Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 25 februari 1999
gepubliceerd op 27 maart 1999

Besluit van de Waalse Regering betreffende de behandeling van stedelijk afvalwater

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
1999027239
pub.
27/03/1999
prom.
25/02/1999
ELI
eli/besluit/1999/02/25/1999027239/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

25 FEBRUARI 1999. - Besluit van de Waalse Regering betreffende de behandeling van stedelijk afvalwater


De Waalse Regering, Gelet op Richtlijn 91/271/EEG van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater, gewijzigd bij Richtlijn 98/15/EG van 27 februari 1998;

Gelet op het decreet van 7 oktober 1985 inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling, inzonderheid op de artikelen 3 en 46;

Gelet op het advies van de Watercommissie, gegeven op 3 februari 1999;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de termijn voor de omzetting van Richtlijn 98/15/EG van 27 februari 1998 tot wijziging van Richtlijn 91/271/EEG van 21 mei 1991 inzake de behandeling van stedelijk afvalwater sinds 30 september 1998 verstreken is;

Op de voordracht van de Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw, Besluit :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "decreet" : het decreet van 7 oktober 1985 inzake de bescherming van het oppervlaktewater tegen vervuiling;2° "Minister" : de Minister van de Waalse Regering die voor het waterbeleid bevoegd is;3° "bestuur" : het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van het Waalse Gewest;4° "stedelijk afvalwater" : huishoudelijk afvalwater of het mengsel van huishoudelijk afvalwater en industrieel afvalwater en/of afvloeiend hemelwater;5° "agglomeratie" : gebied waar de bevolking en/of de economische activiteiten voldoende geconcentreerd zijn om stedelijk afvalwater op te vangen en naar een gemeenschappelijke waterzuiveringsinstallatie of een definitieve lozingsplaats af te voeren;6° "gemeenschappelijke waterzuiveringsinstallatie" : zuiveringsinstallatie voor de behandeling van stedelijk afvalwater van een agglomeratie;7° "opvangsysteem" : geheel van de rioleringen, werken en verzamelleidingen die stedelijk afvalwater opvangen en naar een gemeenschappelijke waterzuiveringsinstallatie of een definitieve lozingsplaats afvoeren; 8° "inwonerequivalent" of, afgekort, i.e. : biologisch afbreekbare organische belasting met een biochemisch zuurstofverbruik gedurende 5 dagen (BZV5) van 60 g zuurstof per dag; 9° "eutrofiëring" : verrijking van het water door nutriënten, vooral stikstof- en/of fosforverbindingen, die leidt tot een versnelde groei van algen en hogere plantaardige levensvormen met als gevolg een ongewenste verstoring van het evenwicht tussen de verschillende in het water aanwezige organismen en een verslechtering van de waterkwaliteit;10° "toereikende behandeling" : behandeling van geloosd stedelijk afvalwater door middel van een proces en/of afvoersysteem waardoor het ontvangende oppervlaktewater de kwaliteitsdoelstellingen haalt en aan de relevante bepalingen van dit besluit voldoet;11° "primaire behandeling" : behandeling van stedelijk afvalwater door middel van een fysisch en/of chemisch proces van bezinking van gesuspendeerde stoffen, of andere processen waarbij het BZV 5 van het inkomende afvalwater vóór de lozing met ten minste 20 % wordt verminderd en de totale hoeveelheid gesuspendeerde stoffen in het inkomende afvalwater met ten minste 50 % wordt verminderd;12° "secundaire behandeling" : behandeling van stedelijk afvalwater door middel van een proces waarbij in het algemeen biologische behandeling met secundaire bezinking plaatsvindt of een ander proces dat het mogelijk maakt de in bijlage I vermelde eisen in acht te nemen;13° "tertiaire behandeling" : behandeling die de secundaire behandeling aanvult en het mogelijk maakt de in bijlage II vermelde normen in acht te nemen;14° "bevoegde zuiveringsinstelling" : de overeenkomstig artikel 17 van het decreet erkende vereniging van gemeenten in het ambtsgebied waarvan de betrokken agglomeratie gelegen is.

Art. 2.Naast de gebieden aangewezen overeenkomstig artikel 2 van het besluit van 15 oktober 1998 houdende reglementering van de opvang van stedelijk afvalwater, erkent de Minister ook de watermassa's die gelegen zijn in oppervlaktewatergebieden waarvoor een tertiaire behandeling vereist is, als kwetsbaar gebied.

