Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 28 februari 2008
gepubliceerd op 03 juni 2008

Besluit van de Waalse Regering inzake de productiemethode en etikettering van biologische producten

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2008201894
pub.
03/06/2008
prom.
28/02/2008
ELI
eli/besluit/2008/02/28/2008201894/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

28 FEBRUARI 2008. - Besluit van de Waalse Regering inzake de productiemethode en etikettering van biologische producten


De Waalse Regering, Gelet op Verordening (EEG) nr. 2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, laatst gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1517/2007 van de Commissie van 19 december 2007;

Gelet op de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten, inzonderheid op artikel 3, § 1, 2°, 3° en 6°, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990 en 1 maart 2007, alsook bij het koninklijk besluit van 22 februari 2001, en artikel 4, gewijzigd bij de wetten van 5 februari 1999 en 1 maart 2007; Gelet op het koninklijk besluit van 17 april 1992 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 juli 1998 en 3 september 2000;

Gelet op het ministerieel besluit van 7 augustus 1997 tot vaststelling van aanvullende voorwaarden tot erkenning van organismen belast met de controle op de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 26 januari 2001;

Gelet op het ministerieel besluit van 30 oktober 1998 tot vaststelling van de voorschriften betreffende de biologische productie in de dierlijke sector, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 augustus 2000;

Gelet op het overleg tussen de gewestelijke Regeringen en de federale overheid van 15 januari 2007;

Gelet op de beraadslaging van de Waalse Regering van 9 november 2007 over het verzoek om adviesverlening door de Raad van State binnen hoogstens dertig dagen;

Gelet op het advies nr. 43.842/4 van de Raad van State, gegeven op 12 december 2007, overeenkomstig artikel 84 § 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme;

Na beraadslaging, Beschliesst :

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° "Minister" : de Minister van Landbouw;2° "Dienst" : de Directie Productkwaliteit van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest;3° "Verordening" : Verordening (EEG) nr.2092/91 van de Raad van 24 juni 1991 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen; 4° "controleorganisme" : elk organisme dat erkend wordt om overeenkomstig de bepalingen van dit besluit de controles bedoeld in artikel 9 van de Verordening uit te voeren;5° "biologisch product" : een product bedoeld in punt 1 van artikel 1 van de Verordening.

Art. 2.Bij de etikettering of in de reclame voor een product mogen alleen aanduidingen worden gebruikt die verwijzen naar de biologische productiemethode, indien dit product overeenkomstig de biologische productieregels vastgelegd bij de bepalingen van de Verordening en van dit besluit geproduceerd werd.

In het geval, bedoeld in artikel 1, § 2, van de Verordening, van een biologisch product waarvoor gedetailleerde productiebepalingen noch door de Verordening noch door dit besluit worden vastgelegd, mag de Dienst het gebruik van aanduidingen toelaten die verwijzen naar de biologische productiemethode, mits de productiemethode conform is met de internationaal aanvaarde of erkende normen inzake biologische productie.

Art. 3.§ 1. Iedere marktdeelnemer die producten produceert, bereidt, opslaat of uit een derde land invoert om ze later in de handel te brengen, of elke marktdeelnemer die biologische producten in de handel brengt is verplicht een controleorganisme hiervan voorafgaandelijk in kennis te stellen overeenkomstig artikel 4 van dit besluit en moet zijn onderneming onderwerpen aan het in artikel 9 van de Verordening bedoelde systeem van controle. § 2. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, § 1, van de Verordening, wordt vrijgesteld van de toepassing van dit paragraaf en van § 1 van dit artikel, de marktdeelnemer die rechtstreeks aan de consument of aan de eindgebruiker voorverpakte biologische producten verkoopt op voorwaarde dat deze marktdeelnemer geen biologische producten produceert, bereidt, opslaat tenzij in verband met zijn verkooppunt, en uit een derde land invoert. § 3. Overeenkomstig de bepalingen van artikel 8, § 1, van de Verordening, wordt vrijgesteld van de toepassing van dit paragraaf en van § 1 van dit artikel, de marktdeelnemer die rechtstreeks aan de consument of aan de eindgebruiker niet-voorverpakte biologische producten verkoopt op voorwaarde dat hij geen biologische producten produceert, bereidt, opslaat tenzij in verband met zijn verkooppunt, en uit een derde land invoert, en op voorwaarde dat de jaarlijkse aankoopwaarde van de biologische producten die niet-voorverpakt worden verkocht minder dan 5000 euro bedraagt.

