Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 27 mei 2009
gepubliceerd op 20 augustus 2009

Besluit van de Waalse Regering houdende sectorale en integrale voorwaarden voor de installaties voor het beheer van winningsafval en betreffende de monitoring na sluiting en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de exploitatie van centra voor technische ingraving

bron
waalse overheidsdienst
numac
2009027156
pub.
20/08/2009
prom.
27/05/2009
ELI
eli/besluit/2009/05/27/2009027156/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 MEI 2009. - Besluit van de Waalse Regering houdende sectorale en integrale voorwaarden voor de installaties voor het beheer van winningsafval en betreffende de monitoring na sluiting en tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de exploitatie van centra voor technische ingraving


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, inzonderheid op de artikelen 4, 5, 7, 8, 9, 55 en 59quater ;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de exploitatie van centra voor technische ingraving;

Gelet op advies nr. 46.015/4 van de Raad van State, gegeven op 11 maart 2009, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 1°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen

Artikel 1.Richtlijn 2006/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2006 betreffende het beheer van afval van winningsindustrieën en tot wijziging van Richtlijn 2004/35/EG wordt gedeeltelijk omgezet bij dit besluit.

Art. 2.Deze voorwaarden zijn van toepassing op de installaties voor het beheer van afval van winningsindustrieën, hierna installaties voor het beheer van winningsafval genoemd, bedoeld in rubriek 90.27.01 van bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieueffectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten.

Art. 3.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder : 1° installaties voor het beheer van winningsafval : een site uitgekozen voor het verzamelen of storten van vaste, vloeibare, in oplossing of in suspensie zijnde winningsafval, gedurende de volgende periodes : a) geen enkele periode wat betreft de installaties voor het beheer van afval van klasse 1 en de installaties voor gevaarlijke afval opgenomen in het afvalbeheersplan;b) een periode van meer dan zes maanden wat betreft de installaties voor gevaarlijk afval dat onverwacht wordt gegenereerd;c) een termijn van meer dan één jaar voor installaties voor niet-gevaarlijk niet-inert afval;d) een periode van meer dan drie jaar wat betreft de installaties voor niet-verontreinigde grond, niet-gevaarlijk afval uit prospectie, afval uit de winning, de behandeling en de opslag van turf en inerte afval. Die installaties zijn uitgerust met een dam of een structuur voor het bevatten, vasthouden, beperken of anderszins ondersteunen van een dergelijke installatie, alsmede, doch niet uitsluitend, afvalbergen en bekkens, maar met uitzondering van uitgravingen waarin afval wordt teruggeplaatst na extractie van het mineraal met het oog op rehabilitatie- en bouwdoeleinden; 2° afval : alle afvalstoffen zoals bedoeld in artikel 2, 1°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;3° winningsafval : afval dat afkomstig is van de prospectie, de winning, de behandeling en de opslag van mineralen en de exploitatie van groeven, met uitzondering van : a) afval dat wordt gegenereerd door de prospectie, winning en behandeling van mineralen en de exploitatie van groeven, maar dat niet rechtstreeks afkomstig is van die activiteiten;b) de injectie van water dat stoffen bevat uit activiteiten van prospectie en winning van koolwaterstoffen of mijnbouwactiviteiten en de injectie van water om technische redenen, in geologische formaties waaruit de koolwaterstoffen of andere stoffen zijn gewonnen of in geologische formaties die van natuur blijvend ongeschikt zijn voor andere doeleinden.Deze injecties bevatten geen andere stoffen dan deze die uit bovenvermelde activiteiten voortvloeien; c) de herinjectie van uit mijnen en groeven gepompt water;4° gevaarlijke afval : de afvalstoffen zoals bedoeld in artikel 2, 5°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;5° inerte afval : de afvalstoffen zoals bedoeld in artikel 2, 6°, van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen. Afval moet als inert worden beschouwd als op korte en lange termijn aan de volgende criteria wordt voldaan : - de afval zal geen enkele significante desintegratie of ontbinding of significante wijziging ondergaan die een voor de volksgezondheid ongunstig of schadelijk effect op het milieu zou veroorzaken; - de afval bevat maximum 0.1 % sulphide sulphur; of de afval bevat maximum 1 % sulphide sulphur en de neutraliserende potentiële ratio omschreven als de ratio tussen het neutraliserende vermogen en het zuurbindend vermogen, en bepaald op basis van een statische test prEN N° XXY is hoger dan 3; - er mag geen enkel gevaar van zelfontbranding of branden van de afval bestaan; - de inhoud van de stoffen in de afval die potentieel schadelijk zijn voor het milieu en de volksgezondheid en in het bijzonder de stoffen As, Cd, Co, Cr, Cu, Hg, Mo, Ni, Pb, V and Zn, inclusief in elk fijn afzonderlijk deeltje van de afval, is laag genoeg om een te verwaarlozen menselijk en ecologisch gevaar te betekenen op korte en lange termijn. Er wordt aan dit criterium voldaan als de inhoud van deze stoffen de regionale drempelwaarden niet overschrijdt voor de locaties die als niet-verontreinigd worden omschreven; - de afval is in wezen vrij van elk product gebruikt voor de winning of voor processen die voor het milieu of de volksgezondheid schadelijk zouden kunnen zijn.

