Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 22 april 2004
gepubliceerd op 13 augustus 2004

Besluit van de Waalse Regering tot definitieve goedkeuring van herziening van het gewestplan van Namen met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Namen (blad 47/4S)

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004027130
pub.
13/08/2004
prom.
22/04/2004
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

22 APRIL 2004. - Besluit van de Waalse Regering tot definitieve goedkeuring van herziening van het gewestplan van Namen met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Namen (Bouge en Champion) (blad 47/4S)


De Waalse Regering, Gelet op het Waalse Wetboek van ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium, o.a. artikel en 22, 23, 30, 35, 37, 41 tot 46 en 115;

Gelet op het Schéma de développement de l'espace régional (SDER) goedgekeurd door de Regering op 27 mei 1999;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 14 mei 1985 tot vaststelling van het gewestplan van Namen, o.m. gewijzigd door het besluit van de Waalse Regering van 29 februari 1996;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 oktober 2002 tot beslissing van herziening van het gewestplan van Namen et tot goedkeuring van het voorontwerp van wijziging van plan met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Namen (Bouge en Champion) (plaat 47/4S);

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 18 september 2003 tot goedkeuring van het ontwerp van herziening van het gewestplan van Namen met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Namen (Bouge en Champion) (plaat 47/4S);

Gelet op de klachten en opmerkingen geuit tijdens het openbare onderzoek te Namen tussen 14 oktober en 27 november 2003, aangaande volgende thema's : - behoefte aan kantoren; - rechtvaardiging van een « Park and ride »; - lokalisatiealternatief van Acina - Jambes; - de afbakening van de bedrijfsruimte; - de bereikbaarheid van de site; - opening van het gebied voor handelszaken; - wijziging van bestemming om het wonen te promoten; - de gevolgen van de bedrijfsruimte sur de landbouwfunctie; - impact op het landschap; - impact op de grond; - geotechnische aspecten;

Gelet op het gunstige advies samen met opmerkingen van de gemeenteraad van Namen van 17 december 2003;

Gelet op het ongunstige advies betreffende herziening van het gewestplan van Namen met het oog op de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte op het grondgebied van de gemeente Namen (Bouge en Champion) (plaat 47/4S) uitgevaardigd door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening op 5 maart 2004;

Gelet op het ongunstige advies van de CWEDD (Conseil wallon de l'environnement pour le développement durable) (tegenhanger Vlaamse MiNa-raad) van 4 maart 2004;

Validatie van het milieueffectenrapport Overwegende dat, in haar beslissing van 18 september 2003, de Regering heeft gemeend dat in het milieueffectenrapport alle elementen stonden die noodzakelijk waren voor de beoordeling van de opportuniteit en de afstemming van het ontwerp, en heeft het dus als volledig beschouwd;

Overwegende dat zowel de CWEDD als de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening menen dat de kwaliteit van het door de auteur van de studie afgeleverde werk bevredigend was, ook al betreuren ze sommige gebreken, formele tegenstrijdigheden of onduidelijkheden, die echter niet van die aard zijn om de beoordeling van het ontwerp ongeldig te maken, aangezien de Regering over alle noodzakelijke feitelijke elementen beschikte om tot een beslissing te komen;

Overwegende dat het milieueffectenrapport beantwoordt aan het artikel 42 van het CWATUP en van het lastenboek; dat de Regering voldoende is ingelicht om met kennis van zaken uitspraak te doen;

Afstemming van het ontwerp op de behoeften Overwegende dat het de doelstelling van de Regering is, op korte termijn te voldoen aan de behoeften aan de geschatte nodige ruimte voor economische activiteit naar het jaar 2010 toe;

Overwegende dat, op basis van een door de DGEE (Direction générale de l'économie et de l'emploi) opgemaakt rapport en de analyse ervan, de Regering in haar besluit van 18 oktober 2002, heeft gemeend dat het grondgebied van het Bureau Economique de la Province de Namur (BEPN) in drie subruimtes moest worden onderverdeeld welke met de drie administratieve arrondissementen van de provincie Namen overeenkomen : dat het arrondissement Namen het referentiegebied voor voorliggend besluit vormt; dat Namen, als hoofdstad van het Gewest, specifieke noden aan kantoorruimte heeft; dat die noden niet werden geëvalueerd door de DGEE waarvan het werk beperkt is gebleven tot de evaluatie van de behoeften aan terreinen voor het ontvangen van economische en industriële bedrijven; dat het belang van die vraag naar kantoren in de hoofdstad van het gewest zich vertaalt in een bijna verzadigde markt en een prijsniveau dat veel hoger ligt dan dat in de andere grote Waalse steden; dat de Conférence permanente du développement territorial (CPDT), een interuniversitaire onderzoekscel van de Regering, die de vraag kreeg voorgelegd, in functie van de potentiële markt van de pool van Namen, de kantooroppervlakte die nodig is voor de oprichting van een bedrijvenpark op ongeveer 40.000 m2 heeft geschat, wat overeenkomt met een oppervlakte op de grond van 10 hectare, verwijzend naar de bezettingscoëfficiënt van de gronden in gelijkaardige bedrijvenparken in Waals Brabant;

