Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 26 oktober 2000
gepubliceerd op 17 november 2000

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende steun aan de landbouw

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2000027506
pub.
17/11/2000
prom.
26/10/2000
ELI
eli/besluit/2000/10/26/2000027506/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

26 OKTOBER 2000. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende steun aan de landbouw


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 15 februari 1961 houdende oprichting van een Landbouwinvesteringsfonds, gewijzigd bij de wetten van 29 juni 1971, 15 maart 1976, 3 augustus 1981 en 15 februari 1990;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en tot wijziging en instelling van een aantal verordeningen;

Gelet op Verordening (EG) nr. 1750/1999 van de Commissie van 23 juli 1999 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL);

Gelet op Verordening (EG) nr. 2603/1999 van de Commissie van 9 december 1999 tot vaststelling van overgangsbepalingen inzake de in Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad voorziene steun voor plattelandsontwikkeling;

Gelet op de krachtlijnen van de Commissie inzake de overheidssteun aan de landbouw (2000/C 28/02);

Gelet op de goedkeuring door de Europese Commissie van het Waalse Plan voor Plattelandsontwikkeling, gegeven op 25 september 2000;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende steun aan de landbouw;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting;

Gelet op het overleg waarin voorzien wordt door de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen in artikel 6, § 3bis, 5°, ingevoegd in de bijzondere wet van 16 juli 1993;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen door de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de Waalse Regering het ontwerp van plan voor plattelandsontwikkeling, met o.a. een overzicht van de geplande maatregelen voor de uitvoering van het plan, aan de Europese Commissie heeft overgemaakt op 3 januari 2000;

Overwegende dat de laatste versie van het plan voor plattelandsontwikkeling, die het resultaat is van de onderhandelingen tussen de Commissie en de Waalse overheden, aan de Europese Commissie is overgemaakt op 1 augustus 2000;

Overwegende dat de Europese Commissie het plan voor plattelandsontwikkeling heeft goedgekeurd op 25 september 2000;

Overwegende dat de uitgaven voor deze steunstelsels na goedkeuring van het plan in aanmerking kunnen komen vanaf 3 januari 2000;

Overwegende dat de huidige Waalse steunregeling voor investeringen en installatie in de landbouw zo spoedig mogelijk moet worden aangepast zodat deze wijzigingen in werking kunnen treden op 3 januari 2000;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, Besluit :

Artikel 1.Artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 betreffende steun aan de landbouw wordt gewijzigd als volgt : 1° Er wordt een punt 15 toegevoegd, luidend als volgt : « 15.Landbouwer onder aanvullende of bijkomende titel : de natuurlijke of rechtspersoon die een landbouw-, tuinbouw- of veeteeltbedrijf uitbaat, in die hoedanigheid over een producentnummer en een BTW-nummer beschikt en aangesloten is bij een sociale verzekeringskas. » 2° Er wordt een punt 16 toegevoegd, luidend als volgt : « 16.Grootvee-eenheid (GVE) : in dit besluit wordt het aantal grootvee-eenheden berekend door het aantal runderen, paarden, schapen of geiten te vermenigvuldigen met de volgende coëfficiënten : - runderen van 6 maanden tot 2 jaar : 0.6 - melkkoeien : 1.0 - andere runderen van 2 jaar en ouder : 1.0 - paarden ouder dan 6 maanden : 1.0 - schapen van 1 jaar en ouder, geiten van 1 jaar en ouder : 0.15. »

Art. 2.In hoofdstuk III van hetzelfde besluit worden de opschriften "Sectie 1. Steunregelingen met de medefinanciering van het EOGFL" en "Sectie 2 : Gewestelijke steun die de door het EOGFL medegefinancierde steun aanvult" opgeheven.

Art. 3.Artikel 6 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 6.De landbouwers van wie de aanvragen aanvaard worden en de verbeteringsplannen goedgekeurd zijn, komen in aanmerking voor : 1. een rentesubsidie voor investeringen die nodig zijn voor de uitvoering van het verbeteringsplan, met uitzondering evenwel van de uitgaven voor de aankoop van grond en van slachtkalveren;wat de aankoop van levend vee betreft, wordt enkel rekening gehouden met de eerste aankoop waarin het verbeteringsplan voorziet.

