt;

Rekening houden met de algemene aanbevelingen van de CWEDD Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene beschouwingen heeft geuit inzake de herzienings- en algemene aanbevelingsprocedure betreffende de eventuele toepassing van de ontwerpen;

Overwegende om te beginnen dat hij meent dat het evaluatiewerk voor de uitvoering van het prioritaire plan pas relevant zal zijn indien de inplanting van de structuren afhankelijk wordt gemaakt van een nieuwe evaluatie van de gevolgen eigen aan de bedrijvengroep; dat hij vraagt dat bij de vestiging van bedrijven, er een evaluatie van het milieu wordt uitgevoerd per bezettingsfase van de activiteitenzone om een globale visie te hebben op de schaal ervan;

Overwegende dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu waarvan de uitvoering wordt opgelegd door artikel 31bis van het CWATUP, een maximale geldigheidsduur van tien jaar zal hebben; dat de hernieuwing ervan noodzakelijkerwijs een nieuw onderzoek van de situatie zal vergen en een aanpassing van de bepalingen zal mogelijk maken aan de evolutie die op het terrein zal zijn vastgesteld en aan de bijkomende gegevens die intussen zullen zijn verzameld; dat desgevallend van dit nieuwe onderzoek moet worden geprofiteerd om de gepaste procedures in gang te zetten om de bestemming te wijzigen of aan te passen; dat die procedure het dus mogelijk zal maken aan de door de CWEDD geformuleerde suggestie te voldoen;

Overwegende dat de CWEDD vervolgens zijn aanbevelingen over de relatie tussen mobiliteit, transport en ruimtelijke ordening herhaalt; dat hij verheugt is vast te stellen dat via het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, de uitvoering van een mobiliteitsplan wordt opgelegd, dat het mogelijk zal maken het gebruik van zachte vervoersmodi en openbaar vervoer aan te moedigen; dat hij erop aandringt dat het voetgangers- en fietsverkeer in de nieuwe bedrijfsruimtes wordt beveiligd;

Overwegende dat deze suggestie opportuun lijkt; dat dient opgelegd te worden dat die beveiliging deel uitmaakt van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu;

Overwegende voor het overige dat de wens om de nieuwe bedrijfsruimtes te bedienen met het openbaar vervoer niet in tegenspraak is met het door de Regering gevoerde beleid; dat het netwerk van de TEC (Waalse vervoersmaatschappij) zodanig is georganiseerd dat de voornaamste plaatsen op het grondgebied die verkeer genereren bediend zijn, en aangezien het essentieel via de weg verloopt, is het zonder hoge investeringen, makkelijk aan te passen in functie van de evolutie van de plaatsen die de stromen genereren; dat anderzijds, gelet op zijn structurele kost, het spoor enkel een oplossing biedt voor de mobiliteitsproblemen als het om lange afstanden en grote volumes gaat; dat voor de meeste individuele transportbehoeften van de KMO's die zich in de nieuw aangelegde bedrijfsruimtes zullen vestigen, het spoor enkel zal kunnen worden gebruikt in combinatie met andere transportmiddelen, vooral via de weg; dat het dus via een intermodaliteit tussen spoor en weg is, die zal worden opgenomen in de door de Lastenboeken inzake stedenbouw en milieu opgelegde plannen, dat de door de CWEDD vooropgestelde duurzame doelstellingen inzake mobiliteit zullen kunnen worden gehaald;

Bijzondere overwegingen Overwegende dat met volgende elementen rekening moet worden gehouden : - Compatibiliteit met het SDER-ontwerp en specialisatie van het gebied In het voorontwerp heeft de Regering gemeend dat de inschrijving van de bedrijfsruimte compatibel was met de principes van het SDER omdat : - het ontwerp conform is met de ruimtelijke structuur van het SDER waarvoor de gemeente Namen de belangrijkste pool van het referentiegebied vormt; - de gemeente Namen is opgenomen op een ankerpunt van ontwikkeling binnen het samenwerkingsgebied dat op Brussel is gericht; - het ontwerp bijdraagt tot het herstel van het stadsweefsel; - het ontwerp aansluit bij een bestaande bebouwing voor wat betreft de uitbreiding van een bestaande bedrijfsruimte, om synergieën met reeds op de site aanwezige bedrijven en een beter gebruik van de beschikbare uitrusting zonder significante verbetering mogelijk te maken;

Het milieueffectenrapport heeft deze analyse bevestigd.