Overwegende dat, al heeft het milieueffectenrapport de behoeften van dit referentiegebied tot 25 hectare bruto-oppervlakte herleidt, het de analyse van de Regering toch niet volledig in twijfel heeft getrokken; zowel de relevantie van de afbakening van het referentiegebied, als het bestaan van socio-economische behoeften op dit grondgebied, binnen het door de Regering bepaalde tijdsbestek, zijn bevestigd;

Validatie van het ontwerp Overwegende dat het besluit van 18 oktober 2002 is gebaseerd op de wil van de Regering de inplanting van een bedrijvenpark in de Waalse hoofdstad te steunen;

Overwegende dat ook het milieueffectenrapport heeft gemeend dat de optie van het voorontwerp van wijzigingplan gegrond is, voor wat betreft de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte om een bedrijvenpark aan te leggen op het grondgebied van de gemeente Namen, op het plateau van Bouge, momenteel als landbouwgebied ingeschreven in het gewestplan van Namen; dat het nochtans meende dat aan de bestaande behoeften zal worden voldaan door de inschrijving van een gebied van 15 hectare in plaats van de 30 hectare bepaald in het voorontwerp; dat conform de studies die zijn gevoerd binnen het kader van de uitvoering van een richtschema van aanleg van het plateau van Bouge Poteresse, om het centrum van Namen te ontlasten, er binnen het gebied een « park and ride » ruimte moet komen, die door privé-operatoren zou kunnen worden uitgebaat; dat het milieueffectenrapport dus meent dat de oppervlakte van deze « park and ride » tot 5 hectare moet worden beperkt, in plaats van de 10 hectare uit het voorontwerp;

Overwegende dat klagers de oppervlakte van het « park and ride » tot 3,5 ha willen beperken, wat zou moeten volstaan om te beantwoorden aan de behoefte van 1000 voertuigen;

Overwegende nochtans dat in de 5 ha voorgesteld door het milieueffectenrapport ook bufferzones zijn voorzien, die de visuele impact van het park moeten beperken;

Overwegende dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening en de CWEDD kritiek uitoefenen op deze analyse omdat ze menen dat aan de behoefte aan kantoorruimte reeds is voldaan door andere ontwerpen, die net of bijna zijn afgewerkt, o.m. het ontwerp van Lives-sur-Meuse, waarvoor de stedenbouwkundige vergunning in september 2003 is afgeleverd; dat het milieueffectenrapport er trouwens reeds had op gewezen dat de eventuele uitreiking van die stedenbouwkundige vergunning zou moeten leiden tot een herbekijken van de relevantie van de nakende uitvoering van een bedrijvenpark te Bouge, omdat beide ontwerpen rechtstreekse concurrenten zouden zijn;

Overwegende dat het SDER de rol van ankerpunt onderstreept van de stad Namen, gelegen op twee eurocorridors, en waar de aanwezigheid van een bedrijvenpark, steunend op de universiteit en op zijn rol als hoofdstad van het gewest, mogelijk moet zijn;

Overwegende dat de ontwerpen van Lives en Bouge niet hetzelfde cliënteel beogen; terwijl het ontwerp van Bouge wil profiteren van zijn ligging aan de rand van Namen, in verbinding met de « park and ride- » ruimte waarmee het moet worden verbonden, om bedrijven aan te trekken die wensen te profiteren van de nabijheid van het stadscentrum en de daar aanwezige instellingen, richt het ontwerp van Lives zich eerder tot bedrijven die vooral willen profiteren van de centrale ligging van de regionale hoofdstad en van de eurocorridors waarop de stad zich bevindt, waardoor er niet echt sprake kan zijn van concurrentie tussen beide ontwerpen;

Overwegende dat, wat de overcapaciteit betreft waartoe deze dubbele realisatie zou kunnen leiden, die vooral moet worden gerelativeerd; dat de verzadiging van de kantoormarkt in het centrum van Namen aantoont dat aan de behoeften bijlange niet wordt voldaan; dat de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening in zijn advies erop wijst dat de evaluatie van de behoeften sterk uiteenlopend zijn, en al naargelang de auteur soms verdubbelen; dat een fasering van de bezetting van het gebied het anderzijds mogelijk zal maken progressief te voldoen aan de behoeften, waarbij de impact op de landbouwfunctie zal worden beperkt, wat noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de economische activiteit; dat het op die manier ook mogelijk zal zijn de impact van het ontwerp op het landschap en de grond binnen de perken te houden;