Elke marktdeelnemer die aan de voorwaarden voor de vrijstelling bedoeld in het eerste lid voldoet, moet hierover een schriftelijke officiële verklaring doen bij de Dienst. Hij verbindt zich ertoe de bepalingen van de Verordening en van dit besluit na te leven en de Dienst in te lichten zodra de voorwaarden van deze vrijstelling niet meer worden nageleefd.

Art. 4.De Minister wordt belast met de erkenning van de privé organismen die de controle moeten uitvoeren waaraan de marktdeelnemers bedoeld in artikel 3, § 1, van dit besluit worden onderworpen.

Art. 5.Het privé organisme dat erkend wil worden zoals bedoeld in artikel 4, moet een erkenningsaanvraag indienen bij de Dienst.

De erkenningsaanvraag moet aantonen dat de aanvrager voldoet aan de verplichtingen opgelegd door de Verordening. De aanvrager moet ook het volgende verduidelijken : 1° de eventuele referenties en de nuttige ervaring die het privé organisme dat erkend wil worden, kan laten gelden in het kader van de controle van de biologische productiemethode op landbouwproducten;2° de installaties en uitrustingen waarover het privé organisme dat erkend wil worden in België beschikt, en die hem toelaten alle nuttige activiteiten in verband met de controle en certificering van biologische producten in het Waals Gewest uit te voeren;het privé organisme dat erkend wil worden, vermeldt specifiek de plaats(en) in België waar alle documenten betreffende de controles en certificering van biologische producten in het Waals Gewest ter inzage zullen liggen; 3° de identificatie van de fysieke persoon verantwoordelijk voor het geheel van de activiteiten van het privé organisme dat erkend wil worden;4° de identificatie van het personeel belast met de inspecties;5° de identificatie van minstens één inspecteur, technisch verantwoordelijke voor de controle-activiteiten;6° de verbintenis van het privé organisme dat erkend wil worden om minimum 50 in België gesitueerde verschillende producenten te controleren gedurende een periode van 2 jaar vanaf de datum van de bekendmaking van zijn erkenning in het Belgisch Staatsblad ;7° Het accreditatiecertificaat als bewijs dat het privé organisme dat erkend wil worden, voldoet aan de vereisten van de EN 45011 norm voor de controles betreffende de biologische productiemethode van landbouwproducten.

Art. 6.§ 1. De Dienst wordt belast met het toezicht op de privé organismen die de controle moeten uitvoeren waaraan de marktdeelnemers bedoeld in artikel 3, § 1, van dit besluit worden onderworpen. De Dienst voorziet daartoe een aantal richtlijnen die de toezichtsprocedure die hij heeft opgezet, omschrijft. § 2. De erkenning van een controleorganisme wordt ingetrokken wanneer het de erkenningsvoorwaarden bedoeld in artikel 5 van dit besluit niet naleeft of wanneer het niet voldoet aan de vereisten bedoeld in artikel 9, § 6, d), van de Verordening.

Wanneer, overeenkomstig het eerste lid, de Dienst de intrekking van de erkenning van een controleorganisme moet voorstellen, stelt hij laatstgenoemende in kennis van de elementen die hem ten laste worden gelegd.

Vervolgens nodigt de Dienst het betrokken controleorganisme uit om in het kader van een verhoor zijn standpunt te laten gelden in verband met de elementen die hem ten laste worden gelegd.

Na onderzoek van het dossier, deelt de Dienst zijn met redenen omklede advies aan de Minister mee, op basis waarvan hij aan laatstgenoemde voorstelt, in voorkomend geval, om de erkenning van het betrokken controleorganisme in te trekken. § 3. In geval van tijdelijke of definitieve intrekking van de erkenning, moet het betrokken controleorganisme op zijn kosten zonder uitstel al zijn marktdeelnemers van de officiële beslissing verwittigen en hun aandacht vestigen op de dringende noodzaak zich in te schrijven bij een ander controleorganisme.

Elke erkenning of intrekking ervan wordt in het Belgisch Staatsblad en op de website van het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest bekendgemaakt.

Art. 7.Onverminderd de bepalingen van de Verordening dienen de controleorganismen de aanvullende voorwaarden bepaald in het bestek omschreven in bijlage 1 bij dit besluit toe te passen.

Art. 8.Drempels en plafonds voor de vergoedingen betaald door de marktdeelnemers aan de controleorganismen worden bepaald volgens de vergoeding omschreven in bijlage 2 bij dit besluit.

