Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 27 februari 2003
gepubliceerd op 14 maart 2003

Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale voorwaarden voor de installaties voor de verzameling en de sortering van recycleerbare metaalhoudende afvalstoffen, voor de installaties voor de verzameling, de sortering of de terugwinning van onderdelen van afgedankte voertuigen, de demontage- en reinigingscentra voor afgedankte voertuigen en de centra voor de vernietiging van afgedankte voertuigen en de behandeling van ferro- en niet-ferro-metalen

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2003027138
pub.
14/03/2003
prom.
27/02/2003
ELI
eli/besluit/2003/02/27/2003027138/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 FEBRUARI 2003. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de sectorale voorwaarden voor de installaties voor de verzameling en de sortering van recycleerbare metaalhoudende afvalstoffen, voor de installaties voor de verzameling, de sortering of de terugwinning van onderdelen van afgedankte voertuigen, de demontage- en reinigingscentra voor afgedankte voertuigen en de centra voor de vernietiging van afgedankte voertuigen en de behandeling van ferro- en niet-ferro-metalen


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op de artikelen 4, 5, 7 en 8;

Gelet op de beraadslaging van de Regering van 18 oktober 2002 over het verzoek om adviesverlening door de Raad van State binnen een termijn van minder dan één maand;

Gelet op het advies van de Raad van State nr. 34.306/4, gegeven op 18 december 2002, in toepassing van artikel 84, eerste lid, 1° van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, Na beraadslaging, Besluit : TITEL I. - Algemene bepalingen HOOFDSTUK I. - Voorwerp, toepassingsgebied en begripsomschrijvingen

Artikel 1.Bij dit besluit wordt de richtlijn 2000/53/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 18 september 2000 betreffende de afgedankte voertuigen gedeeltelijk omgezet.

Art. 2.Deze sectorale voorwaarden zijn van toepassing op de installaties en activiteiten bedoeld in de rubrieken 37.10.01, 37.10.02, 37.10.03 en 37.10.04 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.

Art. 3.Voor de toepassing van deze voorschriften wordt verstaan onder : 1° Dienst : de leidende ambtenaar van de "Office wallon des déchets" (Waalse dienst voor afvalstoffen) of diens afgevaardigde;2° afgedankt voertuig : afgedankt voertuig zoals bepaald in bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten;3° technische ambtenaar : de ambtenaar omschreven in het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de algemene voorwaarden voor de exploitatie van de inrichtingen bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning. HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw

Art. 4.De vestiging wordt over zijn gehele omtrek beschermd door een afgerasterde omheining die minstens twee meter hoog is, om op doeltreffende wijze te verhinderen dat personen noch voertuigen er zich buiten de openingsuren toegang toe kunnen verschaffen.

Andere materiële middelen, die vast van aard en blijvend geplaatst zijn, kunnen enkel worden gebruikt voorzover de beschermingsgraad die zij waarborgen minstens even groot is.

Art. 5.Toe- en uitgang van de vestiging zijn van stevige poorten voorzien, die met een doeltreffende vergrendeling uitgerust zijn. Die poorten mogen enkel open blijven wanneer de uitbater of diens vertegenwoordiger aanwezig zijn.

Art. 6.De wegen waarop de voertuigen binnen de vestiging rijden en de privé-toegangswegen ervan zijn voorzien van een gemakkelijk onderhoudbare wegbedekking.

Art. 7.De voertuigen die de installatie verlaten, mogen de openbare weg niet abnormaal vervuilen. Uitrustingen zoals voor het schoonmaken van de wielen van de voertuigen zijn, voor het geval dat ze nodig zijn, op een waterdichte oppervlakte aangebracht.

Art. 8.De opslag- en werkruimten worden ingericht om te verhinderen dat verschillende vloeistoffen en andere daarbij horende producten die de grond en de ondergrond zouden kunnen verontreinigen, in de grond dringen. Grond en ondergrond zijn scheikundig inert tegenover die vloeibare verontreinigende stoffen en worden in een goede staat van onderhoud gehouden.

Art. 9.De grondbedekking wordt lichtjes hellend aangelegd, zodat afvloeiend hemelwater en schoonmaakwater afgevoerd kunnen worden.

Art. 10.Dat water wordt naar een inzamel- en draineringssysteem afgevoerd dat op dusdanige wijze ontworpen en opgebouwd is dat : 1° het terugwinnen van het water vergemakkelijkt wordt;2° het afvloeien ervan over de buitenkant van bovenbedoelde ruimten voorkomen wordt;3° het water ofwel via een decanteer- en ontolietoestel, waarvan het afvloeisel de voorschriften van hoofdstuk V naleeft, stroomt;ofwel naar een dubbelwandige, waterdichte opslagtank afgeleid wordt die over een voldoende inhoud beschikt en die regelmatig leeggepompt wordt door een onderneming die als inzamelaar en vervoerder van gevaarlijke afvalstoffen overeenkomstig het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 9 april 1992 betreffende de gevaarlijke afvalstoffen erkend is.

Art. 11.In aanvulling op de voorschriften van artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de algemene voorwaarden voor de exploitatie van de inrichtingen bedoeld in het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning is het bord, met een oppervlakte van minstens 1 m2, goed zicht- en leesbaar vanaf de straat. Op het bord worden de inlichtingen met betrekking tot de gewone openingsuren voor het inleveren van de afvalstoffen vermeld. HOOFDSTUK III. - Exploitatie Afdeling 1.- Algemene bepalingen

Art. 12.De uitbater treft alle dienstige maatregelen om de verspreiding van ongedierte zoals knaagdieren, insecten, vogels te voorkomen. De ambtenaar belast met de bewaking kan, in voorkomend geval, de opdracht geven om het ongedierte uit te roeien.

