Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 27 september 2018
gepubliceerd op 04 december 2018

Besluit van de Waalse Regering betreffende dierfokkerij en tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake fokkerij

bron
waalse overheidsdienst
numac
2018205958
pub.
04/12/2018
prom.
27/09/2018
ELI
eli/besluit/2018/09/27/2018205958/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

27 SEPTEMBER 2018. - Besluit van de Waalse Regering betreffende dierfokkerij en tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake fokkerij


De Waalse Regering, Gelet op Verordening (EG) nr. 617/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende handelsnormen voor broedeieren en kuikens van pluimvee;

Gelet op Verordening (EU) 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor het fokken van, de handel in en de binnenkomst in de Unie van raszuivere fokdieren, hybride fokvarkens en levende producten daarvan en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 652/2014, de Richtlijnen 89/608/EEG en 90/425/EEG en tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van dierfokkerij ("Fokkerijverordening");

Gelet op het Waals Landbouwwetboek, artikelen D.4 tot D.6, D.17, D.164 tot D.166 en D.169, § 1e;

Gelet op het koninklijk besluit van 23 september 1971 betreffende de verbetering van het rundveeras;

Gelet op het koninklijk besluit van 28 augustus 1991 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten in veterinaire en zoötechnische wetgeving;

Gelet op het koninklijk besluit van 25 mei 1992 betreffende de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de handel in rasdieren;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 september 1992 betreffende de verbetering van de fokvarkens;

Gelet op het koninklijk besluit van 20 oktober 1992 betreffende de verbetering van de schapen- en geitenrassen;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 december 1992 betreffende veterinairrechtelijke en zoötechnische voorwaarden aangaande de produktie, de behandeling, de bewaring, het gebruik, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van rundersperma;

Gelet op het koninklijk besluit van 9 december 1992 betreffende de produktie, de handel, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van varkenssperma;

Gelet op het koninklijk besluit van 10 december 1992 betreffende de verbetering van paardachtigen;

Gelet op het koninklijk besluit van 31 december 1992 betreffende de veterinaire en zoötechnische controles die van toepassing zijn op het intracommunautaire handelsverkeer van sommige levende dieren en produkten;

Gelet op het koninklijk besluit van 31 januari 1997 betreffende de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, sperma, eicellen en embryo's;

Gelet op het koninklijk besluit van 2 juni 1998 betreffende de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de verbetering en de instandhouding van de pluimvee- en konijnenrassen;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 1 maart 2007 houdende regeling van het prestatieonderzoek, de genetische waardebepaling, de kunstmatige inseminatie en de toelating van raszuivere fokrunderen tot de voortplanting;

Gelet op het ministerieel besluit van 27 februari 1991 betreffende de verbetering van het rundveeras;

Gelet op het ministerieel besluit van 25 maart 1991 tot oprichting van een Genetische Kommissie voor de melkproduktiegeschiktheid bij runderen;

Gelet op het ministerieel besluit van 3 september 1992 betreffende de verbetering van de fokvarkens;

Gelet op het ministerieel besluit van 21 oktober 1992 betreffende de verbetering van de schapen- en geitenrassen;

Gelet op het ministerieel besluit van 10 december 1992 betreffende de produktie, de handel, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van varkenssperma;

Gelet op het ministerieel besluit van 23 december 1992 betreffende de verbetering van paardachtigen;

Gelet op het ministerieel besluit van 10 juni 1993 betreffende de registratie en de inschrijving in het stamboek van uit kunstmatige inseminatie en embryo-transplantatie geboren kalveren;

Gelet op het ministerieel besluit van 17 september 1998 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 2 juni 1998 betreffende de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de verbetering en de instandhouding van de pluimvee- en konijnenrassen;

Gelet op het overleg tussen de Gewestregeringen en de federale overheid gepleegd op 21 juni 2018;

Gelet op het rapport van 21 juni 2018 opgesteld overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2014 houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;

Gelet op het advies 64.008/2/V van de Raad van State, gegeven op 5 september 2018, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1273;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw;

Na beraadslaging, Besluit: HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° capaciteit : a) voor een broederij : de capaciteit in de zin van artikel 1, 4), van Verordening nr.617/2008; b) voor een vermeerderings- of selectiebedrijf : het aantal dieren dat tegelijkertijd in het bedrijf mag worden gehouden, naar gelang van de betrokken soort;2° categorie : de categorie met betrekking tot broedeieren, kuikens en fokpluimvee, het gaat om één van de categorieën bedoeld in artikel 1, 2), van Verordening nr.617/2008; 3° het Wetboek : het Waalse Landbouwwetboek;4° wedstrijd : alle paardenrennenwedstrijden, met inbegrip van wedrennen, springconcoursen, dressuurproeven, menproeven, alsmede proeven inzake model en gangen;5° Departement : het Departement Ontwikkeling, Landelijke Aangelegenheden, Waterlopen en Dierenwelzijn van het Operationeel directoraat-generaal Landbouw, Natuurlijke Hulpbronnen en Leefmilieu van de Waalse Overheidsdienst;6° verdelen : zorgen voor de verdeling van het sperma;7° verdeling : het rechtstreeks afstaan van sperma, ook onder kosteloze titel, aan de verantwoordelijke van een vrouwelijke dier uit een andere kudde dan die van de mannelijke donor of, in het geval van paarden, een vrouwelijk dier uit een ander bedrijf dan dat van de mannelijke donor;8° paardachtige : alle dieren die tot het paardenras behoren zoals bedoeld in artikel 2, 1), e), van Verordening nr.2016/1012; 9° de gespecialiseerde pluimveehouderij : het bedrijf bedoeld in artikel 1, 3), van Verordening nr.617/2008; 10° het pluimveeselectiebedrijf : het selectiebedrijf bedoeld in artikel 1, 3), a), van Verordening nr.617/2008; 11° het pluimveevermeerderingsbedrijf : het vermeerderingsbedrijf bedoeld in artikel 1, 3), b), van Verordening nr.617/2008; 12° de partij : alle rietjes of andere verpakkingen, die elk het sperma van dezelfde mannelijke donor bevatten en die tijdens de verdeling van het sperma gelijktijdig en identiek behandeld worden;13° Verordening nr.617/2008 : Verordening (EG) nr. 617/2008 van de Commissie van 27 juni 2008 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1234/2007 van de Raad betreffende handelsnormen voor broedeieren en kuikens van pluimvee; 14° Verordening nr.2016/1012 : Verordening (EU) nr. 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de zoötechnische en genealogische voorwaarden voor het fokken van, de handel in en de binnenkomst in de Unie van raszuivere fokdieren, hybride fokvarkens en levende producten daarvan en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 652/2014 en de Richtlijnen van de Raad 89/608/EEG en 90/425/EEG, en tot intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van dierfokkerij ("Fokkerijverordening"); 15° de verantwoordelijke van een vrouwelijke dier : de natuurlijke of rechtspersoon die gewoonlijk en rechtstreeks toezicht op een vrouwelijke dier uitoefent en verantwoordelijk geacht wordt voor, of in het geval van paarden, geacht wordt de houder te zijn van dat vrouwelijke dier in de zin van de gezondheidswetgeving van de betrokken soort;16° de Dienst : de Directie Kwaliteit en Dierenwelzijn van het Departement;17° type : betreffende de broedeieren, kuikens en fokpluimvee, één van de types bedoeld in artikel 1, 2), a), van Verordening nr.617/2008; 18° pluimvee : de dieren die tot elke pluimveesoort behoren, met inbegrip van loopvogels (ratieten);19° gebruikspluimvee : het slachtpluimvee, legpluimvee of pluimvee voor gemengd gebruik;20° vermeerderingspluimvee : pluimvee bestemd voor de productie van gebruikspluimvee;21° fokpluimvee : pluimvee bestemd voor de productie van vermeerderingspluimvee of ander fokpluimvee. HOOFDSTUK II. - Erkenning van stamboekverenigingen of fokkerijgroeperingen

Art. 2.§ 1. De Dienst ontvangt de erkenningsaanvragen als stamboekvereniging of fokkerijgroepering, bedoeld in artikel 4 van Verordening nr. 2016/1012. De maatschappelijke zetel van de aanvragers bevindt zich op het grondgebied van het Waalse Gewest.

De aanvragers dienen hun erkenningsaanvraag in als stamboekvereniging of fokkerijgroepering via het door de Minister opgemaakte formulier.

Dit formulier wordt op de website van de Administratie bekendgemaakt.

Indien de aanvraag onvolledig is ten opzichte van artikel 4 van Verordening nr. 2016/1012, verzoekt de directeur van de Dienst de aanvrager die te vervolledigen. § 2. Wanneer de aanvraag volledig is, kent de Minister de in paragraaf 1, lid 1, bedoelde aangevraagde erkenning toe.

Art. 3.Voor de toepassing van bijlage I, deel 1, A, 1., van Verordening nr. 2016/1012 is de aanvrager die een aanvraag indient om erkend te worden als : 1° stamboekvereniging, een fokkersvereniging of fokkerij-organisatie die één van de volgende vormen aanneemt : a) vereniging zonder winstoogmerk;b) internationale vereniging zonder winstoogmerk;c) coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid;2° fokkerijgroepering, in orde met één van de volgende voorwaarden : a) indien de aanvrager een in gesloten productiesystemen werkende privé-onderneming is, omschreven in artikel 2, 25), van Verordening nr.2016/1012 : een handelsvennootschap zijn die erkend is als handelsvennootschap met rechtspersoonlijkheid is, overeenkomstig artikel 2, § 2, van het Wetboek van vennootschappen; b) indien de aanvrager geen in gesloten productiesystemen werkende privé-onderneming is : een fokkersvereniging of fokkerij-organisatie zijn die één van de volgende vormen aanneemt : - vereniging zonder winstoogmerk; - internationale vereniging zonder winstoogmerk; - coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid.