Deze rentesubsidie slaat op een lening die niet meer dan 720.000 euro (29.044.728 BEF) bedraagt; voor de tuinbouwsector bedraagt het plafond 1.080.000 euro (43.567.092 BEF).

De subsidie bedraagt maximum 5 %, waarvan minstens 3 % ten laste van de landbouwer; bij investeringen voor milieubescherming en -bevordering wordt het percentage ten laste van de landbouwer evenwel tot 1 % teruggebracht; daartoe wordt de rentesubsidie zo nodig verminderd; 2. de overheidsgarantie. In minder ontwikkelde regio's kunnen de personen die bovenbedoelde investeringssteun genieten, in aanmerking komen voor een aanvullende premie die niet meer mag bedragen dan 10 % van de gesubsidieerde investering. De cumulatie van de premie en de rentesubsidie mag niet als gevolg hebben dat de rente ten laste van de begunstigde tot minder dan 2 % teruggebracht wordt. »

Art. 4.Artikel 7 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « g) de oprichting van bedrijfsgebouwen, de verplaatsing van bedrijfsgebouwen wegens algemeen nut, of na een wettelijke opzegging of een opzegging gewettigd door milieuvoorschriften, alsmede grondverbeteringswerken. »

Art. 5.Artikel 8 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 8.Sectorale beperkingen § 1 : Melksector De bedoelde steun mag niet worden verleend voor investeringen in de sector van de melkproductie die leiden tot overschrijding van de referentiehoeveelheid, behalve wanneer vooraf een extra referentiehoeveelheid is toegestaan of via overdracht is verkregen.

In dat geval wordt de steun slechts verleend indien de investering niet tot gevolg heeft dat het aantal melkkoeien tot meer dan 50 per VAK en meer dan 80 per bedrijf stijgt of, indien het bedrijf over meer dan 1,6 VAK beschikt, niet tot gevolg heeft dat het aantal melkkoeien met meer dan 15 % stijgt. § 2. Varkenssector De steun wordt slechts verleend voor investeringen i.v.m. productieketens met een gedifferentieerde kwaliteit; hierbij moeten niet alleen de wettelijke eisen in acht worden genomen, maar ook bijkomende verplichtingen worden nagekomen die vastliggen in een erkend bestek. De investeringen moeten deel uitmaken van de klassen 2 en 3 inzake stedenbouw- en milieuvergunning.

De Minister bepaalt de criteria op grond waarvan die ketens in aanmerking komen voor subsidies.

De capaciteit mag slechts verhoogd worden voor de producten bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, voor landbouwproducten die in aanmerking komen voor een specifiteitscertificering krachtens Verordening (EEG) nr. 2082/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de specificiteitscertificering voor landbouwproducten en levensmiddelen, voor producten voorzien van een kwaliteitslabel krachtens het decreet van 7 september 1989 en voor biologische landbouwproducten, en die deel uitmaken van de klassen 2 en 3 inzake de stedenbouw- en milieuvergunning.

Voor de andere producten met een gedifferentieerde kwaliteit moet voor elk project een studie van de afzetmogelijkheden overgemaakt worden en door het Bestuur gevalideerd worden.

Het minimale percentage ten laste van de landbouwer wordt tot 1 % teruggebracht.

Bij de berekening van het aantal plaatsen komt een fokzeug overeen met 6,5 mestvarkens. § 3 : Rundvleessector Met uitzondering van de steun voor milieubescherming, de hygiëne in de veehouderijen en het welzijn van de dieren als er geen capaciteitsverhoging is, wordt bovenbedoelde steun voor investeringen in de rundvleessector slechts verleend aan veehouderijen met, in het laatste jaar van het plan, niet meer dan 2 grootvee-eenheden (GVE) per hectare voedergewassen bestemd voor de voedering van de runderen.

