Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 24 april 2003
gepubliceerd op 07 mei 2003

Besluit van de Waalse Regering betreffende het kijk- en luistergeld

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2003027300
pub.
07/05/2003
prom.
24/04/2003
ELI
eli/besluit/2003/04/24/2003027300/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

24 APRIL 2003. - Besluit van de Waalse Regering betreffende het kijk- en luistergeld


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld, gewijzigd bij het decreet van de Waalse Gewestraad van 27 maart 2003;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 26 maart 2003;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 27 maart 2003;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, ingegeven door het feit dat het decreet van 27 maart 2003 waarbij beslist wordt in de dienstverlening te voorzien inzake het kijk- en luistergeld bedoeld in artikel 3, eerste lid, 9°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten en tot wijziging van de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld de procedure voor de vestiging, de invordering van en de bezwaren tegen het kijk- en luistergeld diepgaand wijzigt, waarbij de nieuwe regels reeds gelden voor de kijk- en luistergeldbedragen die verschuldigd zijn voor het belastbare tijdperk dat op 1 april 2003 ingaat; dat in die context blijkt dat het voor de uitvoering van de nieuwe belasting- en bezwaarprocedures onontbeerlijk is om onverwijld de inhoud van de uitnodigingen tot betaling vast te stellen, die tegen de uiterste verzenddatum gedrukt dienen te worden met naleving van de regels waarin dit besluit voorziet; dat de Regering overigens, wil de in bedoeld decreet voorgestelde hervorming ingang hebben voor het belastbare tijdperk dat op 1 april 2003 ingaat, de bestuursdienst dient aan te wijzen die bevoegd is inzake kijk- en luistergeld, evenals de ambtenaren die gemachtigd zijn om de kohieren op te stellen en ze uitvoerbaar te verklaren en de ambtenaren die bevoegd zijn om te beslissen over de bezwaren en over de verzoeken tot ontheffing of tot kwijtschelding van administratieve geldboetes; dat, indien de maatregelen waarin dit besluit voorziet, niet zo spoedig mogelijk aangenomen zouden worden, de heffing en de terugvordering verschuldigd voor het belastbare tijdperk dat ingaat op 1 april 2003, in gevaar zouden worden gebracht;

Gelet op het advies 35.191/2 van de Raad van State, uitgebracht op 3 april 2003, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 2°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° wet van 13 juli 1987 : de wet van 13 juli 1987 betreffende het kijk- en luistergeld;2° decreet van 6 mei 1999 : het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen;3° dienst : de dienst inning van het kijk- en luistergeld, geïntegreerd in de bestuurscel voor de overgang in het beheer van de Waalse belastingen.

Art. 2.§ 1. De uitnodiging tot het betalen van de kijk- en luistergeldbedragen bevat volgende gegevens : 1° de adresgegevens van de dienst;2° het verschuldigd bedrag;3° het bankrekeningnummer waarop het bedrag betaald dient te worden;4° de uiterste betaaldatum;5° het belastbare tijdperk waarvoor het bedrag verschuldigd is;6° de aard van het gehouden toestel (autoradiotoestel of televisietoestel). Indien eenzelfde belastingplichtige meerdere aan kijk- en luistergeld onderworpen toestellen houdt, is het versturen van één enkele uintodiging tot betalen voor alle toestellen die hij houdt, mogelijk.

Voor elk aan de belasting onderworpen toestel wordt het verschuldigde kijk- en luistergeldbedrag in de uitnodiging tot betalen afzonderlijk vermeld. § 2. De bijlage bedoeld in artikel 20 van de wet van 13 juli 1987 is een geschreven document dat door de dienst is opgesteld en dat als bewijs dient voor de inschrijving van het aan de belasting onderworpen toestel waarop het betrekking heeft.

Art. 3.De maandelijkse en de jaarlijkse klantenlijst bedoeld in artikel 12 van de wet van 13 juli 1987 worden als volgt overgemaakt : 1° mededeling via CD-ROM of DVD-ROM;2° mededeling via elektronische post met bijgevoegd bestand;3° terbeschikkingstelling van de lijsten op de computerserver van de operator. De lijsten dienen per gemeente, per postcode, per straat en per huisnummer in stijgende volgorde te worden opgesteld. Op de maandelijkse lijsten dienen eveneens de opzeggingen te worden vermeld, opgesteld op dezelfde wijze.

Art. 4.De gemachtigde van de Regering die bevoegd is voor de kwijtschelding van de administratieve geldboetes en de gebeurlijke nalatigheidsintresten krachtens artikel 24, § 2, van de wet van 13 juli 1987 is de leidend adjunct-ambtenaar van de dienst of het personeelslid van niveau 1 dat door hem gemachtigd is.

De kohieren bedoeld in artikel 26, § 1, van de wet van 13 juli 1987 worden opgesteld en uitvoerbaar verklaard door de leidend ambtenaar van de dienst of het personeelslid van niveau 1 dat door hem gemachtigd is.