De gebieden die als kwetsbaar aangewezen zijn krachtens artikel 2 van het besluit van 15 oktober 1998 houdende reglementering van de opvang van stedelijk afvalwater en krachtens het eerste lid van dit artikel, worden ten minste om de vier jaar herzien. De volgende herziening vindt plaats uiterlijk op 31 december 2000.

Voor gebieden die als kwetsbaar aangewezen worden na een overeenkomstig het vorige lid uitgevoerde herziening, moet het stedelijk afvalwater, uiterlijk binnen zeven jaar na de datum van de aanwijzing, een tertiaire behandeling ondergaan.

Art. 3.§ 1. Stedelijk afvalwater van agglomeraties waarvan de vuilvracht hoger is dan 2.000 i.e., moet, vooraleer geloosd te worden, een secundaire behandeling ondergaan, met inachtneming van de volgende termijnen : 1° uiterlijk 31 december 2000 voor lozingen in agglomeraties met meer dan 15.000 i.e.; 2° uiterlijk 31 december 2005 voor lozingen in agglomeraties met 10.000 tot 15.000 i.e.; 3° uiterlijk 31 december 2005 voor lozingen uit agglomeraties met 2.000 tot 10.000 i.e. § 2. Stedelijk afvalwater van agglomeraties waarvan de vuilvracht hoger is dan 10.000 i.e., moet, vooraleer geloosd te worden, een tertiaire behandeling ondergaan : 1° als de lozing in een kwetsbaar gebied plaatsvindt;2° als de lozing in het bekken van het kwetsbare gebied plaatsvindt en dat gebied vervuilt;3° als de bouw van de gemeenschappelijke zuiveringsinstallatie waar het water behandeld wordt, na de inwerkingtreding van dit besluit is begonnen. § 3. Naast de bepalingen van de §§ 1 en 2 kan de Minister een strengere behandeling opleggen zodat het ontvangende water de kwaliteitsdoelstellingen kan halen.

Art. 4.Stedelijk afvalwater van agglomeraties waarvan de vuilvracht gelijk is aan of kleiner is dan 2.000 i.e. en dat in een opvangsysteem terechtkomt, moet, vooraleer geloosd te worden, uiterlijk 31 december 2005 een toereikende behandeling ondergaan.

Bij gebrek aan een strengere behandeling bepaald door de Minister als de kwaliteitsdoelstelling voor de ontvangende waterloop het vereist, of aan een door de Minister bepaalde minder vergaande behandeling als de ontvangende waterloop de kwaliteitsdoelstelling haalt, worden de in bijlage III vermelde eisen geacht aan de toereikende behandeling te voldoen.

Art. 5.De opvangsystemen moeten zodanig ontworpen, gebouwd en onderhouden worden dat rekening wordt gehouden met het volume en de eigenschappen van het stedelijk afvalwater, dat lekkages worden voorkomen en dat de verontreiniging van het ontvangende water door overstorting van hemelwater wordt beperkt.

De maatregelen worden genomen op grond van de verdunningspercentages of de capaciteit in verhouding tot het debiet bij droog weer.

Voor agglomeraties waarvan de vuilvracht gelijk is aan of kleiner is dan 2000 i.e., wordt het opvangsysteem, bij gebrek aan nauwkeurigere afmetingen, gedimensioneerd om tweemaal het debiet bij droog weer aan te voeren, berekend op basis van 180 liter per inwoner en per dag.

Art. 6.De gemeenschappelijke zuiveringsinstallaties worden zodanig ontworpen of aangepast dat de debieten kunnen worden gemeten en representatieve monsters van het inkomende afvalwater en het behandelde effluent kunnen worden verkregen.

De plaatsen voor de lozing van het gezuiverde water worden voor zover mogelijk zodanig gekozen dat het effect op de ontvangende wateren zo gering mogelijk is.

De in i.e. uitgedrukte belasting wordt berekend op basis van het gemiddelde van de maximale wekelijkse belasting die in de loop van het jaar in de gemeenschappelijke zuiveringsinstallatie terechtkomt, behalve ongebruikelijke situaties zoals zware regenval.

