Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 25 februari 1999
gepubliceerd op 09 april 1999

Besluit van de Waalse Regering met betrekking tot de hypotheekleningen en de huurtegemoetkoming van het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie"

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
1999027266
pub.
09/04/1999
prom.
25/02/1999
ELI
eli/besluit/1999/02/25/1999027266/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

25 FEBRUARI 1999. - Besluit van de Waalse Regering met betrekking tot de hypotheekleningen en de huurtegemoetkoming van het "Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie" (Woningsfonds van de Kroostrijke Gezinnen van Wallonië)


De Waalse Regering, Gelet op de Waalse Huisvestingscode, ingevoerd bij het decreet van 29 oktober 1998;

Gelet op het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 mei 1993 met betrekking tot het gebruik van het kapitaal van het Fonds B2 door het « Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie », gewijzigd bij de decreten van 7 juli 1994, 1 september 1994, 15 december 1994, 18 januari 1996, 14 maart 1996, 12 december 1996 en 20 februari 1997.

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1989;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid, gegrond op de inwerkingtreding van de Waalse Huisvestingscode op 1 maart 1999, waarbij de uitvoeringsbesluiten van de voormalige Huisvestingscode vóór deze datum verplicht aangepast moeten worden aan de nieuwe decretale bepalingen;

Overwegende dat de aanpassing van de verschillende informatiesystemen per 1 maart 1999 doorgevoerd moet zijn;

Overwegende dat daarmee bedoeld worden de informatica- en bestuursprocedures, maar ook de bij de uitvoeringsbesluiten van de Code opgelegde administratieve documenten, alsmede de voorlichting van de personeelsleden;

Overwegende dat de bepalingen van de Code omwille van de rechtszekerheid en de continuïteit van de diensten bijgevolg dringend aangenomen moeten worden;

Op de voordracht van de Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, Besluit : TITEL I. - Leningsverrichtingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° Code : de Waalse Huisvestingscode;2° minister : de Minister van Huisvesting;3° « Fonds » : de samenwerkende vennootschap « Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie » 4° inkomsten : de inkomsten met betrekking tot het voorlaatste jaar voor de datum waarop het Fonds de aanvrager er in kennis van stelt dat hij de dossiervergoeding voorzien bij het reglement bedoeld in artikel 16 van dit besluit moet storten en die globaal onderworpen zijn aan de personenbelasting, die eigen zijn aan het gezin dat de lening aangaat, wiens leden al dan niet door familiebanden zijn verenigd en die doorgaans samenleven in de zin van artikel 3 van de wet van 19 juli 1991 op de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Aanvragers die loon, salarissen of emolumenten krijgen die van de Rijksbelastingen vrijgesteld zijn, moeten een attest van de schuldenaar van bedoelde inkomsten voorleggen waarop het totaalbedrag van bedoeld uitgekeerd loon, bedoelde uitgekeerde salarissen of emolumenten vermeld staan, zodat de belastbare grondslag bepaald kan worden zoals die zich voor zou hebben gedaan als betrokken inkomsten aan de onder het gemene recht vallende belasting onderworpen waren geweest. Met kinderbijslag en wezenrente wordt geen rekening gehouden; 6° kind ten laste kind : voor wie kinderbijslag of een wezenrente wordt uitgekeerd aan de aanvrager, aan de echtgenoot/-genote of aan de persoon met wie hij/zij ongehuwd samenwoont, evenals het kind voor wie de aanvrager, aan de echtgenoot/-genote of aan de persoon met wie hij/zij ongehuwd samenwoont, geen uitkeringen in die zin krijgen, maar die naar mening van het Fonds werkelijk ten laste van die personen zijn indien ze daarvan het bewijs brengen; - 7° gehandicapte persoon : de persoon hetzij door een ontoereikendheid of een vermindering van de lichamelijke of geestelijke geschiktheid van 66 % : - van wie het verdienvermogen met één derde of minder aangetast is in vergelijking met wat een gezonde persoon kan verdienen door een beroep uit te oefenen op de algemene arbeidsmarkt in toepassing van de wet van 27 februari 1987 inzake de uitkeringen aan gehandicapte personen; - van wie het gebrek aan autonomie op minstens negen punten is bepaald in toepassing van dezelfde wet.