Onderzoek van de alternatieve locaties Overwegende dat, conform artikel 42, alinea 2, 5° van het Waalse Wetboek, en het speciale lastenboek, het milieueffectenrapport op zoek is gegaan naar alternatieven; dat die alternatieven kunnen slaan op de lokalisatie, de afbakening of de toepassing van het in het ontwerp van het gewestplan in te schrijven gebied;

Overwegende dat de auteur van de studie een alternatieve locatie heeft gevonden en bestudeerd; dat het gaat om de inschrijving van een gemengde bedrijfsruimte op de site ACINA te Jambes;

Overwegende dat dit alternatief beslist enkele voordelen vertoont die worden onderstreept door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening en de CWEDD : beter herstel van het stadsweefsel; goede integratie in de agglomeratie; beter bereikbaar met het openbaar vervoer; renovatie van een niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte; behoud van goede landbouwgronden; aanleg van een bufferzone tussen de nabijgelegen woningen en de spoorweg;

Overwegende om deze redenen dat het door de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening voorgestelde lokalisatiealternatief niet voldoende is gerechtvaardigd; dat er niet kan worden beantwoord aan de behoeften van de doelstellingen van de Regering en er dus niet kan worden voor gekozen;

Overwegende nochtans dat dit alternatief de gezamenlijke uitvoering van het bedrijvenpark en de « park and ride - » ruimte niet mogelijk zou maken, aangezien deze laatste op deze plaats geen enkel belang heeft, terwijl dit samengaan een belangrijk element in het ontwerp is omdat beide elementen mekaar aanvullen; dat de renovatie van de site van ACINA binnen een ander kader kan gebeuren en meer bepaald met eerbied voor de voorschriften van het gemeentelijk plan van aanleg dat op deze plaats woningen en handelszaken voorziet, welke beter aansluiten bij het omliggende stadsweefsel; dat de lokalisatie van deze site minder goed past bij het ontwerp van bedrijvenpark aangezien de bereikbaarheid via de weg minder vlot is; dat de mogelijkheid om een ringweg rond Jambes aan te leggen en het doorgaand verkeer aan de laan « avenue J. Materne » te verbeteren langetermijnplanning zijn, welke niet verenigbaar zijn met de doelstellingen van het prioritaire plan dat ruimte voor economische activiteit bestemt, en dat niet staat ingeschreven in het gemeentelijke mobiliteitsplan van Namen; dat anderzijds het doorgaand verkeer als gevolg van de inplanting van een bedrijvenpark ten zuidwesten van Jambes niet zou wegvallen of verminderen, in tegenstelling tot de assen die naar Namen en Jambes leiden, waardoor het oversteken van het nu reeds verzadigde kruispunt van de » place de Wallonnie » verplicht zou worden, om het stadscentrum en de autosnelweg te bereiken; dat er tenslotte reeds heel wat kantoren bestaan te Jambes, alle ten noorden van de laan « J. Materne », welke makkelijker bereikbaar zijn via de steenweg « Prince de Liège »;

Overwegende dus dat er voor dit alternatief niet kan worden geopteerd;

Onderzoek van de alternatieve afbakeningen en toepassingen Overwegende anderzijds dat het milieueffectenrapport heeft aangetoond dat de voornaamste door het ontwerpgebied aangetoonde nadelen gevoelig zouden kunnen worden beperkt indien de afbakening zou worden gewijzigd door de oppervlakte te beperken waardoor spaarzamer met de bodem zou worden omgegaan en tegelijk op een gepaste manier aan de geëvalueerde behoeften zou worden tegemoet gekomen;

Overwegende dat de Regering in haar besluit van 18 september 2003 voor deze optie heeft gekozen;

Overwegende dat een klager wenst dat wordt geopteerd voor de initiële optie om het etalage-effect te verhogen die een lokalisatie langs de E411 over een langere afstand zou bieden; bovendien is er het voordeel dat het gebied dichter bij de afrit Bouge zou liggen; dat een andere klager een inplanting dichter bij het centrum van Bouge wenst om de stadsdynamiek te onderstrepen;

Overwegende dat deze opmerkingen niet verenigbaar zijn met de noodzaak de omvang van het gebied op de geïdentificeerde behoeften af te stemmen en een coherentie te verzekeren tussen de functies van bedrijvenpark en « park and ride- » ruimte;

Overwegende dat uit deze elementen blijkt dat de beste oplossing om aan de door de Regering nagestreefde doelstellingen te voldoen er dus in bestaat voor het initiële ontwerp te opteren, door de oppervlakte te herzien volgens de door de auteur van het milieueffectenrapport geformuleerde voorstellen; deze afbakening vermijdt een lineaire ontwikkeling en beperkt de impact van het ontwerp op de landbouwgronden;

Rekening houden met de algemene aanbevelingen van de CWEDD Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene beschouwingen heeft geuit inzake de herzienings- en algemene aanbevelingsprocedure betreffende de eventuele toepassing van de ontwerpen;