Afval kan zonder specifieke test als inert worden beschouwd als tot de tevredenheid van de technisch ambtenaar bewezen kan worden dat de criteria bedoeld in het tweede lid naar behoren in aanmerking zijn genomen en worden ingewilligd via bestaande voorafgaande informatie of andere geldige procedures of projecten; 6° niet-verontreinigde grond : grond die tijdens de winning is verwijderd van de bovenste laag van de bodem en die geen producten, preparaten, stoffen, afval, chemische verbindingen, organismen of micro-organismen bevat in een concentratie die rechtstreeks of onrechtstreeks schadelijk is of zou kunnen zijn voor de bodemkwaliteit;7. minerale bron of mineraal : een van nature voorkomende afzetting in de aardkorst van een organische of anorganische stof, zoals brandstoffen, metaalertsen, industriële mineralen en mineralen voor de bouwsector, uitgezonderd water;8° winningsindustrieën : alle ondernemingen die zich bezighouden met de bovengrondse of ondergrondse winning van mineralen voor commerciële doeleinden, met inbegrip van de winning door middel van het boren van boorputten of behandeling van het gewonnen materiaal;9° verwerking : een mechanisch, fysisch, biologisch, thermisch of chemisch proces, of een combinatie van dergelijke processen die op minerale bronnen worden uitgevoerd met de bedoeling het mineraal te extraheren, inclusief het wijzigen van de grootte ervan, het classificeren, het scheiden en uitlogen, en het opnieuw verwerken van eerder weggegooid afval, maar exclusief smelten, thermische productieprocessen exclusief de verbranding van kalksteen, en metallurgische processen;10° tailings : de vaste afvalstoffen of de slurries die achterblijven na de behandeling van mineralen door middel van scheidingsprocessen (bv.verbrijzelen, malen, sorteren naar grootte, flotatie en andere fysisch-chemische technieken) waarbij de waardevolle mineralen worden gescheiden van het minder waardevolle gesteente; 11° afvalberg : een aangelegde voorziening voor het storten van vast afval op het aardoppervlak;12° dam : een aangelegde structuur die tot doel heeft water en afval binnen een bekken vast te houden en/of daartoe op te sluiten;13° bekkens : een natuurlijke of aangelegde voorziening voor het storten van fijnkorrelig afval, doorgaans tailings, samen met wisselende hoeveelheden vrij water, afkomstig van de behandeling van minerale bronnen en het zuiveren en recycelen van proceswater;14° in zwak zuur scheidbaar cyanide : cyanide en cyanideverbindingen die kunnen worden gescheiden door een zwak zuur bij een bepaalde pH;15° percolaat : elke vloeistof die door de gestorte afvalstoffen sijpelt en afkomstig is uit een afvalbeheersvoorziening of zich daarin bevindt, met inbegrip van verontreinigd afvoerwater dat, als het niet op de juiste wijze behandeld wordt, nadelige effecten op het milieu kan hebben;16° zwaar ongeval : een gebeurtenis op het terrein tijdens een exploitatie die het beheer van afval in een onder dit hoofdstuk begrepen inrichting omvat, waardoor hetzij onmiddellijk, hetzij na verloop van tijd, op het terrein of daarbuiten, ernstig gevaar voor de gezondheid van de mens en/of het milieu ontstaat;17° gevaarlijke stof : een stof, mengsel of preparaat dat gevaarlijk is in de zin van Richtlijn 67/548/EEG betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen of Richtlijn 1999/45/EG betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten;18° ontvangend waterlichaam : oppervlaktewater, grondwater, overgangswater en kustwater die als volgt worden omschreven : a) oppervlaktewater : binnenwateren, met uitzondering van grondwater, overgangswater en kustwateren, en voor zover het de chemische toestand betreft, ook territoriale wateren;b) grondwater : al het water dat zich onder het bodemoppervlak in de verzadigde zone bevindt en dat in rechtstreeks contact met de bodem of de ondergrond staat;c) overgangswater : een oppervlaktewaterlichaam in de nabijheid van een riviermonding, dat gedeeltelijk zout is door de nabijheid van kustwateren, maar dat in belangrijke mate door zoetwaterstromen wordt beïnvloed;d) kustwateren : de oppervlaktewateren, gelegen aan de landzijde van een lijn waarvan elk punt zich op een afstand bevindt van één zeemijl zeewaarts van het dichtstbijzijnde punt van de basislijn vanwaar de breedte van de territoriale wateren wordt gemeten, zo nodig uitgebreid tot de buitengrens van een overgangswater;19° prospectie : het zoeken naar economisch winbare ertslagen, tevens inhoudende bemonstering, bulkbemonstering, boren en graven, maar geen werkzaamheden in de ontwikkelingsfase voorafgaand aan de productiefase van dergelijke lagen, noch activiteiten die rechtstreeks verbonden zijn met bestaande winning;20° exploitant : de natuurlijke persoon of rechtspersoon die verantwoordelijk is voor het beheer van winningsafval, tevens met betrekking tot de tijdelijke opslag van winningsafval, alsmede de exploitatiefasen en de fase na de sluiting;21° afvalhouder : de producent van het winningsafval of de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het afval in bezit heeft;22° bevoegde persoon : een natuurlijke persoon die over de technische kennis en ervaring beschikt om de taken uit te voeren die uit dit besluit voortvloeien;23° terrein : alle land op een afzonderlijke geografische locatie onder de beheerscontrole van een exploitant;24° ingrijpende wijziging : een wijziging in de structuur of de exploitatie van een afvalbeheersvoorziening die, naar het oordeel van de bevoegde autoriteit, belangrijke negatieve gevolgen kan hebben voor de menselijke gezondheid of het milieu;25° bestaande voorziening : elke voorziening voor het beheer van winningsafval die behoorlijk vergund is vóór de inwerkingtreding van dit besluit.De voorziening waarvoor de vergunningsaanvraag vóór de inwerkingtreding van dit besluit is ingediend, wordt met een bestaande inrichting gelijkgesteld.

Art. 4.De exploitant treft alle maatregelen die nodig zijn om de nadelige effecten van het beheer van winningsafval voor het milieu en voor de menselijke gezondheid te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.

Dit omvat het beheer van alle afvalbeheersvoorzieningen, ook na sluiting van de afvalbeheersvoorziening, en de voorkoming van zware ongevallen waarbij die afvalbeheersvoorziening is betrokken, en de beperking van de gevolgen ervan voor het milieu en de menselijke gezondheid.

De in het eerste lid bedoelde maatregelen worden onder meer gebaseerd op de beste beschikbare technieken, rekening houdende met de technische kenmerken, de geografische ligging en de plaatselijke milieu-omstandigheden van de afvalbeheersvoorziening. HOOFDSTUK II. - Afvalbeheersplan