Zowel de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening als de CWEDD, menen dat, in antwoord op de bezorgdheid van een klager, er redenen zijn om de inschrijving van de nieuwe gemengde bedrijfsruimte te laten gepaard gaan met een bijkomend voorschrift * R1.1. « Kleinhandel en diensten aan de bevolking hebben geen toelating om zich te vestigen binnen het gebied *R 1.1, behalve indien ze verbonden zijn met de binnen het gebied toegelaten activiteiten ».

Een klager meent in dit verband dat de vestiging van handelszaken in de gemengde bedrijfsruimte zou leiden tot een verstoring en verzwakking van de handel in het stadscentrum.

De inschrijving van de nieuwe bedrijfsruimte brengt geen schade toe aan de structurering van de bebouwing. Het SDER raadt de vestiging van handelszaken in zo'n gebieden niet af. Volgens het artikel 30 van het CWATUP mogen handelsactiviteiten zich binnen de gemengde bedrijfsruimtes ontplooien. Het gemeentebestuur wijst er ter zake op dat het grondgebied van de gemeente momenteel geen commerciële operator kan ontvangen, aangezien er geen grond beschikbaar is.

Bovendien zullen de commerciële vestigingen met een zekere omvang, die het commerciële evenwicht in de omgeving zouden verstoren, een commerciële vestigingsvergunning moeten kunnen voorleggen, welke wordt geregeld door de wet van 29 juni 1975 en die slechts zal worden afgeleverd indien de gevolgen van de vestiging op het bestaande commerciële evenwicht aanvaardbaar zullen zijn.

Toch moet, gelet op de vrees die tijdens het openbaar onderzoek is gebleken en die door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening wordt gedeeld en gelet op de geïdentificeerde behoefte aan terreinen om niet commerciële activiteiten te ontvangen, het voorschrift *R1.1 worden opgelegd op een deel van de gemengde bedrijfsruimte, dat sowieso het minst aangepast lijkt om commerciële activiteiten te ontvangen. - Impact op de landbouwfunctie In het voorontwerp heeft de Regering gemeend dat de herziening van het plan een impact had op de landbouwfunctie; dit was gerechtvaardigd door het marginale karakter ervan tegenover de nuttige landbouwoppervlakte in het referentiegebied, gelet op het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen (sociologische impact van het ontwerp zou zich moeten vertalen in het scheppen van een 1200-tal arbeidsplaatsen op de site) en de uit zijn lokalisatie afgeleide economische ontwikkeling en de reeds opgesomde troeven.

Het milieueffectenrapport heeft de relevantie van deze analyse bevestigd.

Door het volledige prioritaire bedrijfsruimteplan zal een maximum van 1200 hectare een bestemming als bedrijfsruimte krijgen, waarvan een aanzienlijk deel dat momenteel als landbouwgebied geklasseerd staat, nl. ongeveer 1,5 % van de nuttige landbouwoppervlakte in het Waalse Gewest (volgens de gegevens van het DGA (Direction Générale de l'Agriculture), 756.567 hectare in 2002, laatste jaar waarvoor cijfers bekend zijn). Gelet op de tijd die nodig is om die nieuwe bestemmingen uit te voeren en de door het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu opgelegde fasering, kunnen we ervan uitgaan dat het proces ter wijziging van de bestemming over een tiental jaar zal worden gespreid.

Het verlies van die oppervlaktes kan op regionaal niveau dus maar een marginale impact hebben op het landbouwbedrijf.

Om te beginnen omdat het verlies van bebouwbare landbouwgrond ruim zal worden goedgemaakt door een verhoging van de landbouwproductie : indien Inter-Environnement-Wallonie en de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening aangeven dat het verlies van landbouwgronden tot een daling van de graanproductie met jaarlijks ongeveer 7.800 ton zou leiden, dan kunnen we, gelet op het aantal in het Gewest bestemde hectares voor deze cultuur (190.000), opmerken dat de stijging van de productiviteit (volgens de DGA, gemiddelde productiviteitswinst van 100 KG/ha/jaar) van die aard zal zijn dat de productiestijging (190.000 ton over 10 jaar) 2,5 maal het aangeklaagde verlies zal bedragen.