Overwegende om te beginnen dat hij meent dat het evaluatiewerk voor de uitvoering van het prioritaire plan pas relevant zal zijn indien de inplanting van de structuren afhankelijk wordt gemaakt van een nieuwe evaluatie van de gevolgen eigen aan de bedrijvengroep; dat hij vraagt dat bij de vestiging van bedrijven, er een evaluatie van het milieu wordt uitgevoerd per bezettingsfase van de activiteitenzone om een globale visie te hebben op de schaal ervan;

Overwegende dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu waarvan de uitvoering wordt opgelegd door artikel 31bis van het CWATUP, een maximale geldigheidsduur van tien jaar zal hebben; dat de hernieuwing ervan noodzakelijkerwijs een nieuw onderzoek van de situatie zal vergen en een aanpassing van de bepalingen zal mogelijk maken aan de evolutie die op het terrein zal zijn vastgesteld en aan de bijkomende gegevens die intussen zullen zijn verzameld; dat desgevallend van dit nieuwe onderzoek moet worden geprofiteerd om de gepaste procedures in gang te zetten om de bestemming te wijzigen of aan te passen; dat die procedure het dus mogelijk zal maken aan de door de CWEDD geformuleerde suggestie te voldoen;

Overwegende dat de CWEDD vervolgens zijn aanbevelingen over de relatie tussen mobiliteit, transport en ruimtelijke ordening herhaalt; dat hij verheugt is vast te stellen dat via het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, de uitvoering van een mobiliteitsplan wordt opgelegd, dat het mogelijk zal maken het gebruik van zachte vervoersmodi en openbaar vervoer aan te moedigen; dat hij erop aandringt dat het voetgangers- en fietsverkeer in de nieuwe bedrijfsruimtes wordt beveiligd;

Overwegende dat deze suggestie opportuun lijkt; dat dient opgelegd te worden dat die beveiliging deel uitmaakt van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu;

Overwegende voor het overige dat de wens om de nieuwe bedrijfsruimtes te bedienen met het openbaar vervoer niet in tegenspraak is met het door de Regering gevoerde beleid; dat het netwerk van de TEC (Waalse vervoersmaatschappij) zodanig is georganiseerd dat de voornaamste plaatsen op het grondgebied die verkeer genereren bediend zijn, en aangezien het essentieel via de weg verloopt, is het zonder hoge investeringen, makkelijk aan te passen in functie van de evolutie van de plaatsen die de stromen genereren; dat anderzijds, gelet op zijn structurele kost, het spoor enkel een oplossing biedt voor de mobiliteitsproblemen als het om lange afstanden en grote volumes gaat; dat voor de meeste individuele transportbehoeften van de KMO's die zich in de nieuw aangelegde bedrijfsruimtes zullen vestigen, het spoor enkel zal kunnen worden gebruikt in combinatie met andere transportmiddelen, vooral via de weg; dat het dus via een intermodaliteit tussen spoor en weg is, die zal worden opgenomen in de door de Lastenboeken inzake stedenbouw en milieu opgelegde plannen, dat de door de CWEDD vooropgestelde duurzame doelstellingen inzake mobiliteit zullen kunnen worden gehaald;

Bijzondere overwegingen Overwegende dat met volgende elementen rekening moet worden gehouden : - « Park and ride » Klagers wijzen erop dat de inplanting van een « Park and ride- » ruimte in de buurt van de steenweg « chaussée de Louvain », die wordt beschouwd als een bijkomende invalsweg naar de stad Namen, niet gepast is. Ze menen dat het beter zou zijn ze aan te leggen langs de steenweg « chaussée de Hannut », die wordt geïdentificeerd als een hoofdinvalsweg.

Een klager die zich op het milieueffectenrapport baseert, merkt tevens op dat voor de lokalisatie van de « Park and ride- » ruimte ten noorden van de site de graafwerken duurder zullen uitvallen gelet op het reliëf van dit deel van de site.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening meent dat dit alternatief grondiger zou moeten worden bestudeerd. Ze meent dat het goed zou zijn het ontwerp van de « Park and ride- » ruimte los te koppelen van dat van het bedrijvenpark.

Het milieueffectenrapport heeft nochtans aangetoond dat noch de inplanting van een « Park and ride- » ruimte langs de steenweg « chaussée de Hannut », noch een verhoging van de busdiensten in deze richting in het gemeentelijk mobiliteitsplan zijn bepaald, dit in tegenstelling tot de steenweg « chaussée de Louvain ».

Het succes van zo'n ruimte impliceert dat er voldoende bussen rijden; dit is economisch pas haalbaar als de lijn, net zoals voor de steenweg « chaussée de Louvain », ook dichtbevolkte wijken bedient.