Om het aantal kinderen ten laste te bepalen, wordt de wees voor twee kinderen geteld, evenals het gehandicapte kind.

Bovendien wordt beschouwd als kind ten laste de gehandicapte aanvrager. Die bepaling is eveneens van toepassing, onder dezelfde voorwaarden, op de echtgenoot/-genote van de aanvrager of op de persoon met wie hij/zij ongehuwd samenwoont, evenals op elke persoon die door een dergelijke handicap is aangetast zover er een familieband tot in de tweede graad bestaat tussen deze persoon en de aanvrager, diens echtgenoot/-genote of de persoon met wie hij/zij ongehuwd samenwoont en dat die persoon onder hetzelfde dak woont. In dat geval moet de aanvrager zich ertoe verbinden aan het Fonds het bewijs leveren dat ze samenwonen zodra de woning waarvoor de lening wordt toegekend betrokken, wordt en ten laatste zes maanden na de eerste dag waarop het huis betrokken wordt.

Art. 2.Om zijn doelstellingen van algemeen nut te verwezenlijken, maakt het Fonds gebruik van de financieringen voorzien in artikel 183 van de Code onder de voorwaarden bedoeld in dit besluit.

Art. 3.De leningen worden toegekend met het oog op de aankoop, de bouw, de wederopbouw, de renovatie, de aanpassing, de herstructurering van de woning of de afbetaling van schulden die daarvoor te dien einde werden aangegaan.

Leningen kunnen ook worden toegekend voor woningen die bijgebouwen hebben of lokalen die dienen voor het uitoefenen van een handels-, een ambachtelijk, een vrij of een ander beroep.

Art. 4.De aanvrager moet de referentiepersoon zijn van een gezin met minstens drie kinderen de laste. Binnen de perken van het investeringsprogramma dat door de Regering toegelaten wordt, moet het Fonds echter voorrang verlenen aan de gezinnen met minstens vier kinderen ten laste.

De samenstelling van het gezin en de inkomsten worden geëvalueerd op de datum waarop het Fonds de aanvrager er in kennis van stelt dat hij het bedrag voor expertisekosten moet storten.

Het aantal kinderen ten laste dat in beschouwing moet worden genomen om de initiële rentevoet van de lening te bepalen, staat echter gelijk met het aantal kinderen op het ogenblik waarop het volledige dossier voorligt bij de centrale zetel van het Fonds.

Art. 5.Voorwaarde met betrekking tot het vermogen.

Op de datum bedoeld in artikel 4, tweede lid, van dit besluit mogen de leners geen enkele andere woning volledig in eigendom of in vruchtgebruik bezitten dan de woning waarvoor de lening is toegestaan, behalve als het om een onbewoonbare, een onverbeterbare of overbewoonde woning gaat zoals omschreven in de Code.

Indien de woning overbewoond is door toedoen van het gezin van de lener, moet de lener de woning te koop aanbieden binnen een termijn van één jaar te rekenen van het afsluiten van de lening en de netto-opbrengst van de verkoop, na de facultatieve aftrek van een som die door het Fonds wordt bepaald, wijden aan de vroegtijdige afbetaling van de lening.

Voor de toepassing van de voorwaarde vermeld in het eerste lid van dit artikel wordt geen rekening gehouden met de vervreemding van een deel van de eigendom of het vruchtgebruik die verkocht worden door de leners tijdens de twee jaar die voorafgaan aan de datum bedoeld in artikel 4, tweede lid, van dit besluit.