Art. 13.De vernietiging van afvalstoffen door verbranding is verboden.

Art. 14.De uitbater waakt erover dat de afvalstoffen vanaf de straatkant niet zichtbaar zijn.

De beschikkingen om de visuele hinder te beperken worden in de bijzondere voorwaarden voorgeschreven.

Art. 15.De afgedankte voertuigen en de versleten metalen dienen niet hoger opgestapeld te worden dan wat verenigbaar is met de zorgvuldige inrichting en het architectonisch karakter van de plaats waar de vestiging zich bevindt. Indien er geen bijzondere voorwaarden bestaan, is die hoogte lager dan drie meter wanneer de opslagplaats zich in de open lucht bevindt. Op de oppervlakte van een onderneming die als hoofdbedrijvigheid de recuperatie van metaalhoudende en niet-metaalhoudende samenstellende grondstoffen heeft met het oog op recyclage, valorisering of wegwerking ervan, mag men tot op een hoogte van zes meter opstapelen. In geen enkel geval mogen de opgestapelde afgedankte voertuigen en versleten metalen hoger uitkomen dan het zichtscherm, behalve in het hoger bedoelde geval, waar de stapelhoogte zes meter mag bereiken.

Art. 16.De activiteiten inzake de afvalstoffen worden onder het gezag van één persoon geplaatst die uitdrukkelijk door de uitbater aangewezen wordt als die persoon niet de uitbater is. Laatstgenoemde dient in dat geval de identiteit van die verantwoordelijke schriftelijk mede te delen aan de technische ambtenaar, evenals aan de Dienst, en vóór inbedrijfname.

Art. 17.In de bijzondere voorwaarden wordt de maximumcapaciteit inzake opslag en behandeling door de vestiging bepaald, rekening houdend met de dienstoppervlakte en de technische middelen. Afdeling 2 . - Criteria en procedures voor het inleveren van de

afvalstoffen

Art. 18.Het inleveren en lossen van de afvalstoffen zijn enkel toegelaten in aanwezigheid en onder de bewaking van een aangestelde, die door de verantwoordelijke persoon bedoeld in artikel 16 aangewezen wordt en die permanent over een exemplaar van de toelatingsakte en van het werkplan bedoeld in artikel 32 beschikt. Afdeling 3. - Controle en weigeringsprocedure

Art. 19.De uitbater is verantwoordelijk voor de controle over de overeenstemming van het afgedankte voertuig met het specifiek karakter van de vestiging.

Elke binnenkomende lading wordt minstens visueel gecontroleerd.

Indien er afvalstoffen geweigerd worden, noteert de uitbater chassisnummer, identiteit van de vervoerder van het voertuig en diens bestemming. Afdeling 4. - Criteria en procedures voor het afvoeren van de

afvalstoffen

Art. 20.Alle contracten en overeenkomsten die de uitbater met firma's of instanties heeft afgesloten die met de afvoer, de uitvoer en/of de behandeling, de valorisering of de wegwerking van de afvalstoffen worden belast, vermelden uitdrukkelijk de installaties waar zij uiteindelijk weggewerkt of gevaloriseerd zullen worden. Onder vermelden ervan wordt verplicht verstaan : de adresgegevens van die installaties of vestigingen; alle dienstige inlichtingen waarmee aangetoond wordt dat hun exploitatie gedekt wordt door de vereiste toelatingen en dat zij regelmatig gemachtigd zijn om de bedoelde afvalstoffen op te vangen. HOOFDSTUK IV. - Ongevallen- en brandpreventie

Art. 21.Vóór uitvoering van het ontwerp en bij elke wijziging van de plaats en/of van de bedrijfsvoorwaarden die het brand- en het brandverspreidingsrisico zouden kunnen wijzigen, wint de uitbater het advies in van de territoriaal bevoegde brandweerdienst over de te treffen maatregelen en de uitrustingen die inzake brand- en explosiepreventie en -bestrijding aangebracht dienen te worden, met naleving van de bescherming van publiek en milieu.

Art. 22.Het brandbestrijdingsmaterieel is in goede staat van werking, en beschermd tegen vriesweer, door symbolen aangegeven, toegankelijk en over de vestiging verspreid.

Dat materiaal wordt jaarlijks gecontroleerd en de uitbater waakt over de kwaliteit van de brandblusproducten. HOOFDSTUK V. - Water

Art. 23.De voorwaarden voor het lozen van industrieel afvalwater in het oppervlaktewater worden in de bijzondere voorwaarden vastgesteld.

Het lozen van industrieel afvalwater in het ondergronds water is verboden. HOOFDSTUK VI. - Lucht

Art. 24.De containers of voertuigen die de al dan niet valoriseerbare afvalstoffen afvoeren, zijn met zeilen of netten uitgerust om te voorkomen dat stofdeeltjes tijdens het vervoer vrijkomen dan wel wegvliegen. HOOFDSTUK VII. - Geluid

Art. 25.De noodzakelijke voorzorgsmaatregelen dienen te worden getroffen om te voorkomen dat de trillingen die zouden kunnen ontstaan naar aanleiding van de behandeling van de afgedankte voertuigen de stabiliteit van de bouwwerken schade zou toebrengen. Indien nodig worden er tussen de bodem en de bodemplaat waarop de machines geplaatst zijn, aangepaste schokdempers geplaatst. HOOFDSTUK VIII. - Zekerheden en verzekeringen

Art. 26.De zekerheid bedoeld in artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning is steeds vereist voor elke vestiging bedoeld in dit besluit. Het bedrag ervan wordt in de bijzondere voorwaarden vastgesteld.