Op die manier kan het op mekaar afstemmen van de « Park and ride- » ruimte, het bedrijvenpark - dat zo'n drieduizend personen op de site zal aantrekken - en de bediening van de woonbuurten langs de steenweg « chaussée de Louvain » ervoor zorgen dat het « Park and ride- » ruimte een succes wordt. - Bereikbaarheid van de site Klagers stellen voor het verkeer eerder via de steenweg « chaussée de Hannut » om te leiden, aangezien de straat « rue Hébar » reeds verzadigd is (wat wordt bevestigd door een studie van Transitec dat bij het schema van aanleg van het plateau van Bouge is gevoegd en dat is opgesteld door de stad Namen).

Anderen vragen dat het openbaar vervoer wordt uitgebreid.

Het milieueffectenrapport is het daar volledig mee eens en voegt er nog aan toe dat de « Park and ride- » ruimte, die in het gemeentelijk mobiliteitsplan op het plateau van Bouge staat ingeschreven, nabij de verkeerswisselaar van Champion en de steenweg « chaussée de Louvain », het verkeer op de steenweg « chaussée de Louvain » zou moeten kunnen beperken en er de bediening via het openbaar vervoer moet verhogen.

Andere klagers willen dan weer dat de site rechtstreeks wordt verbonden met de autosnelweg via de aanleg van een nieuwe afrit.

Zoals de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening heeft opgemerkt wordt deze oplossing voorgesteld door de auteur van het milieueffectenrapport. Ze maakt deel uit van de door het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu vereiste studie.

Bovendien onderstrepen klagers de door het ontwerp veroorzaakte bijkomende verkeershinder met een risico op dichtslibben van de steenweg « chaussée de Hannut » en de steenweg « chaussée de Louvain », en de aantasting van het lokale karakter van de straat « rue de Fernelemont ».

Het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal dus bestuderen wat de meest gepaste oplossing is om het reeds bestaande verkeersprobleem op de site en het door de aanleg van de bedrijfsruimte gegenereerde verkeer aan te pakken. - Wijziging van de zonering - Openstelling van het gebied voor handelszaken Bepaalde klagers vragen de openstelling van het gebied voor handelszaken omwille van zijn goede bereikbaarheid en aantrekkelijkheid, de nabijheid van de bebouwde gebieden, de afwezigheid van een geschikte site in de regio en de negatieve effecten van de monofunctionaliteit;

Deze suggestie werd verworpen. Zoals de auteur van het milieueffectenrapport opmerkt bestaan er op het plateau van Bouge verschillende gemeentelijke plannen van aanleg die ruimtes voor woning en handelszaken voorbehouden, die momenteel niet zijn uitgebaat. De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening bevestigt deze analyse. - Wijziging van bestemming om de woonfunctie te promoten Een klager vraagt dat het niet toegepaste woongebied langs de straat « rue de Fernelmont » niet in gemengde bedrijfsruimte wordt omgevormd omdat het woongebied meer flexibiliteit biedt.

Met deze opmerking kan geen rekening worden gehouden. Het is geen bewijs van goede inrichting een woongebied als bufferzone te gebruiken tussen het bedrijvenpark en een steenweg. - Impact op de landbouwfunctie In het voorontwerp heeft de Regering gemeend dat de herziening van het gewestplan een impact had op de landbouwfunctie, wat gerechtvaardigd was door het marginale karakter ervan in verhouding tot de nuttige landbouwoppervlakte in het referentiegebied, gelet op het aantal gecreëerde arbeidsplaatsen (socio-economische impact van het ontwerp zou zich moeten vertalen in het scheppen van ongeveer 3050 arbeidsplaatsen op de site) en de door de lokalisatie en de voormelde troeven afgeleide economische ontwikkeling.

Het milieueffectenrapport wijst erop dat zolang het gebied niet is toegepast, en zelf al is de bestemming in het gewestplan 'bedrijfsruimte'', het gebied zijn landbouwfunctie kan behouden, ook al zou het gebied niet zijn toegepast binnen een bepaalde termijn.

Klagers wijzen erop dat het ontwerp uitstekende landbouwgrond zou innemen en dat een landbouwer zijn exploitatie met 14 ha zou zien verminderen, wat 20% van zijn bedrijf betekent. Dit zou heel wat gevolgen hebben : - verhoging van de last aan nitraten per ha, die hoger zou liggen dan de norm; - verhoging van zijn kredietlast en daling van de rendabiliteit; - mogelijke herziening van zijn bietenquota's; - verhoogde aankooplast aan stro.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening merkt op dat het milieueffectenrapport niet dieper op dit aspect is ingegaan.

Door het volledige prioritaire bedrijfsruimteplan zal een maximum van 1200 hectare een bestemming als bedrijfsruimte krijgen, waarvan een aanzienlijk deel dat momenteel als landbouwgebied geklasseerd staat, nl. ongeveer 1,5 % van de nuttige landbouwoppervlakte in het Waalse Gewest (volgens de gegevens van het DGA (Direction Générale de l'Agriculture), 756.567 hectare in 2002, laatste jaar waarvoor cijfers bekend zijn). Gelet op de tijd die nodig is om die nieuwe bestemmingen uit te voeren en de door het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu opgelegde fasering, kunnen we ervan uitgaan dat het proces ter wijziging van de bestemming over een tiental jaar zal worden gespreid.