Art. 5.§ 1. De exploitant stelt een afvalbeheersplan op voor de beperking, behandeling, nuttige toepassing en verwijdering van winningsafval, rekening houdend met het beginsel van duurzame ontwikkeling. § 2. Een afvalbeheersplan heeft tot doel : 1° het ontstaan van afval, alsook de schadelijkheid ervan te voorkomen of te beperken, in het bijzonder door aandacht te schenken aan : a) afvalbeheer in de ontwerpfase en bij de keuze van de methode die wordt gebruikt voor de winning en behandeling van mineralen;b) de veranderingen die het winningsafval kan ondergaan met betrekking tot een vergroting van de specifieke oppervlakte en de blootstelling aan bovengrondse omstandigheden;c) terugplaatsing van winningsafval in de uitgegraven ruimten na extractie van het mineraal, voorzover dit technisch en economisch haalbaar en vanuit milieu-oogpunt verantwoord is, overeenkomstig de huidige milieunormen op Gemeenschapsniveau en, waar van toepassing, overeenkomstig de voorschriften van dit hoofdstuk;d) het weer aanbrengen van de bovenste grondlaag na de sluiting van de afvalbeheersvoorziening of, als dit praktisch niet haalbaar is, hergebruik van de bovenste grondlaag elders;e) het gebruik van minder gevaarlijke stoffen voor de behandeling van minerale bronnen;2° de nuttige toepassing van winningsafval door middel van recycling, hergebruik of terugwinning van dergelijk afval te bevorderen waar dat vanuit milieu-oogpunt verantwoord is overeenkomstig de huidige milieunormen op Gemeenschapsniveau en, waar relevant, andere voorschriften van dit hoofdstuk;3° op de korte en de lange termijn de veilige verwijdering van winningsafval te waarborgen, in het bijzonder door het beheer tijdens de exploitatie en de fase na sluiting van een afvalbeheersvoorziening in overweging te nemen in de ontwerpfase en door een ontwerp te kiezen : a) waarvoor weinig en, zo mogelijk, uiteindelijk geen monitoring, controle en beheer van de gesloten afvalbeheersvoorziening nodig is;b) dat de, bijvoorbeeld aan verplaatsing van verontreinigde stoffen uit de voorziening door de lucht of door het water, op lange termijn toe te schrijven negatieve gevolgen voorkomt of althans zoveel mogelijk beperkt, en c) dat de geotechnische stabiliteit op lange termijn van dammen of hopen die zich verheffen boven het voorheen bestaande bodemoppervlak waarborgt. § 3. Het afvalbeheersplan bevat ten minste de volgende elementen : 1° in voorkomend geval, de voorgestelde indeling van de afvalbeheersvoorziening overeenkomstig rubriek 90.27.01.03 van het besluit van de Waalse Regering van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een milieu-effectstudie onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten; a) wanneer rubriek 90.27.01.03 van toepassing is, een document waaruit blijkt dat een preventiebeleid voor zware ongevallen, een veiligheidsbeheersysteem voor de uitvoering ervan en een intern noodplan overeenkomstig artikel 9, zullen worden ingevoerd; b) wanneer de exploitant van oordeel is dat een afvalbeheersvoorziening niet door rubriek 90.27.01.03 wordt beoogd, voldoende informatie ter staving, inclusief een identificatie van mogelijke ongevallen gevaren; 2° een karakterisering van de afval overeenkomstig bijlage I en een schatting van de totale hoeveelheid winningsafval die tijdens de exploitatiefase zal worden geproduceerd;3° een beschrijving van de exploitatie die dergelijk afval voortbrengt, en van de daaropvolgende behandelingen die deze afval zal ondergaan;4° een beschrijving van de manier waarop het milieu en de menselijke gezondheid nadelige effecten kunnen ondervinden als gevolg van het storten van dergelijke afval en de preventieve maatregelen die moeten worden genomen om de gevolgen voor het milieu tijdens de exploitatie en na sluiting tot een minimum te beperken, met inbegrip van de elementen waarnaar wordt verwezen in artikel 13, 1°, 2°, 4° en 5°;5° de voorgestelde controle- en monitoringsprocedures uit hoofde van artikel 11, indien van toepassing en artikel 13, 3°;6° het voorgestelde plan voor sluiting, inclusief de rehabilitatie, de procedures voor de follow-up en de monitoring na de sluiting overeenkomstig hoofdstuk VI;7° maatregelen om de verslechtering van de waterkwaliteit te voorkomen, overeenkomstig het Waterwetboek, en maatregelen om bodem- en luchtverontreiniging te voorkomen of tot een minimum te beperken, overeenkomstig hoofdstuk VII;8° een overzicht van de toestand van het land dat door de afvalbeheersvoorziening zou aangetast worden. Het afvalbeheersplan verstrekt voldoende informatie om de technisch ambtenaar in staat te stellen te beoordelen in hoeverre de exploitant in staat is de in § 2, genoemde doelstellingen van het afvalbeheersplan te bereiken en zijn verplichtingen uit hoofde van dit besluit na te leven. In het plan wordt met name toegelicht hoe via het gekozen alternatief en de gekozen methode overeenkomstig § 2, 1°, a), de doelen van het in § 2, 1°, vastgelegde afvalbeheersplan worden verwezenlijkt.

Art. 6.Ook plannen die worden opgesteld uit hoofde van een andere nationale, regionale of communautaire wetgeving en die de in artikel 5, § 3 genoemde informatie bevatten, kunnen worden gebruikt wanneer dit onnodige overlapping van informatie en dubbel werk voor de exploitant voorkomt, mits aan alle voorschriften van de artikelen 5 en 8 wordt voldaan.

Art. 7.§ 1. Het beheersplan wordt ter goedkeuring aan de technisch ambtenaar overgemaakt : 1° hetzij bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst;2° hetzij via elke gelijksoortige formule die de verzend- en de ontvangstdatum van de akte waarborgen, ongeacht de dienst die de gebruikte post verdeelt;3° hetzij door afgifte van de akte tegen ontvangbewijs. De bevoegde ambtenaar stuurt de aanvrager, bij aangetekend schrijven, zijn beslissing over de volledigheid en ontvankelijkheid van het beheersplan binnen vijftien dagen te rekenen van de dag waarop zij het plan heeft ontvangen. Bij ontstentenis wordt de aanvraag geacht volledig en ontvankelijk te zijn.

De aanvraag is onvolledig als de gevraagde gegevens ontbreken.

Als de aanvraag onvolledig is, moet de technisch ambtenaar op de ontbrekende gegevens wijzen. De ontbrekende gegevens worden door de aanvrager aan de technisch ambtenaar overgemaakt volgens de modaliteiten bedoeld in het eerste lid. Binnen vijftien dagen na ontvangst van de aanvullende stukken en gegevens stuurt de technisch ambtenaar zijn beslissing waarbij de aanvraag volledig en ontvankelijk bevonden werd. Bij ontstentenis wordt de aanvraag geacht volledig en ontvankelijk te zijn.

De aanvraag is onontvankelijk : 1° als ze is ingediend in strijd met het eerste lid;2° als ze twee keer onvolledig wordt geacht. Als de aanvraag onontvankelijk is, moet de technisch ambtenaar de onontvankelijkheidsgronden aan de aanvrager meedelen.

De technisch ambtenaar stuurt de aanvrager zijn beslissing ter goedkeuring van het beheersplan bij ter post aangetekend schrijven binnen vijfenveertig dagen te rekenen vanaf de dag dat hij zijn beslissing ter bevestiging van het volledig en ontvankelijk karakter van het plan heeft verstuurd. § 2. Een beroep tegen de beslissingen bedoeld in § 1, lid 7, kan door de exploitant worden ingesteld bij de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpmiddelen en Leefmilieu.