Art. 4.De directeur van de Dienst stelt de aanvrager door elk middel dat een vaste datum aan de verzending verleent overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek, in kennis hetzij van de beslissing van de Minister om een erkenning zoals bedoeld in artikel 2, § 1, lid 1, toe te kennen, hetzij van het voornemen van de Minister een dergelijke erkenning te weigeren.

Wanneer de Minister voornemens is, een vergunning te weigeren, kan de aanvrager, overeenkomstig artikel 5, § 1, van Verordening nr. 2016/1012, bij de Minister een aanvraag tot heroverweging van de erkenningsaanvraag indienen, door elk middel dat een vaste datum aan de verzending verleent overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek, gericht aan de directeur van de Dienst, binnen de in artikel D.166, § 5, van het Wetboek gestelde termijn.

Voor de toepassing van artikel 5, § 2, van Verordening nr. 2016/1012, stelt de directeur van de Dienst, indien de weigering na de heroverweging van de erkenningsaanvraag door de Minister bevestigd wordt, de aanvrager door elk middel dat een vaste datum aan de verzending verleent overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek, in kennis van de beslissing van de Minister.

Art. 5.§ 1. Overeenkomstig artikelen D.6, § 5, en D.166, § 1, van het Wetboek worden de in artikel 2, § 1, lid 1, bedoelde erkenningen voor periodes van vijf jaar toegekend. § 2. Na afloop van een periode van vijf jaar wordt een erkenning opnieuw voor een nieuwe periode van vijf jaar toegekend indien : 1° in het jaar voorafgaand aan de einddatum van de geldigheid van de erkenning en uiterlijk zes maanden voor die datum de stamboekvereniging of de fokkerijgroepering een nieuwe erkenningsaanvraag indient bij de Dienst, overeenkomstig de bepalingen van artikel 2, § 1, waarin : a) zij vermeldt dat het om een hernieuwingsaanvraag van diens erkenning gaat;b) zij aantoont dat zij nog steeds aan de toekenningsvoorwaarden van een dergelijke erkenning voldoet;2° de officiële controles die de Dienst op de activiteiten van de aanvrager uitvoert, overeenkomstig hoofdstuk X van Verordening 2016/1012, geen terugkerende, voortdurende of algemene tekortkomingen op de bepalingen van Verordening 2016/1012 vaststellen. Hernieuwingsaanvragen van een erkenning worden zoals erkenningsaanvragen behandeld. § 3. Indien de hernieuwing van een erkenning geweigerd wordt, in voorkomend geval na afloop van de beroepsprocedures ingediend door de aanvrager, eindigt de lopende erkenning na afloop van de geldigheidstermijn. De bepalingen van artikel 6, §§ 6 en 7, zijn dan van toepassing.

Art. 6.§ 1. De Minister is de bevoegde autoriteit die een erkenning intrekt, overeenkomstig artikelen 6, § 2, en 47, § 1, lid 3, e), van Verordening nr. 2016/1012. § 2. De directeur van de Dienst deelt, door elk middel dat overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek een vaste datum verleent, de beslissing van de Minister om de erkenning in te trekken, aan de betrokken stamboekvereniging of de fokkerijgroepering mee. § 3. De aanvrager aan wie een erkenning geweigerd wordt na de heroverweging bedoeld in artikel 4, lid 3, of de stamboekvereniging of fokkerijgroepering waarvan de erkenning ingetrokken wordt, kan een beroep bij de Regering indienen overeenkomstig de bepalingen van artikel D.17, § 1, van het Wetboek, binnen de termijn bepaald in artikel D.166, § 5, van het Wetboek. De verzoeker dient zijn beroep bij de directeur van de Dienst in. De directeur maakt het beroep en de betwiste beslissing aan de Regering en gelijktijdig een afschrift van die documenten aan de Minister over. § 4. Overeenkomstig artikel D.17, § 2, van het Wetboek kan de verzoeker op eigen aanvraag door de inspecteur-generaal van het Departement gehoord worden. Laatstgenoemde verzendt het proces-verbaal van dit verhoor aan de Regering.

De Regering beraadslaagt over het beroep binnen een termijn van negentig dagen na de datum van ontvangst van het beroep. § 5. De Regering maakt haar beslissing in verband met het beroep binnen zeven dagen na de datum van de beslissing van de Regering aan de Minister over. De directeur van de Dienst deelt de beslissing van de Regering in verband met het beroep binnen dertig dagen na de datum van de beslissing van de Regering aan de verzoeker mee, door elk middel dat een vaste datum verleent overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek. § 6. Overeenkomstig artikel D.166, § 1, lid 3, van het Wetboek, maakt de stamboekvereniging, indien haar erkenning ingetrokken wordt of indien een hernieuwing van de toekenning van de erkenning geweigerd wordt, een elektronisch afschrift van haar zoötechnisch gegevensbestand aan de Dienst over, overeenkomstig de door de Minister bepaalde modaliteiten. § 7. Een rechtspersoon mag geen erkenningsaanvraag als stamboekvereniging of fokkerijgroepering indienen tijdens het jaar volgend op : 1° hetzij de datum van kennisgeving van de intrekking van een erkenning;2° hetzij de datum waarop de geldigheidsperiode van haar erkenning afgelopen is, wanneer een hernieuwingsaanvraag van de erkenning geweigerd is. HOOFDSTUK III. - Goedkeuring van de fokprogramma's

Art. 7.§ 1. De Dienst ontvangt : 1° elke aanvraag tot goedkeuring van een fokprogramma ingediend door een door de Minister erkende stamboekvereniging of fokkerijgroepering, overeenkomstig artikel 8 van Verordening nr.2016/1012; 2° elke kennisgeving, overeenkomstig artikel 9 van Verordening nr. 2016/1012, van geplande wijzigingen van een fokprogramma die door de Minister goedgekeurd is, zoals bedoeld in paragraaf 2; 3° elke kennisgeving van het voornemen om het geografische gebied van een fokprogramma die door de Minister goedgekeurd is, uit te breiden, zoals bedoeld in paragraaf 2;a) hetzij naar het grondgebied van een ander Lidstaat overeenkomstig artikel 12 van Verordening nr.2016/1012; b) hetzij naar het grondgebied van een ander Belgisch gewest overeenkomstig artikel 12 van Verordening nr.2016/1012, waarin de bevoegde autoriteit van dat andere Belgische gewest als « de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat » beschouwd wordt; 4° elke kennisgeving van het voornemen om, op het grondgebied van het Waalse Gewest, het geografische gebied van een fokprogramma uit te breiden : a) hetzij goedgekeurd door een bevoegde overheid van een andere Lidstaat;de kennisgeving wordt dan overeenkomstig artikel 12 van Verordening nr. 2016/2012 gedaan; b) hetzij goedgekeurd door een ander Belgisch gewest, waarbij de kennisgeving dan gedaan wordt overeenkomstig artikel 12 van Verordening nr.2016/2012, waarin de bevoegde autoriteit van dat andere Belgische gewest als « de bevoegde autoriteit van die andere lidstaat » gelezen wordt.

De Minister stelt de formulieren vast die gebruikt dienen te worden om het volgende in te dienen : 1° een aanvraag bedoeld in lid 1, 1°;2° een kennisgeving bedoeld in lid 1, 2° of 3°. Die formulieren worden op de website van de Administratie bekendgemaakt.

Indien een aanvraag of een kennisgeving bedoeld in lid 1, 1°, 2° of 3° onvolledig is ten opzichte van de bepalingen die daarop betrekking hebben in Verordening nr. 2016/1012, verzoekt de directeur van de Dienst de aanvrager of verzender van de kennisgeving die te vervolledigen. § 2. Voor de toepassing van artikelen 8, § 3, 9 en 12, §§ 1 tot 2 en 4 tot 10, van Verordening nr. 2016/1012, kan de directeur van de Dienst als afgevaardigde van de Minister handelen. § 3. Verstuurd worden door elk middel dat een vaste datum verleent, overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek : 1° de kennisgeving aan de aanvrager door de directeur van de Dienst van de beslissing van de Minister of diens afgevaardigde, bedoeld in paragraaf 2, om een fokprogramma of de wijzigingen ervan goed te keuren of te weigeren;2° de kennisgeving van een voornemen om het geografische gebied van een fokprogramma uit te breiden, gedaan door een door de Minister erkende stamboekvereniging of fokkerijgroepering en bedoeld in artikel 12, § 1, van Verordening nr.2016/1012; 3° de kennisgevingen gedaan door de Minister, of diens afgevaardigde bedoeld in § 2, aan de bevoegde autoriteiten van de andere Lidstaten of van de andere Belgische gewesten, overeenkomstig artikel 12, §§ 2, 4, 9 en 11 van Verordening nr.2016/1012.

