Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 25 april 2019
gepubliceerd op 12 juli 2019

Besluit van de Waalse Regering betreffende de doelstellingscontracten van de diensten bedoeld in de Titels VII, hoofdstukken 1 tot 4, 7 en 9, XI, XII, XII/1, XII/2 van het reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, Tweede Deel, Boek V

bron
waalse overheidsdienst
numac
2019041297
pub.
12/07/2019
prom.
25/04/2019
ELI
eli/besluit/2019/04/25/2019041297/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 APRIL 2019. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de doelstellingscontracten van de diensten bedoeld in de Titels VII, hoofdstukken 1 tot 4, 7 en 9, XI, XII, XII/1, XII/2 van het reglementair deel van het Waals Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, Tweede Deel, Boek V


De Waalse Regering, Gelet op het Waalse wetboek van sociale Actie en gezondheid, artikel 285;

Gelet op het Waals Wetboek van Sociale Actie vn Gezondheid, artikel 283, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2014, bij het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 en bij het decreet van 3 december 2015;

Gelet op het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 28 juni 2018;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 12 juli 2018;

Gelet op het rapport van 4 juli 2018, opgesteld overeenkomstig artikel 4, 2°, van het decreet van 3 maart 2016 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen voor de aangelegenheden geregeld krachtens artikel 138 van de Grondwet;

Gelet op het advies nr. 65.204/4 van de Raad van State, gegeven op 11 maart 2019, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, Gelet op het advies van de "Commission wallonne des personnes handicapées" (Waalse commissie voor gehandicapte personen), gegeven op 12 september 2018;

Gelet op het advies van het branchecomité "Handicap", gegeven op 18 oktober 2018;

Gelet op het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap van 13 december 2006, op 3 juli 2009 goedgekeurd door België;

Gelet op het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van het kind van 20 november 1989;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 128, § 1, ervan.

Art. 2.In het reglementair deel van het Waalse Wetboek van Sociale Actie en Gezondheid, tweede deel, Boek V, Titel VI, wordt een hoofdstuk I/1 ingevoegd, dat de artikelen 469/1 tot 469/4 omvat, luidend als volgt: "Hoofdstuk I/1. - Specifieke bepalingen Afdeling 1. - Inleidende bepaling

Art. 469/1.Deze afdeling is van toepassing op de diensten bedoeld in het Tweede Deel, Boek V, Titel VII, hoofdstukken 1 tot 4, 7 en 9, XI, XII, XII/1, XII/2.

Onderafdeling 1. - Dienstproject en doelstellingencontract

Art. 469/2.§ 1. De diensten bedoeld in de titel van deze afdeling vestigen hun beheer op een dienstproject, uitgewerkt voor zes jaar, dat overeenstemt met het model opgenomen als bijlage 45/2. Dat dienstproject omvat het doelstellingencontract omschreven in artikel 469/3. § 2. In het geval van een administratieve entiteit bedoeld in artikel 469/ wordt er door de administratieve entiteit vastgesteld: 1° één enkel dienstproject, dat rekening houdt met de specificiteit van de behoeften en met de verwachtingen van de gebruikers, eigen aan elke dienst;2° één enkel doelstellingencontract, opgesplitst in dienstverleningscatalogi-types per entiteit. § 3. Bij opname van een nieuwe dienst in een bestaande administratieve entiteit wordt het dienstproject ervan geïntegreerd in het project van deze entiteit, overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 2. § 4. De diensten of, in voorkomend geval, de administratieve entiteiten omschreven in artikel 469/4, delen hun dienstproject zes maanden voor aanvang van elke zesjarige termijn aan het Agentschap mee.

Het project bedoeld in lid 1 wordt ter advies voorgelegd aan de gebruikersraad. § 5. In afwijking van paragraaf 1 zijn de diensten bedoeld in hoofdstuk 7 van Titel VII die niet deel uitmaken van een administratieve entiteit verplicht tot een dienstproject volgens de nadere regels omschreven in artikel 831/12. § 6. In afwijking van paragraaf 1 zijn de diensten bedoeld in hoofdstuk 9 van Titel VII die niet deel uitmaken van een administratieve entiteit verplicht tot een dienstproject volgens de nadere regels omschreven in artikel 831/136.

Art. 469/3.Onder "doelstellingencontract" wordt verstaan, een document waarbij de diensten dieper ingaan op de strategie die zij in de komende zes jaren willen ontplooien om de kwaliteit van de prestaties die zij aan hun gebruikers aanbieden te verbeteren en een dienstenaanbod voor te stellen die tegemoet komt aan de behoeften en uitdagingen waar de sector in de toekomst mee te maken zal hebben.

Het doelstellingencontract is coherent met: 1° het dienstproject in het kader waarvan het voorgelegd wordt;2° de waarden die in het beheerscontract van het Agentschap zijn opgenomen;3° de internationale aanbevelingen inzake inclusie en rechten van personen met een handicap, uitgebracht door de Raad van Europa en de Organisatie van de Verenigde Naties. Het doelstellingencontract gaat in op de beoogde prioritaire doelstellingen en op de ingezette middelen.

Het doelstellingencontract houdt rekening met de levenskwaliteit, de kwaliteit van de prestaties, een preventiebeleid inzake mishandelingen en een beleid ter bevordering van goede behandelingen voor de gebruikers, hun gezin en hun mantelzorgers met oog voor openheid van de gemeenschap jegens personen met een handicap.

Voor elke doelstellingen wordt ingegaan op: 1° de middelen waarover de dienst beschikt en de middelen die deze nodig heeft;2° de opvolging en de beoordeling van de resultaten;3° de steun in voorkomend geval verleend door het Agentschap. In dat verband, en met het oog op een bijdrage tot deze doelstellingen kan, volgens de nadere regels omschreven in artikel 474/4, § 1, een plan tot toevoeging aan de reserves, aangemaakt met de subsidies gestort door het Agentschap worden voorgesteld.

De directie van de dienst bereidt het doelstellingencontract voor door de raadpleging van het gezamenlijke dienstpersoneel te organiseren.

Het wordt ondertekend door de directie of de wettelijke vertegenwoordiger(s) van de betrokken juridische entiteit.

Binnen de zes maanden na indiening ervan bij het Agentschap kan laatstgenoemde verbeteringen van het doelstellingencontract vragen, indien dit niet is opgesteld overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.

Als die termijn verstreken is, wordt het doelstellingencontract conform geacht.

Vanaf het indienen van het dienstproject bij het Agentschap en tijdens de zes jaren van uitvoering ervan kan de dienst verbeteringen aanbrengen als het Agentschap, vooraf bij schrijven ingelicht, daarmee instemt. Die instemming wordt binnen de drie maanden verleend, zoniet wordt zij geacht te zijn aangenomen.

Als het Agentschap vaststelt dat het doelstellingencontract in tegenspraak is met één of meerdere erkenningsnormen en als de dienst iedere wijziging in het contract weigert, kan het Agentschap de Minister één van de sancties bedoeld in artikel 475 voorstellen.

Art. 469/4.De diensten die binnen het kader van administratieve entiteiten werken, worden op het tijdstip van de evaluaties bedoeld in artikel 474 geconsolideerd.

Onder "administratieve entiteit" wordt de entiteit verstaan, bestaande uit één of verschillende diensten, bedoeld in huidige afdeling, die afhankelijk zijn van éénzelfde inrichtende macht en die beheerd worden door een gemeenschappelijke algemene directie die instaat voor het dagelijkse beheer van al de door het Agentschap erkende diensten, zowel administratief, financieel als inzake personeelsaangelegenheden.

Het dagelijkse beheer omvat : 1° de effectieve bevoegdheid om dagelijks bevelen en richtlijnen te geven aan het personeel, met inbegrip van de administratieve pool die gemeenschappelijk is aan die diensten;2° kunnen beschikken over de nodige middelen om de financiële lasten betreffende de dagelijkse werking van de betrokken diensten te kunnen dragen;3° desgevallend, de verschillende directies binnen de entiteit coördineren. Dit geheel van diensten met een erkenning van, een overeenkomst met of een machtiging door het Agentschap staat onder de leiding van een directiepersoneelslid met een arbeidsovereenkomst of in voorkomend geval aangewezen bij een benoemingsbesluit van de toezichthoudende overheid.

Met uitzondering van de diensten vervat in entiteiten die reeds door het Agentschap zijn erkend voor de inwerkingtreding van dit besluit en de diensten bedoeld in Titel VII, zijn de diensten die onder de hergroepering vallen gelegen op een maximumafstand van dertig kilometer, ofte op dertig minuten reisafstand van de plaats van de directiehoofdzetel en van de centralisatie van de administratieve gegevens nodig voor het dagelijks beheer.

Een administratieve entiteit legt een dienstproject voor die voorziet in een complementaire invulling van de noden waarop haar verschillende diensten die met een erkenning, een overeenkomst of een machtiging werken, ten voordele van de gebruikers ingaan.

De evaluaties bedoeld in artikel 474, evenals het dienstproject en het doelstellingencontract respectievelijk bedoeld in de artikelen 469/2 en 469/3 zijn van toepassing op de gezamenlijke administratieve entiteit.".

Art. 3.In dezelfde titel wordt het opschrift van hoofdstuk III vervangen door hetgeen volgt: "Controle".

Art. 4.In hoofdstuk III van dezelfde Titel wordt een eerste afdeling ingevoegd, met als opschrift "Algemene beginselen".

Art. 5.In de eerste afdeling wordt artikel 474, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 februari 2014, vervangen als volgt: "

Art. 474.§ 1. Het Agentschap verricht de controle- en evaluatie-opdrachten.

Het Agentschap voert ze uit in het kader van een evaluatie over een periode van zes jaar, waarna: 1° de kwaliteit beoordeeld wordt van de prestaties aangeboden aan de gebruikers;2° de conformiteit aan de reglementaire normen van artikel 285 van het decreetgevend deel van het wetboek beoordeeld wordt. De ingangsdatum van deze evaluatie over zes jaar beantwoordt aan de verjaardag van de erkenning of van de machtiging tot tenlasteneming van de betrokken dienst. In het geval van een administratieve entiteit als bedoeld in artikel 469/4 is de in aanmerking komende verjaardag de dag van de dienst die in deze entiteit chronologisch het laatst erkend of gemachtigd is. § 2. Daarnaast voert het Agentschap een jaarlijkse financiële evaluatie door, waarna conclusies worden opgesteld met betrekking tot de controle over de aanwending van de subsidies toegekend voor ieder boekjaar. § 3. In afwijking van paragraaf 1 stemt de ingangsdatum van de evaluatie over zes jaar van een nieuwe, na de inwerkingtreding van dit besluit erkende dienst in een administratieve entiteit overeen met de startdatum van de evaluatie over zes jaar van de administratieve entiteit waar deze dienst van afhangt.".

Art. 6.In dezelfde afdeling wordt een artikel 474/1 ingevoegd, luidend als volgt: "

Art. 474/1.Zes maanden voor de evaluatie over zes jaar als bedoeld in artikel 474, § 1, en onverminderd artikel 315 van het decreetgevend deel van het Wetboek maken de diensten de documenten opgenomen in bijlage 45/1 aan het Agentschap over.".

Art. 7.In hetzelfde hoofdstuk wordt een afdeling 2 ingevoegd, omvattende de artikelen 474/2 tot 474/5, luidend als volgt: "Afdeling 2 - Specifieke regels voor de controle op en de aanwending van de subsidies van het Agentschap

Art. 474/2.Deze afdeling is van toepassing op de diensten bedoeld in het Tweede Deel, Boek V, Titel VII, hoofdstukken 1 tot 4, 7 en 9, XI, XII, XII/1 en XII/2.

Art. 474/3.§ 1. In afwijking van artikel 474, § 2, verricht het Agentschap elke zes jaar een financiële evaluatie van de dienst en stelt het de conclusies op inzake de controle op de aanwending van de jaarlijks toegekende subsidies.

De eerste financiële evaluatieperiode vangt aan op 1 januari 2019. § 2. Om de controle op de aanwending van de subsidies uit te voeren, worden de verschillende categorieën subsidies, toegekend door het Agentschap, over een periode van zes jaar opgeteld en samengevoegd. § 3. De subsidies worden overeenkomstig de subsidiegerechtigdheidscriteria, omschreven in de bijlagen 45/3 en 45/4, aangewend. § 4. Als het totaalbedrag van de in aanmerking komende lasten na aftrek van het bedrag van de financiële bijdragen, gestort door de gebruiker of diens wettelijke vertegenwoordiger, uitgezonderd de lasten bedoeld in artikel 531, lager is dan de subsidies, wordt het verschil teruggevorderd op het tijdstip waarop de aanwending van de subsidies door het Agentschap wordt gecontroleerd.

Art. 474/4.§ 1. Maximum vijf percent van het totaalbedrag van de gezamenlijke subsidies bedoeld in artikel 474/3, § 1, waarvan het Agentschap jaarlijks kennis geeft, kunnen aan de reserve worden toegevoegd. Deze bedragen worden na afloop van de boekjaren aan reserve toegevoegd. § 2. De bedragen die aan de reserve worden toegewezen, overeenkomstig artikel 469/3, vormen een in aanmerking komende last als ze toegewezen worden overeenkomstig de doelstellingen en volgens het model bepaald bij het Agentschap in de planificatie worden opgenomen. Deze bedragen worden, in het kader van de doelstellingscontracten, door het Agentschap bevestigd. Zoniet worden deze bedragen door het Agentschap teruggevorderd. § 3. De betrokken bedragen worden na afloop van iedere zesjarige periode in de boeken opgenomen op een rekening nr. 133XX met als opschrift "Reserves voor het doelstellingencontract", waarop de bewegingen enkel toe te schrijven zijn aan dienovereenkomstige dotaties en opnames die overeenstemmen met de zaak waarvoor de reserve is aangelegd en op grond van een toewijzingsplan dat door het Agentschap is bevestigd.

De bedragen die daarmee overeenstemmen worden in de activa opgenomen, op een specifieke bankrekening onder de benaming "Doelstellingscontract".

Op het tijdstip van aanwending ervan worden de reserves opgenomen op de rekening "exploitatieopbrengsten" en op de rekening "kapitaalsubsidies" indien ze toegewezen worden aan een investering. § 4. De jaarlijkse intrest die de bankrekening opbrengt, wordt gelijkgesteld met de subsidies toegekend door het Agentschap en wordt aangewend overeenkomstig de regels bedoeld in artikel, 474/3, § 3.

Art. 474/5.§ 1. In afwijking van het zesjarenbeginsel bedoeld in artikel 474/3, § 1, verricht het Agentschap jaarlijks een controle op de naleving van de kwantitatieve personeelsnormen.

Wordt deze norm niet nageleefd, dan wordt de subsidie teruggevorderd. § 2. De terugvordering van de subsidie bepaald in § 1 wordt verricht in verhouding tot het ontbrekend personeel, rekening houdend met de subsidiëringsparameters van het personeel, omschreven in hetzelfde Wetboek of, zoniet, door rekening te houden met de totale nettokost van een werknemer voor betrokken dienst.".