Indien er tenslotte een negatief effect van sommige wijzigingen van het gewestplan te vrezen valt voor private bedrijven, dan moet er parallel met het verlies van gronden die ze zullen lijden, de oppervlakte aan landbouwgronden die jaarlijks het voorwerp vormt van een vastgoedmutatie, tegenover worden geplaatst, nl. 9.000 hectare.

Zoals hierboven reeds aangegeven zou de toepassing van het prioritaire plan bedrijfsruimte het landbouwbedrijf over tien jaar jaarlijks ongeveer 120 hectare moeten onttrekken. De compensatie van die verliezen voor de betroffen landbouwers zal dus slechts 1,3 % vertegenwoordigen van het jaarlijkse geheel van vastgoedmutaties van de landbouwgronden, welke zich trouwens inschrijven in een algemene context van hergroepering van geëxploiteerde gronden in bredere gehelen.

Bijgevolg kunnen we dus vooropstellen dat de door de wijziging van de gewestplannen getroffen landbouwers gronden zullen terugwinnen om te kunnen voldoen aan de behoeften van hun bedrijf.

Ook al zullen ze misschien niet dezelfde kenmerken vertonen inzake exploitatiegemak, toch moeten ze het een groot aantal bedrijven mogelijk maken in aanvaardbare omstandigheden te overleven. De aangerichte schade zal via onteigeningsvergoedingen worden gecompenseerd.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening meent dat het milieueffectenrapport niet dieper is ingegaan op de gegevens inzake de door het ontwerp betroffen landbouwbedrijven. De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening herinnert eraan, in antwoord op de klachten, dat de inrichting van het gebied een toegang tot de aan het gebied grenzende percelen zal moeten garanderen.

De Regering staat achter dit voorstel en verplicht het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu passende oplossingen voor te stellen om de toegang tot de aan het gebied grenzende percelen te garanderen. Als natuurlijke en menselijke maatregel zal er een gedetailleerde nota moeten instaan, waarin de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, zullen kunnen beschikken. - Impact op de grond Aan de eisen zal worden beantwoord binnen het kader van de onteigeningsprocedures.

De evolutie van de waarde van de terreinen lijkt moeilijk te voorspellen : de mogelijkheden om een goed te realiseren zijn divers en voor eenzelfde bestemming kunnen verschillende karakteristieken op een verschillende manier worden beoordeeld; - Aantasting van de natuur, het patrimonium en het landschap In het voorontwerp heeft de Regering gemeend dat het ontwerp - noch aan een door de wet op het natuurbehoud beschermd element, - noch aan een geklasseerd element uit het cultureel vastgoedpatrimonium,, - noch aan een oppervlakte met landschappelijke waarde, schade toebracht.

Maar dat het niettemin een niet te onderschatten impact op het landschap vanaf de N4, de N904 en de bossen van Néverlée en Morivaux had;

Het milieueffectenrapport heeft aangetoond dat de nadelen van het ontwerpgebied gevoelig zouden kunnen worden beperkt, indien de afbakening werd gewijzigd, zonder de oppervlakte ervan gevoelig te beperken en hem een meer gepaste configuratie te geven; op die manier zou de impact op het landschap ten oosten en ten zuiden worden verzacht;

De Regering heeft die aanbevelingen in het ontwerp opgevolgd.

Bovendien verplicht artikel 30 van het Waalse Wetboek dat afzonderingsoppervlaktes of -infrastructuur wordt aangelegd om de al dan niet bebouwde omgeving te beschermen tegen de o.m. visuele impact van het ontwerpgebied.

Het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu dat zal worden opgemaakt in uitvoering van het artikel 31bis van het CWATUP zal passende oplossingen voorstellen om de afzondering van het gebied in het noorden, ten opzichte van de N4, te versterken. Zoals de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening voorstelt zullen de aanbevelingen van het milieueffectenrapport in dit verband worden geanalyseerd en verfijnd. - Schade aan het archeologische patrimonium De CWEDD wijst op de mogelijke aanwezigheid van historische overblijfselen op de site.

Daaraan lijkt voldoende te worden beantwoord door het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, dat verplicht een archeologische evaluatie van de site uit te voeren, voorafgaand aan de toepassing ervan. - het Fort van Suarlée Het milieueffectenrapport heeft gewezen op de moeilijkheden die ontstaan door de aanwezigheid in het midden van het ontwerp van het fort van Suarlée en zijn bijgebouwen (luchtkoker, ondergrondse afvoergangen, grachten,...). Het rapport beveelt het behoud van het fort aan, de beveiliging ervan via toegangsverboden, alsook het dichten van de afvoergangen en de grachten.