Op straffe van verval, wordt het beroep ingediend binnen dertig dagen na ontvangst van de beslissing.

Het beroep wordt ingediend volgens de modaliteiten bedoeld in § 1, eerste lid.

De Directeur-generaal deelt zijn beslissing bij ter post aangetekende brief aan de aanvrager mee binnen vijfenveertig dagen, te rekenen van de dag waarop hij het beroep heeft ontvangen. § 3. Het goedgekeurde beheersplan wordt, naargelang het geval, bij de vergunning of de verklaring gevoegd. § 4. De wijziging van het beheersplan wordt goedgekeurd volgens de procedure omschreven in de §§ 1 en 2.

Art. 8.Het afvalbeheersplan wordt elke vijf jaar herzien en/of, waar nodig, gewijzigd in geval van ingrijpende wijzigingen in de exploitatie van de afvalbeheersvoorziening of in het gestorte afval.

De technisch ambtenaar wordt in kennis gesteld van elke wijziging. HOOFDSTUK III. - Preventie van zware ongevallen en informatieverstrekking

Art. 9.§ 1. Elke exploitant van een installatie voor het beheer van winingsafval bedoeld in rubriek 90.27.01.03 van het besluit van 4 juli 2002 tot bepaling van de lijst van de aan een effectenonderzoek onderworpen projecten en van de ingedeelde installaties en activiteiten, met uitzondering van de installaties bedoeld in het Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende het opvangen van de risico's inherent aan zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn, legt, voordat de exploitatie begint, een preventiebeleid voor zware ongevallen met betrekking tot het beheer van winningsafval vast en voert een veiligheidsbeheersysteem in dat overeenkomstig de bepalingen in bijlage II wordt uitgevoerd. Tevens voert hij een intern noodplan in met de maatregelen die moeten worden genomen op het terrein, wanneer zich een ongeval voordoet.

In het kader van dat beleid stelt de exploitant een veiligheidsmanager aan die verantwoordelijk is voor de uitvoering van en het periodieke toezicht op het preventiebeleid voor zware ongevallen. § 2. De in paragraaf 1 bedoelde noodplannen hebben de volgende doelstellingen : 1° beperken en beheersen van zware ongevallen en andere incidenten teneinde de effecten ervan tot een minimum te beperken, en in het bijzonder het beperken van schade aan de menselijke gezondheid en het milieu;2° uitvoeren van de maatregelen die noodzakelijk zijn om de menselijke gezondheid en het milieu te beschermen tegen de effecten van zware ongevallen en andere incidenten;3° verstrekken van de nodige informatie aan het betrokken publiek en aan de betrokken diensten of overheden in het gebied;4° zorgen voor de rehabilitatie, het herstel en de sanering van het milieu na een zwaar ongeval. § 3. Zodra een installatie voor het beheer van winingsafval in gebruik wordt genomen, stelt de exploitant een document op dat de volgende informatie vermeldt : 1° de naam van de exploitant en het adres van de afvalbeheersvoorziening;2° de identiteit, met vermelding van de beklede functie, van de persoon die de informatie inzake preventie van zware ongevallen verstrekt;3° de bevestiging dat de afvalbeheersvoorziening onderworpen is aan deze sectorale voorwaarden en, in voorkomend geval, dat de gevaren van zware ongevallen in kaart zijn gebracht en dat in het ontwerp, de bouw, de exploitatie, het onderhoud, de sluiting en de follow-up van de sluiting van de afvalbeheersvoorziening de noodzakelijke elementen zijn opgenomen om dergelijke ongevallen te voorkomen en de nadelige gevolgen daarvan voor de menselijke gezondheid en/of voor het milieu, met inbegrip van grensoverschrijdende gevolgen, te beperken, en door de bevoegde overheid worden goedgekeurd;4° een uitleg in duidelijke en begrijpelijke woorden over de werkzaamheid of werkzaamheden die op het terrein worden verricht;5° de gangbare namen of de generieke namen of de algemene gevarenclassificatie van de stoffen en preparaten die bij de afvalbeheersvoorziening zijn betrokken, alsook van het afval dat tot een zwaar ongeval zou kunnen leiden, met een indicatie van hun belangrijkste gevaarskenmerken.6° algemene informatie over de aard van de gevaren voor zware ongevallen, met inbegrip van de potentiële effecten daarvan op de omwonende bevolking en het omliggende milieu;7° de bevestiging van de verplichting voor de exploitant, tot het nemen van alle adequate maatregelen op het terrein, meer bepaald de hulpdiensten op te roepen om de zware ongevallen te bestrijden en de gevolgen ervan tot een minimum te beperken;8° gegevens van de plaats waar verdere relevante informatie kan worden verkregen, afhankelijk van de geheimhoudingsvoorschriften. Het document bedoeld in het eerste lid wordt aan de betrokken provinciegouverneur, de burgemeester van de gemeente(n) waar een openbaar onderzoek wordt georganiseerd en de toezichthoudend ambtenaar overgemaakt. Het document wordt gratis verstrekt aan elke persoon die erom vraagt.

Het document wordt om de drie jaar aan een nieuw onderzoek onderworpen en indien nodig bijgewerkt.

Art. 10.Bij een zwaar ongeval verstrekt de exploitant aan de bevoegde autoriteit onmiddellijk alle informatie die nodig is om de gevolgen van het ongeval voor de menselijke gezondheid tot een minimum te helpen beperken en de omvang van de feitelijke of potentiële milieuschade te beoordelen en tot een minimum te beperken. HOOFDSTUK IV. - Uitgegraven ruimten

Art. 11.De exploitant neemt, indien deze met het oog op rehabilitatie- en bouwdoeleinden winningsafval terugplaatst in de door bovengronds of ondergrondse winning ontstane uitgravingskuilen, de passende maatregelen om : 1° de stabiliteit van de winningsafval veilig te stellen overeenkomstig, mutatis mutandis, artikel 13;2° verontreiniging van bodem, oppervlaktewater en grondwater te voorkomen overeenkomstig, mutatis mutandis, de artikelen 20, 21 en 23;3° te zorgen voor de monitoring van de winningsafval en de uitgegraven ruimte overeenkomstig, mutatis mutandis, de artikelen 17 en 18. Het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de exploitatie van centra voor technische ingraving is van toepassing op niet uit de winningsindustrie afkomstig afval dat wordt gebruikt voor het opvullen van uitgegraven ruimten. HOOFDSTUK V. - Bouw en beheer van afvalbeheersvoorzieningen

Art. 12.Het beheer van een afvalbeheersvoorziening van klasse 1 of 2 wordt toevertrouwd aan een bekwame persoon die door de exploitant onder het personeel wordt aangewezen. De exploitant zorgt voor de technische ontwikkeling en de opleiding van zijn personeel.

