Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 27 oktober 2016
gepubliceerd op 18 november 2016

Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 15 juli 2010 betreffende de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit

bron
waalse overheidsdienst
numac
2016205723
pub.
18/11/2016
prom.
27/10/2016
ELI
eli/besluit/2016/10/27/2016205723/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 OKTOBER 2016. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Regering van 15 juli 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 15/07/2010 pub. 30/09/2014 numac 2014205884 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering betreffende de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit type besluit van de waalse regering prom. 15/07/2010 pub. 01/09/2010 numac 2010027189 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering van 15 juni 2010 betreffende de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit sluiten betreffende de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit


De Waalse Regering, Gelet op de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging, artikel 1, 7°, ingevoegd bij het decreet van 27 oktober 2011;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 15 juli 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 15/07/2010 pub. 30/09/2014 numac 2014205884 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering betreffende de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit type besluit van de waalse regering prom. 15/07/2010 pub. 01/09/2010 numac 2010027189 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering van 15 juni 2010 betreffende de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit sluiten betreffende de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit;

Gelet op het verslag van 21 juli 2016 opgemaakt overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2014 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;

Gelet op het advies nr. 59.924/4 van de Raad van State, gegeven op 5 oktober 2016, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Op de voordracht van de Minister van Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit :

Artikel 1.Dit besluit is een omzetting van Richtlijn (EU) 2015/1480 van de Commissie van 28 augustus 2015 tot wijziging van diverse bijlagen bij de Richtlijnen 2004/107/EG en 2008/50/EG van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de regels betreffende de referentiemethoden, de validatie van gegevens en de locatie van de bemonsteringspunten voor de beoordeling van de luchtkwaliteit.

Art. 2.In bijlage I bij het besluit van de Waalse Regering van 15 juli 2010Relevante gevonden documenten type besluit van de waalse regering prom. 15/07/2010 pub. 30/09/2014 numac 2014205884 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering betreffende de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit type besluit van de waalse regering prom. 15/07/2010 pub. 01/09/2010 numac 2010027189 bron waalse overheidsdienst Besluit van de Waalse Regering van 15 juni 2010 betreffende de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit sluiten betreffende de beoordeling en het beheer van de luchtkwaliteit, wordt punt C vervangen als volgt : « C. Kwaliteitsborging voor de beoordeling van de luchtkwaliteit: validatie van gegevens Om de nauwkeurigheid van de metingen en de naleving van de in deel A vastgestelde gegevenskwaliteitsdoelstellingen te garanderen, zien de krachtens artikel 32 aangewezen instanties en organen erop toe dat : 1° alle metingen die worden uitgevoerd in samenhang met de beoordeling van de luchtkwaliteit overeenkomstig de artikelen 6 en 21, traceerbaar zijn overeenkomstig de voorschriften van de geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria waarvan de referentie bekendgemaakt werd in het Publicatieblad van de Europese Unie overeenkomstig artikel 2, punt 9) van Verordening (EG) nr.765/2008 tot vaststelling van de eisen inzake accreditatie en markttoezicht; 2° de instellingen die netwerken en individuele stations beheren, beschikken over een functionerend kwaliteitsborgings- en kwaliteitscontrolesysteem dat voorziet in geregeld onderhoud om de voortdurende nauwkeurigheid van de meetapparaten te garanderen; er een kwaliteitsborgings-/kwaliteitscontroleproces wordt ingevoerd voor de gegevensvergaring en -rapportage en dat de met die taak belaste instellingen actief deelnemen aan de desbetreffende EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's; 4° de nationale referentielaboratoria worden aangewezen door de krachtens artikel 32 aangewezen bevoegde organen en geaccrediteerd zijn voor de in bijlage VII bedoelde referentiemethoden, ten minste voor die verontreinigende stoffen waarvoor de concentraties boven de onderste beoordelingsdrempel liggen, overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria en bedoeld in punt 1°;5° de nationale referentielaboratoria ten minste om de drie jaar deelnemen aan de EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's die door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie worden georganiseerd;6° de nationale referentielaboratoria de werkzaamheden van het door de Commissie opgerichte Europese netwerk van nationale referentielaboratoria ondersteunen. Wat betreft punt 2°, wordt het systeem opnieuw onderzocht telkens als het nodig is en minstens een keer om de vijf jaar door het bevoegde referentielaboratorium.

Wat punt 4° betreft zijn deze laboratoria ook verantwoordelijk voor de coördinatie, op het grondgebied van het gewest, van de EU-brede kwaliteitsborgingsprogramma's die door het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie zullen worden georganiseerd, en zij zijn tevens verantwoordelijk voor de coördinatie op gewestelijk niveau van de correcte toepassing van referentiemethoden en het bewijs van de gelijkwaardigheid van niet-referentiemethoden. Nationale referentielaboratoria die nationaal ringonderzoek organiseren, moeten ook geaccrediteerd zijn overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor bekwaamheidstests.