Art. 27.De uitbater is ertoe verplicht een verzekeringscontract af te sluiten met een voldoende bedrag om de burgerlijke aansprakelijkheid voortvloeiende uit de activiteiten waarvoor de toelating wordt aangevraagd, te dekken. Het minimumbedrag wordt in de bijzondere voorwaarden vastgesteld. HOOFDSTUK IX. - Beëindiging en herstel na beëindiging van de exploitatie

Art. 28.Naast de kennisgeving bepaald bij artikel 60 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning dient het beëindigen van de toelatingsakte vooraf aan de ambtenaar belast met de bewaking en aan de Dienst te worden medegedeeld.

Art. 29.§ 1. Bij het beëindigen van de exploitatie worden de afgedankte voertuigen afgevoerd naar behoorlijk toegelaten installaties. § 2. Bij beëindiging van de bedrijvigheid laat de uitbater een indicatief onderzoek naar de kwaliteit van de bodem door een deskundige verwezenlijken die erkend is in het vak « bodem- en ondergrondverontreiniging » overeenkomstig het besluit van de Waalse Regering van 4 maart 1999 betreffende de vestiging en de uitbating van benzinestations op grond van een monsterneming en analyses die door een erkend laboratorium inzake de bewaking van uitvoering van de bepalingen in verband met de afvalstoffen worden uitgevoerd. Door dat onderzoek worden de kwaliteit van de bodem, de naleving van de toe te passen normen en, in voorkomend geval, de te verwezenlijken saneringsmaatregelen bepaald.

Art. 30.De tanks die producten hebben bevat die het water zouden kunnen verontreinigen, worden leeggemaakt, schoongespoeld en, in voorkomend geval, ontsmet. Indien mogelijk worden ze weggenomen.

Indien dat onmogelijk is, meer bepaald bij ingegraven tanks, worden ze onbruikbaar gemaakt door ze op te vullen met vaste inerte materialen. HOOFDSTUK IX. - Controle, zelfcontrole en bewaking Afdeling 1. - Exploitatie

Art. 31.Vóór aanvang van de bedrijvigheid van de vestiging brengt de uitbater het ontwerp van een werkplan ter kennis van de technische ambtenaar. De technische ambtenaar keurt het ontwerp-plan goed binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van de ontvangst van het ontwerp. Indien er geen beslissing getroffen is binnen die termijn, wordt het werkplan geacht goedgekeurd te zijn. Binnen de zes maanden na het opstarten van de bedrijvigheid van de vestiging is de uitbater ertoe verplicht over het definitief goedgekeurde werkplan te beschikken.

Art. 32.In dat werkplan zijn opgenomen : 1° de instructies die noodzakelijk zijn voor de goede werking van de vestiging, in alle omstandigheden, met naleving van de bepalingen inzake afvalstoffen evenals van deze exploitatievoorwaarden;2° de instructies die noodzakelijk zijn voor het permanent rein houden van de vestiging;3° de instructies voor het personeel bij brand of ongeluk;4° de organisatie inzake de inlevering van de partijen afvalstoffen;5° de organisatie inzake de afvoering van de afvalstoffen.

Art. 33.Elke wezenlijke wijziging van het werkplan is enkel toegelaten mits voorafgaandelijke instemming van de technische ambtenaar.

Art. 34.Het werkplan kan worden aangevuld en gewijzigd op verzoek van dezelfde ambtenaar. Die beslissing wordt schriftelijk aan de uitbater medegedeeld. Afdeling 2. - Register

Art. 35.De uitbater of diens vertegenwoordiger houdt een register bij in de vorm van een boek met doorlopend genummerde bladzijden, of volgens elke andere methode die door de Dienst is goedgekeurd, en waarin dagelijks de binnenkomende en uitgaande afvalstoffen worden bijgehouden. Als de uitbater voor geïnformatiseerde registratie opteert, wordt elke werkdag een staat afgedrukt, die op grond van een doorlopende nummering bijgehouden wordt.

Art. 36.Als bijlage bij het register worden alle documenten gevoegd zoals de bewijzen voor het storten van afvalstoffen in een technisch ondergravingscentrum, de inleverings- en wegwerkingscertificaten.

Art. 37.De uitbater is ertoe verplicht een kwartaalverslag aan de Dienst te richten, waarin de totale hoeveelheden afvalstoffen, in ton uitgedrukt, van de binnenkomende en uitgaande hoeveelheden, in detail vermeld voor elke afvalstofcode met inbegrip van de afvalstoffen die voor de valorisering bestemd zijn, worden bijgehouden.

Art. 38.Binnenkomend en uitgaand register, evenals de bijlagen en de contracten waarvan sprake in artikel 20, worden op de zetel van de exploitatie bewaard. Zij worden permanent ter beschikking van de ambtenaar belast met de bewaking gehouden, en worden gedurende minstens vijf jaar na verval van de toelating tot exploitatie of na vroegtijdige beëindiging van de exploitatie van de vestiging bewaard. Afdeling 3. - Water

Art. 39.De uitbater houdt gedurende minstens drie jaar de overname- en/of behandelingsbewijzen en/of de bewijzen voor het wegwerken van de afvalstoffen voortvloeiend uit het onderhoud van het watervergaar- en -zuiveringssysteem ter beschikking van de ambtenaar belast met de bewaking.