Art. 13.Bij de bouw van een nieuwe afvalbeheersvoorziening of de aanpassing van een bestaande afvalbeheersvoorziening zorgt de exploitant ervoor dat : 1° de afvalbeheersvoorziening geschikt gelegen is, in het bijzonder ten aanzien van beschermde gebieden en geologische, hydrologische, hydrogeologische, seismische en geotechnische factoren, en zo is ontworpen dat wordt voldaan aan de noodzakelijke voorwaarden om, op korte en lange termijn, verontreiniging van de bodem, de lucht, het grondwater of het oppervlaktewater te voorkomen, rekening houdend met het Waterwetboek, om te verzekeren dat verontreinigd water en percolaat op doelmatige wijze worden verzameld zoals en wanneer dat volgens de vergunning wordt verlangd, en erosie door water of wind tegen te gaan voorzover dat technisch mogelijk en haalbaar is;2° de afvalbeheersvoorziening passend is gebouwd, wordt beheerd en onderhouden, teneinde op de korte en de lange termijn haar fysische stabiliteit te verzekeren en verontreiniging of besmetting van de bodem, de lucht, het oppervlaktewater of het grondwater te voorkomen en schade aan het landschap zoveel mogelijk te minimaliseren;3° er passende plannen en regelingen zijn voor de periodieke monitoring en de inspectie van de voorziening door competente personen en voor het ondernemen van actie indien de resultaten wijzen op instabiliteit of verontreiniging van het water of de bodem;4° passende regelingen zijn getroffen voor de rehabilitatie van het terrein en de sluiting van de voorziening;5° passende regelingen zijn getroffen voor de fase na de sluiting van de afvalbeheersvoorziening. De gegevens van de monitoring en de inspecties als bedoeld onder 1, 3°, worden, samen met de vergunningsdocumenten, bijgehouden om de passende overdracht van informatie te verzekeren, met name in het geval van een wijziging van exploitant.

Art. 14.De exploitant van een afvalbeheersvoorziening van klasse 1 of 2, met uitzondering van de afvalbeheersvoorzieningen, niet bedoeld in rubriek 90.27.01.03, die uitsluitend niet-gevaarlijk niet-inert afval moeten ontvangen, geeft de bevoegde overheid zonder onnodig uitstel en in elk geval binnen 48 uur kennis van alle gebeurtenissen die van invloed kunnen zijn op de stabiliteit van de afvalbeheersvoorziening, alsook van alle belangrijke nadelige milieueffecten die bij de controle- en monitoringsprocedures van de afvalbeheersvoorziening aan het licht komen. De exploitant voert het interne noodplan, indien van toepassing, uit en volgt alle overige instructies van de bevoegde overheid met betrekking tot de te treffen correctieve maatregelen.

De exploitant betaalt de kosten van de te treffen maatregelen.

De exploitant brengt met een frequentie die wordt bepaald door de bevoegde overheid, maar in elk geval minstens éénmaal per jaar, op basis van verzamelde gegevens aan de bevoegde overheid en aan de toezichthoudend ambtenaar verslag uit van alle monitoringsresultaten om aan te tonen dat wordt voldaan aan de voorschriften van de vergunning, en om de kennis van het gedrag van afval en afvalbeheersvoorziening te vergroten. Op basis van dit rapport kan de bevoegde autoriteit besluiten dat validering door een onafhankelijke deskundige noodzakelijk is. HOOFDSTUK VI. - Sluiting en monitoring na sluiting

Art. 15.Een afvalbeheersvoorziening van klasse 1 of 2 doet de sluitingsprocedure pas aanvangen indien wordt voldaan aan één van de volgende voorwaarden : 1° er is voldaan aan de toepasselijke voorwaarden die in de vergunning staan vermeld;2° de technisch ambtenaar heeft op verzoek van de exploitant toestemming tot sluiting verleend;3° de technisch ambtenaar heeft daartoe een besluit genomen.

Art. 16.Een afvalbeheersvoorziening van klasse 1 of 2 mag pas als definitief gesloten worden beschouwd nadat de toezichthoudend ambtenaar zonder onnodig uitstel een eindinspectie ter plaatse heeft uitgevoerd, alle rapporten heeft beoordeeld die door de exploitant zijn ingediend, officieel heeft verklaard dat het terrein waaraan de afvalbeheersvoorziening schade heeft toegebracht is gerehabiliteerd en aan de exploitant heeft meegedeeld dat zij de sluiting goedkeurt.

Die goedkeuring doet niets af aan de verplichtingen van de exploitant uit hoofde van de vergunningsvoorwaarden of de vigerende wetgeving.

Art. 17.Na de sluiting is de exploitant van een afvalbeheersvoorziening van klasse 1 of 2 verantwoordelijk voor het onderhoud, de monitoring en de controle van het terrein en de corrigerende maatregelen voor zolang de technisch ambtenaar zulks verlangt, rekening houdend met de aard en de duur van het gevaar, tenzij hij besluit dergelijke taken na de definitieve sluiting van de exploitant over te nemen, onverminderd eventuele wettelijke bepalingen betreffende de aansprakelijkheid van de afvalhouder.

Art. 18.Indien de technisch ambtenaar het na de sluiting van een afvalbeheersvoorziening van klasse 1 of 2 noodzakelijk acht, met het oog op voldoening aan de relevante milieuvoorwaarden voorzien in het Waterwetboek, met uitzondering van de afvalbeheersvoorzieningen, niet bedoeld in rubriek 90.27.01.03, die uitsluitend niet-gevaarlijk niet-inert afval moeten ontvangen, zal de exploitant onder meer de fysische en chemische stabiliteit van de voorziening onder controle houden en eventuele negatieve milieueffecten tot een minimum beperken, in het bijzonder met betrekking tot het oppervlaktewater en grondwater, door te verzekeren dat : 1° alle structuren die deel uitmaken van de voorziening worden gemonitord en in stand gehouden, met controle- en meetapparatuur die altijd gebruiksklaar is;2° voorzover van toepassing, overloop- en afvoerkanalen schoon en vrij worden gehouden.