Het minimale percentage ten laste van de landbouwer wordt teruggebracht tot 1 % voor investeringen i.v.m. een productie met een gedifferentieerde kwaliteit, met name voor de producten bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, voor de landbouwproducten die in aanmerking komen voor een specifiteitscertificering krachtens Verordening (EEG) nr. 2082/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de specificiteitscertificering voor landbouwproducten en levensmiddelen, voor de producten voorzien van een kwaliteitslabel krachtens het decreet van 7 september 1989 en de biologische landbouwproducten en die deel uitmaken van de klassen 2 en 3 inzake de stedenbouw- en milieuvergunning. § 4. Sectoren eieren en pluimvee, struisvogels, kalkoenen, zwemvogels en gelijkgestelde diersoorten Steun wordt slechts verleend voor investeringen i.v.m. productieketens met een gedifferentieerde kwaliteit, de producten bedoeld in Verordening (EEG) nr. 2081/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen van landbouwproducten en levensmiddelen, de landbouwproducten die in aanmerking komen voor een specifiteitscertificering krachtens Verordening (EEG) nr. 2082/92 van de Raad van 14 juli 1992 inzake de specificiteitscertificering voor landbouwproducten en levensmiddelen, de producten voorzien van een kwaliteitslabel krachtens het decreet van 7 september 1989 en de biologische landbouwproducten die deel uitmaken van de klassen 2 en 3 inzake de stedenbouw- en milieuvergunning.

Het minimale percentage ten laste van de landbouwer wordt tot 1 % teruggebracht. »

Art. 6.Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 10.Het totaalbedrag van de steun mag niet hoger zijn dan 40 % van het bedrag van de subsidieerbare investering voor onroerende goederen en dan 25 % voor de andere soorten investeringen, en dan respectievelijk 50 % en 35 % in de minder ontwikkelde regio's. Bij elke aanvraag wordt nagegaan of deze plafonds in acht worden genomen.

De looptijd van de rentesubsidie en van de garantie wordt in bijlage vermeld. De Minister bepaalt de gevallen en de mate waarin de steun geheel of gedeeltelijk in de vorm van uitgestelde aflossingen van de lening kan worden verleend op voorwaarde dat het bedrag ervan niet hoger is dan de opgelegde plafonds. »

Art. 7.Artikel 11 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 11.De landbouwer die steun wil genieten, moet een leningaanvraag bij een erkende kredietinstelling indienen.

Het Bestuur en de landbouwer bezorgen samen : - een beschrijving van het bedrijf vóór en na toepassing van het verbeteringsplan, op basis van een begroting; - een lijst van de maatregelen, met name van de investeringen die uitgevoerd moeten worden om de beoogde resultaten te behalen; - het bewijs van normale afzetmarkten voor de producten. »

Art. 8.In artikel 13 van hetzelfde besluit worden de termen "artikel 10" vervangen door de termen "artikel 6".

Art. 9.Artikel 14 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 14.Er wordt een verhoogde steun verleend voor investeringen van minder dan 180.000 euro (7.261.182 BEF) die binnen 5 jaar na de vestiging worden verricht; deze verhoogde steun is een premie die gelijk is aan 25 % van het bedrag van de in artikel 6 van dit besluit bedoelde steun.

Het bedrag van de steun mag niet hoger zijn dan 45 % van het bedrag van de investering waarvoor hij wordt verleend en dan 55 % in de minder ontwikkelde regio's. »

Art. 10.Hoofdstuk IV van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : "Hoofdstuk IV. - Vestigingssteun aan jonge landbouwers

Art. 15.Landbouwers die kunnen aantonen dat ze beschikken over de vereiste minimale vakbekwaamheid voor eerste vestiging, zoals bepaald in artikel 3, komen in aanmerking voor de onderstaande steunregelingen.

De bedoelde steun is bestemd voor de vestiging van een landbouwer die zich als bedrijfshoofd op een landbouwbedrijf vestigt of die, na zijn vestiging als nevenactiviteit, de landbouw als hoofdberoep of deeltijds begint uit te oefenen.

De vestiging van een natuurlijke persoon als bedrijfshoofd wordt bevestigd als hij onder het sociaal statuut voor zelfstandige bedrijfshoofden valt en aan de hand van elk ander document op grond waarvan zijn statuut t.o.v. van deze regelgeving kan worden vastgelegd.

Een natuurlijke persoon moet binnen maximum 2 jaar na zijn vestiging aantonen dat hij beschikt over de vereiste minimale vakbekwaamheid voor eerste vestiging. Hij moet jonger zijn dan 40 jaar wanneer beslist wordt hem steun te verlenen.