De ambtenaar die ermee belast is de bezwaarschriften te ontvangen en erover te beslissen krachtens artikel 28, § 1, eerste lid, 2 en 5, van de wet van 13 juli 1987 is de leidend adjunct-ambtenaar van de dienst of het personeelslid van niveau 1 dat door hem gemachtigd is.

De ambtenaar die ermee belast is ontvangst te berichten van de verzoeken tot kwijtschelding of ontheffing of de ontheffing van de bijtaksen te verlenen krachtens artikel 28, § 2, eerste en tweede lid, van de wet van 13 juli 1987 is de leidend adjunct-ambtenaar van de dienst of het personeelslid van niveau 1 dat door hem gemachtigd is.

Art. 5.Het bestuur in de zin van artikel 11 van het decreet van 6 mei 1999 is de dienst die eveneens aangewezen is om de taken uit te voeren bedoeld in artikel 12 van het decreet van 6 mei 1999.

De ontvanger bedoeld in de artikelen 35, 37, 39, 43, 45 tot en met 50, 52, 60 en 61 van het decreet van 6 mei 1999 is het personeelslid van niveau 1 die aangewezen is door de leidend ambtenaar van de dienst.

De ambtenaar bedoeld in artikel 55 van het decreet van 6 mei 1999 die bevoegd is om uitstel te verlenen voor de inning in de mate en tegen de voorwaarden die hij bepaalt, is de ontvanger.

Behalve indien een bepaling van dit besluit ervan afwijkt, voert de dienst bedoeld in artikel 1, 3°, de opdrachten uit die bij de wet van 13 juli 1987 aan de door de Regering aangewezen dienst wordt afgevaardigd.

Art. 6.Het kijk- en luistergeld en de administratieve geldboeten worden gekweten op de financiële rekening met nr. 096-0000200-27 voor de toestellen gehouden in het Franse taalgebied en op de financiële rekening met nr. 096-2400043-90 voor de toestellen gehouden in het Duitse taalgebied.

Art. 7.De vrijstellingsaanvragen bedoeld in artikel 19 van de wet van 13 juli 1987 moeten schriftelijk worden ingediend bij de dienst.

De ingeroepen vrijstellingsgrond dient te worden vastgesteld : 1° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 1°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat ondertekend is door de verantwoordelijke van bedoelde instellingen, waarbij verklaard wordt dat de toestellen werkelijk opgesteld zijn met het oog op een openbare dienstverlening;2° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 2°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat ondertekend is door het hoofd van de onderwijsinrichting, waarbij verklaard wordt dat de toestellen uitsluitend voor het onderwijs worden gebruikt;3° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 3°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een medisch attest dat door een geneesheer-specialist is afgeleverd, waarbij het bestaan van dat gebrek bevestigd wordt;4° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 4°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat afgeleverd is door een openbaar bestuur dat de invaliditeit heeft erkend;5° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 5°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat afgeleverd is door een instelling die de invaliditeit of de ongeschiktheid heeft erkend;6° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 6°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een medisch attest waarbij bevestigd wordt dat bedoelde personen aangetast zijn door een zwaar en blijvend gebrek waardoor zij in de volstrekte en definitieve onmogelijkheid verkeren hun verblijf te verlaten zonder hulp van een derde.De verzoeker kan door de dienst verplicht worden om zich te onderwerpen aan een bijkomend onderzoek bij een instelling die bij machte is om het gebrek vast te stellen; 7° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 7°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat afgeleverd is door de instelling die het recht heeft erkend op het integratie-inkomen;8° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 8°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn waarbij vastgesteld wordt dat het inkomen van bedoelde persoon lager is dan of gelijk is aan het integratie-inkomen;9° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 9°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat afgeleverd is door de instelling die het recht op het gewaarborgd inkomen voor ouderen of op de inkomenswaarborg voor ouderen heeft erkend;10° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 10°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat ondertekend is door de verantwoordelijke van bedoelde instellingen waarbij verklaard wordt dat de terbeschikkingstelling van de toestellen om niet gebeurt;11° voor de vrijstelling bedoeld in artikel 19, eerste lid, 11°, van de wet van 13 juli 1987 : aan de hand van een attest dat ondertekend is door de verantwoordelijke van bedoelde instellingen waarbij verklaard wordt dat de vereniging of de inrichting actief is inzake jeugdbescherming, kinderopvang, hulp aan in moeilijkheden verkerende gezinnen en begeleiding, opleiding en inschakeling van gehandicapte personen. Het verlenen van de vrijstelling bedoeld in het tweede lid, 5°, 7°, 8° en 9° wordt niet ondergeschikt gemaakt aan het voorleggen van het vereiste attest indien de dienst door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid erover wordt ingelicht dat een belastingplichtige de vrijstellingsvoorwaarden vervult.

Art. 8.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 3 augustus 1987 betreffende het kijk- en luistergeld;2° het ministerieel besluit van 4 augustus 1987 betreffende het kijk- en luistergeld.

Art. 9.Dit besluit treedt in werking de dag van diens bekendmaking in het Belgisch Staatsblad .

Art. 10.De Minister van Begroting is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 24 april 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN

^