Wat betreft punt 5°, moet het nationale laboratorium, indien deze deelname onbevredigende resultaten oplevert, bij zijn volgende deelname aan een ringonderzoek aantonen dat het bevredigende herstelmaatregelen heeft genomen en hierover aan het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek rapporteren. » Artikel 1 - In bijlage II, punt 1, bij hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) in paragraaf 1 wordt de tabel vervangen als volgt :

Benzo(a)pyreen

Arseen, Cadmium en nikkel

Polycyclische aromatische koolwaterstoffen ander dan benzo(a)pyreen, totaal gasvormig kwik

Totale depositie

Onzekerheid


Vaste en indicatieve metingen

50 %

40 %

50 %

70 %

Modellen

60 %

60 %

60 %

60 %

Minimale gegevens- vastlegging

90 %

90 %

90 %

90 %

Minimaal bestreken tijd


Vaste metingen (1)

33 %

50 %


Indicatieve metingen (1) (2)

14 %

14 %

14 %

33 %


(1) Verspreid over het jaar om representatief te zijn van de verschillende weerscondities en antropogene activiteiten.(2) Indicatieve metingen zijn metingen die met een beperkte regelmaat worden uitgevoerd, maar die wel aan de andere doelstellingen voor de kwaliteit van de gegevens voldoen.b) het vierde lid wordt opgeheven;c) tussen lid 5 en 6 wordt een lid ingevoegd, luidend als volgt : « De bepalingen inzake individuele monsters van de leden 3 en 4 gelden ook voor arseen, cadmium, nikkel en totaal gasvormig kwik.Bovendien is het toegestaan deelmonsters te nemen met behulp van PM10-filters voor de bemonstering en analyse van metalen, mits bewijs wordt geleverd dat het deelmonster representatief is voor het geheel en dat de detectiegevoeligheid in overeenstemming is met de relevante doelstellingen voor de kwaliteit van de gegevens. PM10-bemonstering mag per week in plaats van per dag plaatsvinden op voorwaarde dat de kenmerken van de verzameling hierdoor niet worden aangetast ».

Art. 2.In bijlage IV bij hetzelfde besluit, worden de punten C en D vervangen als volgt : « C. Situering van de bemonsteringspunten op microschaal Voor zover uitvoerbaar zijn de volgende overwegingen van toepassing : 1° de luchtstroom rond de inlaat van de bemonsteringsbuis dient onbelemmerd te zijn (in het algemeen binnen een hoek van ten minste 270° of 180° voor monsternemingspunten aan de rooilijn), zonder enige verstoring van de luchtstroom in de omgeving van de inlaat;er moet normaal gesproken enkele meters afstand worden gehouden van gebouwen, balkons, bomen en andere obstakels en monsternemingspunten die representatief zijn voor de luchtkwaliteit aan de rooilijn dienen zich minimaal op een afstand van 0,5 m van het dichtstbijzijnde gebouw te bevinden; 2° de hoogte van de inlaat boven de grond moet in het algemeen tussen 1,5 m (ademhalingshoogte) en 4 m liggen Een grotere hoogte kan ook nuttig zijn als het station representatief voor een groot gebied moet zijn en elke afwijking moet volledig worden gedocumenteerd;3° de inlaat mag zich niet in de directe nabijheid van bronnen bevinden teneinde te voorkomen dat de uitstoot daarvan rechtstreeks en zonder menging met de buitenlucht in de inlaatbuis terechtkomt;4° de uitlaat van het bemonsteringsapparaat moet zich op een zodanige plaats bevinden dat de lucht daaruit niet opnieuw in de inlaatbuis terecht kan komen;5° voor alle verontreinigende stoffen moeten de verkeersgerichte bemonsteringsbuizen ten minste 25 m van de rand van grote kruispunten en niet meer dan 10 m van de wegrand verwijderd zijn. Wat punt 5° betreft, moet een "groot kruispunt" hier worden opgevat als een kruispunt waardoor de verkeersstroom wordt onderbroken en de uitstoot verschilt (stop-and-goverkeer) ten opzichte van het overige gedeelte van de weg.

Elke afwijking van de in dit deel genoemde criteria wordt volledig gedocumenteerd overeenkomstig de in deel D beschreven procedures.