In het geval van een rechtspersoon moet deze voorwaarde vervuld worden uit hoofde van een gedelegeerd bestuurder of een zaakvoerder. Een rechtspersoon moet bovendien bewijzen dat de gedelegeerd bestuurder of zaakvoerder bij zijn oprichting over de minimale vakbekwaamheid voor eerste vestiging beschikt. Deze voorwaarde moet vervuld zijn bij de indiening van het dossier.

De steun wordt slechts verleend aan landbouwers van wie het bedrijf maximum 2 jaar na de vestiging een werkvolume van ten minste één VAK zal vereisen.

Art. 16.De bedoelde steun bestaat uit : 1° een kapitaalpremie van maximum 22.310 euro (899.983 BEF) of 24.790 euro (1.000.026 BEF) in de minder ontwikkelde regio's, als de vestigingsinvestering waarop hij slaat minstens 49.580 euro (2.000.052 BEF) bedraagt. Voor investeringen onder 49.580 euro bedraagt de premie 45 %, of 55 % in de minder ontwikkelde regio's, van het investeringsbedrag waarop hij slaat.

De Minister bepaalt de nadere regels voor de betaling van de premie; 2° een rentesubsidie voor vestigingsinvesteringen hoger dan 49.580 euro (2.000.052 BEF) maar lager dan 123.950 euro (5.000.131 BEF); de subsidie bedraagt maximum 5 % en de gekapitaliseerde waarde ervan mag niet groter zijn dan 25.000 euro (1.008.498 BEF); de rente ten laste van de begunstigde mag in geen geval lager zijn dan 1 %; daartoe wordt de rentesubsidie zo nodig verminderd. Ze loopt maximum 15 jaar; 3° een rentesubsidie op het gedeelte van de lening waarop hij slaat en die meer dan 123.950 euro (5.000.131 BEF) en minder dan 309.867 euro (12.500.004 BEF) bedraagt; de subsidie bedraagt maximum 5 % en de rente ten laste van de begunstigde mag in geen geval lager zijn dan 1 %. Daartoe wordt de rentesubsidie zo nodig verminderd. Ze loopt maximum 10 jaar. De steun mag niet meer dan 25.000 euro (1.008.498 BEF) bedragen; 4° de overheidsgarantie. Het totaalbedrag van de steun voor vestiging van jonge landbouwers mag niet hoger zijn dan 75.000 euro (3.025.493 BEF). De looptijd van de garantie wordt in de bijlage vermeld.

De Minister bepaalt de gevallen en de mate waarin de steun geheel of gedeeltelijk kan worden verleend in de vorm van uitgestelde aflossingen van de lening.

In de minder ontwikkelde regio's kunnen de rechthebbenden op de vestigingssteun bedoeld in 2° en 3° een aanvullende premie genieten die niet hoger mag zijn dan 10 % van de gesubsidieerde investering.

De cumulatie van de premie en de rentesubsidie mag niet als gevolg hebben dat de rente ten laste van de begunstigde tot minder dan 0.5 % wordt teruggebracht.

Art. 17.Als vestigingsinvesteringen worden beschouwd : - de overname of de aankoop van levend vee en materiaal; - de overname van voorraden tot maximum 12.395 euro (500.013 BEF) per bedrijf; - de vergoeding van navetten tot maximum 248 euro (10.004 BEF) per ha; - de vergoeding van groeiende teelten tot maximum 747 euro (30.134 BEF) per ha; - bij een bedrijfsovername in de vorm van een vennootschap, wordt de steun onder dezelfde voorwaarden verleend voor de terugkoop van aandelen op grond van een expertise (met een uitvoerig inventaris) verricht door een door het Instituut der bedrijfsrevisoren erkende bedrijfsrevisor. »

Art. 18.Natuurlijke personen moeten sedert hoogstens vijf jaar als "zelfstandige" bekend staan bij het Bestuur der directe belastingen van het Ministerie van Financiën.

Wat de rechtspersonen betreft, moet(en) de zaakvoerder(s) of bestuurder(s), op het ogenblik van de indiening van de aanvraag, ten hoogste vijf jaar als "zelfstandige" bekend staan bij het Bestuur der directe belastingen van het Ministerie van Financiën; de premie wordt berekend naar verhouding van het aandeel in het maatschappelijk kapitaal van de zaakvoerders en bestuurders die aan deze voorwaarde voldoen.