TITEL II. - Installatie voor de inzameling, de sortering en de terugwinning van onderdelen van afgedankte voertuigen en centrum voor het slopen en het reinigen van afgedankte voertuigen HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen en toepassingsgebied

Art. 40.Deze sectorale voorwaarden zijn van toepassing op de installaties bedoeld in de rubrieken 37.10.02 en 37.10.03 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.

Art. 41.Voor de toepassing van deze voorschriften wordt verstaan onder : Slopen : bedrijvigheid waarbij het afgedankt voertuig ontdaan wordt van een zo groot mogelijk aantal valoriseerbare samenstellende delen, waaronder onderdelen, met het oog op maximaal hergebruik ervan. HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw Afdeling 1. - Inrichtingen en uitrustingen

Art. 42.De vestiging beschikt te allen tijde over volgende technische uitrustingen : 1° een ruimte voor het laden, het lossen en de controle van de afgedankte voertuigen op de oppervlakte van het bedrijf, met een weegbrug of een weegapparaat dat geijkt en uitgerust is met een informaticasysteem om de controle in real time mogelijk te maken van de binnenkomende en de uitgaande afvalstoffen;2° een ruimte waarop uitsluitend de niet-gereinigde voertuigen worden opgeslaan;3° een werkplaats waar de voertuigen gereinigd en de niet-gereinigde voertuigen gesloopt worden;4° opslagplaatsen voor de inzameling van de afvalstoffen die niet bedoeld zijn onder 7° hiernavermeld, gesorteerd volgens aard en meer bepaald : de verschillende vloeistoffen die gescheiden worden volgens hun aard; de gassen die uit de airconditioning-systemen voortkomen; de uitlaten; de pyrotechnische producten (airbags); de gasreservoirs; 5° een ruimte voor het opslaan van de voertuigwrakken;6° een ruimte voor het opslaan van terugwinbare losse onderdelen;7° een ruimte voor het opslaan van niet-gevaarlijke afvalstoffen;8° een vernietigingsmiddel, ofwel een snijmachine, ofwel een pers, ofwel een shredder, behalve indien hij over een contract voor de vernietiging van voertuigen beschikt met een onderneming die over een vernietigingstuig beschikt dat zich op een aanpalend terrein bevindt en dat gedekt is door een milieuvergunning die voor die activiteit geldig is. In dat contract wordt meer bepaald aangegeven : dat « de opschorting of de opzegging van het contract enkel ingaat bij het verstrijken van een termijn van drie maanden met ingang van de datum waarop de opschorting of de opzegging aan de Dienst worden bekendgemaakt »; dat « de uitbater van de vernietigingsinstallatie erover waakt dat elk indentificatienummer dat op het chassis aangebracht is, geheel vernietigd wordt om elk hergebruik uit te sluiten.

Een eensluidend verklaard afschrift van dat contract wordt aan de Dienst medegedeeld de dag waarop het centrum in bedrijf genomen wordt; 9° het rollend materieel dat noodzakelijk is, dient aanwezig te zijn om de bedrijfsinterne verplaatsing van afgedankte voertuigen of inzonderheid van opslagbakken mogelijk te maken.

Art. 43.§ 1. De ruimtes voor inontvangstname en opslag van niet-gereinigde voertuigen, evenals de ruimtes voor de demontage en de verwerking, worden ingericht om te vermijden dat de verschillende vloeistoffen en kleine vervuilde onderdelen na demontage in de grond of de ondergrond zouden kunnen dringen. § 2. De ruimtes voor het opslaan van de gereinigde afgedankte voertuigen dienen van een verharde bedekking in beton of in een koolwaterstofhoudend product te worden aangelegd. HOOFDSTUK III. - Exploitatie Afdeling 1. - Algemene bepalingen

Art. 44.In die installaties worden enkel de afgedankte voertuigen toegelaten zoals omschreven in bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.

Art. 45.De niet-gereinigde afgedankte voertuigen mogen niet opgestapeld worden en mogen noch op de flank noch op het dak opgeslaan worden.

Art. 46.De activiteiten bestaande uit het aannemen, het reinigen, het slopen en het opslaan van de afgedankte voertuigen staan onder het gezag van een persoon die houder is van een diploma en die kan aantonen dat hij over voldoende opleiding en ervaring beschikt voor die types verrichtingen, en die uitdrukkelijk door de uitbater is aangewezen. Laatstgenoemde is ertoe verplicht de identiteit van die verantwoordelijke schriftelijk mede te delen, evenals hij het eensluidend verklaard afschrift van het diploma aan de ambtenaar belast met de bewaking, aan de technische ambtenaar en aan de Dienst moet afgeven voor inbedrijfname van de vestiging. De Dienst meldt de ontvangst ervan en levert een identifiecatienummer voor de vestiging aan bedoelde verantwoordelijke af.

Art. 47.Geen enkel afgedankt voertuig mag op de openbare weg geparkeerd staan in de nabije omgeving van de vestiging noch zich op minder dan vijf meter van de openbare weg bevinden als hij zich in de open lucht bevindt.

Die laatste bepaling is niet van toepassing indien er een doorlopend scherm geplaatst is tussen de openbare weg en de afgedankte voertuigen, in de nabije omgeving van de vestiging.

Art. 48.De inrichting van het bedrijf wordt zo opgevat dat de binnenkomende en de uitgaande voertuigen verplicht over de weegbrug gaan, die tijdens de openingsuren constant in dienst dient te zijn. Afdeling 2. - Criteria en procedures voor het aannemen van de

afgedankte voertuigen

Art. 49.De uitbater dient erop toe te zien dat de afgedankte voertuigen conform zijn aan het specifieke karakter van de vestiging.