Ook met de volgende factoren kan rekening worden gehouden : 1° storende bronnen;2° beveiliging;3° toegankelijkheid;4° beschikbaarheid van elektriciteit en telefoonlijnen;5° zichtbaarheid ten opzichte van de omgeving;6° veiligheid van publiek en bedieners;7° de wenselijkheid om de bemonsteringspunten voor verschillende verontreinigende stoffen op dezelfde plaats onder te brengen;8° eisen in verband met ruimtelijke ordening. D. Documentatie en toetsing van de gekozen locaties De bevoegde instanties die verantwoordelijk zijn voor de beoordeling van de luchtkwaliteit, documenteren voor alle zones en agglomeraties, aangewezen overeenkomstig artikel 32, de procedures voor de keuze van de locaties volledig en registreren informatie om het ontwerp van het netwerk en de keuze van de locaties voor alle meetpunten te ondersteunen.

De documentatie omvat foto's in verschillende windrichtingen van de omgeving van de meetlocaties en gedetailleerde kaarten.

Indien aanvullende methoden worden toegepast in een zone of agglomeratie, omvat de documentatie bijzonderheden van deze methoden en informatie over hoe aan de in artikel 7, § 3, genoemde criteria wordt voldaan.

De documentatie wordt bijgewerkt wanneer dat nodig is en ten minste om de vijf jaar geëvalueerd om te garanderen dat de selectiecriteria, het ontwerp van het netwerk en de locaties van de meetpunten te allen tijde geldig en optimaal blijven Indien de Commissie documentatie opvraagt, moet deze binnen drie maanden na indiening van het verzoek worden verstrekt. »

Art. 3.In bijlage VII bij hetzelfde besluit, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° punt A wordt vervangen als volgt : « A.Referentiemethoden voor het beoordelen van de concentraties van zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, zwevende deeltjes (PM10 en PM2,5), lood, benzeen, koolmonoxide en ozon 1. Referentiemethode voor het meten van zwaveldioxide De referentiemethode voor het meten van zwaveldioxide is die welke beschreven staat in EN 14212: 2012 "Ambient air - Standard method for the measurement of the concentration of sulphur dioxide by ultraviolet fluorescence" 2.Referentiemethode voor het meten van stikstofdioxide en stikstofoxiden De referentiemethode voor het meten van stikstofdioxide en stikstofoxiden is die welke beschreven staat in EN 14211: 2012 "Ambient air - Standard method for the measurement of the concentration of nitrogen dioxide and nitrogen monoxide by chemiluminescence" 3. Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van lood De referentiemethode voor het meten van lood is die welke beschreven staat in EN 14902 (2005) : "Standard method for the measurement of Pb, Cd, As and Ni in the PM10 fraction of suspended particulate matter" 4.Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van PM10 De referentiemethode voor het bemonsteren en het meten van PM10 is die welke beschreven staat in EN 12341: 2014 "Ambient Air - standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter" 5. Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van PM2,5 De referentiemethode voor het bemonsteren en het meten van PM2,5 is die welke beschreven staat in EN 12341: 2014 "Ambient Air - standard gravimetric measurement method for the determination of the PM10 or PM2,5 mass concentration of suspended particulate matter".6. Referentiemethode voor het bemonsteren en meten van benzeen De referentiemethode voor het meten van benzeen is die welke beschreven staat in EN 14662 (2005), delen 1, 2 en 3: "Ambient air quality - Standard method for measurement of benzene concentrations. ". 7. Referentiemethode voor het meten van koolmonoxide De referentiemethode voor het meten van koolmonoxide is die welke beschreven staat in EN 14626: 2012: "Ambient air - Standard method for the measurement of the concentration of carbon monoxide by non-dispersive infrared spectroscopy".8. Referentiemethode voor het meten van ozon De referentiemethode voor het meten van ozon is die welke beschreven staat in EN 14625: 2012 "Ambient air - Standard method for the measurement of the concentration of ozone by ultraviolet photometry". »; 2° punt D wordt opgeheven;3° punt E wordt vervangen als volgt : « E.Om aan te tonen dat de uitrusting aan de in punt A van deze bijlage opgesomde prestatievereisten van de referentiemethoden voldoet, moeten de krachtens artikel 32 aangewezen bevoegde instanties en organen de testverslagen aanvaarden die in andere gewesten of lidstaten van de Europese Unie zijn opgesteld mits de beproevingslaboratoria overeenkomstig de desbetreffende geharmoniseerde norm voor beproevings- en kalibratielaboratoria zijn geaccrediteerd. De gedetailleerde testverslagen en alle testresultaten worden ter beschikking gesteld van de andere bevoegde instanties of de aangewezen organen daarvan. Uit de testverslagen moet blijken dat de uitrusting aan alle prestatievereisen voldoet, ook indien bepaalde milieu- of plaatselijke omstandigheden specifiek zijn voor een gewest of een lidstaat en niet overeenstemmen met de omstandigheden waarin de uitrusting reeds is getest en waarin reeds een typetest is uitgevoerd in een ander gewest of een andere lidstaat. »

Art. 4.In bijlage IX bij hetzelfde besluit worden de punten 1 tot 4 vervangen door wat volgt : « 1. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van arseen, cadmium en nikkel in de lucht De referentiemethode voor de bemonstering van arseen-, cadmium- en nikkelconcentraties in de lucht wordt beschreven in EN 12341: 2014.