Art. 19.Na de sluiting van de afvalbeheersvoorziening van klasse 1 of 2, met uitzondering van de afvalbeheersvoorzieningen, niet bedoeld in rubriek 90.27.01.03, die uitsluitend niet-gevaarlijk niet-inert afval moeten ontvangen, stelt de exploitant de technisch ambtenaar en de toezichthoudend ambtenaar onverwijld in kennis van alle gebeurtenissen die de stabiliteit van de voorziening kunnen aantasten, alsook van alle belangrijke nadelige milieu-effecten die bij de relevante controle- en monitoringsprocedures aan het licht komen. De exploitant voert het interne noodplan, indien van toepassing, uit en volgt alle overige instructies van de technisch ambtenaar met betrekking tot de te treffen correctieve maatregelen.

De exploitant betaalt de kosten van de te treffen maatregelen.

De exploitant brengt met een frequentie die door de technisch ambtenaar wordt bepaald, op basis van verzamelde gegevens, aan de technisch ambtenaar en aan de toezichthoudend ambtenaar verslag uit van alle monitoringsresultaten om aan te tonen dat wordt voldaan aan de voorschriften van de vergunning, en om de kennis van het gedrag van afval en afvalbeheersvoorziening te vergroten. HOOFDSTUK VII. - Preventie van de verslechtering van de waterkwaliteit en van de lucht- en bodemverontreiniging

Art. 20.De exploitant neemt de noodzakelijke maatregelen om, overeenkomstig het Waterwetboek, de verslechtering van de huidige kwaliteit van het water te voorkomen, onder meer door : 1° de potentiële percolaatvorming te evalueren, met inbegrip van de verontreinigde bestanddelen van het percolaat, vanuit het gestorte afval zowel tijdens de exploitatiefase als de fase na de sluiting van de afvalbeheersvoorziening, en de waterbalans van de afvalbeheersvoorziening te bepalen;2° te voorkomen dat percolaat wordt gegenereerd en oppervlaktewater en grondwater of de bodem door het afval worden verontreinigd, of zulks tot een minimum te beperken;3° het verontreinigde water en percolaat van de afvalbeheersvoorziening verzameld en behandeld worden totdat wordt voldaan aan de geldende lozingsnormen.

Art. 21.Als de bevoegde autoriteit op basis van een beoordeling van de milieurisico's en rekening houdend met de bepalingen van het Waterwetboek, voorzover van toepassing, heeft besloten dat het verzamelen en behandelen van percolaat niet nodig is, of als is vastgesteld dat de afvalbeheersvoorziening geen potentieel gevaar voor de bodem, het grondwater of het oppervlaktewater vormt, kunnen de in artikel 20, 2° en 3° bedoelde voorschriften dienovereenkomstig vervallen of worden afgezwakt.

Art. 22.Het verwijderen van winningsafval, ongeacht of dit zich in vaste vorm, in de vorm van slib of in vloeibare vorm bevindt, in een ontvangend waterlichaam, niet zijnde het waterlichaam dat is aangelegd voor het verwijderen van winningsafval, mag alleen door de exploitant worden uitgevoerd als hij voldoet aan de toepasselijke voorschriften van het Waterwetboek.

Art. 23.Wanneer winningsafval terug in uitgravingskuilen wordt geplaatst, ontstaan door bovengrondse of ondergrondse winning, die na sluiting mogen volstromen, neemt de exploitant de noodzakelijke maatregelen om de verslechtering van de water en bodemverontreiniging te voorkomen of tot een minimum te beperken, overeenkomstig, mutatis mutandis, de artikelen 20 en 21.

De exploitant voorziet de bevoegde overheid van de informatie die noodzakelijk is voor de naleving van zijn verplichtingen.

Art. 24.In het geval van een bekken waarin cyanide aanwezig is, verzekert de exploitant van een afvalbeheersvoorziening van klasse 1 of 2, met uitzondering van de afvalbeheersvoorzieningen, niet bedoeld in rubriek 90.27.01.03, die uitsluitend niet-gevaarlijk niet-inert afval moeten ontvangen, dat de concentratie van in zwak zuur scheidbaar cyanide in het bekken met behulp van de beste beschikbare technieken wordt beperkt tot het laagst mogelijke niveau en, in elk geval, bij voorzieningen waaraan al een vergunning is verleend of die al in bedrijf zijn vóór 1 mei 2008, dat de concentratie van in zwak zuur scheidbaar cyanide op het punt van lozing van de tailings uit de verwerkende inrichting in het bekken in elk geval de 50 ppm vanaf 1 mei 2008, de 25 ppm vanaf 1 mei 2013, de 10 ppm vanaf 1 mei 2018 en de 10 ppm bij voorzieningen waaraan een vergunning is verleend na 1 mei 2008 niet overschrijdt.

Op verzoek van de bevoegde overheid, toont de exploitant, door middel van een risicobeoordeling waarin rekening wordt gehouden met de specifieke omstandigheden van het terrein, aan dat die concentratiegrenzen niet verder hoeven te worden verlaagd.

Art. 25.De exploitant neemt aangepaste maatregelen om stof en gasemissies te voorkomen of te beperken. HOOFDSTUK VIII. - Financiële waarborg

Art. 26.Voordat wordt begonnen met werkzaamheden waarbij winningsafval in een installatie voor het beheer van winingsafval van klasse 1 of 2 wordt opgestapeld of gestort, met uitzondering van de afvalbeheersvoorzieningen, niet bedoeld in rubriek 90.27.01.03, die uitsluitend niet-gevaarlijk niet-inert afval moeten ontvangen, vereist de bevoegde overheid een financiële zekerheid zodat : a) alle verplichtingen die in de vergunning worden vermeld, inclusief bepalingen voor na de sluiting, worden nagekomen;b) op elk moment middelen voorhanden zijn voor de rehabilitatie van het land dat door de afvalbeheersvoorziening is aangetast, zoals omschreven in het afvalbeheersplan.

Art. 27.De zekerheid wordt berekend op basis van : 1° de waarschijnlijke invloed van de afvalbeheersvoorziening op het milieu.Daarbij wordt in het bijzonder rekening gehouden met de klasse van de voorziening, de kenmerken van de afval en het toekomstige gebruik van het gerehabiliteerde land; 2° de aanneming dat onafhankelijke en deugdelijk gekwalificeerde derde partijen de noodzakelijke rehabilitatiewerkzaamheden zullen beoordelen en uitvoeren. Het bedrag van de zekerheid wordt periodiek aangepast, afhankelijk van de elke rehabilitatiewerkzaamheid die op het door de afvalbeheersvoorziening aangetaste land moet worden uitgevoerd, zoals omschreven in het afvalbeheersplan.