Art. 8.Artikel 475 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "

Art. 475.§ 1. Wanneer één van de erkenningsvoorwaarden 4 niet wordt nageleefd, kan de Minister de duur van de erkenning tijdelijk intrekken, opschorten of beperken. § 2. De tijdelijke beperking van de erkenningsduur geschiedt via de toekenning door de Minister van een tijdelijke erkenning voor één tot drie jaar.

Na afloop van die periode wordt de erkenning voor onbepaalde duur verleend, behalve andersluidende beslissing van de Minister. § 3. De opschorting van de erkenning houdt het verbod in om nieuwe personen met een handicap te begeleiden, op te volgen of op te nemen. § 4. De intrekking van de erkenning houdt in, dat de inrichtende macht en de directie voorafgaandelijk gehoord worden. Wordt de beslissing ingetrokken, dan licht het Agentschap voor de diensten die in de opvang of het verblijf van personen met een handicap voorzien, de burgemeester van de betrokken gemeente daarover in. Het Agentschap kan de medewerking vragen van iedere dienst om in de dringende begeleiding of overname te voorzien van personen met een handicap die uit een inrichting dienen te worden gezet. § 5. Bij sluiting van een dienst voor bijstand bij alledaagse activiteiten, ten gevolgde van een intrekking van erkenning, erkent het Agentschap een nieuwe dienst om de continuïteit te garanderen van de bijstand voor betrokken gerechtigden bij hun alledaagse taken. § 6. De beslissingen tot opschorting, beperking en intrekking worden aan de beheerder van de dienst of van de administratieve entiteit medegedeeld via aangetekend schrijven of bij deurwaardersexploot. Zij zijn onmiddellijk na hun kennisgeving uitvoerbaar.".

Art. 9.In artikel 492 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: a) lid 1 wordt vervangen als volgt: "De diensten baseren hun beheer op een dienstproject uitgewerkt volgens de nadere regels van artikel 469/2, § 1."; b) lid 2 wordt opgeheven. c) lid 3 wordt aangevuld met de woorden "en maakt die evaluatie aan het Agentschap over tegen jaarlijks 30 juni.".

Art. 10.In artikel 518, van hetzelfde Wetboek wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 11.In deel II, boek V, titel VII, hoofdstuk I, afdeling 5,van hetzelfde Wetboek, wordt het opschrift van onderafdeling 2 vervangen als volgt: "Controle op de toelagen".

Art. 12.In artikel 527 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014, worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt: " § 2.De nadere regels voor de controle op de aanwending van de toelagen zijn die bedoeld in de artikelen 474/3 tot 474/5."; 2° de paragrafen 3 en 4 worden opgeheven.

Art. 13.Artikel 528 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 14.Artikel 542 wordt vervangen als volgt: "

Art. 542.Onverminderd artikel 315 van het decreetgevende deel van het Wetboek delen de diensten, om het Agentschap in staat te stellen om de erkenningsvoorwaarden na te gaan, de documenten bedoeld in artikel 474/1 aan het Agentschap mee, volgens de daar bedoelde nadere regels.".

Art. 15.In artikel 571 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "De diensten baseren hun beheer op een dienstproject uitgewerkt volgens de nadere regels van artikel 469/2, § 1."; 2° het tweede lid wordt opgeheven;3° in het derde lid wordt het woord "AWIPH" vervangen door het woord "Agentschap".

Art. 16.In hetzelfde Wetboek, deel II, boek V, wordt onderafdeling 3 van afdeling 5 van hoofdstuk 5 van Titel VII, met als opschrift "Sancties" en bevattende de artikelen 600 tot 602, opgeheven.

Art. 17.Artikel 595 wordt vervangen als volgt: "

Art. 595.Onverminderd artikel 315 van het decreetgevende deel van het Wetboek delen de diensten, om het Agentschap in staat te stellen om de erkenningsvoorwaarden na te gaan, de documenten bedoeld in artikel 474/1 aan het Agentschap mee, volgens de daar bedoelde nadere regels.".

Art. 18.In artikel 611 van hetzelfde Wetboek wordt het woord « AWIPH » vervangen door het woord « Agentschap ».

Art. 19.In deel II, boek V, titel VII, van hetzelfde Wetboek, wordt het opschrift van onderafdeling 10 van afdeling 6 van hoofdstuk 2 van Titel VII vervangen als volgt: "Controle op de toelagen".

Art. 20.In artikel 620 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij artikel 6 van het besluit van de Waalse Regering van 10 oktober 2013 en bij artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2014, worden volgende wijzigingen aangebracht: 1° in paragraaf 1 wordt het woord "AWIPH" vervangen door het woord "Agentschap".2° paragraaf 2 wordt vervangen als volgt: " § 2.De nadere regels voor de controle op de aanwending van de toelagen zijn die bedoeld in de artikelen 474/3 tot 474/5."; 3° paragraaf 3 wordt opgeheven.

Art. 21.Artikel 621 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 22.In artikel 633, lid 2, van hetzelfde Wetboek wordt het woord « AWIPH » vervangen door het woord « Agentschap ».

Art. 23.In artikel 657 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "De diensten baseren hun beheer op een dienstproject uitgewerkt volgens de nadere regels van artikel 469/2, § 1."; 2° in het tweede lid wordt het woord "AWIPH" vervangen door het woord "Agentschap".

Art. 24.In hetzelfde Wetboek, deel II, boek V, punt B. van onderafdeling 5 van afdeling 2 van hoofdstuk 3 van titel VII wordt het opschrift "Sancties" en bevattende de artikelen 688 tot 690, opgeheven.

Art. 25.In deel II, boek V van hetzelfde Wetboek, wordt punt A., met als opschrift "Controle en Sancties" van onderafdeling 5 van afdeling 2 van hoofdstuk 3 van Titel VII, vervangen door de Titel "Controle".

Art. 26.Artikel 687 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "

Art. 687.De inspectiediensten van het Agentschap gaan na of de verschillende erkenningsvoorwaarden en -normen bedoeld in E. van onderafdeling 3 van deze afdeling in acht worden genomen.".

Art. 27.In artikel 694 van hetzelfde Wetboek wordt het tweede lid opgeheven.

Art. 28.In hetzelfde Wetboek vervallen paragrafen 2, 3 en 4 van artikel 706.

Art. 29.Artikel 707 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "De nadere regels voor de controle op de aanwending van de toelagen zijn die bedoeld in de artikelen 474/3 tot 474/5.".

Art. 30.In artikel 739 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° het eerste lid wordt vervangen als volgt: "De diensten baseren hun beheer op een dienstproject uitgewerkt volgens de nadere regels van artikel 469/2, § 1."; 2° het tweede en het derde lid worden opgeheven.3° in het vierde lid wordt het woord "AWIPH" vervangen door het woord "Agentschap".

Art. 31.Artikel 760 wordt vervangen als volgt: "

Art. 760.Onverminderd artikel 315 van het decreetgevende deel van het Wetboek delen de diensten, om het Agentschap in staat te stellen om de erkenningsvoorwaarden na te gaan, de documenten bedoeld in artikel 474/1 aan het Agentschap mee, volgens de daar bedoelde nadere regels.".

Art. 32.In hetzelfde Wetboek, deel II, boek V, Titel VII, hoofdstuk IV, afdeling 7 wordt onderafdeling 6 en bevattende de artikelen 600 tot 602, opgeheven.

Art. 33.In deel II, boek V, titek VII, hoofdstuk IV, afdeling 7, van hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van onderafdeling 6 vervangen door « Controle van de toelagen ».

Art. 34.Artikel 775 van hetzelfde Wetboek, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014, wordt vervangen door hetgeen volgt: "

Art. 775.De nadere regels voor de controle op de aanwending van de toelagen zijn die bedoeld in de artikelen 474/3 tot 474/5.".

Art. 35.Artikel 776 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 36.Artikel 831/35 van hetzelfde Wetboek wordt aangevuld met een § 3, luidend als volgt : " § 3. De nadere regels voor de controle op de aanwending van de toelagen zijn die bedoeld in de artikelen 474/3 tot 474/5.".

Art. 37.Artikel 831/71 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 38.Het opschrift van onderafdeling 4 van afdeling 6 van hoofdstuk 9 van Titel VII van het tweede deel van boek V van hetzelfde Wetboek, wordt vervangen als volgt: "Mobiliteitskosten van het personeel".

Art. 39.Titel B van onderafdeling 6 van afdeling 6 van hoofdstuk 9 van Titel VII van het tweede deel van boek V van hetzelfde Wetboek, wordt vervangen met volgend opschrift: "Controle op de toelagen".

Art. 40.Titel C van onderafdeling 6 van afdeling 6 van hoofdstuk 9 van Titel VII van het tweede deel van boek V van hetzelfde Wetboek, wordt opgeheven.

Art. 41.In artikel 831/138 van hetzelfde Wetboek wordt de bepaling van de eerste paragraaf vervangen door volgende bepaling: "De dienst gaat uiterlijk om de vier jaar of in voorkomend geval na afloop van het vierde jaar van het doelstellingencontract over tot de evaluatie van de kwaliteit van zijn prestaties, in overleg met de gebruikers, hun naasten en het team zorgverstrekkers. De evaluatie kan intern of met een derde instelling uitgevoerd worden.".

Art. 42.De bepalingen van artikel 831/181 van hetzelfde Wetboek worden vervangen als volgt: "De nadere regels voor de controle op de aanwending van de toelagen zijn die bedoeld in de artikelen 474/3 tot 474/5.".

Art. 43.De bepalingen van artikel 831/182 van hetzelfde Wetboek worden vervangen als volgt: "De financiële participaties die krachtens artikel 831/188 verlangd wordt van de natuurlijke of rechtspersonen die de activiteiten van de mobiele regeling gebruiken, worden geboekt als invorderingen van onkosten betreffende de rekeningen 613 bedoeld in het boekhoudplan waarvan de diensten d.m.v. een omzendbrief in kennis wordt gesteld.".

Art. 44.De paragrafen 1 en 3 van artikel 831/183 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 45.De bepaling van artikel 831/184 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "De perken van de toelaatbaarheid van de lasten worden nader bepaald in de bijlagen 45/3 en 45/4.".

Art. 46.In artikel 831/185 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "drie jaar" vervangen door de woorden "controle van de subsidies".

Art. 47.Artikel 1219 van hetzelfde Wetboek, wordt 1° vervangen door wat volgt: "1° een project van de dienst, alsmede de wijze waarop de individuele projecten uitgewerkt en opgevolgd worden;

Art. 48.In artikel 1220 van hetzelfde Wetboek, wordt 6° vervangen door wat volgt: "6° het project van de dienst in overweging genomen voor de dienst betrokken bij de transformatie;".

Art. 49.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 1, hoofdstuk IV, van hetzelfde Wetboek, wordt afdeling 2, bevattende de artikelen 1222 tot 1243, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 15 mei 2014 en 23 juni 2016, vervangen als volgt: "Onderafdeling 2. - Erkenningsvoorwaarden Onderafdeling 1. - Algemene beginselen

Art. 1222.Behalve de erkenningsbeginselen bepaald bij de artikelen 467 en 469, voldoen de diensten aan de erkenningsvoorwaarden bedoeld in de artikelen 1224 tot 1243/17.

Indien de voorwaarden bedoeld in lid 1 niet vervuld zijn, kan de erkenning opgeschort of ingetrokken dan wel het aantal erkende plaatsen beperkt overeenkomstig dezelfde procedure als waarvan sprake in artikel 475.

Art. 1223.Bij de sluiting van een dienst ten gevolge van de intrekking van de erkenning verzoekt het Agentschap elke dienst om samenwerking zodat dringend voor de opvang en het verblijf van de gehandicapte personen kan worden gezorgd.

Onderafdeling 2. - Algemene voorwaarden betreffende de opvang van gebruikers

Art. 1224.De dienst voert de regelingen uit, die het respect van het privéleven van de persoon mogelijk maken, alsook van zijn ideologische, filosofische en religieuze overtuigingen, en van het goed zedelijk gedrag. Hij verzekert hem een bevoegde begeleiding die aan zijn behoeften aangepast is, alsook kwaliteitsvolle levensomstandigheden met het oog op een zorgzame aandacht voor zijn welzijn, zijn behoeften en zijn wensen.

Art. 1225.De families, vrienden en naasten wier aanwezigheid gevraagd wordt door de persoon of, in voorkomend geval, zijn wettelijke vertegenwoordiger, hebben een toegangsrecht tot de dienst in aangepaste en gastvriendelijke plaatsen.

Art. 1226.Om regelmatig in contact te kunnen komen met hun families en de inclusie te bevorderen door de inzet van nieuwe informaticatechnologieën, worden communicatiemiddelen zoals telefoon, computer en internet ter beschikking van de gebruikers gesteld. Bij ieder contact wordt een respectvolle omgang met de intimiteit en het vertrouwelijk karakter ervan gevrijwaard.

Art. 1227.Met respect voor het zelfbeschikkingsprincipe van de persoon en rekening houdend met de grenzen van het medisch geheim, garandeert de dienst aan de persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger in voorkomend geval of aan zijn familie exacte en tijdige informatie over iedere vraag in verband met de opvang en het verblijf van die persoon en in het bijzonder met diens gezondheidstoestand.

Art. 1228.§ 1. Behoudens voorafgaandelijke afwijking toegekend door het Agentschap mag de dienst op eenzelfde leefplaats geen minderjarige en meerderjarige personen opvangen of huisvesten. § 2. Het aantal opgevangen begunstigden mag niet hoger zijn dan de opvang- of huisvestingscapaciteit van de dienst zoals bepaald door de brandweerdiensten. § 3. In de diensten waarvan in de erkenningsbeslissing staat dat ze erkend zijn voor één of meerdere handicapcategorieën bedoeld in lid 2, worden begunstigden uit bedoelde categorieën opgevangen, gehuisvest of opgevangen en gehuisvest volgens de nadere regels van de artikelen 1293 tot 1298.

De in het eerste lid bedoelde criteria zijn de volgende: 1° hersenverweking, multiple sclerose, spina bifida, myopathie, neuropathie;2° zware geestelijke deficiëntie;3° ernstige geestelijke deficiëntie;4° stoornissen in de motoriek, dysmelie, poliomyelitis, skelet- en ledenmisvormingen met gepaard gaande handicap;5° stoornissen die inwerken op de ontwikkeling of gedragsstoornissen die gepaard gaan met de handicap(s);6° autisme;7° aangeboren of opgelopen hersenletsel. § 4. De residentiële dienst is in staat om de begunstigden vierentwintig uur op vierentwintig en driehonderdvijfenzestig dagen per jaar op te vangen of te huisvesten.

Onderafdeling 3. - Voorwaarden betreffende het Handvest

Art. 1229.De dienst werkt een waardenhandvest uit opgemaakt op basis van de referentiebeginselen vermeld in bijlage 117/1. Dit wordt bij de documenten voor de opvang gevoegd, en aangeplakt bij de ingang van de dienst en op verschillende zichtbare plaatsen in de dienst.