Het verlies van die oppervlaktes kan op regionaal niveau dus maar een marginale impact hebben op het landbouwbedrijf.

Om te beginnen omdat het verlies van bebouwbare landbouwgrond ruim zal worden goedgemaakt door een verhoging van de landbouwproductie : indien Inter-Environnement-Wallonie en de Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening aangeven dat het verlies van landbouwgronden tot een daling van de graanproductie met jaarlijks ongeveer 7.800 ton zou leiden, dan kunnen we, gelet op het aantal in het Gewest bestemde hectares voor deze cultuur (190.000), opmerken dat de stijging van de productiviteit (volgens de DGA, gemiddelde productiviteitswinst van 100 KG/ha/jaar) van die aard zal zijn dat de productiestijging (190.000 ton over 10 jaar) 2,5 maal het aangeklaagde verlies zal bedragen.

Indien er tenslotte een negatief effect van sommige wijzigingen van het gewestplan te vrezen valt voor private bedrijven, dan moet er parallel met het verlies van gronden die ze zullen lijden, de oppervlakte aan landbouwgronden die jaarlijks het voorwerp vormt van een vastgoedmutatie, tegenover worden geplaatst, nl. 9.000 hectare.

Zoals hierboven reeds aangegeven zou de toepassing van het prioritaire plan bedrijfsruimte het landbouwbedrijf over tien jaar jaarlijks ongeveer 120 hectare moeten onttrekken. De compensatie van die verliezen voor de betroffen landbouwers zal dus slechts 1,3% vertegenwoordigen van het jaarlijkse geheel van vastgoedmutaties van de landbouwgronden, welke zich trouwens inschrijven in een algemene context van hergroepering van geëxploiteerde gronden in bredere gehelen.

Bijgevolg kunnen we dus vooropstellen dat de door de wijziging van de gewestplannen getroffen landbouwers gronden zullen terugwinnen om te kunnen voldoen aan de behoeften van hun bedrijf.

Ook al zullen ze misschien niet dezelfde kenmerken vertonen inzake exploitatiegemak, toch moeten ze het een groot aantal bedrijven mogelijk maken in aanvaardbare omstandigheden te overleven. De aangerichte schade zal via onteigeningsvergoedingen worden gecompenseerd.

De Regering verplicht in dit geval dat het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu geschikte oplossingen voorstelt om de landbouwers de mogelijkheid te bieden de continuïteit van hun activiteiten te garanderen op een manier die verenigbaar is met de toepassing van het gebied.

Als maatregel die gunstig is voor de natuurlijke en menselijke omgeving, zal er een nota moeten instaan met een gedetailleerde beschrijving van de middelen die ter beschikking van de landbouwers kunnen worden gesteld, waarvan het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd. - Impact op het landschap Meerdere klagers betreuren dat het ontwerp schade berokkent aan het karakter van het plateau van Bouge dat een uitstekende vrije ruimte biedt op Bouge en dat deel uitmaakt van de groene toegangswegen die een essentieel element zijn van het gezicht van Namen, welke in het gemeentelijk structuurschema staan opgenomen.

De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening stelt vast dat het milieueffectenrapport deze impact op het landschap erkent en stelt voor bufferzones aan te leggen om de gevolgen te beperken. Het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu legt maatregelen op om het gebied af te zonderen van zijn onmiddellijke omgeving. - Impact op de grond Een klager wijst erop dat het ontwerp zou kunnen leiden tot een waardevermindering van zijn eigendom.

De evolutie van de waarde van de terreinen lijkt moeilijk te in te schatten : de mogelijkheden om een goed te realiseren zijn verscheiden en voor eenzelfde bestemming, kunnen verschillende kenmerken op verschillende manieren worden beoordeeld. - Geotechnische aspecten In het voorontwerp heeft de Regering gemeend dat de site aan geen enkele fysieke contrainte was blootgesteld.

Een klager meent dat de site niet geschikt is voor constructie omwille van de aanwezigheid van oude mijnen en karstfenomenen.

Het milieueffectenrapport heeft inderdaad vastgesteld dat er zich in de ondergrond karstfenomenen en mijnrisico's voordeden; dit brengt het ontwerp niet in gevaar maar toch moeten bepaalde voorzorgsmaatregelen worden genomen vooraleer met de bouw te beginnen. De Gewestelijke commissie voor ruimtelijke ordening heeft deze noodzaak tevens onderstreept.

Bijgevolg heeft de Regering in het ontwerp de afbakening opgelegd van capabele gebieden in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu dat door de operator moet worden uitgevoerd. Er werd dus rekening gehouden met de bezorgdheden van de klager.