Art. 28.Indien de technisch ambtenaar overeenkomstig artikel 16, instemt met de sluiting, verstrekt de technisch ambtenaar de exploitant een schriftelijke verklaring die de exploitant ontslaat van de in artikel 26 bedoelde verplichting tot financiële waarborg met uitzondering van de verplichtingen die betrekking hebben op de fase na de sluiting van de afvalbeheersvoorziening, overeenkomstig artikel 17. HOOFDSTUK IX. - Toezicht

Art. 29.Voorafgaand aan de aanvang van de stortactiviteiten en vervolgens met regelmatige door de bevoegde overheid te bepalen tussenpozen, ook in de fase na de sluiting, inspecteert de toezichthoudend ambtenaar de afvalbeheersvoorzieningen om zich ervan te vergewissen dat deze voorzieningen voldoen aan de relevante voorschriften van de vergunning. Een positief resultaat doet niets af aan de verantwoordelijkheid van de exploitant uit hoofde van de vergunningsvoorschriften.

Art. 30.De exploitant houdt registers betreffende elke afvalbeheersactiviteit bij, legt ze ter inzage van de bevoegde overheid voor inspectie en zorgt ervoor dat in het geval van een wijziging van exploitant tijdens de exploitatiefase van een afvalbeheersvoorziening, de bijgewerkte informatie en verslagen met betrekking tot de voorziening op passende wijze worden overgedragen. HOOFDSTUK X. - Wijzigings-, overgangs- en slotbepalingen

Art. 31.Artikel 1 van het besluit van de Waalse Regering van 27 februari 2003 houdende sectorale voorwaarden voor de exploitatie van centra voor technische ingraving wordt aangevuld met een tweede lid, luidend als volgt : « De winningsafval bedoeld in het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 houdende sectorale en integrale voorwaarden van de installaties voor het beheer van winningsafval en betreffende de monitoring na sluiting valt niet onder de bepalingen van dit besluit. »

Art. 32.De afvalbeheersvoorzieningen die op 1 mei 2008 in bedrijf zijn, voldoen uiterlijk 1 mei 2012 aan de bepalingen van dit besluit, met uitzondering van : 1° de bepalingen van artikel 26, waaraan uiterlijk 1 mei 2014 voldaan moet worden;2° de bepalingen van artikel 24, waaraan voldaan moet worden binnen de termijn waarin ze voorzien. Het eerste lid is niet van toepassing op afvalbeheersvoorzieningen die op 1 mei 2008 gesloten werden.

Artikel 11 is van toepassing zodra dit besluit in werking treedt.

Art. 33.De hoofdstukken II en III en de artikelen 15 tot 18, 26 en 27 zijn niet van toepassing op de afvalbeheersvoorzieningen : - die vóór 1 mei 2006 zijn gestopt met het aanvaarden van afval, - die de sluitingsprocedures afronden overeenkomstig de vergunning die op hen van toepassing is, en - die uiterlijk 31 december 2010 daadwerkelijk gesloten zullen zijn.

Art. 34.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 mei 2009.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE I Afvalkarakterisering I. De afval die in een voorziening gestort wordt, wordt zodanig gekarakteriseerd dat de fysische en chemische stabiliteit van de structuur van de voorziening op lange termijn gegarandeerd wordt en zware ongevallen voorkomen kunnen worden. De afvalkarakterisering omvat, waar dat passend is en in overeenstemming is met de classificatie van de afvalbeheersvoorziening, de volgende aspecten : 1° een beschrijving van de verwachte fysische en chemische kenmerken van de afval dat op korte en lange termijn zal worden gestort, waarbij met name de stabiliteit ervan onder de aan het oppervlak heersende atmosferische/meteorologische wordt vermeld, rekening houdend met het soort gewonnen minera(a)l(en) en de aard van eventuele overbelasting en/of ganggesteentemineralen, die tijdens de winningswerkzaamheden worden verplaatst;2° een classificatie van de afval volgens de toepasselijke indeling in het besluit van de Waalse Regering van 10 juli 1997 tot vaststelling van een afvalcatalogus, met bijzondere aandacht voor de gevaarlijke kenmerken van de afval in kwestie;3° een beschrijving van de chemische stoffen die worden gebruikt tijdens de behandeling van het mineraal, en de stabiliteit van deze stoffen;4° een beschrijving van de stortmethode;5° het toe te passen afvalvervoersysteem. II. De gegevens bedoeld in punt I bevatten de volgende informatie : 1. Algemene informatie : Doorlopen van en uitleg over de algemene context en de doelstellingen van de winningswerkzaamheden. Inzameling van algemene informatie over de volgende gegevens : - prospectie, winning, of uitgevoerde activiteiten, - type en omschrijving van de aangewende winningsmethoden en processen, en - aard van de voorziene producten. 2. Informatie over de geologie van de opslagplaatsen. Identificatie van de afvaleenheden die via winning en proces worden blootgesteld door informatie te verstrekken over : - de aard, de chemie en de mineralogie van de omliggende rotsen, met inbegrip van de hydrothermale opzetting van de gemineraliseerde rotsen en afvalgesteenten, - de aard van de opslag, met inbegrip van de gemineraliseerde rotsen of rotsen die mineralisaties bevatten, - de typologie, de kenmerken en mineralogie van de mineralisatie, met inbegrip van de fysische eigenschappen zoals de dichtheid, de porositeit, de korrelgrootteverdeling, het watergehalte, het afvalgesteente dat de ontgonnen minerale stoffen bedekt, het ganggesteente van de ontgonnen minerale stoffen, de nieuw gevormde hydrothermale mineralen, - de grootte en de geometrie van de opslag, - de erosie en de supergene wijziging op chemisch en mineralogisch vlak. 3. De afval en de voorziene behandeling. Omschrijving van de aard van elk geproduceerde afval in elke prospectie, winning en behandelingsactiviteit, inclusief de afgegraven aarde, rotsafval en bezinkingsstoffen, en daarbij informatie verstrekken over de volgende gegevens : - de oorsprong van de afval op het ontginningsgebied en het proces dat deze afval produceert, zoals de prospectie, de winning, de vermaling, de concentratie, - de hoeveelheid afval, - de omschrijving van het afvalvervoersysteem, - de omschrijving van de chemische stoffen die worden gebruikt tijdens de behandeling, - het type afvalbeheersvoorziening, eindvorm van de opgeslagen afval en opslagmethode van de afval in de voorziening. 4. Geotechnisch gedrag van de afval. Identificatie van de aangepaste parameters om de intrinsieke fysische kenmerken van de afval te bepalen, rekening houdend met het type afvalbeheersvoorziening.