Art. 9.De controleorganismen zijn verplicht de nodige maatregelen te treffen om ervoor te zorgen dat elke marktdeelnemer die de bepalingen van dit besluit naleeft en zijn bijdrage in de controlekosten betaalt, zeker is van toegang tot het controlestelsel.

In het geval dat een marktdeelnemer van controleorganisme verandert, geeft het eerste controleorganisme onmiddellijk aan het volgende controleorganisme alle nodige gegevens over deze marktdeelnemer door voor de continuïteit van de activiteiten.

Art. 10.Als een marktdeelnemer bedoeld in artikel 3 een beroep, een klacht of een betwisting aanhangig maakt bij een controleorganisme en wanneer na behandeling van dit dossier volgens de procedures vastgelegd overeenkomstig de EN 45011 norm die door de organismen die producten certificeren wordt gebruikt, de uitgesproken beslissing door de bedoelde marktdeelnemer wordt betwist, kan laatstgenoemde een administratief beroep indienen bij de het Directoraat-generaal Landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest. Hij moet te dien einde zijn verweermiddelen indienen bij aangetekend schrijven gericht aan de Directeur-generaal van deze administratie en dit binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de verzendingsdatum van het schrijven waarbij de beslissing waartegen beroep wordt ingesteld hem wordt ter kennis gebracht.

Er wordt een beroepscomité samengesteld die door de Directeur-generaal wordt samengesteld en dat bovendien bestaat uit de inspecteur generaal van de betrokken Afdeling en uit een vertegenwoordiger van de juridische dienst van het Ministerie van het Waalse Gewest.

Na onderzoek van de verweermiddelen van de betrokkene kan het Beroepscomité deze oproepen opdat hij inlichtingen zou kunnen verstrekken of bijkomende bewijsstukken overhandigen. Op dezelfde wijze kan de marktdeelnemer vragen om vóór de beslissing door het Beroepscomité gehoord te worden. In dat geval wordt een bondig verslag van het onderhoud opgemaakt dat vervolgens door de directeur-generaal en de betrokkene wordt medeondertekend. Andere interveniënten kunnen eveneens uitgenodigd worden om bij het onderhoud aanwezig te zijn.

Het Beroepscomité neemt een beslissing per consensus die door aangetekend schrijven ondertekend door de directeur-generaal aan betrokkene wordt meegedeeld. In het geval een gebrek aan consensus het Beroepscomité ertoe zou brengen om geen beslissing uit te spreken, beschikt de aanvrager over de wettelijke mogelijkheid, overeenkomstig het mechanisme ingesteld bij artikel 14, § 3, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, om bedoeld Comité aan te manen een antwoord te geven en de zaak bij de Raad van State aanhangig te maken als het Comité binnen een termijn van vier maanden geen gevolg geeft aan de aanmaning.

Indien expertisekosten door het Waalse Gewest worden opgelegd en de betwiste beslissing wordt bevestigd, wordt een verzoek tot betaling van deze kosten gevoegd bij het aangetekend schrijven waarbij aan betrokkene wordt gevraagd om deze kosten te betalen binnen een termijn van dertig dagen te rekenen vanaf de verzendingsdatum van het schrijven.

Art. 11.Overeenkomstig artikel 12, tweede lid, van de Verordening worden aanvullende voorwaarden betreffende de biologische productiemethode vastgelegd in het bestek omschreven in bijlage 3 bij dit besluit. Deze aanvullende voorwaarden hebben betrekking op gekweekte dieren en dierlijke producten die op het grondgebied van het Waalse Gewest worden verkregen.

Art. 12.De Minister mag de bijlagen bij dit besluit wijzigen om ze aan de wijzigingen van de Verordening, aan de evolutie van de controletechnieken en aan de ontwikkeling van de biologische productiemethode aan te passen.

Deze wijzigingen worden vastgelegd na raadpleging van de representatieve organisaties voor de sector van de biologische productie. Laatstgenoemden vergaderen in een Overlegcomité voor de biologische landbouw waarvan het voorzitterschap en het secretariaat door de Dienst worden waargenomen. Bedoelde Overlegcomité stelt zijn huishoudelijk reglement op dat zijn organisatiewijze bepaalt. Dit overlegcomité brengt de vertegenwoordigers van het hele circuit bijeen dat betrokken is bij de biologische productiemethode : producenten, verwerkers, consumenten, controleorganismen en begeleidingsstructuren.