Art. 7.De gemeenschappelijke zuiveringsinstallaties die aan de in de artikelen 3 en 4 bedoelde eisen moeten voldoen, worden zodanig ontworpen, gebouwd, geëxploiteerd en onderhouden dat zij in normale weersomstandigheden een voldoende rendement kunnen hebben daar waar zij gevestigd zijn.

Bij het ontwerpen van deze installaties dient rekening te worden gehouden met de seizoenschommelingen van de belasting.

Art. 8.Lozingen van de in de artikelen 3 en 4 bedoelde gemeenschappelijke zuiveringsinstallaties worden overeenkomstig de in bijlage IV vermelde procedures gecontroleerd.

De controles worden uitgevoerd door de bevoegde zuiveringsinstelling die daartoe de vereiste toestellen plaatst.

De resultaten van de controles worden ten minste drie jaar door de bevoegde zuiveringsinstelling bewaard.

De resultaten van de controles worden jaarlijks in de vorm van een synthese in een rapport opgenomen. Daartoe dient het in bijlage V vermelde formulier te worden gebruikt.

Het jaarlijkse rapport wordt aan het Bestuur gezonden, uiterlijk op 31 maart van het jaar na dat waarop het betrekking heeft.

Art. 9.Het besluit van de Waalse Regering van 23 maart 1995 betreffende de behandeling van stedelijk afvalwater wordt opgeheven.

Art. 10.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Art. 11.De Minister tot wiens bevoegdheden het waterbeleid behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 25 februari 1999.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, K.M.O.'s, Externe Betrekkingen en Toerisme, R. COLLIGNON De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en landbouw, G. LUTGEN

Bijlage I Emissienormen voor lozingen van gemeenschappelijke zuiveringsinstallaties in agglomeraties met een vuilvracht hoger dan 2000 i.e.

Toegepast wordt de concentratiewaarde of het verminderingspercentage.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld _______ Nota's (1) Vermindering t.o.v. de vracht van het influent (2) De analyses betreffende lozingen uit bezinkvijvers moeten verricht worden met gefilterde monsters;de concentratie van het totaal aan gesuspendeerde stoffen in de ongefilterde watermonsters mag echter niet meer bedragen dan 150 mg/l. (3) Deze parameter kan door een andere worden vervangen : totaal organische koolstof (TOK) of totaal zuurstofverbruik (TZV) indien er een verband kan worden gelegd tussen BZV en de vervangende parameter.(4) Deze eis is facultatief. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 25 februari 1999 betreffende de behandeling van stedelijk afvalwater.

Namen, 25 februari 1999.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw, G. LUTGEN

Bijlage II Emissienormen voor lozingen van gemeenschappelijke zuiveringsinstallaties die een tertiaire behandeling verrichten. Eén of beide parameters mogen worden toegepast, al naar gelang de lokale situatie. De concentratiewaarde of het verminderingspercentage moet worden toegepast.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld _______ Nota's (1) Vermindering t.o.v. de vracht van het influent (2) Totaal stikstof : totaal Kjedahl-stikstof (organisch N +NH3), nitraat (NO3)-stikstof en nitriet (NO2)-stikstof (3) Het jaargemiddelde van de concentratie aan totaal stikstof (dat, al naar gelang het geval, één van de twee bovenvermelde waarden niet mag overschrijden) wordt berekend op grond van de gezamenlijke perioden van het jaar waarin de watertemperatuur in de biologische reactor(en) hoger is dan 12 °C.Tijdens dezelfde perioden mag het dagelijkse gemiddelde van de concentratie aan totaal stikstof niet meer bedragen dan 20 mg/l.

Buiten deze perioden moet het gehalte aan totaal stikstof zo laag mogelijk gehouden worden.

De temperatuurnorm zou vervangen kunnen worden door een beperking van de werkingstijd, rekening houdend met de weersomstandigheden in het gebied.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 25 februari 1999 betreffende de behandeling van stedelijk afvalwater.

Namen, 25 februari 1999.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw, G. LUTGEN Bijlage III Emissienormen voor lozingen van gemeenschappelijke zuiveringsinstallaties in agglomeraties met een vuilvracht gelijk aan of kleiner dan 2000 i.e.

De waarde van de gemiddelde concentratie of het verminderingspercentage wordt toegepast.