Art. 8.§ 1. De Minister is de bevoegde autoriteit die de erkenning van een fokprogramma intrekt, overeenkomstig artikel 47, § 1, lid 3, d), van Verordening nr. 2016/1012. § 2. De directeur van de Dienst deelt de beslissing van de Minister om de erkenning van het fokprogramma in te trekken aan de betrokken stamboekvereniging of de fokkerijgroepering mee, door elk middel dat een vaste datum verleent overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek. § 3. De stamboekvereniging of de fokkerijgroepering, die hetzij de kennisgeving bedoeld in artikel 7, § 3, 1°, waarbij de goedkeuring van een fokprogramma of de wijzingen ervan geweigerd wordt, hetzij de kennisgeving van een intrekking van goedkeuring bedoeld in paragraaf 2 ontvangt, kan overeenkomstig de bepalingen van artikel D.17, § 1, van het Wetboek een beroep bij de Regering indienen, binnen de termijn bepaald in artikel D.166, § 5, van het Wetboek. De verzoeker dient zijn beroep bij de directeur van de Dienst in. De directeur maakt het beroep en de betwiste beslissing aan de Regering en gelijktijdig een afschrift van die documenten aan de Minister over. § 4. Overeenkomstig artikel D.17, § 2, van het Wetboek kan de verzoeker op diens aanvraag door de inspecteur-generaal van het Departement gehoord worden. Laatstgenoemde verzendt de notulen van dit verhoor aan de Regering.

De Regering beraadslaagt over het beroep binnen een termijn van negentig dagen na de datum van ontvangst van het beroep. § 5. De Regering maakt haar beslissing met betrekking tot het beroep aan de Minister over, binnen zeven dagen na de datum van de beslissing van de Regering. De directeur van de Dienst deelt de beslissing van de Regering over het beroep aan de verzoeker mee binnen dertig dagen na de datum van de beslissing van de Regering, door elk middel dat een vaste datum verleent overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek.

Art. 9.Overeenkomstig de bepalingen van bijlage I, deel 3, 1., lid 2, van Verordening nr. 2016/1012 kunnen de stamboekverenigingen alternatieve geschikte methoden gebruiken die ten minste dezelfde zekerheid als een dekcertificaat bieden, in het kader van de fokprogramma's die ter goedkeuring aan de Minister of zijn afgevaardigde zoals bedoeld in artikel 7, § 2, voorgelegd worden, en die betrekking hebben op raszuivere fokpaarden en -ezels, indien die alternatieve methoden in overeenstemming zijn met de beginselen die zijn vastgelegd door de stamboekvereniging die het stamboek van de oorsprong van dat ras bijhoudt. HOOFDSTUK IV. - Inschrijving en registratie van fokdieren in stamboeken en fokregisters en toelating van deze dieren tot de voortplanting

Art. 10.Om een fokdier voor het eerst in de hoofdafdeling van een stamboek te registreren of het voor het eerst in een fokregister te registreren, voldoet, onverminderd de bepalingen in artikel 21 of 24 van Verordening nr. 2016/1012, de bevruchting die tot de geboorte van dat fokdier geleid heeft, : a) hetzij aan het Belgische recht inzake diergezondheid indien die bevruchting op het grondgebied van het Waalse Gewest plaatsgevonden heeft en indien het stamboek of het fokregister in het kader van een fokprogramma goedgekeurd door de Minister zoals bedoeld in artikel 7, § 2, bijgehouden wordt, of waarvoor een aanvraag tot uitbreiding van het geografische gebied op het grondgebied van het Waalse Gewest door de Minister of diens afgevaardigde zoals bedoeld in artikel 7, § 2, goedgekeurd is;b) hetzij aan het recht inzake diergezondheid van de Lidstaat op het grondgebied waarvan de door de Minister erkende stamboekvereniging of fokkerijgroepering een uitbreiding van het geografische gebied van het fokprogramma waaronder het betrokken stamboek of fokregister valt, verkregen heeft, indien die bevruchting op die uitbreiding van het geografische gebied plaatsgevonden heeft.

Art. 11.Overeenkomstig artikel 21, § 6, en artikel 24, § 4, van Verordening nr. 2016/1012 kunnen de levende producten van de fokdieren die verzameld, geproduceerd, behandeld en opgeslagen zijn in een spermacentrum of sperma-opslagcentrum, in een embryo-opslagcentrum, door een embryoteam of embryoproductieteam of door specifiek gekwalificeerd personeel, erkend overeenkomstig het Belgische recht inzake diergezondheid, op het grondgebied van het Waalse Gewest gebruikt worden ten behoeve van artikel 21, §§ 1 en 4, en artikel 24, §§ 1 en 2, van Verordening nr. 2016/1012. HOOFDSTUK V. - Prestatieonderzoek en genetische evaluatie

Art. 12.Overeenkomstig artikel 27, § 2, van Verordening nr. 2016/1012 kunnen derden waarvan de maatschappelijke zetel zich op het grondgebied van het Waalse Gewest bevindt, en die door stamboekverenigingen of fokkerijgroeperingen, erkend door de Minister, aangewezen zijn om prestatieonderzoeken of genetische evaluaties uit te voeren, daartoe een machtiging aan de Minister vragen, overeenkomstig de bepalingen van artikel 13, § 1.

Overeenkomstig artikel 27, § 4, van Verordening nr. 2016/1012 zijn de door de Minister gemachtigde derden verantwoordelijk ten aanzien van de Minister voor het waarborgen van de naleving van de voorschriften van Verordening nr. 2016/1012 die op dat uitbestede prestatieonderzoek of die uitbestede genetische evaluatie van toepassing zijn.

Art. 13.§ 1. De Dienst ontvangt de aanvragen van de derden bedoeld in artikel 12, lid 1, met het oog op een erkenning : 1° hetzij als instelling belast met prestatieonderzoek;2° hetzij als centrum voor genetische evaluatie. De aanvragers dienen hun erkenningsaanvraag in als instelling belast met prestatieonderzoek of als centrum voor genetische evaluatie via het door de Minister vastgestelde formulier. Op dit formulier wordt de aanvrager verzocht om zijn contactgegevens te verstrekken, alsook informatie over de activiteiten uitgevoerd in verband met de vereisten in bijlage I, deel 2, en, in voorkomend geval, deel 3 van Verordening nr. 2016/1012 en informatie in verband met artikel 27, § 3, van Verordening nr. 2016/1012. Dit formulier wordt op de website van de Administratie bekendgemaakt.

Indien de aanvraag onvolledig is ten opzichte van de bepalingen bedoeld in lid 2, verzoekt de directeur van de Dienst de aanvrager die te vervolledigen. § 2. Wanneer de aanvraag volledig is, kent de Minister de erkenning bedoeld in paragraaf 1, lid 1, aan de derde toe. § 3. De directeur van de Dienst stelt de aanvrager door elk middel dat een vaste datum verleent overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek, in kennis van de beslissing van de Minister om de erkenning bedoeld in paragraaf 1, lid 1, toe te kennen of te weigeren. § 4. Overeenkomstig artikelen D.6, § 5, en D.166, § 1, van het Wetboek worden de in paragraaf 1, lid 1, bedoelde erkenningen voor periodes van vijf jaar toegekend. § 5. Na afloop van een periode van vijf jaar wordt een erkenning opnieuw voor een nieuwe periode van vijf jaar toegekend indien : 1° in het jaar voorafgaand aan de einddatum van de geldigheid van de erkenning en uiterlijk zes maanden voor die datum de instelling belast met prestatieonderzoek of het centrum voor genetische evaluatie een nieuwe erkenningsaanvraag bij de Dienst indient, overeenkomstig de bepalingen van paragraaf 1, waarin : a) genoemde instelling of genoemd centrum vermeldt dat het om een hernieuwingsaanvraag van haar of zijn erkenning gaat;b) genoemde instelling of genoemd centrum aantoont dat er nog steeds aan de toekenningsvoorwaarden van een dergelijke erkenning voldaan wordt;2° de officiële controles die de Dienst op de activiteiten van de aanvrager uitvoert, overeenkomstig hoofdstuk X van Verordening nr. 2016/1012, geen terugkerende, voortdurende of algemene tekortkomingen op de bepalingen van Verordening nr. 2016/1012 vaststellen.

De hernieuwingsaanvragen van een erkenning worden zoals de erkenningsaanvragen behandeld. § 6. Indien de hernieuwing van een erkenning geweigerd wordt, in voorkomend geval na afloop van de beroepsprocedures ingediend door de aanvrager, eindigt de lopende erkenning na afloop van de geldigheidstermijn. De bepalingen van artikel 14, §§ 6 en 7, zijn dan van toepassing.

Art. 14.§ 1. De Minister is de bevoegde autoriteit die een erkenning bedoeld in artikel 13, § 1, lid 1, intrekt wanneer die instelling belast met prestatieonderzoek of dit centrum voor genetische evaluatie op een terugkerende, voortdurende of algemene wijze : a) hetzij niet aan de vereisten van artikel 27, § 3, of, in voorkomend geval, van § 5 van Verordening nr.2016/1012 voldoet; b) hetzij verantwoordelijk is voor tekortkomingen aan de vereisten in bijlage I, deel 2 en, in voorkomend geval, deel 3, van Verordening nr. 2016/1012 die aan de verwezenlijkte activiteiten gebonden zijn. § 2. De Directeur van de Dienst deelt aan de betrokken instelling belast met prestatieonderzoek of het centrum voor genetische evaluatie de beslissing van de Minister mee om de erkenning in te trekken, bij elk middel dat een vaste datum aan de verzending verleent overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek. § 3. De aanvrager aan wie een erkenning geweigerd wordt, of de instelling belast met prestatieonderzoek of het centrum voor genetische evaluatie waarvan de erkenning ingetrokken wordt, kan bij de Regering een beroep indienen overeenkomstig de bepalingen van artikel D.17, § 1, van het Wetboek, binnen de termijn bepaald in artikel D.166, § 5, van het Wetboek. De verzoeker dient zijn beroep bij de directeur van de Dienst in. De directeur maakt het beroep en de betwiste beslissing aan de Regering en gelijktijdig een afschrift van die documenten aan de Minister over. § 4. Overeenkomstig artikel D.17, § 2, van het Wetboek kan de aanvrager op zijn verzoek door de inspecteur-generaal van het Departement gehoord worden. Laatstgenoemde verzendt het proces-verbaal van dit verhoor aan de Regering.