Onderafdeling 4. - Voorwaarden betreffende het dienstproject

Art. 1230.De diensten baseren hun beheer op een dienstproject uitgewerkt volgens de nadere regels van artikel 469/2, § 1.

Onderafdeling 5. - Voorwaarden betreffende het activiteitenverslag

Art. 1231.De dienst maakt jaarlijks uiterlijk 30 juni het activiteitenverslag aan het Agentschap over.

Het activiteitenverslag wordt op grond van het plan vermeld in bijlage 117/4 gestructureerd.

Alle personeelsleden van de dienst, de gebruikers of, in voorkomend geval, hun wettelijke vertegenwoordigers, worden in kennis gesteld van het jaarlijkse activiteitenverslag van de dienst. Deze documenten worden hen bovendien voortdurend ter inzage gelegd.

Onderafdeling 6. - Voorwaarden betreffende de opvangovereenkomst

Art. 1232.Elke verzorging wordt ondergeschikt gemaakt aan de voorafgaandelijke ondertekening van een overeenkomst tussen de beheerder en de persoon of, in voorkomend geval, zijn wettelijke vertegenwoordiger, waarin minstens de elementen bedoeld in bijlage 117/5 vermeld worden.

Onderafdeling 7. - Voorwaarden met betrekking tot de dossiers van de gebruikers

Art. 1233.Alle erkende diensten houden een dossier van de persoon bij dat de volgende elementen omvat: 1° een analyse van de behoeften van de persoon;2° een balans van de kennissen, geschiktheden, potentialiteiten en verlangens van de persoon;3° een psychologische balans;4° een medische balans;5° een sociale anamnese;6° een evaluatie van de autonomie.

Art. 1234.De medische balans bevat de doktersattesten en medische onderzoeksprotocollen of de voor zijn verzorging nuttige documenten die de persoon bij zijn opname heeft overgelegd, alsook alle stukken die opgemaakt worden tijdens zijn verblijf in de dienst. De medische inspectie van het Agentschap of de medische inspectie van de buitenlandse publieke overheid kan inzage in het medisch dossier krijgen.

Art. 1235.Het dossier van de persoon volgt hem bij reoriëntatie naar een andere dienst en rekening houdend met de regels inzake beroepsgeheim en gegevensbescherming.

Onderafdeling 8. - Voorwaarden betreffende de individuele projecten

Art. 1236.§ 1. De dienst biedt de persoon een individueel project dat aan zijn behoeften, bekwaamheden en verlangens aangepast is. § 2. De dienst werkt een individueel project uit voor elke gebruiker en formaliseert het. Dat individuele project wordt uitgewerkt in samenwerking met de persoon of, in voorkomend geval, zijn wettelijke vertegenwoordiger, zijn gezin en alle interne en externe interveniënten. Het bevat minstens: 1° de identiteitsgegevens van de begunstigde: 2° de te halen doelstellingen;3° de aangewende methode en de gebruikte concrete middelen om zijn doelstellingen te bereiken;4° iedere persoon op wie een beroep kan worden gedaan;5° de evaluatieprocedure en de vervaldatum ervan. Het project wordt voor de eerste keer binnen zes maanden, te rekenen vanaf de opvang binnen de dienst, opgemaakt. § 3. Om het individuele project te ontwikkelen, voert de dienst een globale evaluatie van de persoon uit, waarbij minstens de volgende leefgebieden behandeld worden: 1° de autonomie;2° de huishoudelijke vaardigheden;3° de kleuter- en schoolvaardigheden;4° de beroepsvaardigheden;5° de gedragstoornissen;6° de sensomotorische ontwikkeling;7° de socialisatie;8° de gezondheid en de hygiëne;9° de communicatie;10° het affectieve en seksuele leven;11° de wil en de voorkeuren van persoon wanneer het om een volwassene gaat, en het hoger belang wanneer het om een kind gaat. Onderafdeling 9. - Voorwaarden met betrekking tot de interne communicatiemiddelen

Art. 1237.In een communicatiemiddel worden door de dienst alle nuttige inlichtingen opgetekend ten behoeve van de educatieve teams.

De informatie bedoeld in lid 1 vermeldt alle nodige opmerkingen om de continuïteit van de nodige en gepaste prestaties te verzekeren aan de verschillende gebruikers. Een specifiek luik is bestemd voor de informatie betreffende hun gezondheid en hun veiligheid.

Art. 1238.In een communicatiemiddel worden door de dienst alle nuttige inlichtingen opgetekend ten behoeve van de zorgteams om de continuïteit en de kwaliteit van de zorgen, verstrekt aan de verschillende gebruikers, te verzekeren.

De informatie bedoeld in lid 1 met betrekking tot de gezondheid van de gebruikers staat onder het toezicht van een coördinerend arts of de verpleegkundige dienst, wier prestatievolume aangepast is aan een optimale zorgopdrachtenuitvoering ter garantie van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de personen.

Onderafdeling 10. - Algemene voorwaarden betreffende de opvang van een nieuwe gebruiker

Art. 1239.De opvang van een nieuwe gebruiker maakt het voorwerp uit van een procedure bestemd om in te spelen op de specifieke behoeften die gebonden zijn aan die bijzondere periode.

Voor de nieuwe gebruiker heeft deze procedure met name tot doel: 1° hem iedere nuttige informatie mee te delen voor zijn welzijn en zijn integratie op de dienst;2° hem op regelmatige wijze te begeleiden om hem te helpen zijn nieuw milieu te ontdekken en om zijn integratie op de beste manier te bevorderen;3° bekend te worden met de nodige aanpassingen om zo goed mogelijk rekening te houden met zijn behoeften en wensen. Voor de familie en de naasten heeft deze procedure tot doel: 1° de uitwisselingen tot stand te brengen om zoveel mogelijk nuttige informatie te verzamelen teneinde rekening te houden met de specifieke behoeften van de nieuwe gebruiker;2° hun de nuttige informatie te verstrekken over de voorwaarden waaronder de nieuwkomer wordt verwelkomd;3° af te spreken met wie indien nodig contact moet worden opgenomen. Voor de beroepsmatige gebruikers heeft deze procedure met name tot doel: 1° hen onmiddellijk, en indien mogelijk vóór de aankomst van de persoon, in te kennis te stellen van alle bekende feiten die hem betreffen en die betrekking hebben op de in artikel 1236, § 3, bedoelde levensgebieden, en met name op die welke zijn gezondheid betreffen;2° het personeelslid aan te wijzen dat verantwoordelijk is voor het verzamelen van deze informatie bij de naasten van de nieuwkomer en bij de beroepsmatige gebruikers die hem in zijn vorige trajecten hebben begeleid;3° hen op de hoogte te brengen van contacten tussen naasten en andere medewerkers waarmee contact moet worden opgenomen in geval van vragen of informatiebehoeften. Onderafdeling 11. - Voorwaarden betreffende de activiteiten

Art. 1240.§ 1. De activiteiten worden aangepast aan de behoeften, bekwaamheden en verlangens van de personen.

De dienst zorgt voor een optimale begeleiding op educatief, psychologisch en sociaal vlak, die aangepast is aan hun behoeften met het oog op de sociale, culturele of professionele integratie van de persoon. Daarvoor stelt hij afwisselende en aan iedereen aangepaste activiteiten voor, waarbij de nadruk wordt gelegd op valoriserende activiteiten die bij voorkeur buiten de inrichting worden georganiseerd. § 2. De dienst voorziet, uitgezonderd de onder toezicht staande huisvestings- en residentiële nachtdiensten, in de nodige instrumenten om de dagelijkse activiteiten die hij zowel binnen als buiten de instelling organiseert, te beheren. Ze zijn voor iedereen toegankelijk en maken het mogelijk ten minste de volgende elementen te identificeren: 1° de plaats van de activiteit;2° de datum van de activiteit;3° de deelnemers en het betrokken begeleidingspersoneel. Onderafdeling 12. - Voorwaarden betreffende de maaltijden

Art. 1241.De bewoners krijgen drie maaltijden per dag. Behoudens gewettigde uitzondering moet één van die maaltijden een volledige warme maaltijd zijn. De voeding is gezond en gevarieerd en wordt aan de gezondheidstoestand van de persoon aangepast. Ze leeft de kwaliteitsregels betreffende de voeding van de personen na. De door de huisarts voorgeschreven diëten worden in acht genomen. Voor minstens twee maaltijden per dag zijn twee menu's naar keuze of alternatieven voorzien rekening houdende met de wensen van de bewoners.

Er wordt een register bijgehouden waarin minstens de lijst van de menu's van de afgelopen maand voorkomt. Dit register is voortdurend toegankelijk voor de met de controle belaste personeelsleden.

Onderafdeling 13. - Voorwaarden betreffende de raad van gebruikers

Art. 1242.Binnen elke dienst dient een uit gebruikers bestaande raad opgericht te worden die ermee belast is alle voorstellen te formuleren m.b.t. de levenskwaliteit en de praktische organisatie van de opvang of van de huisvesting van de gebruikers.

De gebruikersraad bestaat uit ten minste drie leden waaronder de voorzitter die uit zijn midden gekozen is. Hij vergadert minstens één keer per kwartaal. De dienst zorgt ervoor dat de lijst van de leden van de raad aan de gebruikers en aan hun wettelijke vertegenwoordigers overgelegd wordt.

Een personeelslid zorgt voor de animatie en neemt het secretariaat van de raad van gebruikers waar, maakt de notulen van de vergaderingen op en neemt ze op in een register dat daartoe voorzien wordt.

De verantwoordelijken van de dienst verstrekken de raad van gebruikers elke informatie die nuttig is om aan het dienstproject deel te nemen.

Tussen de raad van gebruikers en de dienst wordt overleg gepleegd voor de wijzigingen in het huishoudelijk reglement alsook voor de belangrijke wijzigingen van de algemene levensomstandigheden.

De dienst bepaalt deelnamemodaliteiten die aangepast worden aan de kenmerken van de gebruikers.

Onderafdeling 14. - Voorwaarden betreffende de kwaliteit van de prestaties geboden aan de gebruikers

Art. 1243.De dienst gaat uiterlijk na afloop van het vierde jaar van het doelstellingencontract over tot de evaluatie van de kwaliteit van zijn prestaties, in overleg met de gebruikers, hun naasten en het team zorgverstrekkers. De evaluatie kan intern of met een derde instelling uitgevoerd worden.

De methodologie van die evaluatie bepaalt minstens: 1° hoe de dienst systematisch gegevens over de kwaliteit van de aan individuele personen verleende prestaties verzamelt en registreert;2° hoe de dienst de onder 1° vermelde gegevens gebruikt om doelstellingen inzake kwaliteitsverbetering te formuleren en het dienstenproject aan te passen;3° de strategie en het tijdschema die de dienst volgt om de doelstellingen bedoeld in 2° te bereiken;4° hoe en hoe vaak de dienst beoordeelt of de doelstellingen zijn bereikt;5° de verbeteringsacties die de dienst onderneemt wanneer een doelstelling niet wordt bereikt;6° hoe de dienst de door het Agentschap aanbevolen kwaliteiten integreert. De resultaten van de auto-evaluatie worden ter kennis gebracht van de inrichtende macht, alle personeelsleden van de dienst, de gebruikers of, in voorkomend geval, hun wettelijke vertegenwoordigers.

Art. 50.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 1, hoofdstuk IV, afdeling 2 van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling 15 ingevoegd, bevattende artikel 1243/1, luidend als volgt: "Onderafdeling 15. - Voorwaarden met betrekking tot de behandeling van de bezwaren

Art. 1243/1.De dienst organiseert een proces voor de behandeling van de bezwaren geformuleerd door de gebruikers en hun naasten i.v.m. de prestaties die de dienst hun biedt.

Dienst wijst minstens één referent aan onder de personeelsleden. Diens rol en identiteit worden omschreven en minstens bij aanplakking bij het onthaal en verschillende voor alle gebruikers van de dienst zichtbare plaatsen medegedeeld. De voordracht wordt door de raad der gebruikers goedgekeurd.".

Art. 51.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 1, hoofdstuk IV, afdeling 2 van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling 16 ingevoegd, bevattende de artikelen 1243/2 tot 1243/8, luidend als volgt: "Onderafdeling 16. - Voorwaarden betreffende het personeel

Art. 1243/2.Het personeel van de diensten voldoet aan de kwalificatienormen waarin bijlage 98 voorziet.

De dienst stelt de voor eensluidend verklaarde afschriften van de diploma's van de personeelsleden ter beschikking van het Agentschap.

Bij hun indienstneming moeten de personeelsleden van de diensten een uittreksel uit het strafregister aan de dienst overleggen dat vrijgesteld is van veroordelingen tot correctionele straffen voor wanbedrijven die onverenigbaar zijn met de functie, of tot criminele straffen.

Art. 1243/3.De diensten moeten voldoen aan de in de bijlagen 106, 107 en 108 bedoelde personeelsnormen.

In een administratieve entiteit, zoals bedoeld in artikel 1192, 15°, worden de in bijlage 106 en 107 bedoelde kwantitatieve normen per dienst opgeteld en gecontroleerd door het totaal op te maken van het personeel aangesteld bij de verschillende betrokken diensten.

Art. 1243/4.In geen geval worden de prestaties van personeelsleden gefinancierd door het RIZIV of elke andere Belgische openbare overheid in aanmerking genomen voor de berekening van de naleving van de begeleidingsnormen.

Art. 1243/5.De dienst zorgt voortdurend voor een effectieve directie.

Als de directeur niet aanwezig is, kan een daartoe gemachtigd personeelslid de nuttige maatregelen nemen in noodgevallen en inspelen zowel op de externe als op de interne aanvragen.

Art. 1243/6.Naast de in deze afdeling bepaalde begeleidingsnormen wordt de multidisciplinariteit van de teams in de diensten, erkend om meer dan vijftien personen te huisvesten, verzekerd door de aanwezigheid van werknemers die minstens 3 van de 4 volgende kwalificaties hebben: psycholoog of psychopedagoog, opvoeder, maatschappelijk assistent, paramedisch.

Art. 1243/7.De beheerders voorzien, onder hun verantwoordelijkheid, in de nachtbegeleiding om te zorgen voor de veiligheid van de gebruikers alsook voor hun welzijn en rekening houdend met hun handicap en de indeling van de ruimtes.

Behoudens in de onder toezicht staande huisvestingsdiensten bestaat de nachtbegeleiding minstens uit: 1° één personeelslid : 2° twee personeelsleden in de paviljoenstructuren met meer dan dertig personen in het totaal. De nachtbegeleiding wordt permanent verzekerd tussen het vertrek en de terugkeer van de dagploeg. Het personeel dat `s nachts aanwezig is, voldoet aan de kwalificatie en bevoegdheidsvoorwaarden van het educatieve personeel.

Art. 1243/8.§ 1. Op grond van het project van de dienst bedoeld in artikel 469/2, § 1, stelt de dienst een personeelsopleidingprogramma op voor minimum drie jaar.