Relevante parameters die in aanmerking moeten worden genomen : granulometrie, plasticiteit, dichtheid en watergehalte, verdichtingsgraad, schuifsterke en wrijvingshoek, permeabiliteit en ratio van poriënvolume en van de totale inhoud, samendrukbaarheid en consolidatie. 5. Geochemische kenmerken en gedrag van de afval. Specificatie van de chemische en mineralogische kenmerken van de afval en van alle toeslagstoffen of residuen in de afval.

Voorspelling van de chemische kenmerken van het afvalwater dat door de afval percoleert (voor elke soort afval), rekening houdend met de voorziene behandeling, in het bijzonder : a) beoordeling van de metalen, oxyanion en evolutie in de tijd van de oplosbaarheid d.m.v. percolatietests met variabele pH, en/of percolatietest en/of emissie (totale afgifte) in functie van de tijd en/of andere aangepaste tests, b) voor de afval die sulphide bevat, moeten statische of kinetische tests worden uitgevoerd om het zuurbindend vermogen en de verandering van de oplosbaarheid van de metalen in functie van de tijd te bepalen. Opmerking : De criteria om inert afval overeenkomstig artikel 3, 3° van dit besluit te bepalen, moeten in aanmerking worden genomen om het geochemisch gedrag van de afval te bepalen. Indien afval op basis van deze criteria als inert wordt beschouwd, moet deze afval uitsluitend het voorwerp uitmaken van de bovenbedoelde geochemische tests.

III. De informatie en gegevens die nodig zijn voor de afvalkarakterisering worden in onderstaande volgorde ingezameld : 1. De bestaande onderzoeken en studies, inclusief de bestaande vergunningen, de geologische studies, de gelijksoortige voorzieningen, de lijsten van inert afval, aangepaste keuringsregelingen, de Europese of regionale criteria voor gelijksoortige materialen die aan de hierboven vermelde technische eisen voldoen, moeten worden gebruikt;2. De kwaliteit en representativiteit van elke informatie moet worden beoordeeld en de eventuele ontbrekende informatie moet worden geïdentificeerd;3. Als de nodige informatie voor de karakterisering van de afval ontbreekt, moet een monsternemingsplan overeenkomstig de standaard EN 14899 worden opgesteld en de monsternemingen moeten overeenkomstig het monsternemingsplan gebeuren.De monsternemingsplannen moeten op informatie worden gebaseerd die als nodig wordt geacht, met inbegrip van : de doelstelling van de inzameling van gegevens, het testprogramma en de eisen van de monsternemingen, de toestanden van de monsternemingen, met inbegrip van de monsternemingen met boorkern, winningsfront, transportband, de opslag, de bekkens of een andere relevante toestand, de procedures en aanbevelingen voor het aantal, de grootte, de massa, de omschrijving en de behandeling van de monsternemingen, De ernst en de kwaliteit van het resultaat van de monsternemingen worden beoordeeld; 4. De resultaten van het karakteriseringsproces moeten worden beoordeeld en, indien nodig, moet bijkomende informatie volgens dezelfde methodologie worden ingezameld.Het eindresultaat moet in het afvalbeheersplan worden opgenomen.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 houdende sectorale en integrale voorwaarden voor de installaties voor het beheer van winningsafval en betreffende de monitoring na sluiting.

Namen, 27 mei 2009.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

BIJLAGE II Beleid ter voorkoming van zware ongevallen Het beleid ter voorkoming van zware ongevallen en het veiligheidsbeheersysteem van de exploitant dienen in verhouding te staan tot de gevaren voor zware ongevallen die de afvalbeheersvoorziening oplevert. Bij de uitvoering daarvan zal met de volgende elementen rekening worden gehouden : 1° het preventiebeleid voor zware ongevallen bevat de algemene doelen en handelingsbeginselen van de exploitant met betrekking tot de beheersing van de gevaren voor zware ongevallen;2° het veiligheidsbeheersysteem omvat het deel van het algemene beheersysteem dat betrekking heeft op de organisatiestructuur, de verantwoordelijkheden, de praktijken, de procedures, de processen en de middelen voor de vaststelling en de uitvoering van het beleid ter voorkoming van zware ongevallen;3° het veiligheidsbeheersysteem dient in te gaan op de volgende zaken : a) organisatie en personeel - de taken en verantwoordelijkheden van het personeel dat betrokken is bij het beheer van grote gevaren, op alle niveaus van de organisatie;bepaling van opleidingsbehoeften van dit personeel en het bieden van de aldus bepaalde opleiding, en betrokkenheid van werknemers en, voorzover van toepassing, toeleveringsbedrijven; b) in kaart brengen en evaluatie van grote gevaren - de goedkeuring en uitvoering van procedures voor het systematisch in kaart brengen van grote gevaren die voortkomen uit normale of bijzondere werkzaamheden, en beoordeling van de waarschijnlijkheid en ernst ervan;c) operationele controle - de goedkeuring en uitvoering van procedures en instructies voor een veilige exploitatie, met inbegrip van het onderhoud, van de inrichting, processen, apparatuur en tijdelijke stilleggingen;d) management van verandering - de goedkeuring en toepassing van procedures voor de planning van aanpassingen aan of het ontwerp van nieuwe afvalbeheersvoorzieningen;e) planning voor noodsituaties - de goedkeuring en toepassing van procedures voor het in kaart brengen van voorzienbare noodsituaties door middel van systematische analyse, en voor het opstellen, testen en beoordelen van noodplannen om op dergelijke noodsituaties te reageren;f) monitoring van de prestaties - de goedkeuring en toepassing van procedures voor de doorlopende beoordeling van de overeenstemming met de doelstellingen van het preventiebeleid voor zware ongevallen en het veiligheidsbeheersysteem van de exploitant, en de mechanismen voor het onderzoeken van en het treffen van corrigerende maatregelen in gevallen van niet-naleving.De procedures moeten het systeem van de exploitant voor de rapportage van zware ongevallen of bijna-ongevallen bestrijken, in het bijzonder de voorvallen die te maken hebben met het falen van beschermende maatregelen, alsook het onderzoek daarnaar en de follow-up op basis van de verworven kennis; g) audit en toetsing - de goedkeuring en toepassing van procedures voor de periodieke systematische toetsing van het preventiebeleid voor zware ongevallen en de effectiviteit en geschiktheid van het veiligheidsbeheersysteem;de gedocumenteerde toetsing van de prestaties van het beleid en het veiligheidsbeheersysteem en de bijstelling daarvan door het hoger kader.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 27 mei 2009 houdende sectorale en integrale voorwaarden voor de installaties voor het beheer van winningsafval en betreffende de monitoring na sluiting.

Namen, 27 mei 2009.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^