Dus heeft de Regering in het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2003 de operator verplicht voorschriften op te nemen in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu die bepalen dat het pas zal mogen worden bezet op voorwaarde dat de site van het fort voorafgaand zal worden beveiligd.

Klagers verzetten zich tegen de bestemming die men aan het fort wil geven : sommige willen dat het een bestemming als natuurgebied krijgt om zijn historische, culturele en ecologische waarde te behouden; andere willen dat het wordt afgestemd op de huidige activiteiten van de site; andere tenslotte, dat het een bestemming krijgt als gebied voor de ontwikkeling van diensten. Ook over de bestemming van de militaire weg, de luchtkoker, de ondergrondse afvoergangen en de grachten lopen de meningen uiteen.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening stelt vast dat, er tegelijk op wijzend dat de site van het fort is uitgesloten van de wijziging van het gewestplan, de toegangswegen ervan zijn opgenomen in de bedrijfsruimte en dat ze dus moeten worden geïntegreerd in het plan van aanleg om ze op die manier te behouden. Ze verzet zich tegen het dichten van de afvoergangen en vraagt het behoud van de luchtkoker.

De CWEDD stelt dan weer voor een ecologische doorgang van 60 meter breed aan te leggen tussen het bos en het fort langs het parcours van de ondergrondse gang.

Wat het fort zelf betreft, er kan niet worden vastgesteld dat het geen deel uitmaakt van de oppervlakte die aan de herziening is onderworpen.

Wat de toegang en de grachten betreft, gelet op de huidige staat van het fort, moet de beveiliging worden behouden.

De kwestie van de afvoergang zal, gelet op zijn mogelijk impact op de exploitatie van de vijvers in het bos van Néverlée, door het de Lastenboek inzake stedenbouw en milieu moeten worden geregeld. - Behoud van de ecologische doorgangen In het voorontwerp had de Regering gemeend een groengebied te moeten inschrijven ten oosten van de site om de ecologische doorgang met het bos van Neverlée te verzekeren.

Het milieueffectenrapport heeft besloten dat deze ecologische doorgang moest worden geschrapt om de reeën van het bos van Neverlée te beschermen, die verloren dreigden te lopen in het fort en de bedrijfsruimte. Het rapport heeft dus voorgesteld het groengebied en de uitbreiding van de bedrijfsruimte ten noorden te schrappen, en te compenseren door een beperking van het overwicht van de bedrijfsruimte in het zuiden.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening staat achter deze schrapping, ondanks de klacht tijdens het openbare onderzoek, maar stelt voor dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu in het plan van aanleg van het gebied, de aanleg voorziet van een ecologische doorgang.

In het ontwerp heeft de Regering deze aanbevelingen opgevolgd en opgelegd dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu maatregelen bestudeert en definieert om de op de site aanwezige ecologische doorgangen op een passende manier te behouden. - Waterbeheer In het voorontwerp betreffende de bescherming van het grondwater heeft de Regering gemeend dat indien de betroffen terreinen binnen de oppervlakte van een theoretisch afgelegen gebied voor waterwinningspreventie (IIb) van de SWDE lagen, (Société wallonne des Eaux) op ongeveer 290 m, dankzij de naleving van de in artikels 18 tot 23 van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 14 november 1991 houdende de ondergrondse waterwinning, de waterwinninggebieden, de preventie en bewaking, en de kunstmatige bevoorrading van het grondwater, zoals aangevuld door het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 maart 1995, het mogelijk zou zijn schade aan de winning te vermijden.

Het milieueffectenrapport heeft de relevantie van die analyse bevestigd.

Wat het afvalwater betreft heeft het rapport aangetoond dat er bijzondere aandacht moet uitgaan naar de afwatering in het uiterste zuiden van het gebied, en naar de doeltreffendheid van de afwatering van de twee delen van de bedrijfsruimtes die aan beide kanten van de waterscheiding liggen.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening heeft akte van die opmerkingen genomen, alsook van die die tijdens het openbare onderzoek zijn geuit, en heeft gemeend dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu dieper op deze problematiek moest ingaan.

Een klager heeft laten gelden dat het dichten van de afvoergang van het Fort om de site te beveiligen, dat door het milieueffectenrapport is aangeraden, de waterbevoorrading van de vijvers van het bosmassief in gevaar zou brengen.