Het plan bedoeld in lid 1, dat opgemaakt wordt na een debat tussen de betrokken actoren, bepaalt de nagestreefde doelstellingen. Het omschrijft de banden tussen de globale omgeving van de dienst, de dynamiek van het project van de dienst en de ontwikkeling van de vaardigheden van het personeel. Het bepaalt de criteria, de wijze en de periodiciteit van de evaluatie van bedoelde drie aspecten, alsook de voorzieningen die tot stand gebracht worden voor de voortgezette vorming van het educatieve personeel.

Het plan bedoeld in lid 1 voorziet in de permanente vormingsactiviteiten waaraan de opvoeders-groepsleiders, de onderdirecteurs en de directeurs minstens twee dagen per jaar moeten deelnemen.

Het plan bedoeld in lid 1 omvat noodzakelijkerwijze modules gericht op de goede behandeling.

Wat betreft het personeel van de diensten die onder de plaatselijke besturen en de provincies ressorteren, ligt het in het eerste lid bedoelde vormingsplan in de lijn van het vormingsplan dat werd uitgewerkt op initiatief van de gewestelijke vormingsraad, ingesteld bij het decreet van 6 mei 1999 tot oprichting van de gewestelijke vormingsraad voor de personeelsleden van de plaatselijke en provinciale besturen van Wallonië.".

Art. 52.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 1, hoofdstuk IV, afdeling 2 van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling 17 ingevoegd, bevattende de artikelen 1243/9 tot 1243/11, luidend als volgt: "Onderafdeling 17. - Voorwaarden betreffende het administratief en boekhoudkundig beheer

Art. 1243/9.Om erkend te worden en vooraleer een gehandicapte persoon op te vangen sluit de dienst een verzekeringspolis: 1° die zijn wettelijke aansprakelijkheid of die van de personen dekt voor wie hij aansprakelijk is indien de begunstigde schade lijdt of veroorzaakt;2° ter dekking van alle schade die door een gerechtigde toegebracht wordt en die zijn burgerlijke aansprakelijkheid niet op het spel zou zetten of van alle schade waarvan hij het slachtoffer zou zijn geweest gedurende zijn verblijf. De verzekeringspolis betreffende 1° moet bepalen dat de begunstigde de hoedanigheid van derde behoudt, en de schade dekken ten belope van minimum 2.478.935,35 euro voor lichamelijke schade en 247.893,53 euro per schadegeval voor materiële schade.

De verzekering betreffende 2° dekt het overlijden voor een minimumbedrag van 2.478,94 euro, de permanente ongeschiktheid tegen een minimumbedrag van 12.394,68 euro en de behandelingskosten tegen een minimumbedrag 2.478,94 euro.

Art. 1243/10.Om erkend te worden, moet de dienst : 1° georganiseerd worden door een overheid, een instelling van algemeen nut, een stichting van algemeen nut of een vereniging zonder winstoogmerk zijn, met een technische, budgettaire en boekhoudkundige autonomie alsook een administratief beheer dat zowel de uitvoering van zijn opdracht als het toezicht erop door het Agentschap mogelijk maakt;2° onder de leiding staan van een directeur, natuurlijke persoon bezoldigd voor die functie en bevoegd om, overeenkomstig een geschreven overdracht van bevoegdheid door de inrichtende macht en onder haar verantwoordelijkheid of die van de directeur-generaal van de administratieve entiteit, het dagelijkse beheer van de dienst waar te nemen hoe dan ook wat betreft : a) de tenuitvoerlegging en opvolging van het dienstproject;b) het personeelsbeheer;c) het financieel beheer;d) de toepassing van de geldende regelgevingen;e) de vertegenwoordiging van de dienst in zijn relaties met het Agentschap;3° onverminderd de bepalingen van artikel 286 van het tweede deel van het decreetgevend deel van het Wetboek maakt de dienst op verzoek van het Agentschap alle bewijsstukken over die vereist worden voor de uitoefening van de controle, meer bepaald de jaarrekeningen, de nodige stukken voor de berekening van de verschillende toelagen, alsmede het vormingsprogramma bedoeld in artikel 1243/8;4° de referentie van de door het Agentschap verleende erkenning vermelden op alle akten en overige stukken, publiciteitsfolders en aanplakkingen die van de dienst uitgaan. Als hij door een vereniging zonder winstoogmerk als bedoeld onder 1° ingericht wordt: 1° mag deze niet voor meer dan 1/5 van haar leden samengesteld zijn uit personeelsleden of personen die met hen aanverwant zijn tot de derde graad;2° mag de raad van bestuur niet voor meer dan één derde in elke familie van het totaalaantal bestuurders of van de personen die deel uitmaken van het personeel van de dienst samengesteld zijn uit personen die deel uitmaken van hetzelfde gezin als echtgenoot, wettelijke samenwoners, bloed- of aanverwante tot en met de tweede graad; Er kan een afwijking van de bepalingen bedoeld in lid 2° verleend worden, voor wat betreft de personeelsinspraak, door het beheerscomité op grond van een dossier waarin aangetoond wordt dat bedoelde bepalingen niet aangepast zijn aan het globale project van de dienst.

De technische, budgettaire en boekhoudkundige autonomie bedoeld in het eerste lid, 1°, kan eventueel via de organisatie van een administratieve entiteit verkregen worden.

Betreffende lid 1, 2°, verzoekt het Agentschap, bij een tekortkoming of een onregelmatigheid in de uitvoering van het mandaat toevertrouwd aan de directeur, de inrichtende macht per aangetekend schrijven de nodige maatregelen te nemen.

Het uittreksel uit het strafregister van de directeur en de bestuurders moet vrijgesteld zijn van veroordelingen tot correctionele straffen voor wanbedrijven die onverenigbaar zijn met de functie, of tot criminele straffen.

Art. 1243/11.§ 1. De door het Agentschap erkende diensten houden de boeken overeenkomstig de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen en de uitvoeringsbesluiten ervan.

De inhoud en de presentatie van het genormaliseerde minimale boekhoudplan beantwoorden aan het volledige schema van de jaarrekeningen met balans, resultatenrekeningen en bijlagen overeenkomstig de wetgeving met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen en overeenkomstig de uitvoeringsbesluiten ervan. De opschriften en rekeningennummers die met de activiteiten van de diensten overeenstemmen, worden via omzendbrieven aan de diensten meegedeeld. § 2. De financiële bijdragen die aan de begunstigden of hun wettelijke vertegenwoordigers gevraagd worden, moeten als teruggeïnde kosten geboekt worden.

In het kader van de controle op het gebruik van de toelagen, worden die bijdragen in mindering gebracht van het bedrag van de overeenstemmende lasten.

Ook de toelagen die door de overheid of door de overheid gesubsidieerde liefdadigheidsinstellingen aan de diensten worden toegekend, worden afgetrokken van de overeenkomende lasten die tijdens het boekjaar op een geldige wijze zijn aangerekend. Met deze toelagen wordt slechts rekening gehouden als ze verleend worden om de uitgaven te dekken die in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de toelage. § 3. De beginbalans van elke dienst wordt aan het Agentschap voorgelegd binnen zes maanden na de bekendmaking van het uittreksel van hun erkenningsbesluit in het Belgisch Staatsblad. § 4. Het boekjaar stemt overeen met het kalenderjaar. De jaarrekeningen van elke dienst worden aan het Agentschap overgemaakt uiterlijk dertig juni van het jaar na het boekjaar, samen met het rapport van een bedrijfsrevisor, wiens opdracht erin bestaat de rekeningen te certificeren en, in voorkomend geval, recht te zetten.

De jaarrekeningen gaan ook vergezeld van een volledige lijst van de verbonden entiteiten. De boekhoudingen van die entiteiten kunnen bovendien op verzoek ingekeken worden door de diensten van het Agentschap. § 5. Als diensten door een verbonden entiteit verleend worden, geven de dienstverleners hun aanwezigheid aan in het register van het personeel. ».

Art. 53.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 1, hoofdstuk IV, afdeling 2 van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling 18 ingevoegd, bevattende artikel 1243/12, luidend als volgt: "Onderafdeling 18. - Voorwaarden betreffende de gebouwen

Art. 1243/12.De gebouwen en inrichtingen moeten aan de in bijlage 111 bedoelde architecturale normen voldoen.

De gebouwen en installaties bieden de begunstigden toegangsmogelijkheden i.v.m. hun handicap.".

Art. 54.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 1, hoofdstuk IV, afdeling 2 van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling 19 ingevoegd, bevattende artikel 1243/13, luidend als volgt: "Onderafdeling 19. - Overschrijding van de erkende capaciteit

Art. 1243/13.§ 1. De opvang van de gehandicapte personen in overschrijding van de erkende capaciteit wordt in de voorwaarden bepaald in punt 1.1 van bijlage 45/3 toegelaten. § 2. De overschrijding geeft het Agentschap geen enkel recht op een subsidie.

De tegemoetkoming die gevraagd wordt op grond van de toepassing van dit artikel op de gehandicapte persoon, zijn gezin of een andere Belgische overheid, mag geenszins hoger zijn dan de tegemoetkoming die van toepassing is krachtens de artikelen 1276 tot en met 1288.".

Art. 55.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 1, hoofdstuk IV, afdeling 2 van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling 20 ingevoegd, bevattende de artikelen 1243/14 en 1243/15, luidend als volgt: "Onderafdeling 20. - Beperking van de erkende capaciteit

Art. 1243/14.Met uitzondering van de diensten voor huisvesting onder toezicht wordt de erkende capaciteit van een dienst: 1° die erkend is voor maximum 15 tot 60 opnames verminderd indien gedurende de twee voorgaande toewijzingsjaren door het Agentschap is vastgesteld dat de gemiddelde referentiebezetting minstens drie eenheden minder bedroeg dan de erkende capaciteit;2° die erkend is voor meer dan 60 en minder dan 120 opnames wordt verminderd indien gedurende de twee voorgaande toewijzingsjaren door het Agentschap is vastgesteld dat de gemiddelde referentiebezetting minstens zes eenheden minder bedroeg dan de erkende capaciteit;3° die erkend is voor 120 opnames en meer wordt verminderd indien gedurende de twee voorgaande toewijzingsjaren door het Agentschap is vastgesteld dat de gemiddelde referentiebezetting minstens negen eenheden minder bedroeg dan de erkende capaciteit. De verminderde erkende capaciteit betreffende 1° tot 3° wordt bepaald op grond van het gemiddelde van het O.M.R. in de laatste twee jaar, waaraan één eenheid wordt toegevoegd. Dat bedrag wordt afgerond naar de hogere eenheid.

Art. 1243/15.De erkende capaciteit van een nieuwe dienst of van een dienst waarvan ze verhoogd werd, kan, voor zover de erkenningsvoorwaarden vervuld blijven, pas verminderd worden na twee volle kalenderjaren werking, met ingang van de erkenning of de wijziging ervan.".

Art. 56.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 1, hoofdstuk IV, afdeling 2 van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling 21 ingevoegd, bevattende artikel 1243/16, luidend als volgt: "Onderafdeling 21. - Verplichtingen betreffende de opname van gehandicapte personen van buitenlandse herkomst

Art. 1243/16.Onverminderd de bepalingen van artikel 315 van het decreetgevend deel van het Wetboek, maakt de dienst jaarlijks een kadaster van de opgevangen personen van buitenlandse herkomst aan het Agentschap over.

Het « kadaster van de opgevangen personen van buitenlandse herkomst » is de lijst van de gehandicapte personen die in de loop van elk werkjaar onthaald worden. Voor elk van hen vermeldt die lijst de naam, de voornaam, de geboortedatum, het geslacht, de nationaliteit, het adres van de woonplaats van de persoon of dat van zijn wettelijke vertegenwoordiger, de overheid (overheden) verantwoordelijk voor de plaatsing en de financiering.

De diensten versturen het in lid 1 bedoelde kadaster, behoorlijk ingevuld aan de hand van het door het Agentschap verstrekte formulier, uiterlijk 31 maart na het afgelopen boekjaar.

Onverminderd artikel 315 van het decreetgevende deel van het Wetboek delen de diensten, om het Agentschap in staat te stellen om de erkenningsvoorwaarden na te gaan, de documenten bedoeld in artikel 474/1 aan het Agentschap mee, volgens de daar bedoelde nadere regels.".

Art. 57.Artikel 1251 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "

Art. 1251.De subsidie dekt : 1° de werkingslasten; 2° de personeelslasten.".

Art. 58.In artikel 1260 van hetzelfde Wetboek wordt paragraaf 4 opgeheven.

Art. 59.In artikel 1311 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 3° in het eerste lid wordt het woord "AWIPH" vervangen door het woord "Agentschap".2° in lid 3 worden de woorden "medisch-sociaal-pedagogische projecten" vervangen door de woorden "diensprojecten" en de woorden "het in artikel 1221, § 3, bedoelde individuele dossier" worden vervangen door de woorden "de in artikel 1233 bedoelde individuele dossiers"; 3° het wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt: "De nadere regels voor de controle op de aanwending van de toelagen zijn die bedoeld in de artikelen 474/3 tot 474/5.".

Art. 60.In artikel 1313 van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° paragraaf 1 wordt vervangen als volgt: " § 1.Om de verwezenlijking van een collectief project mogelijk te maken, kan het Agentschap afwijken van de artikelen 1193, 1194, 1232, 1237, 1240, §§ 1 en 2, 1243/4, 1243/12, 1245 en 1276 tot 1287 en onder punt 4 van bijlage 99."; 2° in paragraaf 2, lid 1, worden de woorden "bij aangetekend schrijven" opgeheven en het woord "AWIPH" wordt vervangen door de woorden "het Agentschap";2° in paragraaf 2, tweede lid, worden de woorden « artikel 1225 » vervangen door de woorden « artikel 1236 ».

Art. 61.In artikel 1314, § 2, van hetzelfde Wetboek worden de volgende wijzigingen aangebracht: 1° in lid 1, worden de woorden "bij aangetekend schrijven" opgeheven en het woord "AWIPH" wordt vervangen door de woorden "het Agentschap";3° in het tweede lid worden de woorden " artikel 1225" vervangen door de woorden " artikel 1236".

Art. 62.In artikel 1314/5 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 en vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 23 juni 2016, wordt 1° vervangen als volgt: "1° een project van de dienst, alsmede de wijze waarop de individuele projecten uitgewerkt en opgevolgd worden;".

Art. 63.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 2, hoofdstuk III, van hetzelfde Wetboek, wordt afdeling 4, bevattende de artikelen 1314/16 tot 1314/38, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 15 mei 2014 en vervangen door het besluit van de Waalse Regering van 23 juni 2016, vervangen als volgt: "Onderafdeling 4. - Erkenningsvoorwaarden Onderafdeling 1. - Algemene beginselen

Art. 1314/16.Behalve de erkenningsbeginselen bepaald bij de artikelen 467 en 469, voldoen de diensten aan de erkenningsvoorwaarden bedoeld in de artikelen 1314/17 tot 1314/38/9.

Indien de voorwaarden bedoeld in lid 1 niet vervuld zijn, kan de erkenning opgeschort of ingetrokken dan wel het aantal erkende plaatsen beperkt overeenkomstig dezelfde procedure als waarvan sprake in artikel 475.