Het totaalbedrag van de vestigingssteun mag niet hoger zijn dan 45 % van de gesubsidieerde investering en dan 55 % voor de minder ontwikkelde regio's of de gebieden die moeten voldoen aan specifieke milieuvoorschriften.

Artikel 19 wordt opgeheven.

Art. 20.De landbouwer die de in artikel 16, 1° à 4°, bedoelde steun wenst te genieten, moet bij een erkende kredietinstelling een lening aanvragen die minimum 5 jaar loopt.

Het Bestuur maakt het budget met de landbouwer op. Daaruit moet blijken of het bedrijf na de geplande verrichting rendabel zal zijn, m.a.w. of het geregionaliseerde drempelinkomen van het vestigingsjaar bereikt zal zijn. Deze drempel wordt jaarlijks per landbouwstreek door de Minister vastgesteld en mag niet hoger zijn dan het referentie-inkomen. »

Art. 11.Artikel 28, eerste streepje, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « investeringen tot vermindering van emissies van verontreinigende gassen van landbouwkundige oorsprong;".

Art. 12.Artikel 29 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 29.De steun voor bovenbedoelde investeringen bestaat uit : 1. de rentesubsidie : ze bedraagt maximum 5 % terwijl de rente ten laste van de begunstigde in geen geval lager mag zijn dan 1 %;ze kan 90.000 euro (3.630.591 BEF)/VAK en maximum 180.000 euro (7.261.182 BEF) per bedrijf bedragen en wordt verleend voor een periode van zes achtereenvolgende jaren; 2° de overheidsgarantie. Het bedrag van de steun mag in geen geval hoger zijn dan 40 % van het bedrag van de investering waarop hij slaat en dan 50 % in de minder ontwikkelde regio's. De looptijd van de rentesubsidie en van de garantie wordt in de bijlage vermeld.

De Minister bepaalt de gevallen en de mate waarin de steun geheel of gedeeltelijk kan worden verleend in de vorm van uitgestelde aflossingen.

Art. 13.Artikel 31 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 31.1. De landbouwer die geen beroep doet op erkende kredietinstellingen en eigen kapitaal gebruikt voor de financiering van verrichtingen die minimaal 2479 euro (100.003 BEF) bedragen en voor bijzondere investeringen ter bescherming van het milieu, kan steun genieten in de vorm van een kapitaalpremie gelijk aan het bedrag van de rentesubsidie bedoeld in artikel 29". «

Art. 31bis.In gebieden waarvan de Waalse Regering acht dat ze met ernstige milieuproblemen te kampen hebben, wordt de steun verleend in de vorm van een kapitaalpremie die niet hoger is dan 40 % van het bedrag van de investering waarop hij slaat en dan 50 % in de minder ontwikkelde regio's. De Minister bepaalt de nadere regels voor de toekenning van deze premie. »

Art. 14.Artikel 32 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 32.De landbouwer die bewijst dat hij beschikt over de vereiste minimale vakbekwaamheid, zoals bedoeld in artikel 2, kan specifieke steun genieten voor investeringen ter verbetering van de hygiëne van levensmiddelen boven de minimale normen. Het gaat om investeringen in het kader van de ambachtelijke productie binnen het bedrijf. »

Art. 15.Artikel 33, tweede lid, van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : « Het bedrag van de steun mag niet hoger zijn dan 40 % van de subsidieerbare investering en dan 50 % in de minder ontwikkelde regio's. »

Art. 16.Artikel 35 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt : «

Art. 35.De landbouwer die geen beroep doet op de erkende kredietinstellingen en de bovenbedoelde verrichtingen voor minimum 2479 euro (100.003 BEF) met eigen kapitaal financiert, kan steun genieten in de vorm van een kapitaalpremie gelijk aan het bedrag van de rentesubsidie. »

Art. 17.De artikelen 49 en 50 van hetzelfde besluit worden opgeheven.

Art. 18.In artikel 57 van hetzelfde besluit worden de termen "artikel 40" vervangen door de termen "artikel 44".