De Regering beraadslaagt over het beroep binnen een termijn van negentig dagen na de datum van ontvangst van het beroep. § 5. De Regering maakt haar beslissing omtrent het beroep aan de Minister binnen zeven dagen na de datum van de beslissing van de Regering over. De directeur van de Dienst stelt de aanvrager binnen dertig dagen na de datum van de beslissing van de Regering in kennis van de beslissing van de Regering over het beroep, door elk middel dat een vaste datum verleent overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek. § 6. Overeenkomstig artikel D.166, § 1, lid 3, van het Wetboek maakt de instelling belast met prestatieonderzoek of het centrum voor genetische evaluatie, indien de erkenning ingetrokken wordt of indien een hernieuwing van de toekenning van de erkenning geweigerd wordt, een elektronisch afschrift van diens zoötechnische gegevensbestand aan de Dienst over, overeenkomstig de door de Minister bepaalde modaliteiten. § 7. Een rechtspersoon mag geen erkenningsaanvraag als instelling belast met prestatieonderzoek of centrum voor genetische evaluatie indienen tijdens het jaar volgend op : 1° hetzij de datum van kennisgeving van de intrekking van een erkenning;2° hetzij de datum waarop de geldigheidsperiode van diens erkenning afgelopen is, wanneer een hernieuwingsaanvraag van de erkenning geweigerd is. HOOFDSTUK VI. - Zoötechnische certificaten en beperkingen bij de uitgave van niet-conforme documenten of publicaties

Art. 15.Overeenkomstig artikel 31, § 1, van Verordening nr. 2016/1012 kunnen de spermacentra of sperma-opslagcentra van raszuivere fokdieren het zoötechnische certificaat vergezeld van het sperma die ze afstaan, afgeven, op basis van de informatie ontvangen van de stamboekvereniging die het stamboek bijhoudt waarin het mannelijk donordier waarvan dit sperma afkomstig is, ingeschreven is, indien die centra krachtens artikel 21, §§ 1 of 2, gemachtigd zijn.

Art. 16.Overeenkomstig artikel 31, § 2, van Verordening nr. 2016/1012 kunnen de typeformulieren bedoeld in artikel 30, § 6, b), van Verordening nr. 2016/1012 vervangen worden door andere documenten die die fokdieren vergezellen, indien : 1° voor fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten : a) deze documenten de informatie vermeld in bijlage V, deel 2, hoofdstuk I, of in bijlage V, deel 3, hoofdstuk I, van Verordening nr. 2016/1012 bevatten, waarbij die informatie dan van hun desbetreffende nummer en titel vergezeld moet zijn, zoals in voorkomend geval vermeld in de typeformulieren voor zoötechnische certificaten voor de handel in raszuivere fokdieren en in de levende producten daarvan, die opgenomen zijn in bijlage van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 2017/717 van de Commissie van 10 april 2017 houdende uitvoeringsbepalingen van Verordening (EU) nr. 2016/1012 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de typeformulieren voor zoötechnische certificaten voor fokdieren en de levende producten daarvan; b) het fokprogramma een omschrijving bevat van de andere informatie die in de documenten bedoeld in a) vermeld zijn;c) op deze documenten de vermeldingen bedoeld in bijlage V, deel 1, a), b) en c), van Verordening nr.2016/1012 aangeduid worden, alsook de vermelding « Dit document bevat de informatie vereist bij Verordening (EU) nr. 2016/1012 voor een zoötechnisch certificaat ». 2° voor levende producten van fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten, -paarden, en -ezels : a) de bepalingen van artikel 31, paragraaf 2, b), van Verordening nr. 2016/1012, nageleefd worden; b) op deze documenten de vermeldingen bedoeld in bijlage V, deel 1, a), b) en c), van Verordening nr.2016/1012 aangeduid worden, alsook de vermelding « Dit document bevat de informatie vereist bij Verordening (EU) nr. 2016/1012 voor een zoötechnisch certificaat ».

Art. 17.§ 1. Overeenkomstig artikel 1, § 5, van Verordening nr. 2016/1012 is het, voor de soorten bedoeld in artikel 2 van Verordening nr. 2016/1012, verboden om documenten waarvan de benaming of de inhoud soortgelijk aan een zoötechnisch certificaat is in de zin van artikel 2, 20), van Verordening nr. 2016/1012, op papier of in elektronische vorm te publiceren, indien aan één van de volgende voorwaarden voldaan wordt : 1° het dier neemt niet aan een fokprogramma goedgekeurd overeenkomstig artikel 8, § 3, van Verordening nr.2016/1012 deel; 2° het dier neemt aan een fokprogramma deel waarvan de goedkeuring geschorst of ingetrokken wordt, overeenkomstig artikel 47 van Verordening nr.2016/1012; 3° het dier neemt aan een fokprogramma goedgekeurd overeenkomstig artikel 8, § 3, van Verordening nr.2016/1012 deel, maar : a) hetzij het document voldoet niet aan alle eigenschappen vereist voor een zoötechnisch certificaat bedoeld in artikelen 30, 31, 32 of 33 van Verordening nr.2016/1012 of, in voorkomend geval, in artikel 15 of 16; b) hetzij het document bevat tenminste één genealogisch gegeven of een resultaat van prestatieonderzoek of genetische evaluatie behaald buiten het kader van dit fokprogramma. In afwijking van de bepalingen in lid 1 is het publicatieverbod niet van toepassing wanneer op elke bladzijde van het document de volgende vermelding duidelijk aangebracht is : « Dit document is geen zoötechnisch certificaat in de zin van Verordening (EG) nr. 2016/1012. ». § 2. Overeenkomstig artikel 1, § 5, van Verordening nr. 2016/1012 is het, voor de soorten bedoeld in artikel 2 van Verordening nr. 2016/1012, verboden om een publicatie op het grondgebied van het Waalse Gewest, op papier of in elektronische vorm, te verspreiden die anders is dan het document bedoeld in paragraaf 1 en die een genealogisch gegeven of een resultaat van prestatieonderzoek of van genetische evaluatie bevat, indien aan een van de volgende voorwaarden voldaan wordt : 1° het dier neemt niet aan een fokprogramma goedgekeurd overeenkomstig artikel 8, § 3, van Verordening nr.2016/1012 deel; 2° het dier neemt aan een fokprogramma deel waarvan de goedkeuring geschorst of ingetrokken wordt, overeenkomstig artikel 47 van Verordening nr.2016/1012, en het genealogische gegeven of het resultaat van het prestatieonderzoek of van de genetische evaluatie is na die schorsing of intrekking van goedkeuring behaald; 3° het dier neemt aan een fokprogramma goedgekeurd overeenkomstig artikel 8, § 3, van Verordening nr.2016/1012 deel, maar het gepubliceerde genealogische gegeven of het gepubliceerde resultaat van het prestatieonderzoek of van de genetische evaluatie is buiten het kader van dit fokprogramma behaald.

In afwijking van de bepalingen in lid 1, wordt het verbod op verspreiding opgeheven indien het gepubliceerde genealogische gegeven of het gepubliceerde resultaat van het prestatieonderzoek of van de genetische evaluatie op de bladzijde van de publicatie ervan vergezeld gaat van de volgende duidelijke vermelding : « Deze informatie werd buiten het wettelijke kader van Verordening (EU) nr. 2016/1012 behaald ».

Art. 18.Overeenkomstig artikel 32, § 3, van Verordening nr. 2016/1012 kan de informatie vermeld in bijlage V, deel 2, hoofdstuk I, § 1, m), van Verordening nr. 2016/1012, wanneer de bijgewerkte resultaten van het prestatieonderzoek of van de genetische evaluatie van raszuivere fokpaarden en -ezels op een website bekendgemaakt worden, niet opgenomen worden op het document bedoeld in artikel 32, § 1, van Verordening nr. 2016/1012, op voorwaarde dat de stamboekvereniging in dit document naar die website verwijst.

Overeenkomstig artikel 32, § 4, van Verordening nr. 2016/1012, kunnen de resultaten van prestatieonderzoeken, de bijgewerkte resultaten van de genetische evaluatie, de genetische anomalieën en bijzonderheden in verband met het fokprogramma, vermeld in bijlage V, deel 2, hoofdstuk I, § 1, m), in het geval van raszuivere fokpaarden en -ezels, alsook, in voorkomend geval, voor drachtige vrouwelijke dieren, de datum van inseminatie of paring en de identificatie van het bevruchtende mannelijke dier, in andere documenten vermeld worden dan in het levenslang geldig identificatiedocument bedoeld in artikel 32, § 1, van Verordening nr. 2016/1012, op voorwaarde dat deze documenten afgegeven worden door de stamboekvereniging die het stamboek bijhoudt waarin dat raszuivere fokdier geregistreerd is. HOOFDSTUK VII. - Officiële controles en andere officiële activiteiten, administratieve bijstand, samenwerking en handhaving door de lidstaten

Art. 19.Overeenkomstig artikel 39. § 1, van Verordening nr. 2016/1012, wordt de Dienst, vertegenwoordigd door diens personeelsleden aangewezen in artikel R.93ter van het reglementair deel van het Milieuwetboek, aangewezen als de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het verrichten van officiële controles ter verificatie van de naleving door de operatoren van de voorschriften van Verordening nr. 2016/1012 en andere officiële activiteiten om de toepassing van die voorschriften te waarborgen.