Onderafdeling 2. - Algemene voorwaarden betreffende de opvang van gebruikers

Art. 1314/17.De dienst voert de regelingen uit, die het respect van het privéleven van de persoon mogelijk maken, alsook van zijn ideologische, filosofische en religieuze overtuigingen, en van het goed zedelijk gedrag. Hij verzekert hem een bevoegde begeleiding die aan zijn behoeften aangepast is, alsook kwaliteitsvolle levensomstandigheden met het oog op een zorgzame aandacht voor zijn welzijn, zijn behoeften en zijn wensen.

Art. 1314/18.De families, vrienden en naasten wier aanwezigheid gevraagd wordt door de persoon of, in voorkomend geval, zijn wettelijke vertegenwoordiger, hebben een toegangsrecht tot de dienst in aangepaste en vriendelijke plaatsen.

Art. 1314/19.Om regelmatig in contact te kunnen komen met hun families en de inclusie te bevorderen door de inzet van nieuwe informaticatechnologieën, worden communicatiemiddelen zoals telefoon, computer en internet ter beschikking van de gebruikers gesteld. Bij ieder contact wordt een respectvolle omgang met de intimiteit en het vertrouwelijk karakter ervan gevrijwaard.

Art. 1314/20.Met respect voor het zelfbeschikkingsprincipe van de persoon en rekening houdend met de grenzen van het medisch geheim, garandeert de dienst aan de persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger in voorkomend geval of aan zijn familie exacte en tijdige informatie over iedere vraag in verband met de opvang en het verblijf van die persoon en in het bijzonder met diens gezondheidstoestand.

Onderafdeling 3. - Voorwaarden betreffende het Handvest

Art. 1314/21.De dienst werkt een waardenhandvest uit opgemaakt op basis van de referentiebeginselen vermeld in bijlage 117/1. Dit wordt bij de documenten voor de opvang gevoegd, en aangeplakt bij de ingang van de dienst en op verschillende zichtbare plaatsen in de dienst.

Onderafdeling 4. - Voorwaarden betreffende het dienstproject

Art. 1314/22.De diensten baseren hun beheer op een dienstproject uitgewerkt volgens de nadere regels van artikel 469/2, § 1.

Onderafdeling 5. - Voorwaarden betreffende het activiteitenverslag

Art. 1314/23.De dienst maakt jaarlijks uiterlijk 30 juni het activiteitenverslag aan het Agentschap over.

Het activiteitenverslag wordt op grond van het plan vermeld in bijlage 117/4 gestructureerd.

Alle personeelsleden van de dienst, de gebruikers en, in voorkomend geval, hun wettelijke vertegenwoordigers, worden in kennis gesteld van het jaarlijkse activiteitenverslag van de dienst. Deze documenten worden hen bovendien voortdurend ter inzage gelegd.

Onderafdeling 6. - Voorwaarden betreffende de opvangovereenkomst

Art. 1314/24.Elke verzorging wordt ondergeschikt gemaakt aan de voorafgaandelijke ondertekening van een overeenkomst tussen de beheerder en de persoon of, in voorkomend geval, zijn wettelijke vertegenwoordiger, waarin minstens volgende elementen voorkomen: 1° de identiteit van de partijen, waarbij de identiteit van de gebruiker desgevallend vergezeld gaat van die van zijn wettelijke vertegenwoordiger;2° de opnamedatum of de begindatum van de tussenkomsten, de duur van de overeenkomst en, desgevallend, de duur van de proefperiode;3° het bedrag van de verschuldigde financiële bijdrage;4° de natuurlijke of rechtspersoon die instaat voor de betaling en de wijze van betaling;5° de modaliteiten tot opzegging en verbreking van de overeenkomst;6° de wijze waarop de overeenkomst aangepast of gewijzigd kan worden. Een exemplaar van het huishoudelijk reglement wordt voor ontvangst en akkoord ondertekend door de gebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

Het reglement maakt noodzakelijk deel uit van de overeenkomst.

Onderafdeling 7. - Voorwaarden met betrekking tot de dossiers van de gebruikers

Art. 1314/25.Alle erkende diensten houden een dossier van de persoon bij dat de volgende elementen omvat: 1° een analyse van de behoeften van de persoon;2° een balans van de kennissen, geschiktheden, potentialiteiten en verlangens van de persoon;3° een psychologische balans;4° een medische balans;5° een sociale anamnese;6° een evaluatie van de autonomie.

Art. 1314/26.De medische balans bevat de doktersattesten en medische onderzoeksprotocollen of de voor zijn verzorging nuttige documenten die de persoon bij zijn opname heeft overgelegd, alsook alle stukken die opgemaakt worden tijdens zijn verblijf in de dienst. De medische inspectie van het Agentschap of de medische inspectie van de buitenlandse publieke overheid kan inzage in het medisch dossier krijgen.

Art. 1314/27.Het dossier van de persoon volgt hem bij reoriëntatie naar een andere dienst en rekening houdend met de regels inzake beroepsgeheim en gegevensbescherming.

Onderafdeling 8. - Voorwaarden betreffende de individuele projecten

Art. 1314/28.§ 1. De dienst biedt de persoon een individueel project dat aan zijn behoeften, bekwaamheden en verlangens aangepast is. § 2. De dienst werkt een individueel project uit voor elke gebruiker en formaliseert het. Dat individuele project wordt uitgewerkt in samenwerking met de persoon of, in voorkomend geval, zijn wettelijke vertegenwoordiger, zijn gezin en alle interne en externe interveniënten. Het bevat minstens: 1° de identiteitsgegevens van de begunstigde: 2° de te halen doelstellingen;3° de aangewende methode en de gebruikte concrete middelen om zijn doelstellingen te halen;4° de hulppersoon (hulppersonen);5° de evaluatieprocedure en de vervaldatum ervan. Het project wordt voor de eerste keer binnen zes maanden, te rekenen vanaf de opvang binnen de dienst, opgemaakt. § 3. Om het individuele project te ontwikkelen, voert de dienst een globale evaluatie van de persoon uit, waarbij minstens de volgende leefgebieden behandeld worden: 1° de autonomie;2° de huishoudelijke vaardigheden;3° de kleuter- en schoolvaardigheden;4° de beroepsvaardigheden;5° de werkpunten in het gedrag;6° de sensomotorische ontwikkeling;7° de socialisatie;8° de gezondheid en de hygiëne;9° de communicatie;10° het affectieve en seksuele leven;11° de wil en de voorkeuren van persoon wanneer het om een volwassene gaat, en het hoger belang wanneer het om een kind gaat. Onderafdeling 9. - Voorwaarden met betrekking tot de interne communicatiemiddelen

Art. 1314/29.In een communicatiemiddel worden door de dienst alle nuttige inlichtingen opgetekend ten behoeve van de educatieve teams.

De informatie bedoeld in lid 1 vermeldt alle nodige opmerkingen om de continuïteit van de nodige en gepaste prestaties te verzekeren aan de verschillende gebruikers. Een specifiek luik is bestemd voor de informatie betreffende hun gezondheid en hun veiligheid.

Art. 1314/30.In een communicatiemiddel worden door de dienst alle nuttige inlichtingen opgetekend ten behoeve van de zorgteams om de continuïteit en de kwaliteit van de zorgen, verstrekt aan de verschillende gebruikers, te verzekeren.

Deze informatie vermeldt alle nodige opmerkingen om de continuïteit van de kwaliteit van de zorgen te verzekeren aan de verschillende gebruikers.

De informatie bedoeld in lid 1 met betrekking tot de gezondheid van de gebruikers staat onder het toezicht van een coördinerend arts of de verpleegkundige dienst, wier prestatievolume aangepast is aan een optimale zorgopdrachtenuitvoering ter garantie van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de personen.

Onderafdeling 10. - Algemene voorwaarden betreffende de opvang van een nieuwe gebruiker

Art. 1314/31.De opvang van een nieuwe gebruiker maakt het voorwerp uit van een procedure bestemd om in te spelen op de specifieke behoeften die gebonden zijn aan die bijzondere periode.

Voor de nieuwe gebruiker heeft deze procedure met name tot doel: 1° hem alle nodige informatie mede te delen;2° hem op regelmatige wijze te begeleiden om hem te helpen zijn nieuw milieu te ontdekken en om zijn integratie op de beste manier te bevorderen;3° bekend te worden met de nodige aanpassingen om zo goed mogelijk rekening te houden met zijn behoeften en wensen. Voor de familie en de naasten heeft deze procedure tot doel: 1° de uitwisselingen tot stand te brengen om zoveel mogelijk nuttige informatie te verzamelen teneinde rekening te houden met de specifieke behoeften van de nieuwe gebruiker;2° hun de nuttige informatie te verstrekken over de voorwaarden waaronder de nieuwkomer wordt verwelkomd;3° af te spreken met wie indien nodig contact moet worden opgenomen. Voor de beroepsmatige gebruikers heeft deze procedure met name tot doel: 1° hen onmiddellijk, en indien mogelijk vóór de aankomst van de persoon, in te kennis te stellen van alle bekende feiten die hem betreffen en die betrekking hebben op de in artikel 1314/28, § 3, bedoelde gebieden van het leven, en met name op die welke zijn gezondheid betreffen;2° het personeelslid aan te wijzen dat verantwoordelijk is voor het verzamelen van deze informatie bij de naasten van de nieuwkomer en bij de professionelen die hem in zijn vorige trajecten hebben begeleid;3° hen op de hoogte te brengen van contacten tussen naasten en andere medewerkers waarmee contact moet worden opgenomen in geval van vragen of informatiebehoeften. Onderafdeling 11. - Voorwaarden betreffende de activiteiten

Art. 1314/32.§ 1. De activiteiten worden aangepast aan de behoeften, bekwaamheden en verlangens van de personen.

De dienst zorgt voor een optimale begeleiding op educatief, psychologisch en sociaal vlak, die aangepast is aan hun behoeften met het oog op de sociale, culturele of professionele integratie van de persoon. Daarvoor stellen ze afwisselende en aan iedereen aangepaste activiteiten voor, waarbij de nadruk wordt gelegd op valoriserende activiteiten die bij voorkeur buiten de inrichting worden georganiseerd. § 2. De dienst voorziet in de nodige instrumenten om de dagelijkse activiteiten die zij zowel binnen als buiten de instelling organiseert, te beheren. Ze zijn voor iedereen toegankelijk en maken het mogelijk ten minste de volgende elementen te identificeren: 1° de plaats van de activiteit;2° de datum van de activiteit;3° de deelnemers en het betrokken begeleidingspersoneel. Onderafdeling 12. - Voorwaarden betreffende de raad van gebruikers

Art. 1314/33.Binnen elke dienst dient een uit gebruikers bestaande raad opgericht te worden die ermee belast is alle voorstellen te formuleren m.b.t. de levenskwaliteit en de praktische organisatie van de opvang of van de huisvesting van de gebruikers.

De gebruikersraad bestaat uit ten minste drie leden waaronder de voorzitter die uit zijn midden gekozen is. Hij vergadert minstens één keer per kwartaal. De dienst zorgt ervoor dat de lijst van de leden van de raad aan de gebruikers en aan hun wettelijke vertegenwoordigers overgelegd wordt.

Een personeelslid zorgt voor de animatie en neemt het secretariaat van de raad van gebruikers waar, maakt de notulen van de vergaderingen op en neemt ze op in een register dat daartoe voorzien wordt.

De verantwoordelijken van de dienst verstrekken de raad van gebruikers elke informatie die nuttig is om aan het dienstproject deel te nemen.

Tussen de raad van gebruikers en de dienst wordt overleg gepleegd voor de wijzigingen in het huishoudelijk reglement alsook voor de belangrijke wijzigingen van de algemene levensomstandigheden.

De dienst bepaalt deelnamemodaliteiten die aangepast worden aan de kenmerken van de gebruikers.

Onderafdeling 13. - Voorwaarden betreffende de kwaliteit van de prestaties geboden aan de gebruikers

Art. 1314/34.De dienst gaat uiterlijk na afloop van het vierde jaar van het doelstellingencontract over tot de evaluatie van de kwaliteit van zijn prestaties, in overleg met de gebruikers, hun naasten en het team zorgverstrekkers. De evaluatie kan intern of met een derde instelling uitgevoerd worden.

De evaluatie kan intern of met een derde instelling uitgevoerd worden.

De methodologie van die evaluatie bepaalt minstens: 1° hoe de dienst systematisch gegevens over de kwaliteit van de aan individuele personen verleende prestaties verzamelt en registreert;2° hoe de dienst de onder 1° vermelde gegevens gebruikt om doelstellingen inzake kwaliteitsverbetering te formuleren en het dienstenproject aan te passen;3° de strategie en het tijdschema die de dienst volgt om de doelstellingen bedoeld in 2° te bereiken;4° hoe en hoe vaak de dienst beoordeelt of de doelstellingen zijn bereikt;5° de verbeteringsacties die de dienst onderneemt wanneer een doelstelling niet wordt bereikt;6° hoe de dienst de door het Agentschap aanbevolen kwaliteiten integreert. De resultaten van de auto-evaluatie worden ter kennis gebracht van de inrichtende macht, alle personeelsleden van de dienst, de gebruikers of, in voorkomend geval, hun wettelijke vertegenwoordigers.

Onderafdeling 14. - Voorwaarden met betrekking tot de behandeling van de bezwaren

Art. 1314/35.De dienst organiseert een proces voor de behandeling van de bezwaren geformuleerd door de gebruikers en hun naasten i.v.m. de prestaties die de dienst hun biedt.

De dienst wijst minstens één referent aan onder de personeelsleden.

Diens rol en identiteit worden omschreven en minstens bij aanplakking bij het onthaal en verschillende voor alle gebruikers van de dienst zichtbare plaatsen medegedeeld. De voordracht wordt door de raad der gebruikers goedgekeurd.

Onderafdeling 15. - Voorwaarden in verband met telebewakingssystemen

Art. 1314/36.De erkenning van de diensten, centra of instellingen die over een telebewakingssysteem of een gelijksoortig systeem beschikken, is onderworpen aan de inachtneming van artikel 22 van de Grondwet.

Onderafdeling 16. - Voorwaarden betreffende het personeel

Art. 1314/37.Het personeel van de diensten voldoet aan de kwalificatienormen waarin bijlage 114/2 voorziet.

De dienst stelt de voor eensluidend verklaarde afschriften van de diploma's van de personeelsleden ter beschikking van het Agentschap.

Bij hun indienstneming moeten de personeelsleden van de diensten een uittreksel uit het strafregister aan de dienst overleggen dat vrijgesteld is van veroordelingen tot correctionele straffen voor wanbedrijven die onverenigbaar zijn met de functie, of tot criminele straffen.

Art. 1314/38.De dienst voldoet aan de normen inzake het personeel waarin bijlage 114/3 voorziet.

In een administratieve entiteit zoals omschreven in artikel 1314/1, 6°, worden de kwantitatieve normen per dienst opgeteld en gecontroleerd via de globalisering van het personeel dat bij de verschillende betrokken diensten aangesteld is.".