Begeleidende maatregelen Overwegende dat artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalt dat de inschrijving van een nieuwe bedrijfsruimte hetzij de bestemmingswijziging van de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte, hetzij de goedkeuring van andere maatregelen die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu, hetzij een combinatie van die twee begeleidingsmaatregelen inhoudt;

Overwegende dat de begeleidende maatregelen enerzijds moeten afhangen van de intrinsieke milieukwaliteit van de voor bebouwing bestemde oppervlakte en anderzijds van de objectieve inbreng van die begeleidingsmaatregelen;

Overwegende dat de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een van de belangrijkste begeleidingsmaatregelen blijft;

Overwegende dat de Regering, binnen het kader van de begeleidingsmaatregelen bij voorliggende herziening van het gewestplan, een aantal niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes een nieuwe bestemming wil geven.

Overwegende dat, bij de evaluatie van de verhouding tussen begeleidingsmaatregelen en de inschrijvingsontwerpen van nieuwe bedrijfsruimtes, het redelijk is rekening te houden met enerzijds de gedifferentieerde impact van de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes volgens hun locatie en hun vervuiling, anderzijds met de impact op het milieu van de aanleg van een nieuwe bedrijfsruimte, die verschilt naargelang haar kenmerken en ligging; dat op die manier, mits eerbiediging van het proportionaliteitprincipe, blijkt dat een zware renovatie meer moet wegen dan de renovatie van een minder vervuilde site, dat de impact van voor het milieu gunstige maatregelen moet worden ingeschat in functie van het effect dat men er redelijkerwijze mag van verwachten, en dat die maatregelen des te belangrijker moeten zijn, of minder, dan de aanleg van het nieuwe gebied met al dan niet aanzienlijke impact op zijn omgeving;

Overwegende dat, bij gebrek aan elementen die de factoren kunnen objectiveren, welke die lasten en de impact volledig kunnen beoordelen, de Regering het nuttig acht, zowel om de voorschriften van het artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP zeker te eerbiedigen en in haar bekommernis om, zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, de renovatie van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes te promoten, een strikte interpretatie van de tekst goed te keuren, en een verdeelsleutel te hanteren die ongeveer overeenkomt met een m2 renovatie van een niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimte voor een m2 niet bebouwbare ruimte die voortaan is bestemd voor economische activiteit (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied);

Overwegende dat de door artikel 46, § 1, al. 2, 3° van het CWATUP bepaalde begeleiding op regionaal vlak kan worden ingeschat; dat aangezien voorliggend ontwerp in het raam van een prioritair plan moet worden gezien dat het volledige Gewest wil voorzien van nieuwe ruimtes voor economische activiteit, de voormelde verdeelsleutel dus algemeen kan worden toegepast, waarbij de compensatie kan gebeuren tussen het geheel van oppervlaktes afgezonderd van gebieden die niet als te bebouwen gebied zijn opgenomen om voor economische activiteit te worden bestemd (met aftrok van de oppervlaktes die voorheen voor economische activiteit waren bestemd en die gereclasseerd zijn als niet te bebouwen gebied) enerzijds en het geheel van niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes die een nieuwe bestemming hebben gekregen anderzijds;

Overwegende nochtans dat, ten einde een geografische verdeelgelijkheid na te streven, het nuttig lijkt, aangezien de nieuwe ruimtes die het prioritaire plan bestemt voor economische activiteit verdeeld liggen over het hele Gewest, erover te waken dat de niet meer in gebruik zijnde bedrijfsruimtes ook op een gelijke manier zijn verdeeld;

Overwegende dat, om die doelstelling na te streven, het Gewest in vijf evenwichtige en geografisch homogene sectoren werd verdeeld; dat het voorliggende ontwerp bij een geheel van ontwerpen werd gevoegd (Sambreville - Tamines, Somme-Leuze, Namen - Rhisnes - Suarlée, Chimay- Baileux, Namen - Malonne en Sambreville - Moignelée);

Overwegende dat als begeleidingsmaatregel, de Regering beslist er rekening mee te houden volgende sites een nieuwe bestemming te geven : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld die een tenminste equivalente oppervlakte totaliseren;

Overwegende dat wat de maatregelen betreft die gunstig zijn voor de bescherming van het milieu zoals het CWEDD heeft onderstreept, artikel 46, § 1er, alinea 2, 3° van het CWATUP het niet mogelijk maakt er de beschermingsmaatregelen die zich opdringen in op te nemen, in toepassing van hetzij het CWATUP, hetzij van een andere van kracht zijnde reglementering; dat de Regering niettemin wil onderstrepen, dat om de bescherming van het milieu te verzekeren, zij parallel met de uitvoering van een prioritair plan binnen het kader waarvan voorliggend besluit kadert, een nieuw artikel 31bis van het CWATUP heeft goedgekeurd, met als voorschrift dat elke nieuwe bedrijfsruimte gepaard gaat met een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu dat de compatibiliteit van het gebied met haar omgeving waarborgt;