Elke binnenkomende lading wordt minstens visueel nagekeken.

Art. 50.Zodra een afgedankte voertuig aangenomen is in de vestiging, worden diens kenmerken en herkomst in een gegevensbank ingevoerd.

De aanname van een afgedankt voertuig in de vestiging leidt de uitbater er onmiddellijk toe een opslagattest af te geven aan de houder van het voertuig, waarop minstens het merk en het type ervan vermeld worden.

Op een later tijdstip en binnen een termijn van hoogstens vijfenveertig dagen wordt aan de houder en aan de laatste eigenaar van het voertuig een « vernietigingscertificaat » afgegeven.

Indien er geen typecertificaat is opgesteld door de Dienst, worden op dat certificaat de inlichtingen vermeld die bepaald zijn bij de beslissing 2002/151/EG van 19 februari 2002 van de Europese Commissie inzake de minimumeisen voor het certificaat van vernietiging.

Art. 51.Zodra het afgedankt voertuig aangenomen is, wordt het voorlopig in de ruimte die daartoe voorzien is, opgeslaan. Die opslag mag niet langer duren dan dertig dagen, behalve de jaarlijkse vakantieperiode.

Art. 52.Voor elke sloopverrichting wordt het afgedankt voertuig dat in de vestiging is aangenomen, gereinigd. Afdeling 3. - Criteria voor de reiniging en het slopen

Art. 53.De vestiging is uitgerust om minstens het volgende mogelijk te maken : 1° wegnemen van de accu's en de reservoirs voor de vloeibaar gemaakte gassen;2° wegnemen en loskoppelen van de samenstellende delen die zouden kunnen ontploffen, zoals bijvoorbeeld de opblaasbare veiligheidskussens (airbags);3° wegnemen en gescheiden opslaan, in daartoe voorziene reservoirs, van brandstoffen, carterolie, transmissie-olie, olie van de versnellingsbak, hydraulische olie, afkoelingsolie, antivries, remolie en olie van het airconditioningcircuit, evenals elke andere vloeistof die in het afgedankte voertuig aanwezig is, tenzij zij nog nodig zouden zijn voor het hergebruik van bedoelde delen;4° wegnemen van alle samenstellende delen die als kwikhoudend bekend staan.

Art. 54.De maximumhoeveelheid afvalstoffen uit de reinigingsverrichtingen die op de bedrijfsruimte worden opgeslaan, worden in de bijzondere voorwaarden vastgelegd.

Art. 55.§ 1. Bij het opslaan wordt erover gewaakt dat de samenstellende delen die vloeistoffen bevatten, de valoriseerbare samenstellende delen en de onderdelen niet beschadigd worden. § 2. De uitbater beschikt minstens over geschikte containers voor de opslag van de accu's, de filters en condensatoren die PCB/PCT bevatten. § 3. De uitbater beschikt over installaties die geschikt zijn voor de opslag van gedemonteerde onderdelen en wisselstukken, in een overdekte ruimte, daarbij inbegrepen een waterwerende installatie voor de opslag van ingesmeerde onderdelen.

De opslagplaats beschikt over een waterwerende grondverharding die aangesloten is op de afvoer naar de decanteer- en ontoliemachine. § 4. Over de bereikte gemiddelde sloopgraad, de gebruikte methodes, hun vergelijking met de beste beschikbare technieken, het investeringsplan dat in het vooruitzicht wordt gesteld voor het jaar en de balans van de verwezenlijkingen tegenover het investeringsplan voor het afgelopen jaar wordt een verslag opgemaakte dat uiterlijk op 10 februari aan de Dienst wordt overgemaakt.

Vanaf het tweede jaar wordt melding gemaakt van alle wijzigingen die aangebracht zijn in de exploitatie tegenover het voorgaande jaar.

Daarbij worden een afschrift van de financiële balans, van het laatste boekjaar en het verslag van de auditeur van het onafhankelijke certificeerorganisme met accreditatie EN 45004 gevoegd. § 5. Zodra de vestiging in bedrijf wordt genomen, worden de sloop- en reinigingsverrichtingen overeenkomstig artikel 86 van het besluit van de Waalse Regering van 25 april 2002 tot invoering van een terugnameplicht voor bepaalde afvalstoffen met het oog op de valorisatie of het beheer ervan doorgevoerd.

De verrichting is eveneens van toepassing op de pyrotechnische onderdelen (airbags,...).

De vloeistoffen en de andere producten die uit de sloopverrichtingen voortspruiten worden onmiddellijk opgeslaan in overdekte waterdichte boxen en/of stevige en waterdichte bakken die bestaan uit materialen die geschikt zijn voor vloeistoffen en andere producten waartoe ze bestemd zijn. De boxen zijn ingericht en de bakken worden opgeslaan om elk onvoorzien risico op overvloeien en verontreiniging te voorkomen.

Daarnaast dienen de pyrotechnische onderdelen van de airbags, gordels en andere gevaarlijke samenstellende delen losgekoppeld en weggewerkt te worden.

Eveneens dienen voorzover mogelijk alle samenstellende delen die als kwikhoudend bekend staan, weggenomen te worden.

Art. 56.In de bijzondere voorwaarden worden het aantal gereinigde afgedankte voertuigen, de stapelhoogte, de bijzondere opslagvoorwaarden voor de carrosserieën die in voorkomend geval een tweede keer gedemonteerd kunnen worden en de bijzondere voorwaarden voor de opslag van niet-ontplofte pyrotechnische onderdelen, vastgelegd.