Art. 64.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 2, hoofdstuk III, afdeling 4, onderafdeling 16 van hetzelfde Wetboek worden de artikelen 1314/38/1 tot 1314/38/4 ingevoegd, luidend als volgt: "Art. Art. 1314/38/1. Het personeel van de diensten waarvan de puntendoelstelling hoger is dan 3000, bestaat uit werknemers met minstens drie van de volgende vier kwalificaties: 1° psycholoog of assistent psychologie of psychopedagoog;2° opvoeder;3° maatschappelijk assistent;4° paramedisch assistent. Art. 1314/38/2. In geen geval worden de prestaties van personeelsleden gefinancierd door het RIZIV of elke andere Belgische openbare overheid in aanmerking genomen voor de berekening van de naleving van de begeleidingsnormen.

Art. 1314/38/3. De dienst zorgt voortdurend voor een effectieve directie. Als de directeur niet aanwezig is, kan een daartoe gemachtigd personeelslid de nuttige maatregelen nemen in noodgevallen en inspelen zowel op de externe als op de interne aanvragen.

Art. 1314/38/4. Op grond van het project van de dienst bedoeld in artikel 469/2, § 1, stelt de dienst een personeelsopleidingprogramma op voor minimum drie jaar.

Het plan bedoeld in lid 1, dat opgemaakt wordt na een debat tussen de betrokken actoren, bepaalt de nagestreefde doelstellingen. Het omschrijft de banden tussen de globale omgeving van de dienst, de dynamiek van het project van de dienst en de ontwikkeling van de vaardigheden van het personeel. Het bepaalt de criteria, de wijze en de periodiciteit van de evaluatie van bedoelde drie aspecten, alsook de voorzieningen die tot stand gebracht worden voor de voortgezette vorming van het educatieve personeel.

Het plan bedoeld in lid 1 voorziet in de permanente vormingsactiviteiten waaraan de opvoeders-groepsleiders, de onderdirecteurs en de directeurs minstens twee dagen per jaar moeten deelnemen.

Het plan bedoeld in lid 1 omvat noodzakelijkerwijze modules gericht op de goede behandeling.

Wat betreft het personeel van de diensten die onder de plaatselijke besturen en de provincies ressorteren, ligt het in het eerste lid bedoelde vormingsplan in de lijn van het vormingsplan dat werd uitgewerkt op initiatief van de gewestelijke vormingsraad, ingesteld bij het decreet van 6 mei 1999 tot oprichting van de gewestelijke vormingsraad voor de personeelsleden van de plaatselijke en provinciale besturen van Wallonië.".

Art. 65.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 2, hoofdstuk III, afdeling 4, van hetzelfde Wetboek worden een onderafdeling 17 ingevoegd, bevattende de artikelen 1314/38/5 tot 1314/38/7, luidend als volgt: "Onderafdeling 17. - Voorwaarden betreffende het administratief en boekhoudkundig beheer Art. 1314/38/5. Om erkend te worden en vooraleer een gehandicapte persoon op te vangen sluit de dienst een verzekeringspolis: 1° die zijn wettelijke aansprakelijkheid of die van de personen dekt voor wie hij aansprakelijk is indien de begunstigde schade lijdt of veroorzaakt;2° ter dekking van alle schade die door een gerechtigde toegebracht wordt en die zijn burgerlijke aansprakelijkheid niet op het spel zou zetten of van alle schade waarvan hij het slachtoffer zou zijn geweest gedurende zijn verblijf. De verzekeringspolis betreffende 1° moet bepalen dat de begunstigde de hoedanigheid van derde behoudt, en de schade dekken ten belope van minimum 2.478.935,35 euro voor lichamelijke schade en 247.893,53 euro per schadegeval voor materiële schade.

De verzekering betreffende 2° dekt het overlijden voor een minimumbedrag van 2.478,94 euro, de permanente ongeschiktheid tegen een minimumbedrag van 12.394,68 euro en de behandelingskosten tegen een minimumbedrag 2.478,94 euro.

Art. 1314/38/6. Om erkend te worden voldoet de dienst aan de volgende voorwaarden : 1° georganiseerd worden door een overheid, een instelling van algemeen nut, een stichting van algemeen nut of een vereniging zonder winstoogmerk zijn, met een technische, budgettaire en boekhoudkundige autonomie alsook een administratief beheer dat zowel de uitvoering van zijn opdracht als het toezicht erop door het Agentschap mogelijk maakt;2° onder de leiding staan van een directeur, natuurlijke persoon bezoldigd voor die functie en bevoegd om, overeenkomstig een geschreven overdracht van bevoegdheid door de inrichtende macht en onder haar verantwoordelijkheid of die van de directeur-generaal van de administratieve entiteit, het dagelijkse beheer van de dienst waar te nemen hoe dan ook wat betreft : a) de tenuitvoerlegging en opvolging van het dienstproject;b) het personeelsbeheer;c) het financieel beheer;d) de toepassing van de geldende regelgevingen;e) de vertegenwoordiging van de dienst in zijn relaties met het Agentschap;3° onverminderd de bepalingen van artikel 286 van het tweede deel van het decreetgevend deel van het Wetboek maakt de dienst op verzoek van het Agentschap alle bewijsstukken over die vereist worden voor de uitoefening van de controle, meer bepaald de jaarrekeningen, de nodige stukken voor de berekening van de verschillende toelagen, alsmede het vormingsprogramma bedoeld in artikel 1314/38/4;4° de referentie van de door het Agentschap verleende erkenning vermelden op alle akten en overige stukken, publiciteitsfolders en aanplakkingen die van de dienst uitgaan. Als hij door een vereniging zonder winstoogmerk als bedoeld onder 1° ingericht wordt: 1° mag deze niet voor meer dan 1/5 van haar leden samengesteld zijn uit personeelsleden of personen die met hen aanverwant zijn tot de derde graad;2° mag de raad van bestuur niet voor meer dan één derde in elke familie van het totaalaantal bestuurders of van de personen die deel uitmaken van het personeel van de dienst samengesteld zijn uit personen die deel uitmaken van hetzelfde gezin als echtgenoot, wettelijke samenwoners, bloed- of aanverwante tot en met de tweede graad. Er kan een afwijking van de bepalingen bedoeld in lid 2° verleend worden, voor wat betreft de personeelsinspraak, door het beheerscomité op grond van een dossier waarin aangetoond wordt dat bedoelde bepalingen niet aangepast zijn aan het globale project van de dienst.

De technische, budgettaire en boekhoudkundige autonomie bedoeld in het eerste lid, 1°, kan eventueel via de organisatie van een administratieve entiteit verkregen worden.

Betreffende lid 1, 2°, verzoekt het Agentschap, bij een tekortkoming of een onregelmatigheid in de uitvoering van het mandaat toevertrouwd aan de directeur, de inrichtende macht per aangetekend schrijven de nodige maatregelen te nemen.

Het uittreksel uit het strafregister van de directeur en de bestuurders moet vrijgesteld zijn van veroordelingen tot correctionele straffen voor wanbedrijven die onverenigbaar zijn met de functie, of tot criminele straffen.

Art. 1314/38/7. § 1. De opschriften en rekeningennummers die met de activiteiten van de diensten overeenstemmen, worden via omzendbrieven aan de diensten meegedeeld. § 2. De financiële bijdragen die aan de begunstigden of hun wettelijke vertegenwoordigers gevraagd worden, moeten als teruggeïnde kosten geboekt worden.

In het kader van de controle op het gebruik van de toelagen, worden die bijdragen in mindering gebracht van het bedrag van de overeenstemmende lasten.

Ook de toelagen die door de overheid of door de overheid gesubsidieerde liefdadigheidsinstellingen aan de diensten worden toegekend, worden afgetrokken van de overeenkomende lasten die tijdens het boekjaar op een geldige wijze zijn aangerekend. Met deze toelagen wordt slechts rekening gehouden als ze verleend worden om de uitgaven te dekken die in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de toelage. § 3. De beginbalans van elke dienst wordt aan het Agentschap voorgelegd binnen zes maanden na de bekendmaking van het uittreksel van hun erkenningsbesluit in het Belgisch Staatsblad. § 4. Het boekjaar stemt overeen met het kalenderjaar. De jaarrekeningen van elke dienst worden aan het Agentschap overgemaakt uiterlijk dertig juni van het jaar na het boekjaar, samen met het rapport van een bedrijfsrevisor, wiens opdracht erin bestaat de rekeningen te certificeren en, in voorkomend geval, recht te zetten.

De jaarrekeningen gaan ook vergezeld van een volledige lijst van de verbonden entiteiten. De boekhoudingen van die entiteiten kunnen bovendien op verzoek ingekeken worden door de diensten van het Agentschap. § 5. Als diensten door een verbonden entiteit verleend worden, geven de dienstverleners hun aanwezigheid aan in het register van het personeel. ».

Art. 66.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 1, hoofdstuk III, afdeling 4 van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling 18 ingevoegd, bevattende artikel 1314/38/8, luidend als volgt: "Onderafdeling 18. - Voorwaarden betreffende de gebouwen Art. 1314/38/8. De gebouwen en inrichtingen moeten aan de in bijlage 111 bedoelde architecturale normen voldoen.

De gebouwen en installaties bieden de begunstigden toegangsmogelijkheden i.v.m. hun handicap.".

Art. 67.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 2, hoofdstuk III, afdeling 4 van hetzelfde Wetboek wordt een onderafdeling 19 ingevoegd, bevattende artikel 1314/38/9, luidend als volgt: "Onderafdeling 19. - Verplichtingen betreffende de opname van gehandicapte personen van buitenlandse herkomst Art. 1314/38/9. Onverminderd de bepalingen van artikel 315 van het decreetgevend deel van het Wetboek, maakt de dienst jaarlijks een kadaster van de opgevangen personen van buitenlandse herkomst aan het Agentschap over.

Het « kadaster van de opgevangen personen van buitenlandse herkomst » is de lijst van de gehandicapte personen die in de loop van elk werkjaar onthaald worden. Voor elk van hen vermeldt die lijst de naam, de voornaam, de geboortedatum, het geslacht, de nationaliteit, het adres van de woonplaats van de persoon of dat van zijn wettelijke vertegenwoordiger, de overheid (overheden) verantwoordelijk voor de plaatsing en de financiering.

De diensten versturen het in lid 1 bedoelde kadaster, behoorlijk ingevuld aan de hand van het door het Agentschap verstrekte formulier, uiterlijk 31 maart na het afgelopen boekjaar.

Onverminderd artikel 315 van het decreetgevende deel van het Wetboek delen de diensten, om het Agentschap in staat te stellen om de erkenningsvoorwaarden na te gaan, de documenten bedoeld in artikel 474/1 aan het Agentschap mee, volgens de daar bedoelde nadere regels.".

Art. 68.In artikel 1314/81 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « bijlage 102 » vervangen door de woorden « bijlage 45/4 ».

Art. 69.Artikel 1314/90 van hetzelfde Wetboek, vervangen door het besluit van de Waalse Regering van 23 mei 2016, wordt vervangen als volgt: "

Art. 1314/90.De nadere regels voor de controle op de aanwending van de toelagen zijn die bedoeld in de artikelen 474/3 tot 474/5.".

Art. 70.Artikel 1314/91 van hetzelfde Wetboek, vervangen door het besluit van de Waalse Regering van 23 juni 2016, wordt opgeheven.

Art. 71.In deel II, boek V, titel XI van hetzelfde Wetboek, wordt afdeling 4 van hoofdstuk III van subtitel 3, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 14 december 2017 en bevattende de huidige artikelen 1314/110 tot 1314/132, vervangen als volgt: "Onderafdeling 4. - Erkenningsvoorwaarden Onderafdeling 1. - Algemene beginselen

Art. 1314/110.Behalve de erkenningsbeginselen bepaald bij de artikelen 467 en 469, voldoen de diensten aan de erkenningsvoorwaarden bedoeld in de artikelen 1314/112 tot 1314/132/11.

Indien de voorwaarden bedoeld in lid 1 niet vervuld zijn, kan de erkenning opgeschort of ingetrokken dan wel het aantal erkende plaatsen beperkt overeenkomstig dezelfde procedure als waarvan sprake in artikel 475.

Art. 1314/111.Bij de sluiting van een dienst ten gevolge van de intrekking van de erkenning verzoekt het Agentschap elke dienst om samenwerking zodat dringend voor de opvang en het verblijf van de gehandicapte personen kan worden gezorgd.

Onderafdeling 2. - Algemene voorwaarden betreffende de opvang van gebruikers

Art. 1314/112.De dienst voert de regelingen uit, die het respect van het privéleven van de persoon mogelijk maken, alsook van zijn ideologische, filosofische en religieuze overtuigingen, en van het goed zedelijk gedrag. Hij verzekert hem een bevoegde begeleiding die aan zijn behoeften aangepast is, alsook kwaliteitsvolle levensomstandigheden met het oog op een zorgzame aandacht voor zijn welzijn, zijn behoeften en zijn wensen.

Art. 1314/113.De families, vrienden en naasten wier aanwezigheid gevraagd wordt door de persoon of, in voorkomend geval, zijn wettelijke vertegenwoordiger, hebben een toegangsrecht tot de dienst in aangepaste en vriendelijke plaatsen.

Art. 1314/114.Om regelmatig in contact te kunnen komen met hun families en de inclusie te bevorderen door de inzet van nieuwe informaticatechnologieën, worden communicatiemiddelen zoals telefoon, computer en internet ter beschikking van de gebruikers gesteld. Bij ieder contact wordt een respectvolle omgang met de intimiteit en het vertrouwelijk karakter ervan gevrijwaard.

Art. 1314/115.Met respect voor het zelfbeschikkingsprincipe van de persoon en rekening houdend met de grenzen van het medisch geheim, garandeert de dienst aan de persoon of diens wettelijke vertegenwoordiger in voorkomend geval of aan zijn familie exacte en tijdige informatie over iedere vraag in verband met de opvang en het verblijf van die persoon en in het bijzonder met diens gezondheidstoestand.

Art. 1314/116.De residentiële dienst is in staat om de begunstigden vierentwintig uur op vierentwintig en driehonderdvijfenzestig dagen per jaar op te vangen of te huisvesten.

Onderafdeling 3. - Voorwaarden betreffende het Handvest

Art. 1314/117.De dienst werkt een waardenhandvest uit opgemaakt op basis van de referentiebeginselen vermeld in bijlage 117/1. Dit wordt bij de documenten voor de opvang gevoegd, en aangeplakt bij de ingang van de dienst en op verschillende zichtbare plaatsen in de dienst.

Onderafdeling 4. - Voorwaarden betreffende het dienstproject

Art. 1314/118.De diensten baseren hun beheer op een dienstproject uitgewerkt volgens de nadere regels van artikel 469/2, § 1.

Onderafdeling 5. - Voorwaarden betreffende het activiteitenverslag

Art. 1314/119.De dienst maakt jaarlijks uiterlijk 30 juni het activiteitenverslag aan het Agentschap over.

Het activiteitenverslag wordt op grond van het plan vermeld in bijlage 117/4 gestructureerd.