Art. 6.De woning waarvoor een lening is afgesloten : 1° mag een koopwaarde die door het reglement bedoeld in artikel 16 van dit besluit is vastgelegd, niet overschrijden.Te dien einde wordt het goed door het Fonds aan een expertise onderworpen; 2° moet de minimale bewoonbaarheidsvoorwaarden voorzien bij hetzelfde reglement voldoen;3° moet door de lener en diens gezin worden betrokken en mag niet te huur worden aangeboden, zelfs niet gedeeltelijk, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het Fonds;4° mag niet gebruikt worden voor een bedrijvigheid die strijdig is met de openbare orde of de goede zeden;5° mag niet vervreemd worden tijdens de duur van de afbetaling van de lening.

Art. 7.Het maximumbedrag van de lening wordt vastgelegd bij het reglement bedoeld in artikel 16 van dit besluit.

De lening mag onder geen enkel beding de kostprijs van de onroerende verrichting overschrijden, na aftrek van de gebeurlijk door de overheid verleende tegemoetkomingen die zonder verplichting tot terugbetaling werden uitgekeerd.

Bovendien mag geen enkele lening worden toegestaan wanneer het Fonds van mening is dat de aanvrager persoonlijk onvoldoende eigen gelden geïnvesteerd heeft.

Uiterlijk op de datum waarop het aanbod schriftelijk aan de aanvrager wordt overgemaakt, deelt het Fonds aan de aanvrager mee welke de andere bestaande, door het Waalse Gewest gesubsidieerde of gewaarborgde hypotheekleningen zijn evenals het Fonds meedeelt welke de andere instellingen zijn die leningen kunnen toestaan.