De directeur van de Dienst is de bevoegde autoriteit : 1° om de nodige maatregelen te treffen bij vastgestelde niet-naleving bedoeld in artikel 47, § 1, leden 1, 2, en 3, a), b), c) en f), van Verordening nr.2016/1012; 2° om de maatregelen die hij krachtens 1° genomen heeft, te wijzigen, te schorsen of in te trekken, overeenkomstig artikel 47, § 3, van Verordening nr.2016/1012. HOOFDSTUK VIII. - Andere bepalingen tot regeling van fokkerij Afdeling 1 - Bepalingen betreffende kunstmatige inseminatie voor raszuivere fokdieren

Art. 20.Deze afdeling betreft raszuivere fokrunderen, -varkens, -schapen, -geiten en -paarden wanneer niet aan de toepassingsvoorwaarde bedoeld in artikel 1, § 2, van Verordening nr. 2016/1012 voldaan wordt.

Art. 21.§ 1. Overeenkomstig artikel D.166, § 2, van het Wetboek is elk spermacentrum gevestigd op het grondgebied van het Waalse Gewest ertoe gemachtigd sperma van mannelijke donordieren als sperma van raszuiver fokdier te winnen, te bewerken en op te slaan indien het : 1° een spermacentrum is dat voor de handel in dergelijke goederen binnen de Unie erkend is overeenkomstig de EU-wetgeving inzake diergezondheid of overeenkomstig de Belgische wetgeving inzake diergezondheid;2° de Dienst de machtiging gevraagd heeft om deze activiteiten uit te voeren en een bericht van ontvangst van deze aanvraag ontvangen heeft;3° de bepalingen van artikelen 22, §§ 1 en 3, en 24, alsook, in voorkomend geval, die van artikel 22, § 2, naleeft;4° de Dienst op diens verzoek alle informatie ter beschikking stelt die nodig is voor het toezicht op deze bepalingen. § 2. Overeenkomstig artikel D.166, § 2, van het Wetboek, is elk sperma-opslagcentrum gevestigd op het grondgebied van het Waalse Gewest ertoe gemachtigd sperma als sperma van raszuiver fokdier op te slaan indien het : 1° een sperma-opslagcentrum is dat voor de handel in dergelijke goederen binnen de Unie erkend is overeenkomstig de EU-wetgeving inzake diergezondheid of overeenkomstig de Belgische wetgeving inzake diergezondheid;2° de Dienst de machtiging gevraagd heeft om deze activiteiten uit te voeren en een bericht van ontvangst van dit verzoek ontvangen heeft;3° de bepalingen van artikelen 22, §§ 2 en 3, en 24, naleeft;4° de Dienst op diens verzoek alle informatie ter beschikking stelt die nodig is voor het toezicht op deze bepalingen. § 3. Overeenkomstig artikel D.166, § 2, van het Wetboek, is elk spermacentrum of sperma-opslagcentrum al dan niet gevestigd op het grondgebied van het Waalse Gewest ertoe gemachtigd sperma als sperma van raszuiver fokdier op het grondgebied van het Waalse Gewest te verdelen indien het : 1° een spermacentrum of sperma-opslagcentrum is dat voor de handel in dergelijke goederen binnen de Unie erkend is overeenkomstig de EU-wetgeving inzake diergezondheid of, indien het aan deze voorwaarde niet voldoet en indien het op het Belgisch grondgebied gevestigd is, overeenkomstig de Belgische wetgeving inzake diergezondheid;2° de bepalingen van artikelen 23 en 24 in acht neemt;3° hetvolgende communiceert met diens klanten door middel van catalogi, advertenties of website : a) hetzij de meest recente bijgewerkte waarden van de resultaten van prestatieonderzoeken of genetische evaluaties van de mannelijke spermadonor, wanneer ze in het kader van een fokprogramma gepubliceerd worden, alsook de bron van die resultaten en de datum waarop die behaald zijn;b) hetzij een verwijzing naar de website waar de onder a) bedoelde informatie geraadpleegd kan worden;4° de Dienst op diens verzoek alle informatie ter beschikking stelt die nodig is voor het toezicht op deze bepalingen. Wanneer het voornemens is voor het eerst een beroep te doen op de afwijking bedoeld in artikel 23, lid 3, stelt het in lid 1 bedoelde spermacentrum of sperma-opslagcentrum de Dienst op voorhand in kennis en wacht het het bericht van ontvangst van die kennisgeving af. § 4. De Minister stelt een formulier op waarmee de spermacentra of sperma-opslagcentra een of meerdere machtigingen bedoeld in paragrafen 1 en 2 aanvragen. Dit formulier laat het deze centra of opslagcentra toe de Dienst indien nodig te verwittigen, overeenkomstig paragraaf 3, lid 2. Dit formulier wordt op de website van de Administratie bekendgemaakt.

De Dienst publiceert op de website van de Administratie een lijst van de krachtens paragrafen 1 en 2 erkende centra, alsook de centra die de Dienst overeenkomstig paragraaf 3, lid 2, verwittigd hebben. § 5. Onverminderd mogelijke strafrechtelijke vervolging trekt de Minister of zijn in artikel 7, § 2, bedoelde afgevaardigde, in geval van herhaalde niet-inachtneming van de machtigingsvoorwaarden bedoeld in paragrafen 1, 2, of 3, de desbetreffende machtiging in.

De directeur van de Dienst stelt het spermacentrum of sperma-opslagcentrum via een van de in artikel D.15 van het Wetboek bedoelde middelen in kennis van de intrekking van de machtiging.

Na ontvangst van de in lid 2 bedoelde kennisgeving kan het spermacentrum of sperma-opslagcentrum een beroep bij de Regering indienen overeenkomstig de bepalingen van artikel D.17, § 1, van het Wetboek, binnen de termijn bepaald in artikel D.166, § 5, van het Wetboek. De verzoeker dient zijn beroep bij de directeur van de Dienst in. De directeur maakt het beroep en de betwiste beslissing aan de Regering en gelijktijdig een afschrift van die documenten aan de Minister over.

Overeenkomstig artikel D.17, § 2, van het Wetboek kan de aanvrager op zijn verzoek door de inspecteur-generaal van het Departement gehoord worden. Laatstgenoemde verzendt het proces-verbaal van dit verhoor aan de Regering. De beslissing tot intrekking van de machtiging wordt niet geschorst door een beroep in te dienen.

De Regering beraadslaagt over het beroep binnen een termijn van negentig dagen na de datum van ontvangst van het beroep.

De Regering maakt haar beslissing over het beroep binnen zeven dagen na de datum van de beslissing van de Regering aan de Minister over. De directeur van de Dienst stelt de aanvrager binnen dertig dagen na de datum van de beslissing van de Regering in kennis van de beslissing van de Regering over het beroep, door elk middel dat een vaste datum aan de verzending verleent overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek.

Art. 22.§ 1. Onverminderd de veterinairrechtelijke voorschriften, wordt het mannelijke dier, om tot een erkend spermacentrum bedoeld in artikel 21, § 1, toegelaten te worden, zodat zijn sperma gewonnen, bewerkt of opgeslagen wordt als sperma van raszuiver fokdier, vergezeld van een zoötechnisch certificaat conform de bepalingen van hoofdstuk VII van Verordening nr. 2016/1012 en, in voorkomend geval, van artikel 16. § 2. Onverminderd de veterinairrechtelijke voorschriften, wordt het sperma, om als sperma van raszuiver fokdier tot een erkend spermacentrum bedoeld in artikel 21, § 1, toegelaten te worden, zonder er gewonnen geweest zijn, of in een erkend sperma-opslagcentrum bedoeld in artikel 21, § 2, vergezeld van een zoötechnisch certificaat conform de bepalingen van hoofdstuk VII van Verordening nr. 2016/1012 en, in voorkomend geval, van artikelen 15 en 16. § 3. Wanneer het sperma, als sperma van raszuiver fokdier, afgestaan wordt aan een ander spermacentrum of sperma-opslagcentrum dat voor de handel in dergelijke goederen binnen de Unie erkend is overeenkomstig de EU-wetgeving inzake diergezondheid of overeenkomstig de Belgische wetgeving inzake diergezondheid, voegt het gemachtigd spermacentrum bedoeld in artikel 21, § 1, of het gemachtigd sperma-opslagcentrum bedoeld in artikel 21, § 2, een zoötechnisch certificaat conform de bepalingen van hoofdstuk VII van Verordening nr. 2016/1012 en, in voorkomend geval, van artikelen 15 en 16 bij het sperma.