Art. 57.§ 1. Geen enkel afgedankt voertuig dat in de vestiging is aangenomen mag de vestiging verlaten zonder gereinigd te zijn. Enkel de vernietiging van het chassis kan buiten vestiging plaatsvinden als de uitbater niet over een vernietigingsmiddel beschikt, maar een contract heeft ondertekend met een onderneming die over een vernietigingstuig op een aanpalend terrein beschikt. § 2. De identificatienummers die op het chassis vermeld zijn, worden geheel vernietigd om te voorkomen dat ze opnieuw worden gebruikt. Die bepaling is eveneens van toepassing op de chassis die buiten het erkend centrum geshredderd worden, voor verzending ervan. Afdeling 4. - Voorwaarden voor de uitbater en de certificatie

Onderafdeling 1. - Voorwaarden voor de uitbater

Art. 58.De uitbater van de bedrijfsruimte moet aan de volgende voorwaarden voldoen : 1° indien het een natuurlijke persoon betreft : de burgerlijke en politieke rechten genieten; geen veroordeling hebben opgelopen die nog uitwerking heeft tijdens de vijf laatste jaren voor de aanvraag, bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing, wegens een overtreding op de bepalingen met betrekking tot de politie van de gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke vestigingen, op de afvalstoffen en op de belasting op de afvalstoffen of op elke andere gelijkwaardige wetgeving uit een andere lid-Staat van de Europese Gemeenschap; 2° indien het een rechtspersoon betreft in de vorm van een handelsvennootschap : opgericht zijn naar Belgisch recht, naar het recht van een andere lid-Staat van de Europese Gemeenschap of een andere staat die verdragsluitende partij is van de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte en zijn maatschappelijke zetel of zijn bedrijfszetel hebben in België, in een andere lid-Staat van de Europese Gemeenschap of in een andere staat die verdragsluitende partij is van de overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte; onder zijn bestuurders, zaakvoerders en personen die bevoegd zijn om de vennootschap te verbinden enkel personen tellen die voldoen aan de voorwaarden bepaald onder 1°, a en b ; 3° indien het een rechtspersoon van openbaar of privaatrecht betreft die niet opgericht is als handelsvennootschap : onder de leden van diens beheersorganen en de personeelsleden enkel personen tellen die voldoen aan de voorwaarden bepaald onder 1°, a en b .

Art. 59.De uitbater verstrekt een aangepaste opleiding aan al het personeel dat tewerkgesteld is op de bedrijfsruimte in het kader van de exploitatie ervan. Die opleiding heeft meer bepaald betrekking op : 1° de bepalingen die van toepassing zijn inzake milieuvergunningen en afvastoffenbeheer;2° de technieken voor de herkenning en het beheer van de afvalstoffen;3° de bepalingen inzake interne en externe veiligheid;4° de milieuproblemen die verband houden met de exploitatie van de vestiging. De uitbater stelt een repertorium op met de lijst van het personeel dat de opleiding heeft gevolgd en houdt het regelmatig bij. Dat repertorium wordt op het bedrijf bijgehouden.

Onderafdeling 2. - Voorwaarden voor de certificering

Art. 60.§ 1. Minstens één controle op het erkende centrum wordt jaarlijks verricht door een onafhankelijke certificeringsinstantie met accreditatie EN 45004. De uitbater is er daarnaast toe verplicht te aanvaarden dat zijn installaties regelmatig geïnspecteerd worden door die onafhankelijke certificeringsinstantie. § 2. Er wordt een jaarverslag over de controle op het erkende centrum opgesteld door de onafhankelijke certificeringsinstantie. § 3. In het kader van de uitvoering van het besluit van de Waalse Regering van 25 april 2002 tot invoering van een terugnameplicht voor bepaalde afvalstoffen met het oog op de valorisatie of het beheer ervan wordt de stroom afvalstoffen doeltreffend door de uitbater beheerd. Dankzij het administratieve beheer van het centrum kan de Dienst te allen tijde op eenvoudig verzoek een geactualiseerde lijst krijgen waarop alle volgende gegevens betreffende de stroom binnenkomende en uitgaande afvalstoffen, uitgedrukt in gewicht (in kg) en in aantal worden vermeld. Die gegevens worden bovendien jaarlijks op elektronische wijze vóór 31 maart aan de Dienst medegedeeld : 1° lijst van de binnenkomende afgedankte voertuigen, met vermelding van hun aantal, totaal gewicht per categorie M1 of N1, driewielers of andere types voertuigen;2° lijst van de uitgaande afgedankte voertuigen, met vermelding van hun aantal, hun totaal gewicht per categorie M1 of N1 of driewielers en andere types voertuigen;3° lijst van de afgevoerde afvalstoffen, hun totale gewicht en hun bestemming : hergebruik, recyclage, verwerking in een vergunde installatie met energieterugwinning, verbranding in een behoorlijk vergunde installatie of ondergraving in een technisch ondergravingscentrum;4° lijst van de vestigingen waar de afgevoerde afvalstoffen aanvaard zijn, de gescande afschriften van de aannamecertificaten die door die vestigingen zijn afgeleverd. § 4. Op verzoek van de coördinerende instantie waarvan sprake in artikel 25 van het besluit van de Waalse Regering van 25 april 2002 tot invoering van een terugnameplicht voor bepaalde afvalstoffen met het oog op de valorisatie of het beheer ervan en die opgericht kunnen worden door de uitbaters en door hun representatieve beroepsorganisaties maakt elke uitbater de noodzakelijke inlichtingen voor de opvolging van de afgedankte voertuigen over, en meer bepaald het statuut van elk voertuig tegenover het officiële Belgische repertorium voor de inschrijving van de voertuigen en de aanhangwagens.