Door de naleving van de decretale en reglementaire maatregelen van toepassing kan het grondwater worden beschermd en het regen- en afvalwater passend worden behandeld.

Wat bovendien het afvalwater betreft zal het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu de uitwerking opleggen van geschikte oplossingen om het overtollige water in het uiterste zuiden van het gebied te laten afvoeren en om een efficiënte afwatering van de twee delen van de bedrijfsruimtes die aan beide kanten van de waterscheiding liggen mogelijk te maken.

Zoals de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening voorstelt zullen de aanbevelingen van het milieueffectenrapport in dit verband worden geanalyseerd en verfijnd.

Tenslotte moet het nut, de afvoergang te dichten om de site te beveiligen, worden bestudeerd in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, rekening houdend met de tegengestelde adviezen van het milieueffectenrapport en de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening op dit punt, en de voormelde klachten. Het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal een passende oplossing uitwerken. - Progressieve bezetting van het gebied Een klager vraagt dat de fasering van de bezetting van de bedrijfsruimte wordt ingeschreven in het definitieve besluit van de Waalse Regering.

Zoals de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening het voorstelt zal het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu de uitwerking van een progressief bezettingsplan van het gebied opleggen, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten. - Fysieke contrainte In het voorontwerp heeft de Regering gemeend dat de site aan geen enkele andere belangrijke fysieke contrainte was onderworpen.

Het milieueffectenrapport heeft gewezen op het bestaan van karstfenomenen in de ondergrond, welke het ontwerp niet in twijfel trekken maar die bepaalde voorzorgsmaatregelen opleggen vooraleer de bouw wordt aangevat.

De CWEDD suggereert bovendien een bodemonderzoek aangezien de auteur van de studie wijst op de eventuele aanwezigheid van heel wat metaalafval en loden kogels.

Bijgevolg heeft de Regering in het ontwerp verplicht dat in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu dat door de operator moet worden opgemaakt de capabele gebieden worden bepaald en een bodemanalyse wordt uitgevoerd.

Betreffende deze elementen zijn er geen bijzondere klachten geformuleerd.

Begeleidende maatregelen Overwegende dat artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalt dat de inschrijving van een nieuwe bedrijfsruimte hetzij de bestemmingswijziging van de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte, hetzij de goedkeuring van andere maatregelen die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu, hetzij een combinatie van die twee begeleidingsmaatregelen inhoudt;

Overwegende dat de begeleidende maatregelen enerzijds moeten afhangen van de intrinsieke milieukwaliteit van de voor bebouwing bestemde oppervlakte en anderzijds van de objectieve inbreng van die begeleidingsmaatregelen;

Overwegende dat de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een van de belangrijkste begeleidingsmaatregelen blijft;

Overwegende dat de Regering, binnen het kader van de begeleidingsmaatregelen bij voorliggende herziening van het gewestplan, een aantal niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een nieuwe bestemming wil geven.

Overwegende dat, bij de evaluatie van de verhouding tussen begeleidingsmaatregelen en de inschrijvingsontwerpen van nieuwe bedrijfsruimtes, het redelijk is rekening te houden met enerzijds de gedifferentieerde impact van de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes volgens hun locatie en hun vervuiling, anderzijds met de impact op het milieu van de aanleg van een nieuwe bedrijfsruimte, die verschilt naargelang haar kenmerken en ligging; dat op die manier, mits eerbiediging van het proportionaliteitprincipe, blijkt dat een zware renovatie meer moet wegen dan de renovatie van een minder vervuilde site, dat de impact van voor het milieu gunstige maatregelen moet worden ingeschat in functie van het effect dat men er redelijkerwijze mag van verwachten, en dat die maatregelen des te belangrijker moeten zijn, of minder, dan de aanleg van het nieuwe gebied met al dan niet aanzienlijke impact op zijn omgeving;

Overwegende dat, bij gebrek aan elementen die de factoren kunnen objectiveren, welke die lasten en de impact volledig kunnen beoordelen, de Regering het nuttig acht, zowel om de voorschriften van het artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP zeker te eerbiedigen en in haar bekommernis om, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes te promoten, een strikte interpretatie van de tekst goed te keuren, en een verdeelsleutel te hanteren die ongeveer overeenkomt met een m2 renovatie van een niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte voor een m2 niet bebouwbare ruimte die voortaan is bestemd voor economische activiteit (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied);