Art. 23.Onverminderd de veterinairrechtelijke voorschriften wordt het sperma dat op het grondgebied van het Waalse Gewest als sperma van raszuiver mannelijk fokdier verdeeld wordt, gewonnen, bewerkt en opgeslagen in een spermacentrum of sperma-opslagcentrum erkend voor de handel in dergelijke goederen binnen de Unie, overeenkomstig de EU-wetgeving inzake diergezondheid of, indien het niet aan deze voorwaarde voldoet en indien het op het Belgisch grondgebied gevestigd is, overeenkomstig de Belgische wetgeving inzake diergezondheid.

Het in lid 1 bedoelde sperma gaat vergezeld van een zoötechnisch certificaat conform de bepalingen van hoofdstuk VII van Verordening nr. 2016/1012 en, in voorkomend geval, van artikelen 15 of 16, of van een leesbaar afschrift van het zoötechnisch certificaat van het mannelijk donordier; dit certificaat, of dit afschrift, wordt aan de verantwoordelijke van het te insemineren vrouwelijk dier overhandigd.

In afwijking van de bepalingen in lid 2, kan het zoötechnisch certificaat vervangen worden door een document dat aan de bepalingen in bijlage 1 voldoet. Deze vervanging wordt toegestaan indien het spermacentrum of sperma-opslagcentrum zelf vóór het begin van de verdeling een leesbaar afschrift van het zoötechnisch certificaat van het mannelijke donordier of van het sperma overmaakt aan elke stamboekvereniging die een geboorteregister of stamboek op het grondgebied van het Waalse Gewest bijhoudt waarin een nakomeling van het mannelijke donordier geregistreerd of ingeschreven kan zijn. De stamboekvereniging die een dergelijk afschrift ontvangt, maakt een bericht van ontvangst aan het spermacentrum of sperma-opslagcentrum die het afschrift verstuurd heeft, over.

Art. 24.Indien het zoötechnisch certificaat bedoeld in artikel 22, §§ 1, 2 of 3, of in artikel 23, lid 2, of het afschrift van het zoötechnisch certificaat van de mannelijke donor bedoeld in artikel 23, leden 2 en 3, geen melding maakt van de gebruikte methode overeenkomstig artikel 22, §§ 1 en 2, van Verordening nr. 2016/1012 om de identiteit van de raszuivere fokdieren die gebruikt zijn om sperma te winnen na te gaan of van de resultaten van de verificatie van deze identiteit, moet een document met deze informatie bij het zoötechnisch certificaat of een afschrift van het zoötechnisch certificaat van de mannelijke donor gevoegd worden.

Art. 25.De Dienst verricht ten minste één inspectie per jaar van de spermacentra of sperma-opslagcentra die op de in artikel 21, § 4, lid 2, bedoelde lijst vermeld worden. Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen betreffende paardachtigen

Onderafdeling 1. - Coördinatieorgaan voor de fokkerij van paardachtigen

Art. 26.Overeenkomstig artikel D.169, § 1, van het Wetboek kan de Minister een of meerdere van de volgende opdrachten toevertrouwen aan elke coördinatieorgaan voor de fokkerij van paardachtigen : 1° de identificatie van de door de moeder gezoogde veulens organiseren;2° de medewerking coördineren tussen de stamboekverenigingen die het wensen;3° het organiseren van of medewerken bij de organisatie van regionale of nationale evenementen;4° de fokkerij van paardachtigen bevorderen;5° het ondersteunen van de administratie bij het samenstellen van de dossiers in verband met de toekenning van subsidies aan paardenfokkers;6° het verzamelen van gegevens van paardenwedstrijden. De in lid 1 bedoelde opdrachten worden aan een instelling toevertrouwd die : 1° haar maatschappelijke zetel in het Waalse Gewest heeft;2° in de vorm van een vereniging zonder winstgevend oogmerk opgericht is;3° elke in het Waalse Gewest erkende stamboekvereniging toelaat om lid te worden;4° statutair geen discriminatie tussen de leden toelaat;5° over een technisch reglement beschikt waarin de procedure voor de identificatie van de door de moeder gezoogde veulens bepaald wordt, en de identificatieprocedures voor de toepassing van de alternatieve methoden die overeenkomstig artikel 9 genomen worden, indien goedgekeurde fokprogramma's uitgevoerd door diens leden die voorzien. Onderafdeling 2. - Omzetting van richtlijn 90/428/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake het handelsverkeer in voor wedstrijden bestemde paardachtigen en houdende vaststelling van de voorwaarden voor deelneming aan deze wedstrijden

Art. 27.Richtlijn 90/428/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake het handelsverkeer in voor wedstrijden bestemde paardachtigen en houdende vaststelling van de voorwaarden voor deelneming aan deze wedstrijden wordt bij deze onderafdeling omgezet.

Art. 28.Bij de organisatie van een wedstrijd mag er in de wedstrijdregels geen discriminatie gemaakt worden tussen : 1° raszuivere fokpaarden en -ezels die aan een fokprogramma in de Lidstaat waar de wedstrijd georganiseerd wordt deelnemen, en raszuivere fokpaarden en -ezels die aan een fokprogramma in een andere Lidstaat deelnemen;2° paardachtigen uit de Lidstaat waar de wedstrijd georganiseerd wordt en paardachtigen uit een andere lidstaat.

Art. 29.Artikel 28 is van toepassing : 1° op de minimale of maximale criteria in verband met de inschrijving aan de wedstrijd;2° op de beoordeling tijdens de wedstrijd;3° op de opbrengsten of winsten die uit de wedstrijd kunnen voortvloeien.

Art. 30.De in artikel 28 vermelde verplichtingen doen geen afbreuk aan de organisatie van wedstrijden of evenementen van een van de volgende types : 1° wedstrijden bestemd voor raszuivere fokpaarden en -ezels die aan een bepaald fokprogramma deelnemen om een verbetering van het ras mogelijk te maken;2° regionale wedstrijden met het oog op de selectie van paardachtigen;3° evenementen met een historisch of traditioneel karakter.

Art. 31.Overeenkomstig artikel 1, § 1, van de beschikking 92/216/EEG van de Commissie van 26 maart 1992 met betrekking tot het verzamelen van de gegevens over wedstrijden voor paardachtigen als bedoeld in artikel 4, § 2, van Richtlijn 90/428/EEG van de Raad, wijst de Minister de coördinerende autoriteit aan die verantwoordelijk is voor het verzamelen van gegevens over wedstrijden voor paardachtigen als bedoeld in artikel 30. Enkel een coördinerende orgaan voor de fokkerij van paardachtigen, als bedoeld in artikel 26, kan als coördinerende autoriteit aangewezen worden.

Ten minste drie maanden vóór de organisatie van de in artikel 30 bedoelde wedstrijden voor paardachtigen, verstuurt elke organisator aan de coördinerende autoriteit, aangewezen overeenkomstig lid 1, de lijst van de beoogde wedstrijden of evenementen, met vermelding van het overeenkomstige type als bedoeld in artikel 30. De coördinerende autoriteit publiceert deze wedstrijdenlijst op haar website, waarvan het adres via de Dienst aan de andere Lidstaten en aan het publiek meegedeeld wordt. Afdeling 3. - Bijzondere bepalingen betreffende pluimveehouderij

Onderafdeling 1. - Registratie van gespecialiseerde pluimveebedrijven

Art. 32.De Dienst registreert de gespecialiseerde pluimveebedrijven en kent hen het apart nummer bedoeld in artikel 2 van Verordening nr. 617/2008 toe.

Art. 33.Om de registratie van een broederij te verkrijgen en de machtiging te behouden om het apart nummer te gebruiken, doet diens uitbater het volgende : 1° hij dient bij de Dienst een schriftelijke, gedateerde en ondertekende aanvraag tot registratie in, met vermelding van : a) de benaming van de broederij;b) het adres van de maatschappelijke zetel;c) het adres van de broedinstallaties;d) de capaciteit van de installaties;e) de begindatum van de activiteiten in verband met het uitbroeden;f) de soorten, categorieën en types van het betrokken pluimvee;g) het bewijs van de sanitaire keuring toegekend door de bevoegde autoriteiten;2° hij houdt het register bedoeld in artikel 6 van Verordening nr. 617/2008 bij; 3° hij deelt de Dienst maandelijks binnen vijftien dagen na de betrokken maand de informatie bedoeld in artikel 8, § 1, van Verordening nr.617/2008 mee; 4° binnen vijftien dagen deelt hij de Dienst elke wijziging met betrekking tot de krachtens 1° verstrekte informatie, alsook elke tijdelijke of definitieve stopzetting van de activiteiten in verband met het uitbroeden mee;5° hij voldoet aan de bepalingen van Verordening nr.617/2008 betreffende het merken van broedeieren, de verpakkingen van kuikens, de begeleidende documenten en het gebruik van uit de broedmachine gehaalde eieren; 6° hij onderwerpt de broederij aan de controles van de Dienst. De in lid 1, 3°, bedoelde informatie wordt verstrekt door voor elke soort, categorie en type het volgende te vermelden : 1° het aantal broedeieren dat in de vorige maand ingelegd is;2° het aantal broedeieren bestemd voor de intracommunautaire handel en de uitvoer naar derde landen, en de Lidstaat of het derde land van bestemming;3° het aantal uitgekomen kuikens dat bestemd is om daadwerkelijk gebruikt te worden;4° het aantal eendagskuikens bestemd voor de intracommunautaire handel en de uitvoer naar derde landen, en de Lidstaat of het derde land van bestemming.

