Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 27 januari 1998
gepubliceerd op 13 februari 1998

Besluit van de Waalse Regering tot toekenning van toelagen aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn in het kader van de inschakeling van bestaansminimumtrekkers in het arbeidsproces

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
1998027057
pub.
13/02/1998
prom.
27/01/1998
ELI
eli/besluit/1998/01/27/1998027057/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

27 JANUARI 1998. Besluit van de Waalse Regering tot toekenning van toelagen aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn in het kader van de inschakeling van bestaansminimumtrekkers in het arbeidsproces


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 17 december 1997 houdende de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 1998, afdeling 17, programma 03, basisallocaties 43.06;

Gelet op de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, inzonderheid op artikel 12;

Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën;

Gelet op het akkoord van de Minister van Begroting;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, gewijzigd bij de wetten van 4 juli 1989 en 4 augustus 1996;

Gelet op de dringende noodzakelijkheid;

Overwegende dat de aanvullende gewestelijke beleidsverklaring zo spoedig mogelijk uitgevoerd moet worden;

Overwegende dat zo spoedig mogelijk maatregelen genomen moeten worden om de tewerkstelling van bestaansminimumtrekkers te bevorderen en zodoende hun inschakelingskansen te vrijwaren opdat ze zich volwaardig burger zouden voelen;

Overwegende dat bovenvermeld decreet zo spoedig mogelijk uitgevoerd moet worden en dat de voorwaarden voor de subsidiëring van de openbare centra voor maatschappelijk welzijn vanaf 1 februari 1998 onmiddellijk bepaald moeten worden, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een materie bedoeld in artikel 128, § 1, van de Grondwet.

Art. 2.Binnen de perken van de begrotingskredieten ingeschreven in de B.A. 43.06, programma 03, van de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest voor het begrotingsjaar 1998 wordt een toelage verleend : 1° aan het O.C.M.W. dat krachtens artikel 60, § 7, eerste lid van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn als werkgever voor zijn eigen diensten een bestaansminimumtrekker bij arbeidsovereenkomst in dienst neemt; 2° aan het O.C.M.W. dat krachtens artikel 60, § 7, eerste en tweede lid, van bovenvermelde organieke wet van 8 juli 1976 als werkgever een bestaansminimumtrekker bij arbeidsovereenkomst in dienst neemt en ter beschikking stelt van gemeenten, verenigingen zonder winstoogmerk of intercommunales met een sociaal, cultureel of ecologisch oogmerk, vennootschappen met een sociaal oogmerk, zoals bedoeld in artikel 164bis van de gecoördineerde wetten op de handelsvennootschappen, een ander O.C.M.W., een vereniging in de zin van hoofdstuk XII van deze wet of een openbaar ziekenhuis dat van rechtswege aangesloten is bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale of plaatselijke besturen, of bij de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid; 3° aan het O.C.M.W. dat voor een bestaansminimumtrekker een overeenkomst sluit met het oog op zijn tewerkstelling in een privé-onderneming, op grond van artikel 61 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn.

In de onder 1° en 2° bedoelde gevallen wordt de toelage slechts verleend voor een maximale duur van 15 maanden.

In het onder 3° bedoelde geval wordt de toelage slechts verleend voor een maximale duur van één jaar.

De tewerkstelling van personen die tegelijkertijd een wachtuitkering en aanvullenderwijs het bestaansminimum genieten, komen niet aanmerking voor de toelage.

Art. 3.De toelage bedraagt : - 12 000 BEF per maand voor een persoon die het bestaansminimum geniet tegen de rentevoet "echtgenoten" of tegen de rentevoet voor een samenwonende, uitsluitend hetzij met een ongehuwd minderjarig kind ten laste, hetzij met meer kinderen en ten minste één ongehuwd minderjarig kind ten laste; - 8 000 BEF per maand voor een persoon die het bestaansminimum geniet tegen de rentevoet "alleenstaande"; - 6 000 BEF per maand voor een persoon die het bestaansminimum geniet tegen de rentevoet "samenwonende".

In geval van deeltijdse indienstneming wordt het bedrag van de toelage verminderd naar verhouding van de dienstverrichtingen.

Wanneer de arbeidsperiode een onvolledige maand bevat, wordt de desbetreffende toelage berekend door het aantal dagen te vermenigvuldigen met 1/30 van de maandelijkse toelage.

Art. 4.De tewerkstelling van bestaansminimumtrekkers, die vóór de inwerkingtreding van dit besluit door een O.C.M.W. in dienst genomen werden op grond van artikel 60, § 7, van bovenvermelde wet van 8 juli 1976, komt krachtens dit besluit in aanmerking voor een toelage voor de nog te lopen maanden indienstneming.

Voor de berekening van deze toelage bedragen de in artikel 2 bedoelde sommen, op grond van de in artikel 3 bedoelde categorieën, respectievelijk 6 000 BEF/maand, 4 000 BEF/maand en 3 000 BEF/maand.

Art. 5.De aanvragen om toelage worden door de O.C.M.W.'s ingediend aan de hand van het standaardformulier dat door de Minister van Sociale Actie wordt bepaald.

Art. 6.Na overlegging van het standaardformulier en een afschrift van de arbeidsovereenkomst, wordt een bedrag uitbetaald dat gelijk is aan 75 % van de verschuldigde toelage.

Het saldo wordt vereffend na overlegging van het standaardformulier m.b.t. het einde van de indienstneming of van het standaardformulier waarbij wordt bevestigd dat de indienstneming de maximale subsidieerbare duur heeft bereikt. Deze formulieren worden door de Minister van Sociale Actie bepaald.

Art. 7.Indien de indienstnemingsovereenkomst voortijdig eindigt, wordt het niet-verschuldigde bedrag van de toelage afgetrokken van de bedragen van de toelagen die krachtens dit besluit aan het O.C.M.W. verschuldigd zijn. Bij gebreke hiervan wordt het door het O.C.M.W. aan het Waalse Gewest terugbetaald.

Art. 8.Dit besluit treedt in werking op 1 februari 1998.

Namen, 27 januari 1998.

De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium, R. COLLIGNON De Minister van Sociale Actie, Huisvesting en Gezondheid, W. TAMINIAUX

^