Alle personeelsleden van de dienst, de gebruikers of, in voorkomend geval, hun wettelijke vertegenwoordigers, worden in kennis gesteld van het jaarlijkse activiteitenverslag van de dienst. Deze documenten worden hen bovendien voortdurend ter inzage gelegd.

Onderafdeling 6. - Voorwaarden betreffende de opvangovereenkomst

Art. 1314/120.Elke verzorging wordt ondergeschikt gemaakt aan de voorafgaandelijke ondertekening van een overeenkomst tussen de beheerder en de persoon of, in voorkomend geval, zijn wettelijke vertegenwoordiger, waarin minstens de elementen bedoeld in bijlage 117/5 vermeld worden.

Onderafdeling 7. - Voorwaarden met betrekking tot de dossiers van de gebruikers

Art. 1314/121.Alle erkende diensten houden een dossier van de persoon bij dat de volgende elementen omvat: 1° kennis, bekwaamheden, potentialiteiten en verlangens van de persoon;2° lichamelijke en geestelijke gezondheid;3° sociaal en familiaal leven van de persoon.

Art. 1314/122.De medische balans bevat de doktersattesten en medische onderzoeksprotocollen of de voor zijn verzorging nuttige documenten die de persoon bij zijn opname heeft overgelegd, alsook alle stukken die opgemaakt worden tijdens zijn verblijf in de dienst. De medische inspectie van het Agentschap of de medische inspectie van de buitenlandse publieke overheid kan inzage in het medisch dossier krijgen.

Art. 1314/123.Het dossier van de persoon volgt hem bij reoriëntatie naar een andere dienst en rekening houdend met de regels inzake beroepsgeheim en gegevensbescherming.

Onderafdeling 8. - Voorwaarden betreffende de individuele projecten

Art. 1314/124.§ 1. De dienst biedt de persoon een individueel project dat aan zijn behoeften, bekwaamheden en verlangens aangepast is. § 2. De dienst werkt een individueel project uit voor elke gebruiker en formaliseert het. Dat individuele project wordt uitgewerkt in samenwerking met de persoon of, in voorkomend geval, zijn wettelijke vertegenwoordiger, zijn gezin en alle interne en externe interveniënten. Het bevat minstens: 1° de identiteitsgegevens van de begunstigde: 2° de te halen doelstellingen;3° de aangewende methode en de gebruikte concrete middelen om zijn doelstellingen te halen;4° iedere persoon op wie een beroep kan worden gedaan;5° de evaluatieprocedure en de vervaldatum ervan. Het project wordt voor de eerste keer binnen zes maanden, te rekenen vanaf de opvang binnen de dienst, opgemaakt. § 3. Om het individuele project te ontwikkelen, voert de dienst een globale evaluatie van de persoon uit, waarbij minstens de volgende leefgebieden behandeld worden: 1° de autonomie;2° de huishoudelijke vaardigheden;3° de kleuter- en schoolvaardigheden;4° de beroepsvaardigheden;5° de werkpunten in het gedrag;6° de sensomotorische ontwikkeling;7° de socialisatie;8° de gezondheid en de hygiëne;9° de communicatie;10° het affectieve en seksuele leven. Onderafdeling 9. - Voorwaarden met betrekking tot de interne communicatiemiddelen

Art. 1314/125.In een communicatiemiddel worden door de dienst alle nuttige inlichtingen opgetekend ten behoeve van de educatieve teams.

De informatie bedoeld in lid 1 vermeldt alle nodige opmerkingen om de continuïteit van de nodige en gepaste prestaties te verzekeren aan de verschillende gebruikers. Een specifiek luik is bestemd voor de informatie betreffende hun gezondheid en hun veiligheid.

Art. 1314/126.In een communicatiemiddel worden door de dienst alle nuttige inlichtingen opgetekend ten behoeve van de zorgteams om de continuïteit en de kwaliteit van de zorgen, verstrekt aan de verschillende gebruikers, te verzekeren.

De informatie bedoeld in lid 1 met betrekking tot de gezondheid van de gebruikers staat onder het toezicht van een coördinerend arts of de verpleegkundige dienst, wier prestatievolume aangepast is aan een optimale zorgopdrachtenuitvoering ter garantie van de veiligheid, de gezondheid en het welzijn van de personen.".

Art. 72.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 3 van hetzelfde Wetboek wordt in afdeling 4 van hoofdstuk III een onderafdeling 10 ingevoegd, bevattende artikel 1314/127, luidend als volgt: "Onderafdeling 10. - Algemene voorwaarden betreffende de opvang van een nieuwe gebruiker

Art. 1314/127.De opvang van een nieuwe gebruiker maakt het voorwerp uit van een procedure bestemd om in te spelen op de specifieke behoeften die gebonden zijn aan die bijzondere periode.

Voor de nieuwe gebruiker heeft deze procedure met name tot doel: 1° hem iedere nuttige informatie meedelen voor zijn welzijn en zijn integratie op de dienst;2° hem op regelmatige wijze te begeleiden om hem te helpen zijn nieuw milieu te ontdekken en om zijn integratie op de beste manier te bevorderen;3° bekend te worden met de nodige aanpassingen om zo goed mogelijk rekening te houden met zijn behoeften en wensen. Voor de familie en de naasten heeft deze procedure tot doel: 1° de uitwisselingen tot stand te brengen om zoveel mogelijk nuttige informatie te verzamelen teneinde rekening te houden met de specifieke behoeften van de nieuwe gebruiker;2° hun de nuttige informatie te verstrekken over de voorwaarden waaronder de nieuwkomer wordt verwelkomd;3° af te spreken met wie indien nodig contact moet worden opgenomen. Voor de beroepsmatige gebruikers heeft deze procedure met name tot doel: 1° hen onmiddellijk, en indien mogelijk vóór de aankomst van de persoon, in te kennis te stellen van alle bekende feiten die hem betreffen en die betrekking hebben op de in artikel 1314/124, § 3, bedoelde levensgebieden, en met name op die welke zijn gezondheid betreffen;2° het personeelslid aan te wijzen dat verantwoordelijk is voor het verzamelen van deze informatie bij de naasten van de nieuwkomer en bij de beroepsmatige gebruikers die hem in zijn vorige trajecten hebben begeleid; 3° hen op de hoogte te brengen van contacten tussen naasten en andere medewerkers waarmee contact moet worden opgenomen in geval van vragen of informatiebehoeften.".

Art. 73.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 3 van hetzelfde Wetboek wordt in afdeling 4 van hoofdstuk III een onderafdeling 11 ingevoegd, bevattende artikel 1314/128, luidend als volgt: "Onderafdeling 11. - Voorwaarden betreffende de activiteiten

Art. 1314/128.§ 1. De activiteiten worden aangepast aan de behoeften, bekwaamheden en verlangens van de personen.

De dienst zorgt voor een optimale begeleiding op educatief, psychologisch en sociaal vlak, die aangepast is aan hun behoeften met het oog op de sociale, culturele of professionele integratie van de persoon. Daarvoor stelt hij afwisselende en aan iedereen aangepaste activiteiten voor, waarbij de nadruk wordt gelegd op valoriserende activiteiten die bij voorkeur buiten de inrichting worden georganiseerd. § 2. De dienst voorziet, uitgezonderd de onder toezicht staande huisvestings- en residentiële nachtdiensten, in de nodige instrumenten om de dagelijkse activiteiten die hij zowel binnen als buiten de instelling organiseert, te beheren. Ze zijn voor iedereen toegankelijk en maken het mogelijk ten minste de volgende elementen te identificeren: 1° de plaats van de activiteit;2° de datum van de activiteit; 3° de deelnemers en het betrokken begeleidingspersoneel.".

Art. 74.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 3 van hetzelfde Wetboek wordt in afdeling 4 van hoofdstuk III een onderafdeling 12 ingevoegd, bevattende artikel 1314/129, luidend als volgt: "Onderafdeling 12. - Voorwaarden betreffende de maaltijden

Art. 1314/129.De bewoners krijgen drie maaltijden per dag. Behoudens gewettigde uitzondering moet één van die maaltijden een volledige warme maaltijd zijn. De voeding is gezond en gevarieerd en wordt aan de toestand van de persoon aangepast. Ze leeft de kwaliteitsregels betreffende de voeding van de personen na. De door de huisarts voorgeschreven diëten worden in acht genomen. Voor minstens twee maaltijden per dag zijn twee menu's naar keuze of alternatieven voorzien rekening houdende met de wensen van de bewoners.

Er wordt een register bijgehouden waarin minstens de lijst van de menu's van de afgelopen maand voorkomt. Dit register is voortdurend toegankelijk voor de met de controle belaste personeelsleden.".

Art. 75.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 3 van hetzelfde Wetboek wordt in afdeling 4 van hoofdstuk III een onderafdeling 13 ingevoegd, bevattende artikel 1314/130, luidend als volgt: "Onderafdeling 13. - Voorwaarden betreffende de raad van gebruikers

Art. 1314/130.Binnen elke dienst dient een uit gebruikers bestaande raad opgericht te worden die ermee belast is alle voorstellen te formuleren m.b.t. de levenskwaliteit en de praktische organisatie van de opvang of van de huisvesting van de gebruikers.

De gebruikersraad bestaat uit ten minste drie leden waaronder de voorzitter die uit zijn midden gekozen is. Hij vergadert minstens één keer per kwartaal. De dienst zorgt ervoor dat de lijst van de leden van de raad aan de gebruikers en aan hun wettelijke vertegenwoordigers overgelegd wordt.

Een personeelslid zorgt voor de animatie en neemt het secretariaat van de raad van gebruikers waar, maakt de notulen van de vergaderingen op en neemt ze op in een register dat daartoe voorzien wordt.

De verantwoordelijken van de dienst verstrekken de raad van gebruikers elke informatie die nuttig is om aan het dienstproject deel te nemen.

Tussen de raad van gebruikers en de dienst wordt overleg gepleegd voor de wijzigingen in het huishoudelijk reglement alsook voor de belangrijke wijzigingen van de algemene levensomstandigheden.

De dienst bepaalt deelnamemodaliteiten die aangepast worden aan de kenmerken van de gebruikers.".

Art. 76.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 3 van hetzelfde Wetboek wordt in afdeling 4 van hoofdstuk III een onderafdeling 14 ingevoegd, bevattende artikel 1314/131, luidend als volgt: "Onderafdeling 14. - Voorwaarden betreffende de kwaliteit van de prestaties geboden aan de gebruikers

Art. 1314/131.De dienst gaat uiterlijk na afloop van het vierde jaar van het doelstellingencontract over tot de evaluatie van de kwaliteit van zijn prestaties, in overleg met de gebruikers, hun naasten en het team zorgverstrekkers. De evaluatie kan intern of met een derde instelling uitgevoerd worden.

De methodologie van die evaluatie bepaalt minstens: 1° hoe de dienst systematisch gegevens over de kwaliteit van de aan individuele personen verleende prestaties verzamelt en registreert;2° hoe de dienst de onder 1° vermelde gegevens gebruikt om doelstellingen inzake kwaliteitsverbetering te formuleren en het dienstenproject aan te passen;3° de strategie en het tijdschema die de dienst volgt om de doelstellingen bedoeld in 2° te bereiken;4° hoe en hoe vaak de dienst beoordeelt of de doelstellingen zijn bereikt;5° de verbeteringsacties die de dienst onderneemt wanneer een doelstelling niet wordt bereikt;6° hoe de dienst de door het Agentschap aanbevolen kwaliteiten integreert. De resultaten van de auto-evaluatie worden ter kennis gebracht van de inrichtende macht, alle personeelsleden van de dienst, de gebruikers of, in voorkomend geval, hun wettelijke vertegenwoordigers.".

Art. 77.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 3 van hetzelfde Wetboek wordt in afdeling 4 van hoofdstuk III een onderafdeling 15 ingevoegd, bevattende artikel 1314/132, luidend als volgt: "Onderafdeling 15. - Voorwaarden met betrekking tot de behandeling van de bezwaren

Art. 1314/132.De dienst organiseert een proces voor de behandeling van de bezwaren geformuleerd door de gebruikers en hun naasten i.v.m. de prestaties die de dienst hun biedt.

Dienst wijst minstens één referent aan onder de personeelsleden. Diens rol en identiteit worden omschreven en minstens bij aanplakking bij het onthaal en verschillende voor alle gebruikers van de dienst zichtbare plaatsen medegedeeld. De voordracht wordt door de raad der gebruikers goedgekeurd.".

Art. 78.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 3, hoofdstuk III, afdeling 4, van hetzelfde Wetboek worden een onderafdeling 16 ingevoegd, bevattende de artikelen 1314/132/1 tot 1314/132/7, luidend als volgt: "Onderafdeling 16. - Voorwaarden betreffende het personeel Art. 1314/132/1. Het personeel van de diensten voldoet aan de kwalificatienormen waarin bijlage 98 voorziet.

De dienst stelt de voor eensluidend verklaarde afschriften van de diploma's van de personeelsleden ter beschikking van het Agentschap.

Bij hun indienstneming moeten de personeelsleden van de diensten een uittreksel uit het strafregister aan de dienst overleggen dat vrijgesteld is van veroordelingen tot correctionele straffen voor wanbedrijven die onverenigbaar zijn met de functie, of tot criminele straffen.

Art. 1314/132/2. De diensten moeten voldoen aan de in de bijlagen 106, 107 en 108 bedoelde personeelsnormen.

In een administratieve entiteit, zoals bedoeld in artikel 1314/97, 5°, worden de in bijlage 106 en 107 bedoelde kwantitatieve normen per dienst opgeteld en gecontroleerd door het totaal op te maken van het personeel aangesteld bij de verschillende betrokken diensten.

Art. 1314/132/3. In geen geval worden de prestaties van personeelsleden gefinancierd door het RIZIV of elke andere Belgische openbare overheid in aanmerking genomen voor de berekening van de naleving van de begeleidingsnormen.

Art. 1314/132/4. De dienst zorgt voortdurend voor een effectieve directie. Als de directeur niet aanwezig is, kan een daartoe gemachtigd personeelslid de nuttige maatregelen nemen in noodgevallen en inspelen zowel op de externe als op de interne aanvragen.

Art. 1314/132/5. Naast de in deze afdeling bepaalde begeleidingsnormen wordt de multidisciplinariteit van de teams in de diensten, erkend om meer dan vijftien personen te huisvesten, verzekerd door de aanwezigheid van werknemers die minstens 3 van de 4 volgende kwalificaties hebben: psycholoog of psychopedagoog, opvoeder, maatschappelijk assistent, paramedisch.

Art. 1314/132/6. De beheerders voorzien, onder hun verantwoordelijkheid, in de nachtbegeleiding om te zorgen voor de veiligheid van de gebruikers alsook voor hun welzijn en rekening houdend met hun handicap en de indeling van de ruimtes.

Behoudens in de onder toezicht staande huisvestingsdiensten bestaat de nachtbegeleiding minstens uit: 1° één personeelslid : 2° twee personeelsleden in de paviljoenstructuren met meer dan dertig personen in het totaal. De nachtbegeleiding wordt permanent verzekerd tussen het vertrek en de terugkeer van de dagploeg. Het personeel dat `s nachts aanwezig is, voldoet aan de kwalificatie en bevoegdheidsvoorwaarden van het educatieve personeel.