Overwegende dat de door artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalde begeleiding op regionaal vlak kan worden ingeschat; dat aangezien voorliggend ontwerp in het raam van een prioritair plan moet worden gezien dat het volledige Gewest wil voorzien van nieuwe ruimtes voor economische activiteit, de voormelde verdeelsleutel dus algemeen kan worden toegepast, waarbij de compensatie kan gebeuren tussen het geheel van oppervlaktes afgezonderd van gebieden die niet als te bebouwen gebied zijn opgenomen om voor economische activiteit te worden bestemd (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied) enerzijds en het geheel van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes die een nieuwe bestemming hebben gekregen anderzijds;

Overwegende nochtans dat, ten einde een geografische verdeelgelijkheid na te streven, het nuttig lijkt, aangezien de nieuwe ruimtes die het prioritaire plan bestemt voor economische activiteit verdeeld liggen over het hele Gewest, erover te waken dat de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes ook op een gelijke manier zijn verdeeld;

Overwegende dat, om die doelstelling na te streven, het Gewest in vijf evenwichtige en geografisch homogene sectoren werd verdeeld; dat het voorliggende ontwerp bij een geheel van ontwerpen werd gevoegd (Sambreville - Tamines, Somme-Leuze, Namen -Bouge - Champion, Chimay - Baileux - Bailleux, Namen - Malonne en Sambreville - Moignelée);

Overwegende dat als begeleidingsmaatregel, de Regering beslist er rekening mee te houden volgende sites een nieuwe bestemming te geven : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld die een tenminste equivalente oppervlakte totaliseren;

Overwegende dat wat de maatregelen betreft die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu zoals het CWEDD heeft onderstreept, artikel 46, § 1er, alinea 2, 3° van het CWATUP het niet mogelijk maakt er de beschermingsmaatregelen die zich opdringen in op te nemen, in toepassing van hetzij het CWATUP, hetzij van een andere van kracht zijnde reglementering; dat de Regering niettemin wil onderstrepen, dat om de bescherming van het milieu te verzekeren, zij parallel met de uitvoering van een prioritair plan binnen het kader waarvan voorliggend besluit kadert, een nieuw artikel 31bis van het CWATUP heeft goedgekeurd, met als voorschrift dat elke nieuwe bedrijfsruimte gepaard gaat met een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu dat de compatibiliteit van het gebied met haar omgeving waarborgt;

Overwegende dat in voorliggend geval het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal worden aangevuld met specifieke maatregelen die verder gaan dan artikel 31bis van het CWATUP en zijn toepassingscirculaire van 29 januari 2004, om het milieu beter te beschermen (maatregelen om de op de site aanwezige ecologische doorgangen te vrijwaren, de inschrijving van twee groengebieden aan beide kanten van de spoorwegberm die vandaag staan ingeschreven als uitbreidingsgebieden voor industrie, communautaire uitrusting en openbare diensten) : dat die specifieke maatregelen moeten worden beschouwd als maatregelen die gunstig zijn voor het milieu en die een aanvulling zijn op de maatregelen voor de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes, in toepassing van artikel 46, § 1er, alinéa 2, 3°, van het CWATUP;

Overwegende dat op die manier meer dan voldoende is voldaan aan de door dit artikel opgelegde regel;

Lastenboek inzake stedenbouw en milieu Overwegende dat in uitvoering van artikel 31bis van het CWATUP, voorafgaand aan de toepassing van het gebied, een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal worden opgemaakt, dat de richtlijnen van de ministeriële omzendbrief van 29 januari 2004 zal naleven;

Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene aanbevelingen heeft gedaan betreffende de eventuele implementatie van de ontwerpen, o.m. inzake beheer van water, lucht, afval, bodembewegingen, begeleiding van door het ontwerp getroffen landbouwbedrijven, mobiliteit en bereikbaarheid, integratie van landschap en begroeiing;

Overwegende dat de Regering die aanbevelingen ruim voor was, door om te beginnen in het Parlement de goedkeuring voor te stellen van artikel 31bis van het CWATUP, dat bepaalt dat de nieuwe bedrijfsruimtes het voorwerp zullen vormen van een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, en door vervolgens de inhoud van dit Lastenboek inzake stedenbouw en milieu te definiëren via een omzendbrief die zij op 29 januari 2004 heeft goedgekeurd;