Art. 13.De overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden opgespoord, vastgelegd en gestraft overeenkomstig de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten.

De bepalingen van het koninklijk besluit van 15 mei 2001 betreffende de administratieve geldboeten, bedoeld in artikel 8 van genoemde wet, zijn ook van toepassing. Voor de toepassing van dit besluit, is de aangewezen bevoegde ambtenaar de directeur-generaal van het Directoraat-generaal landbouw van het Ministerie van het Waalse Gewest en, bij verhindering, zijn plaatsvervanger.

Art. 14.Opgeheven worden : 1° het koninklijk besluit van 17 april 1992 inzake de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 10 juli 1998 en 3 september 2000;2° het ministerieel besluit van 7 augustus 1997 tot vaststelling van aanvullende voorwaarden tot erkenning van organismen belast met de controle op de biologische productiemethode en aanduidingen dienaangaande op landbouwproducten en levensmiddelen, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 26 januari 2001;3° het ministerieel besluit van 30 oktober 1998 tot vaststelling van de voorschriften betreffende de biologische productie in de dierlijke sector, gewijzigd bij het ministerieel besluit van 19 augustus 2000.

Art. 15.De Minister is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 28 februari 2008.

De Minister-President, R DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

Bijlage 1. - Bestek betreffende de aanvullende voorwaarden inzake de controle van de biologische productiemethode Onverminderd de toepassing van de bepalingen van de Verordening bepaalt dit bestek de bijkomende voorschriften inzake de controle van de biologische productiemethode die de controleorganismen overeenkomstig artikel 7 van dit besluit dienen toe te passen. HOOFDSTUK I. - Toepassingsmodaliteiten van de wetgeving door de controleorganismen 1.1° Aanvang van de inwerkingtreding van de controleregeling De datum waarop de controleregeling een aanvang neemt, waarmee met name de omschakelingsperiode bij de producenten start, is vastgesteld op de dag waarop het controleorganisme de kennisgeving van de marktdeelnemer heeft ontvangen en diens verbintenis om zijn bedrijf aan de controleregeling te onderwerpen. 1.2° Toekenning van afwijkingen en vergunningen door de controleorganismen Om de toepassingsmodaliteiten van de wetgeving door de controleorganismen te harmoniseren, met name de toekenning van de afwijkingen en toestemmingen vastgelegd in de Verordening of dit besluit, stelt de Minister gemeenschappelijke criteria op, na raadpleging van het Overlegcomité voor Biologische Landbouw opgericht in artikel 12. 1.3° Traceerbaarheid van de dierlijke producten 1.3.1° Het controleorganisme dient een overeenkomst te sluiten met de organisatie die instaat voor het beheer van het Sanitel-systeem voor identificatie en registratie van de dieren, zodat men regelmatig kan beschikken over informatie in verband met het veebeslag en de dieren van de marktdeelnemers die gecontroleerd worden voor alle diersoorten waarvoor er een Sanitelsysteem operationeel is. 1.3.2° Het controleorganisme dient jaarlijks stalen te nemen van vlees of vleesproducten op minstens 5 % van de voor verhandeling geslachte, biologisch gefokte runderen en door middel van een DNA-onderzoek na te gaan of die stalen overeenstemmen met het haarstal van de dieren dat door de producenten werd genomen bij toepassing van dit besluit. HOOFDSTUK II. - Planning en uitvoering van de controles 2.1° Wanneer het controleorganisme de kennisgeving van een marktdeelnemer ontvangt, alsmede zijn verbintenis om zijn bedrijf aan de controleregeling te onderwerpen, voert het de eerste inspectie die bij de Verordening verplicht is, binnen maximum 60 dagen uit. 2.2° Benevens de oorspronkelijke controle bedoeld in punt 2.1 worden de controles van de controleorganismen in 4 aparte categorieën ingedeeld : a) volledige jaarlijkse fysieke controle zoals omschreven en verplicht gemaakt door het eerste lid van punt 5 van de algemene bepalingen van bijlage III bij de Verordening;b) bijkomende controle naast de volledige jaarlijkse fysieke controle noodzakelijk gemaakt wanneer laatstgenoemde controle niet volledig uitgevoerd kan worden tijdens één bezoek;c) versterkte controle uitgevoerd in het kader van de toepassing van de tabel voor de sancties die in hoofdstuk 4 van deze bijlage omschreven is;d) steekproefcontrole zoals omschreven in het tweede lid van punt 5 van de algemene bepalingen van bijlage III bij de Verordening. 2.3° Het controleorganisme voert een aantal steekproefcontroles uit waarvan het aantal gelijk is aan of hoger dan : - 50 % van het aantal producenten onderworpen aan de controle; - 75 % van het aantal bereiders onderworpen aan de controle; - 75 % van het aantal invoerders onderworpen aan de controle.