Art. 1314/132/7. § 1. Op grond van het project van de dienst bedoeld in artikel 469/2, § 1, stelt de dienst een personeelsopleidingprogramma op voor minimum drie jaar.

Het plan bedoeld in lid 1, dat opgemaakt wordt na een debat tussen de betrokken actoren, bepaalt de nagestreefde doelstellingen. Het omschrijft de banden tussen de globale omgeving van de dienst, de dynamiek van het project van de dienst en de ontwikkeling van de vaardigheden van het personeel. Het bepaalt de criteria, de wijze en de periodiciteit van de evaluatie van bedoelde drie aspecten, alsook de voorzieningen die tot stand gebracht worden voor de voortgezette vorming van het educatieve personeel.

Het plan bedoeld in lid 1 voorziet in de permanente vormingsactiviteiten waaraan de opvoeders-groepsleiders, de onderdirecteurs en de directeurs minstens twee dagen per jaar moeten deelnemen.

Het plan bedoeld in lid 1 omvat noodzakelijkerwijze modules gericht op de goede behandeling.

Wat betreft het personeel van de diensten die onder de plaatselijke besturen en de provincies ressorteren, ligt het in het eerste lid bedoelde vormingsplan in de lijn van het vormingsplan dat werd uitgewerkt op initiatief van de gewestelijke vormingsraad, ingesteld bij het decreet van 6 mei 1999 tot oprichting van de gewestelijke vormingsraad voor de personeelsleden van de plaatselijke en provinciale besturen van Wallonië.".

Art. 79.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 3, hoofdstuk III, afdeling 4, van hetzelfde Wetboek worden een onderafdeling 17 ingevoegd, bevattende de artikelen 1314/132/8 tot 1314/132/10, luidend als volgt: "Onderafdeling 17. - Voorwaarden betreffende het administratief en boekhoudkundig beheer Art.1314/132/8. Om erkend te worden en vooraleer een gehandicapte persoon op te vangen sluit de dienst een verzekeringspolis: 1° die zijn wettelijke aansprakelijkheid of die van de personen dekt voor wie hij aansprakelijk is indien de begunstigde schade lijdt of veroorzaakt;2° ter dekking van alle schade die door een gerechtigde toegebracht wordt en die zijn burgerlijke aansprakelijkheid niet op het spel zou zetten of van alle schade waarvan hij het slachtoffer zou zijn geweest gedurende zijn verblijf. De verzekeringspolis betreffende 1° moet bepalen dat de begunstigde de hoedanigheid van derde behoudt, en de schade dekken ten belope van minimum 2.478.935,35 euro voor lichamelijke schade en 247.893,53 euro per schadegeval voor materiële schade.

De verzekering betreffende 2° dekt het overlijden voor een minimumbedrag van 2.478,94 euro, de permanente ongeschiktheid tegen een minimumbedrag van 12.394,68 euro en de behandelingskosten tegen een minimumbedrag 2.478,94 euro.

Art.1314/132/9. Om erkend te worden, moet de dienst : 1° georganiseerd worden door een overheid, een instelling van algemeen nut, een stichting van algemeen nut of een vereniging zonder winstoogmerk zijn, met een technische, budgettaire en boekhoudkundige autonomie alsook een administratief beheer dat zowel de uitvoering van zijn opdracht als het toezicht erop door het Agentschap mogelijk maakt;2° onder de leiding staan van een directeur, natuurlijke persoon bezoldigd voor die functie en bevoegd om, overeenkomstig een geschreven overdracht van bevoegdheid door de inrichtende macht en onder haar verantwoordelijkheid of die van de directeur-generaal van de administratieve entiteit, het dagelijkse beheer van de dienst waar te nemen hoe dan ook wat betreft : a) de tenuitvoerlegging en opvolging van het dienstproject;b) het personeelsbeheer;c) het financieel beheer;d) de toepassing van de geldende regelgevingen;e) de vertegenwoordiging van de dienst in zijn relaties met het Agentschap;3° onverminderd de bepalingen van artikel 286 van het tweede deel van het decreetgevend deel van het Wetboek maakt de dienst op verzoek van het Agentschap alle bewijsstukken over die vereist worden voor de uitoefening van de controle, meer bepaald de jaarrekeningen, de nodige stukken voor de berekening van de verschillende toelagen, alsmede het vormingsprogramma bedoeld in artikel 1314/132/7;4° de referentie van de door het Agentschap verleende erkenning vermelden op alle akten en overige stukken, publiciteitsfolders en aanplakkingen die van de dienst uitgaan. Als hij door een vereniging zonder winstoogmerk als bedoeld onder 1° ingericht wordt: a) mag deze niet voor meer dan 1/5 van haar leden samengesteld zijn uit personeelsleden of personen die met hen aanverwant zijn tot de derde graad;b) mag de raad van bestuur niet voor meer dan één derde in elke familie van het totaalaantal bestuurders of van de personen die deel uitmaken van het personeel van de dienst samengesteld zijn uit personen die deel uitmaken van hetzelfde gezin als echtgenoot, wettelijke samenwoners, bloed- of aanverwante tot en met de tweede graad. Er kan een afwijking van de bepalingen bedoeld in lid 2° verleend worden, voor wat betreft de personeelsinspraak, door het beheerscomité op grond van een dossier waarin aangetoond wordt dat bedoelde bepalingen niet aangepast zijn aan het globale project van de dienst.

De technische, budgettaire en boekhoudkundige autonomie bedoeld in het eerste lid, 1°, kan eventueel via de organisatie van een administratieve entiteit verkregen worden.

Betreffende lid 1, 2°, verzoekt het Agentschap, bij een tekortkoming of een onregelmatigheid in de uitvoering van het mandaat toevertrouwd aan de directeur, de inrichtende macht per aangetekend schrijven de nodige maatregelen te nemen.

Het uittreksel uit het strafregister van de directeur en de bestuurders moet vrijgesteld zijn van veroordelingen tot correctionele straffen voor wanbedrijven die onverenigbaar zijn met de functie, of tot criminele straffen.

Art.1314/132/10. § 1. De door het Agentschap erkende diensten houden de boeken overeenkomstig de wetgeving op de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen en de uitvoeringsbesluiten ervan.

De inhoud en de presentatie van het genormaliseerde minimale boekhoudplan beantwoorden aan het volledige schema van de jaarrekeningen met balans, resultatenrekeningen en bijlagen overeenkomstig de wetgeving met betrekking tot de boekhouding en de jaarrekeningen van de ondernemingen en overeenkomstig de uitvoeringsbesluiten ervan. De opschriften en rekeningennummers die met de activiteiten van de diensten overeenstemmen, worden via omzendbrieven aan de diensten meegedeeld. § 2. De financiële bijdragen die aan de begunstigden of hun wettelijke vertegenwoordigers gevraagd worden, moeten als teruggeïnde kosten geboekt worden.

In het kader van de controle op het gebruik van de toelagen, worden die bijdragen in mindering gebracht van het bedrag van de overeenstemmende lasten.

Ook de toelagen die door de overheid of door de overheid gesubsidieerde liefdadigheidsinstellingen aan de diensten worden toegekend, worden afgetrokken van de overeenkomende lasten die tijdens het boekjaar op een geldige wijze zijn aangerekend. Met deze toelagen wordt slechts rekening gehouden als ze verleend worden om de uitgaven te dekken die in aanmerking worden genomen voor de vaststelling van de toelage. § 3. De beginbalans van elke dienst wordt aan het Agentschap voorgelegd binnen zes maanden na de bekendmaking van het uittreksel van hun erkenningsbesluit in het Belgisch Staatsblad. § 4. Het boekjaar stemt overeen met het kalenderjaar. De jaarrekeningen van elke dienst worden aan het Agentschap overgemaakt uiterlijk dertig juni van het jaar na het boekjaar, samen met het rapport van een bedrijfsrevisor, wiens opdracht erin bestaat de rekeningen te certificeren en, in voorkomend geval, recht te zetten.

De jaarrekeningen gaan ook vergezeld van een volledige lijst van de verbonden entiteiten. De boekhoudingen van die entiteiten kunnen bovendien op verzoek ingekeken worden door de diensten van het Agentschap. § 5. Als diensten door een verbonden entiteit verleend worden, geven de dienstverleners hun aanwezigheid aan in het register van het personeel. ».

Art. 80.In deel II, boek V, titel XI, subtitel 3 van hetzelfde Wetboek wordt in afdeling 4 van hoofdstuk III een onderafdeling 18 ingevoegd, bevattende artikel 1314/132/11, luidend als volgt: "Onderafdeling 18. - Voorwaarden betreffende de gebouwen Art.1314/132/11. De gebouwen en inrichtingen moeten aan de in bijlage 111 bedoelde architecturale normen voldoen.

De gebouwen en installaties bieden de begunstigden toegangsmogelijkheden i.v.m. hun handicap.".

Art. 81.De inleidende zin van artikel 1314/162 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "De subsidie dekt :".

Art. 82.In artikel 1314/169 van hetzelfde Wetboek worden de woorden « bijlage 102 » vervangen door de woorden « bijlage 45/4 ».

Art. 83.De bepaling van artikel 1314/178 van hetzelfde Wetboek worden vervangen als volgt: "De nadere regels voor de controle op de aanwending van de toelagen zijn die bedoeld in de artikelen 474/3 tot 474/5.".

Art. 84.Artikel 1314/179 van hetzelfde Wetboek wordt vervangen als volgt: "

Art. 1314/179.§ 1. Het Agentschap vergewist zich van de naleving van de regels voor de toekenning en het gebruik van de toelagen. § 2. De financiële bijdrage die van de gebruikers verlangd wordt, bedoeld in artikel 1314/181, § 1 en § 2, wordt door de diensten gebruikt voor de financiering van de in aanmerking komende lasten. § 3. De perken van de toelaatbaarheid van de lasten worden nader bepaald in de bijlagen 45/3 en 45/4.".

Art. 85.Artikel 1339 van hetzelfde Wetboek, vervangen door het besluit van de Waalse Regering van 24 mei 2014, wordt vervangen als volgt: "

Art. 1339.Binnen de perken van de beschikbare kredieten, komen de erkende diensten in aanmerking voor: 1° een jaarlijkse subsidie berekend op basis van de personeels- en werkingskosten;2° wat betreft de diensten georganiseerd door een privé-inrichtende macht, een specifieke subsidie berekend overeenkomstig akkoorden voor de niet-commerciële sector waarbij zijn toegekend: a) de compenserende betrekkingen ingevolge de toekenning van drie bijkomende verlofdagen;b) de loonsverhoging die resulteert uit de opwaardering van de lastige uren. De nadere regels voor de controle op de aanwending van de toelagen zijn die bedoeld in de artikelen 474/3 tot 474/5.".

Art. 86.Artikel 1348 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 87.Artikel 1367 van hetzelfde Wetboek wordt opgeheven.

Art. 88.In artikel 1369/45 van hetzelfde Wetboek wordt de bepaling van de eerste paragraaf vervangen door volgende bepaling: " § 1. Om de vier jaar gaat de dienst over tot de evaluatie van de kwaliteit van zijn prestaties in overleg met de gebruikers, hun naasten en het team van interveniënten.".

Art. 89.De bepaling van artikel 1369/52 van hetzelfde Wetboek worden vervangen als volgt: "Naast de in deze afdeling bepaalde begeleidingsnormen wordt de multidisciplinariteit van de teams in de diensten, erkend om meer dan vijftien personen te huisvesten, verzekerd door de aanwezigheid van werknemers die minstens 3 van de 4 volgende kwalificaties hebben: psycholoog of psychopedagoog, opvoeder, maatschappelijk assistent, paramedisch.".

Art. 90.In artikel 1377 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "71" en "102" respectievelijk vervangen door de woorden "45/3" en "45/4".

Art. 91.In artikel 1378 van hetzelfde Wetboek worden "71" vervangen door de woorden "45/4".

Art. 92.In artikel 1379 van hetzelfde Wetboek worden de woorden "70" en "71" respectievelijk vervangen door de woorden "45/3" en "45/4".

Art. 93.In hetzelfde Wetboek, Tweede deel, Boek V, Titel XIV, worden de artikelen 1394/19 tot 1394/20 ingevoegd, luidend als volgt: "

Art. 1394/19.De eerste zesjarenperiode betreffende de dienstprojecten bedoeld in artikel 469/2, § 1, vangt aan op 1 januari 2021 en eindigt op 31 december 2026 voor de op datum van inwerkingtreding van dit besluit door het Agentschap erkende of gemachtigde diensten. De daaropvolgende perioden volgen elkaar op in tijdvakken van zes jaar.

Afwijkend vangt de periode voor de dienstprojecten bedoeld in artikel 469/2, § 1, voor de diensten die door het Agentschap worden erkend of gemachtigd in de loop van een zesjarenperiode, op de datum van erkenning of machtiging van de overname en eindigt wanneer bovenbedoelde zesjarenperiode vervalt.

Art. 1394/20.Van de administratieve diensten en entiteiten die op datum van 31 december 2018 aan het einde gekomen zijn van het eerste of het twee jaar van periodes voor de controle van de aanwending van subsidies op basis van een driejarenperiode wordt bedoelde periode voor de controle van de aanwending van de subsidies uitgesteld tot na afloop van de eerste zesjarenperiode bedoeld in artikel 474/3, § 1.

De administratieve diensten en entiteiten die op datum van 31 december 2018 op het einde gekomen zijn van een periode voor de controle van de aanwending van de subsidies waarbij tot een terugvordering ervan is geconcludeerd, mogen een plan tot bestemming aan de reserves voor een doelstellingencontract voorleggen voor dat bedrag, met inachtneming van de nadere regels bedoeld in artikel 469/3.".

Art. 94.Artikel 1394/6 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 december 2015 en vervangen bij het besluit van de Waalse Regering van 14 december 2016, wordt opgeheven.

Art. 95.In hetzelfde Wetboek worden opgeheven: 1° bijlage 46;2° bijlage 50;3° bijlage 51;4° bijlage 53;5° bijlage 56;6° bijlagen 60 en 61;7° bijlage 65;8° bijlagen 70 en 71;9° bijlage 75;10° bijlagen 78 en 79;11° bijlage 81;12° bijlagen 83/3 en 83/4;13° bijlagen 83/16 en 83/17;14° bijlage 97, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 23 juni 2016;15° bijlage 99, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 23 juni 2016;16° bijlage 102;17° bijlage 114/1;18° bijlage 114/6, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 23 juni 2016.

Art. 96.In hetzelfde Wetboek wordt het opschrift van bijlage 52 vervangen als volgt: "Weddeschalen nader bepaald in bijlage 104".

Art. 97.Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2019 behalve de artikelen 49 tot 56, 63 tot 67 en 71 tot 80, die in werking treden 30 dagen na verschijning ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art. 98.De Minister bevoegd voor het gehandicaptenbeleid is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 25 april 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Sociale Actie, Gezondheid, Gelijke Kansen, Ambtenarenzaken en Administratieve vereenvoudiging, A. GREOLI .

^