Overwegende dat op die manier meer dan voldoende is voldaan aan de door dit artikel opgelegde regel;

CCUE Overwegende dat in uitvoering van artikel 31bis van het CWATUP, voorafgaand aan de toepassing van het gebied, een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu zal worden opgemaakt, dat de richtlijnen van de ministeriële omzendbrief van 29 januari 2004 zal naleven;

Overwegende dat de CWEDD in zijn verschillende adviezen een reeks algemene aanbevelingen heeft gedaan betreffende de eventuele implementatie van de ontwerpen, o.m. inzake beheer van water, lucht, afval, bodembewegingen, begeleiding van door het ontwerp getroffen landbouwbedrijven, mobiliteit en bereikbaarheid, integratie van landschap en begroeiing;

Overwegende dat de Regering die aanbevelingen ruim voor was, door om te beginnen in het Parlement de goedkeuring voor te stellen van artikel 31bis van het CWATUP, dat bepaalt dat de nieuwe bedrijfsruimtes het voorwerp zullen vormen van een Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, en door vervolgens de inhoud van dit Lastenboek inzake stedenbouw en milieu te definiëren via een omzendbrief die zij op 29 januari 2004 heeft goedgekeurd;

Overwegende dat bepaalde door de CWEDD geformuleerde aanbevelingen verduidelijkingen aanbrengen die nuttig lijken, hetzij algemeen, hetzij voor voorliggend ontwerp, in functie van de net beschreven kenmerken; dat ze daarin zullen moeten worden opgenomen door de auteur van het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu;

Overwegende bijgevolg dat in het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu in elk geval de hierna opgesomde elementen zullen moeten staan; - maatregelen die zijn genomen voor een passende behandeling van water, en vooral het afvalwater; - maatregelen om het gebied af te zonderen van zijn onmiddellijke omgeving; - nakijken van de geotechnische capaciteit van de bodem en ondergrond; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten; - een nota waarin gedetailleerd de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, kunnen beschikken; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van de ruimtes voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer;

Conclusie Overwegende dat uit het geheel van die ontwikkelingen blijkt dat het voorliggende ontwerp het meest geschikt is om, met eerbied voor de in artikel 1 van het Waalse Wetboek voor ruimtelijke ordening, stedenbouw en patrimonium opgesomde doelstellingen, te kunnen beantwoorden aan de behoefte aan ruimte bestemd voor economische activiteit, binnen het betroffen referentiegebied;

Na beraadslaging;

Op voorstel van de Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, Besluit :

Artikel 1.De Regering keurt definitief de herziening van het gewestplan Namen goed, die de inschrijving inhoudt van, op het grondgebied van de gemeente Namen (Bouge en Champion) (plaat 47/4S); - een gemengde bedrijfsruimte.

Art. 2.Het volgende bijkomende voorschrift, *R 1.3, is van toepassing voor wat betreft de toepassing van het gebied : « De gemengde bedrijfsruimte *R 1.3, door voorliggend besluit in het plan ingeschreven, is bestemd voor de realisatie van een bedrijvenpark met enkel kantoren bestemd om activiteiten uit de tertiaire sector en daarmee verbonden activiteiten te huisvesten ».

Art. 3.De herziening is conform het bijgevoegde plan goedgekeurd.

Art. 4.Binnenin het gebied is vijf hectare voorbehouden voor de aanleg van een « park and ride- » ruimte.

Art. 5.In het Lastenboek inzake stedenbouw en milieu, opgesteld conform artikel 31bis van het CWATUP, staan in elk geval volgende elementen : - maatregelen die zijn genomen voor een passende behandeling van water, en vooral het afvalwater; - maatregelen om het gebied af te zonderen van zijn onmiddellijke omgeving; - controle van de geotechnische capaciteit van de bodem en ondergrond; - een progressief bezettingsplan van het gebied, sector per sector, rekening houdend met de huidige bezetting van de site door de exploitanten; - een nota waarin gedetailleerd de middelen staan aangegeven waarover de landbouwers, van wie het voortbestaan van het bedrijf door het ontwerp is bedreigd, kunnen beschikken; - maatregelen inzake mobiliteit, binnen en buiten het gebied, van goederen en personen, dus ook de beveiliging van de ruimtes voorbehouden voor het fiets- en voetgangersverkeer;

Art. 6.De Minister van Ruimtelijke Ordening is belast met de uitvoering van voorliggend besluit.

Namen, 22 april 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Milieu, M. FORET Het plan ligt ter inzage bij het Direktoraat-generaal Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Patrimonium, rue des Brigades d'Irlande 1, te 5100 Jambes, en bij het betrokken gemeentebestuur.

Het advies van de CRAT wordt hieronder bekend gemaakt.

^