Art. 8.§ 1. Onverminderd § 7 worden de rentevoeten vastgesteld naar gelang van het jaarinkomen volgens de hierna vermelde loonschaal : a) in geval van alleenstaande lener met drie kinderen ten laste : 1° 3,75 % per jaar, indien het inkomen minder bedraagt of gelijk is aan 625.000 BEF; 2° 4,25 % per jaar, indien het inkomen tussen 625.001 BEF en 825.000 BEF bedraagt; 3° 4,75 % per jaar, indien het inkomen tussen 825.001 BEF en 1.025.000 BEF bedraagt; 4° 5,50 % per jaar, indien het inkomen tussen 1.025.001 BEF en 1. 275.000 BEF bedraagt 5° 6,25 % per jaar, indien het inkomen tussen 1.275.001 BEF en 1.475.000 BEF bedraagt; b) indien het gaat om meerdere leners met drie kinderen ten laste : 1° 3,75 % per jaar, indien het inkomen minder bedraagt of gelijk is aan 775.000 BEF; 2° 4,25 % per jaar, indien het inkomen tussen 775.001 BEF en 1.000.000 BEF bedraagt; 3° 4,75 % per jaar, indien het inkomen tussen 1.000.001 BEF en 1.225.000 BEF bedraagt; 4° 5,50 % per jaar, indien het inkomen tussen 1.225.001 BEF en 1.475.000 BEF bedraagt 5° 6,25 % per jaar, indien het inkomen tussen 1.475.001 BEF en 1.725.000 BEF bedraagt. § 2. Die nettorentevoeten worden met 0,50 % verminderd wanneer de woning gelegen is : 1° ofwel in een omtrek bedoeld in artikel 393 van het Waalse Wetboek van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Patrimonium;2° ofwel op een gemeentelijk grondgebied of grondgebiedgedeelte bedoeld in artikel 322/12 van hetzelfde wetboek;3° ofwel in een architectonisch geheel waarvan de elementen krachtens artikel 351 van hetzelfde Wetboek beschermd zijn of binnen de grenzen van een in de buurt van dit geheel gelegen beschermingsgebied bedoeld in artikel 364 van hetzelfde Wetboek;4° ofwel op een oppervlakte voor stadsvernieuwing bepaald op grond van de reglementering over de toekenning door het Waalse Gewest van subsidies voor de uitvoering van verrichtingen voor stadsvernieuwing;5° ofwel in een bevoorrecht initiatiefgebied bedoeld in artikel 79 van de Waalse Huisvestingscode. § 3. De netto-rentevoeten bedoeld in § 1 worden verminderd met 0,50 % per kind ten laste vanaf het vierde kind. § 4. De oorspronkelijke rentevoet wordt verminderd als het aantal kinderen ten laste in voorkomend geval verhoogt; de rentevoet wordt niet opgetrokken indien het aantal kinderen ten laste verlaagt. § 5. Wanneer de lener de woning overeenkomstig artikel 3, tweede lid, van dit besluit gedeeltelijk gebruikt voor de uitoefening van een handels-, een ambachtelijk, een vrij of een ander beroep, worden de rentevoeten die voortvloeien uit de toepassing van voorgaande paragrafen vermeerderd met 0,50 % per jaar. § 6. Wanneer de afschrijving van het kapitaal niet per opgesplitste annuïteiten geschiedt, maar per maandelijkse afbetaling, wordt de maandelijkse rentevoet vastgelegd tussen de nettorentevoet en de conventionele rentevoet die voortvloeit uit de toepassing van de voorgaande paragrafen en wordt hij berekend door middel van de formule (1 + i)12 = 1 + I, waar i staat voor de maandelijks weerhouden interest en I voor de daarmee overeenstemmende jaarlijkse rentevoet. § 7. De rentevoeten bedoeld in § 1 zijn gewijzigd door het Fonds in toepassing van de volgende regels : a) een wijziging van de rentevoeten met 0,50 % of met een veelvoud van 0,50 % treedt in werking op 1 januari of 1 juli, indien op 15 december dan wel 15 juni de werkelijke gemiddelde bruto-opbrengst van de OLO's op 10 jaar dat door het rentenfonds berekend wordt tussen 0,50 % of een veelvoud van 0,50 %, hoger of lager ligt dan de basisrentevoet die vastgesteld is op 6,75 %;die wijziging wordt echter enkel doorgevoerd indien het gemiddelde van de dagelijkse opbrengst van de OLO's op 10 jaar tijdens de drie maanden voor die date afwijkt van de basisrentevoet van 0,50 % of van een veelvoud van 0,50 %; b) de hoogste rentevoet mag de 7 % niet overschrijden en de laagste rentevoet mag niet lager zijn 2 % dan wel met goedkeuring van de Regering. Wijzigingen van de inkomstenschalen of de afwijking tussen de rentevoeten bedoeld in § 1 moeten ter goedkeuring aan de Regering worden voorgelegd. § 8. Het Fonds gaat over tot de controle van de inkomsten van de lener tien jaar na ondertekening van de leningsakte. Indien door die controle wordt vastgesteld dat de inkomsten stegen en het maximumbedrag van het rooster overstegen werd, kan de lener ofwel opteren voor een vroegtijdige en onmiddellijke terugbetaling van de lening ofwel voor een aanpassing van de rentevoet aan de maximumrentevoet voorzien in het rooster en vermeerderd met 0,25 %, of ook nog voor het behoud van de rentevoet van de lening, maar met een inkorting van de afbetalingstermijn die in overeenstemming is met het nieuwe financiële vermogen van de lener.

Art. 9.De leningen kunnen bij gelijke en constante maandelijkse afbetalingen afbetaald worden, met inbegrip van interest en afschrijving van het kapitaal.

Art. 10.De duur van de lening wordt vastgesteld naar gelang van de bestaansmiddelen van het gezin en de leeftijd van de lener en bedraagt hoogstens vijfentwintig jaar.

In uitzonderlijke gevallen kan die duur door het Fonds worden verlengd zonder dat de termijn van dertig mag worden overschreden en op voorwaarde dat de lening volledig afgeschreven is op het ogenblik dat de lener de leeftijd van vijfenzestig jaar bereikt.

Art. 11.Naast de in voorkomend geval door het Fonds opgelegde aanvullende borgen moet de lener ten voordele van het Fonds een hypotheek toestaan op het pand waarvoor een lening wordt aangegaan.