De gegevens worden ter beschikking gesteld via een geüniformiseerd en elektronisch gegevenssysteem dat verbonden is met de centrale gegevensbank van de coördinerende instantie bedoeld in vorig lid, volgens een procedure en een periodiciteit die door bedoelde instantie bepaald dienen te worden.

Art. 61.De uitbater maakt vóór 10 februari van elk jaar bij aangetekend schrijven het controlerapport over dat verwezenlijkt is door de onafhankelijke certificeringsinstantie voor het afgelopen jaar. Afdeling 5. - Register

Art. 62.In het register bedoeld in artikel 35 worden volgende inlichtingen opgenomen : voor de binnenkomende eenheden : - volgnummer van de binnenkomst van elke partij afvalstoffen; - datum waarop zij binnenkomen; - aanduiding en codenummer van de afvalstof; - adresgegevens van de laatste eigenaar van elk afgedankt voertuig en hun laatste inschrijvingsnummer; - adresgegevens van de persoon die het/de afgedankte voertuig(en) heeft afgegeven; - netto-gewicht van de partij en nummer van het weegbiljet; voor de uitgaande eenheden : - volgnummer van de afvoer van elke partij afvalstoffen; - datum waarop zij worden afgevoerd; - type en aard van de afvalstoffen; - aanduiding en codenummer van de afvalstof; - adresgegevens van de vervoerder en van de bestemmeling, respectievelijk; - inschrijvingsnummer van het voertuig dat de vestiging verlaat met de vracht; - nettogewicht van de partij en nummer van het weegbon; 3° weigeringsvermelding. Afdeling 6. - Beperkingen

Art. 63.De hoeveelheid en/of het totale volume afgedankte voertuigen die aanwezig zijn op de bedrijfsruimte bestemd voor de sloopbedrijvigheid wordt/worden in de bijzondere voorwaarden bepaald.

Art. 64.De maximumhoeveelheid afgewerkte oliën die in de vestiging opgeslaan kan worden, wordt in de bijzondere voorwaarden bepaald.

Art. 65.De maximumhoeveelheid gebruikte oplosmiddelen die in de vestiging opgeslaan kan worden, wordt in de bijzondere voorwaarden bepaald.

Art. 66.De maximumhoeveelheid restbrandstoffen die in de vestiging opgeslaan kan worden, wordt in de bijzondere voorwaarden bepaald.

Art. 67.De oliefilters worden bewaard in daartoe gebruikte onbrandbare containers die duidelijk geïdentificeerd zijn. Het maximumaantal containers wordt in de bijzondere voorwaarden bepaald.

Art. 68.De batterijen worden bewaard in zuurbestendige containers.

Het maximumaantal containers wordt in de bijzondere voorwaarden bepaald.

Art. 69.De brandblussers worden in een container uit PVC of gelijkwaardig bewaard. Het maximumaantal containers wordt in de bijzondere voorwaarden bepaald.

Art. 70.De LPG-tanks worden in bewaard in reservoirs die tegen ontploffingsgevaar bestand zijn. Het maximumaantal reservoirs wordt in de bijzondere voorwaarden bepaald.

Art. 71.De vloeistoffen van het afkoelsysteem, de ruitenwissers en de remmen worden in waterdichte tanks bewaard. De inhoud van de tanks wordt in de bijzondere voorwaarden bepaald.

Art. 72.De schokdempers, de remcircuits, de catalysators of de ophangingsbollen worden in containers bewaard. De inhoud van de containers wordt in de bijzondere voorwaarden bepaald.

Art. 73.Het maximumvolume van de opgeslane, van de velg gehaalde banden wordt in de bijzondere voorwaarden bepaald.

Art. 74.De verschillende containers en reservoirs worden door een erkende operator afgevoerd binnen de 48 uur nadat ze zijn gevuld. De tanks worden eveneens binnen de 48 uur nadat ze zijn gevuld, leeggemaakt.

Art. 75.De herbruikbare onderdelen worden in een overdekte ruimte opgeslaan en op rekken bewaard.

Art. 76.De opslag van de gesloopte carrosserieën die voor het vervoer zijn bestemd, wordt gescheiden van de andere plaatsen waar de carrosserieën worden opgeslaan en zijn ontoegankelijk voor het publiek.

Art. 77.Voor elk transport naar de shreddereenheden worden de wrakken, na te zijn gesloopt, evenals de andere plaats innemende onderdelen onbruikbaar gemaakt door samendrukking in een hydraulische pers, ofwel uit elkaar gesneden met een hydraulische metaalsnijder, ofwel geshredderd door een shredder, met uitzondering van de voertuigen die afgevoerd worden naar het centrum voor de vernietiging van de afgedankte voertuigen en de verwerking van ferro- en niet-ferro-metalen die aan de bedrijfsruimte aanpalend is.