Art. 34.Om de registratie van een pluimvee-selectiebedrijf of een pluimvee-vermeerderingsbedrijf te verkrijgen en de machtiging te behouden om het apart nummer te gebruiken, doet diens uitbater het volgende : 1° hij dient bij de Dienst een schriftelijke, gedateerde en ondertekende aanvraag tot registratie in, met vermelding van : a) de benaming van het selectie- of vermeerderingsbedrijf;b) het adres van de maatschappelijke zetel;c) het adres van de fokkerij-installaties;d) de capaciteit van de installaties : aantal vrouwelijke en mannelijke dieren;e) de begindatum van de selectie- of vermeerderingsactiviteiten;f) de soort, categorie en het type van het betrokken pluimvee;g) het bewijs van de sanitaire keuring toegekend door de bevoegde autoriteiten;2° hij houdt een bedrijfsregister bij waarin de volgende gegevens vermeld zijn, per soort, categorie en type : a) het aantal voor productien ingezet vrouwelijk pluimvee, de datum waarop het in productie genomen wordt en het apart nummer van de broederij waarvan de kuikens afkomstig zijn, inclusief wanneer die kuikens in een ander bedrijf gefokt zijn vóór hun aankomst in het pluimvee-selectie- of vermeerderingsbedrijf;b) het aantal geproduceerde broedeieren en het apart nummer van de broederij van bestemming;c) het aantal uit productie genomen pluimvee en de datum waarop het uit productie genomen wordt;3° hij deelt de Dienst de volgende informatie binnen vijftien dagen na de datum waarop een nieuwe zending pluimvee in productie genomen wordt mee : a) het aantal voor productie ingezet vrouwelijk pluimvee, de datum waarop het in productie genomen wordt en het apart nummer van de broederij waarvan de kuikens afkomstig zijn, inclusief wanneer die kuikens in een ander bedrijf gefokt zijn vóór hun aankomst in het pluimvee-selectie- of vermeerderingsbedrijf;b) de soort, categorie en het type van het betrokken pluimvee;c) het apart nummer van de broederij van bestemming voor de geproduceerde broedeieren;d) de voorziene productietermijn;4° hij deelt de Dienst mee dat een zending pluimvee uit productie genomen is binnen 15 dagen na de datum waarop het uit productie genomen is;5° binnen vijftien dagen deelt hij de Dienst elke wijziging met betrekking tot de krachtens 1° verstrekte informatie, alsook elke tijdelijke of definitieve stopzetting van de selectie- of vermeerderingsactiviteiten mee;6° hij voldoet aan de bepalingen van Verordening nr.617/2008 betreffende het merken van broedeieren, de verpakkingen ervan en de begeleidende documenten; 7° hij onderwerpt het pluimvee-selectiebedrijf en -vermeerderingsbedrijf aan de controles van de Dienst.

Art. 35.De Minister stelt een formulier op waarmee de uitbater van een gespecialiseerd pluimveebedrijf een aanvraag als bedoeld in artikel 33, lid 1, 1°, of 34, 1°, indient. Dit formulier wordt op de website van de Administratie bekendgemaakt.

De Dienst publiceert op de website van de Administratie de lijst van de geregistreerde gespecialiseerde pluimveebedrijven die over een apart nummer beschikken.

Art. 36.§ 1. Een gespecialiseerd pluimveebedrijf ziet diens machtiging om het apart nummer te gebruiken ingetrokken in een van de volgende gevallen : 1° het gespecialiseerd pluimveebedrijf dient een vrijwillige aanvraag bij de Dienst in om afstand van het gebruik van het apart nummer te doen;2° de herhaalde niet-inachtneming van de voorwaarden in verband met de registratie en het behoud van de machtiging voor het gebruik van het apart nummer als bedoeld in artikel 33 voor een broederij of in artikel 34 voor een pluimvee-selectie- of vermeerderingsbedrijf wordt vastgesteld. § 2. De directeur van de Dienst is verantwoordelijk voor de intrekking van de machtiging voor het gebruik van het apart nummer en dient het gespecialiseerd pluimveebedrijf daarvan in kennis stellen door elk middel dat een vaste datum aan de verzending verleent, overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek.

Het gespecialiseerde pluimveebedrijf dat de kennisgeving bedoeld in lid 1 ontvangt, kan binnen een termijn van vijfenveertig dagen een beroep bij de inspecteur-generaal van het Departement indienen overeenkomstig de bepalingen van artikel D.17, § 1, van het Wetboek.

De inspecteur-generaal van het Departement verstuurt een afschrift van het beroep en van de betwiste beslissing aan de directeur van de Dienst.

Overeenkomstig artikel D.17, § 2, van het Wetboek kan de aanvrager op zijn verzoek door de inspecteur-generaal van het Departement gehoord worden. Laatstgenoemde verzendt de notulen van dit verhoor aan de aanvrager. De beslissing tot intrekking van de machtiging wordt niet geschorst door een beroep in te dienen.

De inspecteur-generaal van het Departement neemt een beslissing over het beroep binnen negentig dagen vanaf de datum van ontvangst van het beroep, en maakt die beslissing aan de aanvrager bekend binnen dertig dagen na de datum van zijn beslissing, door elk middel dat een vaste datum aan de verzending verleent overeenkomstig artikel D.15 van het Wetboek. Hij maakt op dezelfde dag een afschrift van zijn beslissing aan de directeur van de Dienst over.

Onderafdeling 2. - Merken van de broedeieren

Art. 37.Overeenkomstig artikel 3, § 3, van Verordening nr. 617/2008, worden broedeieren, indien ze van een pluimvee-selectie- of vermeerderingsbedrijf als bedoeld in artikel 34 in een geregistreerde broederij ingelegd worden, individueel gemerkt door het pluimvee-selectie- of vermeerderingsbedrijf waar ze geproduceerd worden, door middel van een zwart en onuitwisbaar stempel met een vlak van minimaal 10 mm2. HOOFDSTUK IX. - Sancties

Art. 38.De overtredingen van de bepalingen van Verordening nr. 2016/1012 worden opgespoord, vastgesteld en gestraft overeenkomstig titel XIII van het Wetboek. HOOFDSTUK X. - Omzetting van Richtlijn 90/427/EEG

Art. 39.Bij dit hoofdstuk wordt artikel 8, § 1, van Richtlijn 90/427/EEG van de Raad van 26 juni 1990 tot vaststelling van zoötechnische en genealogische voorschriften voor het intracommunautaire handelsverkeer in paardachtigen omgezet.

Art. 40.Overeenkomstig artikel 64, § 3, van Verordening nr. 2016/1012 gaan raszuivere fokpaarden en -ezels tijdens het transport vergezeld van het levenslang geldig identificatiedocument opgesteld door de Commissie overeenkomstig artikel 32, §§ 1 en 2, van Verordening nr. 2016/1012. Dit levenslang geldig identificatiedocument vergezelt de paardachtige tijdens elk transport tot aan de bestemming en wordt elke keer dat een agent aangewezen in artikel R.93ter van het reglementair deel van het Milieuwetboek het wenst, voorgelegd.

Het identificatiedocument bedoeld in lid 1 wordt door de stamboekvereniging die het stamboek bijhoudt waarin het raszuiver fokpaard of de raszuivere fokezel ingeschreven is, afgegeven. HOOFDSTUK XI. - Opheffingsbepalingen

Art. 41.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 23 september 1971 betreffende de verbetering van het rundveeras, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 29 oktober 2009;2° het koninklijk besluit van 28 augustus 1991 betreffende wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten in veterinaire en zoötechnische wetgeving;3° het koninklijk besluit van 25 mei 1992 betreffende de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de handel in rasdieren;4° het koninklijk besluit van 2 september 1992 betreffende de verbetering van de fokvarkens, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 11 januari 1993 en 13 juli 2001 en bij het besluit van de Waalse Regering van 29 oktober 2009;5° het koninklijk besluit van 20 oktober 1992 betreffende de verbetering van de schapen- en geitenrassen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 januari 1995 en 20 juli 2000 en bij het besluit van de Waalse Regering van 29 oktober 2009;6° het koninklijk besluit van 9 december 1992 betreffende veterinairrechtelijke voorwaarden aangaande de produktie, de behandeling, de bewaring, het gebruik, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van rundersperma, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 1 maart 2007;7° het koninklijk besluit van 9 december 1992 betreffende de produktie, de handel, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van varkenssperma;8° het koninklijk besluit van 10 december 1992 betreffende de verbetering van paardachtigen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 juli 2000 en bij het besluit van de Waalse Regering van 29 oktober 2009;9° het koninklijk besluit van 31 december 1992 betreffende de veterinaire en zoötechnische controles die van toepassing zijn op het intracommunautaire handelsverkeer van sommige levende dieren en produkten;10° het koninklijk besluit van 31 januari 1997 betreffende de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de invoer uit derde landen van dieren, sperma, eicellen en embryo's;11° het koninklijk besluit van 2 juni 1998 betreffende de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de verbetering en de instandhouding van de pluimvee- en konijnenrassen;12° het besluit van de Waalse Regering van 1 maart 2007 houdende regeling van het prestatieonderzoek, de genetische waardebepaling, de kunstmatige inseminatie en de toelating van raszuivere fokrunderen tot de voortplanting;13° het ministerieel besluit van 27 februari 1991 betreffende de verbetering van het rundveeras, laatst gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 23 april 2015;14° het ministerieel besluit van 25 maart 1991 tot oprichting van een Genetische Kommissie voor de melkproduktiegeschiktheid bij runderen;15° het ministerieel besluit van 3 september 1992 betreffende de verbetering van de fokvarkens;16° het ministerieel besluit van 21 oktober 1992 betreffende de verbetering van de schapen- en geitenrassen, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 10 januari 1995, 8 mei 1998 en 21 december 2001;17° het ministerieel besluit van 10 december 1992 betreffende de produktie, de handel, het intracommunautair handelsverkeer en de invoer van varkenssperma;18° het ministerieel besluit van 23 december 1992 betreffende de verbetering van paardachtigen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 14 oktober 1996;19° het ministerieel besluit van 10 juni 1993 betreffende de registratie en de inschrijving in het stamboek van uit kunstmatige inseminatie en embryo-transplantatie geboren kalveren;20° het ministerieel besluit van 17 september 1998 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 2 juni 1998 betreffende de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de verbetering en de instandhouding van de pluimvee- en konijnenrassen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 6 januari 2000. HOOFDSTUK XII. - Overgangsbepalingen