Overwegende dat bepaalde door de CWEDD geformuleerde aanbevelingen verduidelijkingen aanbrengen die nuttig lijken, hetzij algemeen, hetzij voor voorliggend ontwerp, in functie van de net beschreven kenmerken; dat ze daarin zullen moeten worden opgenomen door de auteur van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu;

Overwegende bijgevolg dat in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu in elk geval de hierna opgesomde elementen zullen moeten staan; - geschikte maatregelen om de toegang tot de aan de bedrijfsruimte grenzende percelen te garanderen; - maatregelen om de toegang tot de site van het Fort van Suralée te behouden, beveiligen en garanderen; - de beslissing om de afvoergang van het Fort al dan niet te dichten om de site te beveiligen en in geval van dichting, de maatregelen die zijn genomen om de waterbevoorrading van de vijvers in het bosmassief te garanderen; - archeologische evaluatie van de site voorafgaand aan de toepassing ervan; - maatregelen die zijn genomen om een passende behandeling van water, en vooral het afvalwater, mogelijk te maken; - afzonderingsmaatregelen van het gebied in het noorden, ten opzichte van de N4, en ten zuiden en ten oosten van het gebied - nakijken van de geotechnische bodem en ondergrond; - bestuderen en bepalen van maatregelen om de ecologische doorgangen te behouden; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van het gebied door de exploitanten; - een gedetailleerde nota waarin de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, zullen kunnen beschikken - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van de ruimtes voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer;

Besluit Overwegende dat uit het geheel van die ontwikkelingen blijkt dat het voorliggende ontwerp het meest geschikt is om, met eerbied voor de in artikel 1 van het Waalse Wetboek voor Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium opgesomde doelstellingen, te kunnen beantwoorden aan de behoefte aan ruimte bestemd voor economische activiteit, binnen het betroffen referentiegebied;

Na beraadslaging;

Op voorstel van de Minister van ruimtelijke ordening, stedenbouw en milieu, Besluit :

Artikel 1.De Regering keurt definitief de herziening van het gewestplan van Namen goed, die de inschrijving inhoudt van, op het grondgebied van de gemeente Namen (Rhines en Suarlée) in uitbreiding van de bestaande bedrijfsruimte (plaat 47/3S) de inschrijving van : - een gemengde bedrijfsruimte - industriële bedrijfsruimte.

Art. 2.Het volgende bijkomende voorschrift, *R 1.1, is van toepassing in de gemengde bedrijfsruimte ingeschreven op het plan door voorliggend besluit : « Kleinhandel en diensten aan de bevolking hebben geen toelating om zich te vestigen binnen het gebied *R 1.1, behalve indien ze verbonden zijn met de binnen het gebied toegelaten activiteiten ».

Art. 3.De herziening is goedgekeurd conform het plan in bijlage.

Art. 4.In het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, opgesteld conform artikel 31bis van het CWATUP, staan in elk geval volgende elementen : - geschikte maatregelen om de toegang tot de aan de bedrijfsruimte grenzende percelen te garanderen; - maatregelen om de toegang tot de site van het Fort van Suralée te behouden, beveiligen en garanderen; - de beslissing om de afvoergang van het Fort al dan niet te dichten om de site te beveiligen en in geval van dichting, de maatregelen die zijn genomen om de waterbevoorrading van de vijvers in het bosmassief te garanderen; - archeologische evaluatie van de site voorafgaand aan de toepassing ervan; - maatregelen die zijn genomen om een passende behandeling van water, en vooral het afvalwater, mogelijk te maken; - afzonderingsmaatregelen van het gebied in het noorden, ten opzichte van de N4, en ten zuiden en ten oosten van het gebied; - nakijken van de geotechnische bodem en ondergrond; - bestuderen en bepalen van maatregelen om de ecologische doorgangen te behouden; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van het gebied door de exploitanten; - een gedetailleerde nota waarin de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, zullen kunnen beschikken; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van de ruimtes voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer.

Art. 5.De Minister van ruimtelijke ordening is belast met de uitvoering van voorliggend besluit.

Namen, 22 april 2004.

De Minister-president, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van ruimtelijke ordening, stedenbouw en milieu, M. FORET Het plan ligt ter inzage bij het Direktoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, rue des Brigades d'Irlande 1, te 5100 Jambes, en bij het betrokken gemeentebestuur.

Het advies van de CRAT wordt hieronder bekend gemaakt.

^