TITEL III. - CENTRUM VOOR DE VERNIETIGING VAN DE AFGEDANKTE VOERTUIGEN EN DE VERWERKING VAN FERRO- EN NIET-FERRO-METALEN HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen en toepassingsgebied

Art. 78.Deze sectorale voorwaarden zijn van toepassing op de installaties bedoeld in de rubrieken 37.10.04 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten. HOOFDSTUK II. - Vestiging en bouw

Art. 79.De vestiging is uitgerust met een weegbrug met registratie. HOOFDSTUK III. - Exploitatie Afdeling 1. - Afvalstoffen die op de bedrijfsruimte worden aangenomen

Art. 80.In het centrum voor de vernietiging van afgedankte voertuigen en de verwerking van ferro- en niet-ferro-metalen worden enkel toegelaten : 1° de voertuigen die afgestoten worden en als niet-gevaarlijke afvalstoffen worden gebruikt;2° de katalysatoren die van de voertuigen worden losgemaakt en die kostbare metalen bevatten en de andere katalysatoren die van de voertuigen zijn losgemaakt;3° de uitrustingen die worden afgestoten en chloorfluorkoolwaterstoffen bevatten.4° grof vuil, elektronisch grof vuil, elektrisch grof vuil zoals bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot vaststelling van een afvalcatalogus, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 24 januari 2002;5° de ferro- en de niet-ferro-metalen. Afdeling 2. - Inrichting en uitrustingen

Art. 81.De afvalstoffen worden verplicht opgeslaan op opslagplaatsen die uitsluitend daartoe worden voorbehouden.

Art. 82.De afgedankte voertuigen die opgeslaan worden, worden ontdaan van : - de accu's; - de filters voor motorolie; - de brandstoffen (met lood verzwaarde, loodvrije benzine, diesel, LPG); - de oliën (motor, versnellingsbak, differentieel); - de olie van het stuursysteem en de stuurbekrachtiging; - de olie voor de schokdempers/de hydraulische olie voor de ophanging van de wielen - de vloeistoffen (remmen, ruitenwissers, afkoeling radiator, afkoeling voor het gesloten aircondtioningsysteem); - de airbags.

Art. 83.In het centrum zijn bijzondere ruimtes aangelegd met wederzijdse afscheiding voor : 1° de ferro-metalen;2° de non-ferro-metalen;3° de andere afvalstoffen. Afdeling 3. - Criteria en procedures voor het aannemen van de

afvalstoffen

Art. 84.De weegbrug bedoeld in artikel 79 is uitgerust met een automatisch registratiesysteem en met het elektronisch materieel waarmee de controle in real time van de binnenkomende en de uitgaande afvalstoffen mogelijk gemaakt wordt, of met iedere andere techniek die door de Dienst wordt goedgekeurd.

Art. 85.De ijking van de weegbrug wordt gecontroleerd door een geaccrediteerde certificerings- en controle-instantie.

Art. 86.De inrichting van het bedrijf wordt zo opgevat dat de binnenkomende en de uitgaande voertuigen verplicht over de weegbrug gaan, die tijdens de openingsuren constant in dienst dient te zijn. Afdeling 4. - Register

Art. 87.In het register bedoeld in artikel 35 worden volgende inlichtingen opgenomen : voor de binnenkomende eenheden : - volgnummer van de binnenkomst van elke partij afvalstoffen; - datum waarop zij binnenkomen; - aanduiding en codenummer van de afvalstof; - adresgegevens van de laatste eigenaar elk afgedankt voertuig en hun laatste inschrijvingsnummer; - adresgegevens van de persoon die het/de afgedankte voertuig(en) heeft afgegeven; - netto-gewicht van de partij en nummer van het weegbiljet; voor de uitgaande eenheden : - volgnummer van de afvoer van elke partij afvalstoffen; - datum waarop zij worden afgevoerd; - type en aard van de afvalstoffen; - aanduiding en codenummer van de afvalstof; - adresgegevens van de vervoerder en van de bestemmeling, respectievelijk; - inschrijvingsnummer van het voertuig dat de vestiging verlaat met de vracht; - netto-gewicht van de partij en nummer van het weegbiljet; 3° weigeringsvermelding. Afdeling 5. - Beperkingen

Art. 88.De hoeveelheid en/of het volume ferro-metalen, resten van ferro-metalen en van elke andere afvalstof die hoofdzakelijk ijzerhoudend is, daarbij inbegrepen het grofvuil zoals bedoeld bij het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot vaststelling van een afvalcatalogus gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 24 januari 2002 en andere uitrustingen die afgestoten worden op de bedrijfsruimte wordt/worden in de bijzondere voorwaarden bepaald.

Art. 89.De hoeveelheid en/of het volume niet-ferro-metalen, resten van niet-ferro-metalen en elke andere afvalstof die hoofdzakelijk niet-ijzerhoudend is op de bedrijfsruimte, wordt/worden in de bijzondere voorwaarden bepaald.

Art. 90.De hoeveelheid en/of het totale volume weg te werken afvalstoffen, resten van afvalsortering en -verwerking, daarbij inbegrepen resten van lichte dan wel zware geshredderde onderdelen, worden nauwgezet in de bijzondere voorwaarden bepaald. Afdeling 6. - Criteria en procedures voor de afvoer van de

afvalstoffen

Art. 91.De inrichting van het bedrijf wordt zo opgevat dat de voertuigen die de ferro- en niet-ferro-metalen van de vestiging afvoeren, verplicht over de weegbrug gaan, die tijdens de openingsuren constant in dienst dient te zijn.

TITEL IV. - OVERGANGS-, OPHEFFINGS- EN SLOTBEPALINGEN

Art. 92.Het besluit van de Waalse Regering van 27 november 1997 tot regeling van de vestiging en de exploitatie van opslagplaatsen en sorteercentra voor oude metalen en afgedankte voertuigen wordt opgeheven voor wat betreft de vestigingen die bestaan twaalf maanden na inwerkingtreding van dit besluit en voor de andere vestigingen met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit.

Art. 93.Dit besluit treedt in werking één maand na bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad .

In afwijking van vorig lid treedt dit besluit voor de bestaande vestigingen in werking één jaar na diens bekendmaking in het Belgisch Staatsblad .

Art. 94.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 februari 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET

^