Art. 42.Overeenkomstig artikel 64, § 4, van Verordening nr. 2016/1012, worden geacht erkend te zijn als stamboekverenigingen uit hoofde van dezelfde verordening, fokkersverenigingen en fokkerij-organisaties als bedoeld : 1° in bijlage, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 4 maart 2004 betreffende de erkenning van de verenigingen voor de fokkerij van paardachtigen, 2° in bijlage, 1°, van het besluit van de Waalse Regering van 12 mei 2005 tot vaststelling van erkenningen in het kader van de verbetering van schapen- en geitenrassen, 3° in bijlage van het besluit van de Waalse Regering van 18 mei 2006 tot vaststelling van erkenningen in het kader van de verbetering van het varkensras. Overeenkomstig artikel 64, § 5, van Verordening nr. 2016/1012, worden geacht erkend te zijn uit hoofde van dezelfde verordening, de fokprogramma's uitgevoerd door de fokkersverenigingen en fokkerij-organisaties als bedoeld in het eerste lid.

Wanneer een fokkersvereniging of fokkerij-organisatie als bedoeld in het eerste lid een fokprogramma uitvoert op het grondgebied van een ander Belgisch gewest op het moment van inwerkingtreding van dit besluit, brengt ze de Dienst daar op de hoogte van ten laatste op de datum van inwerkingtreding van dit besluit. De directeur van de Dienst stelt de betrokken bevoegde autoriteit van dit andere gewest in kennis van de uitvoering van dit fokprogramma op het grondgebied van dit andere gewest.

Art. 43.Gespecialiseerde pluimveebedrijven erkend overeenkomstig artikelen 3 en 4 van het koninklijk besluit van 2 juni 1998 betreffende de zoötechnische en genealogische voorschriften voor de verbetering en de instandhouding van pluimvee- en konijnenrassen, worden als geregistreerde bedrijven beschouwd en krijgen de toelating om hun erkenningsnummer als apart nummer te gebruiken overeenkomstig artikel 33 of 34 van dit besluit. HOOFDSTUK XIII. - Slotbepalingen

Art. 44.Dit besluit treedt in werking op 1 november 2018.

Hoofdstuk 10 houdt op van kracht te zijn op 21 april 2021.

Art. 45.De Minister van Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 27 september 2018.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Landbouw, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigd bij de Grote Regio, R. COLLIN

BIJLAGE I Bepalingen voor het document dat het in artikel 23, lid 3, van dit besluit bedoelde sperma vergezelt.

A. Wanneer de verdeling niet gepaard gaat met handelingen van kunstmatige inseminatie van vrouwelijke dieren met het verdeelde sperma, is het in artikel 23, lid 3, bedoelde document een leveringsbon.

Het spermacentrum, of sperma-opslagcentrum overhandigt de leveringsbon aan de verantwoordelijke van de vrouwelijke dieren die via het verdeeld sperma geïnsemineerd dienen te worden.

Op de leveringsbon worden minstens de volgende elementen opgenomen : 1° algemene vermeldingen : a) de volledige contactgegevens van het spermacentrum of sperma-opslagcentrum, en diens erkenningsnummer;b) de naam en het volledig adres van de verantwoordelijke van de te insemineren vrouwelijke dieren;c) de leveringsdatum van de zending(en);2° bijzondere vermeldingen voor elke zending : a) het registratienummer van de mannelijke spermadonor in het stamboek, zoals vermeld op het zoötechnische certificaat bijgehouden door het centrum;dit registratienummer in het stamboek kan vervangen worden door een intern werknummer in het spermacentrum of sperma-opslagcentrum, op voorwaarde dat het registratienummer in het stamboek op de factuur vermeld is die aan de verantwoordelijke van de te insemineren vrouwelijke dieren gericht is, alsook de overeenstemming tussen het registratienummer en het interne werknummer in het spermacentrum of sperma-opslagcentrum; b) de volledige naam van de mannelijke spermadonor zoals vermeld op het zoötechnische certificaat bijgehouden door het centrum, alsook diens gebruikelijke naam en de naam van het ras waarvan hij deel uitmaakt;c) het aantal rietjes of andere verpakkingen waaruit de zending bestaat;d) hetzij de vermelding : (1) « getest » indien het zoötechnisch certificaat van de mannelijke donor of van zijn sperma, bijgehouden door het centrum, de volgende informatie vermeldt of, bij gebreke daarvan, naar een website verwijst waar die geraadpleegd kan worden : i) wat het rundveeras betreft, de resultaten van de genetische evaluatie van het mannelijke donordier; ii) wat varkens, schapen, geiten en paardachtigen betreft, de resultaten van de prestatieonderzoeken of van de genetische evaluatie van het mannelijke donordier; (2) « niet getest » indien er aan de voorwaarden voor de vermelding « getest » niet voldaan is;e) indien de vermelding "getest" gebruikt wordt, het adres van de website waar de resultaten van de prestatieonderzoeken of van de genetische evaluatie van het mannelijke donordier geraadpleegd kunnen worden. Het afschrift van de leveringsbon wordt door het spermacentrum of het sperma-opslagcentrum gedurende een periode van vijf jaar bewaard.

B.Indien de verdeling vergezeld wordt van de handeling van kunstmatige inseminatie van een vrouwelijk dier met het verdeelde sperma, vormt het in artikel 23, lid 3, bedoelde document een bewijsstuk van inseminatie.

Het spermacentrum, of sperma-opslagcentrum overhandigt het bewijsstuk van inseminatie aan de verantwoordelijke van het vrouwelijke dier dat met het verdeelde sperma geïnsemineerd is.

Het bewijsstuk van inseminatie omvat tenminste de volgende vermeldingen : 1° de volledige contactgegevens van het spermacentrum of sperma-opslagcentrum, en diens erkenningsnummer;2° de naam en het volledige adres van de verantwoordelijke van het geïnsemineerde vrouwelijke dier;3° de datum van de inseminatiehandeling;4° het registratienummer van de mannelijke spermadonor in het stamboek, zoals vermeld op het zoötechnisch certificaat bijgehouden door het centrum;dit registratienummer in het stamboek kan vervangen worden door een intern werknummer in het spermacentrum of sperma-opslagcentrum, op voorwaarde dat het registratienummer in het stamboek op de factuur vermeld is die aan de verantwoordelijke van het geïnsemineerde vrouwelijke dier gericht is, alsook de overeenstemming tussen het registratienummer en het interne werknummer in het spermacentrum of sperma-opslagcentrum; 5° de volledige naam van de mannelijke spermadonor zoals vermeld op het zoötechnisch certificaat bijgehouden door het centrum, alsook diens gebruikelijke naam en de naam van het ras waarvan hij deel uitmaakt;6° het individuele identificatienummer van het geïnsemineerde vrouwelijke dier, dat aan het dier toegekend is overeenkomstig de bepalingen van de EU-wetgeving inzake diergezondheid, met betrekking tot de identificatie en registratie van de dieren van de betrokken soort;7° hetzij de vermelding : a) « getest » indien het zoötechnisch certificaat van het mannelijke donordier of van zijn sperma, bijgehouden door het centrum, de volgende informatie vermeldt of, bij gebreke daarvan, naar een website verwijst waar die geraadpleegd kan worden : (1) wat het rundveeras betreft, de resultaten van de genetische evaluatie van het mannelijke donordier;(2) wat varkens, schapen, geiten en paardachtigen betreft, de resultaten van de prestatieonderzoeken of van de genetische evaluatie van het mannelijke donordier;(b) « niet getest » indien er aan de voorwaarden voor de vermelding « getest » niet voldaan is;8° indien de vermelding "getest" gebruikt wordt, het adres van de website waar de resultaten van de prestatieonderzoeken of van de genetische evaluatie van het mannelijke donordier geraadpleegd kunnen worden. Het spermacentrum of sperma-opslagcentrum registreert in zijn administratieve lokalen de in lid 1, 1° tot en met 7°, bedoelde gegevens voor elke inseminatiehandeling die het uitgevoerd heeft. Deze registratie vindt uiterlijk één maand na de datum van uitvoering van deze handeling plaats en wordt gedurende twaalf maanden bewaard.

Gezien om gevoegd te worden bij het besluit van de Waalse Regering van 27 september 2018 betreffende dierfokkerij en tot wijziging van verscheidene bepalingen inzake fokkerij.

Namen, 27 september 2018.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Landbouw, Natuur, Bossen, Landelijke Aangelegenheden, Toerisme, Erfgoed en afgevaardigd bij de Grote Regio, R. COLLIN

^