Art. 12.Het Fonds mag slechts hypotheekleningen in tweede rang toestaan onder de voorwaarden die vastgelegd zijn in het reglement bedoeld in artikel 16 van dit besluit.

Art. 13.Voor het ondertekenen van de lening gaat de lener een tijdelijke verzekering aan in geval van overlijden met afnemend kapitaal en met één enkele premie ten voordele van het Fonds, desnoods door middel van een inpandgeving. De premie mag hem worden voorgeschoten door het Fonds ter aanvulling van de hoofdsom van de lening.

Art. 14.Kosten die ontstaan bij de lening zijn ten laste van de lener.

Art. 15.Na schriftelijke toelating van de leners mag het Fonds bij de bevoegde besturen de attesten bekomen met betrekking tot de inkomsten, de onroerende eigendommen en de handicap in de zin van artikel 1 van de leners.

Indien de aanvrager het aanslagbiljet in de personenbelasting aan het Fonds overmaakt, is het Fonds van bedoelde administratieve formaliteiten vrijgesteld.

Art. 16.Bij reglement dat door de Minister wordt goedgekeurd, bepaalt het Fonds binnen het bestek van dit besluit de bedragen en de wijze waarop de leningen worden toegewezen, uitbetaald, gewaarborgd en afbetaald.

Art. 17.In uitzonderlijke gevallen kan door de raad van bestuur van de bepalingen in de artikelen 10 en 13 van dit besluit worden afgeweken.

TITEL II. - Huurtegemoetkomingsverrichtingen

Art. 18.Onder de voorwaarden die door de Minister worden vastgesteld, kan het Fonds panden aankopen, verkopen, ruilen, verbouwen, saneren, verbeteren en in huurpacht nemen met het oog op het te huur aanbieden en het onderverhuren ervan, in hoofdorde, aan gezinnen met minstens drie kinderen ten laste en, in bijkomende orde, aan andere gezinnen.

Het Fonds kan in uitzonderlijke gevallen en middels voorafgaande toestemming van de Minister panden optrekken of laten optrekken binnen de perken van het voorwerp van deze titel.

Art. 19.Om in aanmerking te komen voor huurtegemoetkomingsverrichtingen moeten gezinnen voldoen aan de inkomsten- en vermogensvoorwaarden vastgesteld door de Minister. Die voorwaarden mogen geen maximuminkomsten vastleggen die hoger zijn dan die bedoeld in de Code voor gezinnen in een precaire toestand en met een bescheiden inkomen.

Art. 20.Na schriftelijke toelating van de aanvragers kan het Fonds attesten bekomen, voorzien bij artikel 15 van dit besluit of ervan vrijgesteld worden onder dezelfde voorwaarden.

Art. 21.Bij een reglement dat door de Minister wordt goedgekeurd, bepaalt het Fonds binnen het bestek van dit besluit de bepalingen die dienen getroffen te worden voor de toepassing van Titel II, inzonderheid de bepalingen die betrekking hebben op de toewijzing van de woningen, het vastleggen van de huurprijzen evenals op hun schommelingen, op het gedwongen inruilen van woningen onder huurders, op de verbintenissen die geëist kunnen worden van de verhuurder en van de huurder en op de eventuele voorwaarden om met derden overeen te komen.

Art. 22.Het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 mei 1991 met betrekking tot het gebruik van het kapitaal van het Fonds B2 door het « Fonds du Logement des Familles nombreuses de Wallonie », gewijzigd bij de decreten van 7 juli 1994, 1 september 1994, 15 december 1994, 18 januari 1996, 14 maart 1996, 12 december 1996 en 20 februari 1997, wordt opgeheven.

Art. 23.§ 1. Dit besluit treedt in werking op 1 maart 1999. § 2. Bij wijze van overgang wordt de eerste aanpassing van de rentevoeten bepaald in artikel 8, § 7, van dit besluit op dezelfde datum doorgevoerd.

Art. 24.De Minister van Huisvesting is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 25 februari 1999.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, K.M.O.'s, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX

^