De referentiemethode voor het meten van arseen, cadmium en nikkel in de lucht is die welke beschreven staat in EN 14902: 2005 "Ambient air quality - Standard method for the measurement of Pb, Cd, As and Ni in the PM10 fraction of suspended particulate matter".

Er mogen ook andere methoden toegepast worden op voorwaarde dat kan worden aangetoond dat de resultaten gelijkwaardig zijn aan die van de bovengenoemde methode. 2.Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht De referentiemethode voor de bemonstering van polycyclische aromatische koolwaterstoffen in de lucht wordt beschreven in EN 12341: 2014. De referentiemethode voor het meten van benzo(a)pyreen is die welke beschreven staat in EN 15549: 2008 "Air quality - Standard method for the measurement of the concentration of benzo [a]pyrene in the air".Zolang er geen door de CEN gestandaardiseerde methode is voor de andere in artikel 15, vermelde polycyclische aromatische koolwaterstoffen, kunnen nationale standaardmethoden of ISO-methoden zoals ISO-norm 12884 gebruikt worden.

Er mogen ook andere methoden toegepast worden op voorwaarde dat kan worden aangetoond dat de resultaten gelijkwaardig zijn aan die van de bovengenoemde methode. 3.Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van kwik in de lucht De referentiemethode voor het meten van concentraties van totaal gasvormig kwik in de lucht is die welke beschreven staat in EN 15852: 2010 "Ambient air quality - Standard method for the determination of total gaseous mercury".

Er mogen ook andere methoden toegepast worden op voorwaarde dat kan worden aangetoond dat de resultaten gelijkwaardig zijn aan die van de bovengenoemde methode. 4. Referentiemethode voor de bemonstering en analyse van de depositie van arseen, cadmium, kwik, nikkel en polycyclische aromatische koolwaterstoffen De referentiemethode voor de bepaling van neergeslagen arseen, cadmium, kwik, nikkel is die welke beschreven staat in EN 15841: 2009 "Ambient air quality - Standard method for the determination of deposited arsenic, cadmium, nickel and lead". De referentiemethode voor de bepaling van neerslagen van kwik is die welke beschreven staat in EN 15853: 2010 "Ambient air quality - Standard method for the determination of mercury deposition".

De referentiemethode voor de bepaling van neerslagen van benzo(a)pyreen en andere polycyclische koolwaterstoffen bedoeld in artikel 15 is die welke beschreven staat in EN 15980: 2011 "Air quality - Determination of benzo [a]anthracene, benzo [b]fluoranthene, benzo [j]fluoranthene, benzo [k]fluoranthene, benzo [a]pyrene, dibenz [a,h]anthracene and indeno [1,2,3-cd]pyrene in the atmospheric deposition. »

Art. 5.In bijlage XII bij hetzelfde besluit wordt punt A vervangen door wat volgt : « A. Minimumaantal bemonsteringspunten voor vaste metingen van de ozonconcentraties Minimumaantal bemonsteringspunten voor continue vaste metingen om op plaatsen waar dergelijke metingen de enige bron van gegevens zijn, te beoordelen of de streefwaarden, langetermijndoelstellingen en informatie- en alarmdrempels worden nageleefd.

Bevolking (x 1 000)

Agglomeratie (1)

Andere zones (1)

Plattelandsachtergrond

< 250

1

voor alle zones van het land (2) gemiddeld 1 station/50 000 km2

< 500

1

2

< 1 000

2

2

< 1 500

3

3

< 2 000

3

4

< 2 750

4

5

< 3 750

5

6

> 3 750

1 extra station per 2 miljoen inwoners

1 extra station per 2 miljoen inwoners


(1) Ten minste 1 station in gebieden waar de bevolking vermoedelijk aan de hoogste ozonconcentraties wordt blootgesteld.In agglomeraties moet ten minste 50 % van de stations zich in voorstedelijk gebied bevinden. (2) Voor gebieden met complexe topografie wordt 1 station per 25 000 km2 aanbevolen.»

Art. 6.In bijlage XVI bij hetzelfde besluit wordt punt A vervangen door wat volgt : « Als dagelijks gemiddelde te meten op het geheel van het grondgebied van het Waalse Gewest :

Verontreinigende stof

Alarmdrempel

PM10

70 µg/m3 (drempel 1)

150 µg/m3(drempel 2)


».

Art. 7.Dit besluit treedt in werking op 31 december 2016.

Art. 8.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 oktober 2016.

De Minister-President, P. MAGNETTE De Minister van Leefmilieu, Ruimtelijke Ordening, Mobiliteit, Vervoer en Dierenwelzijn, C. DI ANTONIO

^