Art. 19.In hoofdstuk XV, sectie 3, van hetzelfde besluit worden de woorden "steun voor de werking" vervangen door de woorden "steun voor begeleiding".

Art. 20.Artikel 66 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « Elke steunverlening bedoeld in dit besluit wordt gekoppeld aan de inachtneming van de voorschriften bedoeld in "Hoofdstuk 5.

Beschrijving van de maatregelen" van het Waalse Plan voor Plattelandsontwikkeling, inzonderheid punt 1 "Algemene voorwaarden".

Er wordt niet meer verwezen naar Verordening EEG/2328/1991, zoals gewijzigd bij Verordening EEG/950/97, maar naar de Verordeningen (EG) 1257/1999 en (EG) 1750/1999. »

Art. 21.Artikel 67 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « De aankoop van tweedehands materiaal kan, in behoorlijk gemotiveerde gevallen, beschouwd worden als een uitgave waarvoor steun kan worden verleend als tegelijkertijd wordt voldaan aan de volgende vier voorwaarden : - een aangifte van de verkoper met de exacte herkomst van het materiaal, die bevestigt dat het niet in aanmerking is gekomen voor gewestelijke, federale of gemeenschappelijke steun; - de aankoop van materiaal is een bijzonder voordeel voor het programma of het project of wordt gerechtvaardigd door uitzonderlijke omstandigheden of door het gebrek aan nieuw materiaal te gelegener tijd, waardoor de vlotte uitvoering van het project in het gedrang zou komen; - beperking van de kosten en, bijgevolg, van het steunbedrag t.o.v. de prijs van dat nieuwe materiaal, met handhaving van een goede verhouding prijs-voordeel; - het tweedehands materiaal moet de nodige technische en technologische eigenschappen vertonen om te beantwoorden aan de specificaties van het project. »

Art. 22.Artikel 69 van hetzelfde besluit wordt aangevuld als volgt : « Voor alle bewijsstukken betreffende een dossier wordt een origineel exemplaar of een voor eensluidend verklaard afschrift aan het Bestuur overgemaakt.

Behalve andersluidende bepaling, worden de steunaanvragen ingediend uiterlijk binnen 2 jaar na het begin van de werken of na de aankoop van materiaal of vee. De niet-geregistreerde overeenkomsten betreffende de overname in eerste vestiging gelden één jaar.

Elke aanvraag om rentesubsidie houdt in dat de kredietinstelling die de erkenningsvoorwaarden vervult, de volgende stukken bij het aanvraagdossier voegt : een voor eensluidend verklaard afschrift van de door de partijen ondertekende akte van kredietverlening, alsmede de eventuele bijlagen. De kredietinstelling geeft het bestuur kennis van de data van de opeenvolgende stortingen die in het kader van de betaling van het krediet worden verricht.

Als de rekening van de cliënt niet bevoorraad is, mag geen beroep worden gedaan op kaskredieten in debet op de vervaldata voor de betaling in kapitaal en renten.

Bij de opzegging van het krediet bezorgt de bank het bestuur een afschrift van de aan de cliënt gestuurde brief; de opzeggingsbrief moet een uitvoerig overzicht geven van de boekhoudkundige toestand van elk krediet op de dag van de opzegging ervan.

Als er meer bankinstellingen zijn, zorgt de initiatiefnemer van de opzegging voor overleg met de andere banken met het oog op de gezamenlijke voorlegging van een oproep tot garantie.

Een aanvraag om garantievoorschot wordt binnen drie maanden na de datum van de opzeggingsbrief bij het bestuur ingediend. De betaling van het voorschot maakt een einde aan de door het Gewest verschuldigde interestenlast.

Art. 23.Dit besluit is van toepassing op de dossiers die ingediend worden na 3 januari 2000 en waarvan het oudste bewijsstuk op z'n vroegst van dezelfde dag gedateerd is.

Voor de vestiging van jonge landbouwers is dit besluit evenwel van toepassing op de overnameovereenkomsten die in werking treden op 1 januari 2000 op z'n vroegst.

Art. 24.Dit besluit treedt in werking de dag waarop het ondertekend wordt.

Art. 25.De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 26 oktober 2000.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART

^