Het bij regenweer te behandelen waterdebiet wordt beperkt tot tweemaal het afvalwaterdebiet bij droog weer, berekend op basis van 180 l per inwoner en per dag.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld _______ Nota's (1) Vermindering t.o.v. de vracht van het influent. (2) De analyses betreffende lozingen uit bezinkvijvers moeten verricht worden met gefilterde monsters;de concentratie aan gesuspendeerde stoffen in ongefilterde watermonsters mag echter niet meer bedragen dan 150 mg/l. (3) Deze parameter kan door een andere worden vervangen : totaal organische koolstof (TOK) of totaal zuurstofverbruik (TZV) indien er een verband kan worden gelegd tussen BZV en de vervangende parameter.(4) Deze eis is facultatief.(5) Gemiddeld over 24 uur (6) Maximum Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 25 februari 1999 betreffende de behandeling van stedelijk afvalwater. Namen, 25 februari 1999.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw, G. LUTGEN

Bijlage IV Referentiemethoden voor contrôle en beoordeling van de resultaten 1. Met het debiet evenredige of op tijdsduur gebaseerde 24-uur-monsters moeten genomen worden op dezelfde, welbepaalde plaats in de afvoer en zo nodig in de inlaat van de zuiveringsinstallatie om te controleren of het geloosde afvalwater voldoet aan de normen van dit besluit. Er worden goede internationale laboratoriumpraktijken toegepast, die gericht zijn op een zo gering mogelijke beschadiging van de monsters tussen het tijdstip van de monsterneming en dat van de analyse. 2. Het minimumaantal monsters per jaar wordt vastgesteld naar gelang van de grootte van de zuiveringsinstallatie en wordt gedurende het jaar met geregelde tussenpozen genomen : - aantal i.e. kleiner dan of gelijk aan 2.000 : 4 monsters in de loop van het jaar - aantal i.e. tussen 2.000 en 9.999 i.e. : 12 monsters in de loop van het eerste jaar 4 monsters de daarop volgende jaren indien kan worden aangetoond dat het water het eerste jaar aan de bepalingen van dit besluit voldoet; indien één van de vier monsters niet aan de normen voldoet, moeten het daarop volgende jaar twaalf monsters worden genomen; - aantal i.e. tussen 10.000 en 49.999 : 12 monsters - aantal i.e. 50.000 of meer : 24 monsters. 3. Het gezuiverde afvalwater wordt geacht te voldoen aan de waarden die vastgelegd zijn voor de verschillende parameters als voor iedere relevante parameter afzonderlijk uit monsters blijkt dat de overeenstemmende waarden in acht worden genomen, rekening houdend met de volgende bepalingen : a) voor de parameters in bijlage I is het toegestane maximumaantal monsters dat niet overeenstemt met de vermelde concentratiewaarden of de verminderingspercentages, als volgt vastgesteld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld b) voor de parameters van bijlage I uitgedrukt in concentratie mogen de monsters die niet aan de normen voldoen onder normale bedrijfsomstandigheden niet meer dan 100 % afwijken van de parameterwaarden.Voor de parameterwaarden in concentratie betreffende het totaal van gesuspendeerde stoffen mogen afwijkingen tot 150 % worden aanvaard; c) voor de parameters van bijlage II moet het jaargemiddelde van de monsters voor elke parameter voldoen aan de relevante waarden.4. Voor de betrokken waterkwaliteit worden extreme waarden buiten beschouwing gelaten indien zij het gevolg zijn van ongebruikelijke situaties, zoals zware regenval. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 25 februari 1999 betreffende de behandeling van stedelijk afvalwater.

Namen, 25 februari 1999.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, K.M.O.'s, Externe Betrekkingen en Toerisme, R. COLLIGNON De minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw, G. LUTGEN

Bijlage V Basisformulier voor de jaarbalans van lozingen van zuiveringsinstallaties voor stedelijk afvalwater Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld _______ Nota's (1) Doorhalen wat niet past - globaal bestemmingscriterium.(2) Conformiteit van de analyse op basis van de criteria CZV, BZV en GS - C = conform - NC = niet-conform.(3) Dagelijks volume dat biologisch behandeld wordt op de dag van de monsterneming. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 25 februari 1999 betreffende de behandeling van stedelijk afvalwater.

Namen, 25 februari 1999.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Leefmilieu, Natuurlijke Hulpbronnen en Landbouw, G. LUTGEN

^