Het minimum aantal uit te voeren steekproefcontroles wordt berekend in verhouding tot de toestand op 30 juni van het betrokken jaar. 2.4° Het controleorganisme legt een procedure ter goedkeuring voor aan de Dienst tot vastlegging van de planning van de controles en de keuze van de marktdeelnemers die de controles moeten ondergaan op basis van een algemene evaluatie van het risico van het niet-naleven van de Verordening of van dit besluit. 2.5° Wanneer er onregelmatigheid wordt vermoed, is het controleorganisme ertoe gehouden om binnen de kortst mogelijke termijn een controle uit te voeren bij de betrokken marktdeelnemer. 2.6° Het controleorganisme heeft de verplichting om bij ieder nieuwe marktdeelnemer op zijn minst één steekproefcontrole uit te voeren tijdens het jaar dat volgt op de kennisgeving. Daarna wordt dat om de 48 maanden minstens één steekproefcontrole. 2.7° De steekproefcontroles kunnen gedeeltelijke controles zijn bedoeld om een beperkt aantal punten na te gaan. In dit geval past het controleorganisme de controles aan volgens het specifieke karakter van de marktdeelnemer en de inhoud van zijn dossier. 2.8° Inzake de bereidingseenheden waar ook niet-biologische producten worden verwerkt, verpakt of opgeslagen, neemt het controleorganisme de nodige maatregelen om vooraf over een planning voor de biologische productie te beschikken. 2.9° Wat de invoerders betreft, neemt het controleorganisme de nodige maatregelen om vooraf geïnformeerd te zijn over de partijen biologische producten die op Belgisch grondgebied toekomen. HOOFDSTUK III. - Planning en uitvoering van de analyses 3.1° Voor elke nieuwe productie-eenheid dat kennis geeft van zijn omschakeling naar de biologische productiemethode, neemt het controleorganisme een staal van de bodem, van een plantaardig of dierlijk product en voert een analyse uit om de mogelijke residuen van organochloorverbindingen op te sporen. Als de productie-eenheid gelegen is in een omgeving die een bijzonder pollutiegevaar oplevert, heeft de analyse ook nog betrekking op mogelijk andere verdachte residuen. 3.2° Het controleorganisme voert bij de markdeelnemers die niet in punt 3.1 voorkomen, een aantal routine-analyses uit gelijk aan of hoger dan : - 60 % van de producenten; - 40 % van de bereiders; - 100 % van de invoerders; 3.3° Bij iedere marktdeelnemer die in punt 3.2. genoemd wordt, moet het controleorganisme om de 48 maanden minstens één productanalyse uitvoeren.

Bij iedere marktdeelnemer die aan de controle onderworpen is, moet het controleorganisme één productanalyse uitvoeren als men een onregelmatigheid vermoedt. 3.4° Het controleorganisme legt een procedure ter goedkeuring voor aan de Dienst tot vastlegging van de planning van de monsternemingen, de keuze van de marktdeelnemers en van de producten die de analyses moeten ondergaan alsook de aard van de gezochte producten, op basis van een algemene evaluatie van het risico van het niet-naleven van de Verordening of van dit besluit. 3.5° De analyses uitgevoerd op plantaardige en dierlijke producten zijn gericht op het ongeoorloofde gebruik van verboden producten, ook het gebruik van genetisch gemodificeerde organismen of producten die hiervan zijn afgeleid, alsook de eventuele aanwezigheid van residuen van vermoede milieuvervuiling. 3.6° De analyse van plantenstalen die bij de producenten worden genomen heeft o.a. betrekking op herbiciden, fungiciden, insecticiden, acariciden, slakkendodende middelen, bactericiden, rodenticiden, afweermiddelen, kiemremmende stoffen, groeiregelaars, rijpingsvertragers en -versnellers. 3.7° Benevens de in het vorige punt bedoelde producten heeft de analyse van de plantenstalen genomen bij bereiders en invoerders ook betrekking op de voedingsadditieven, kleurstoffen, aroma's, smaakverbeteraars, bewaarstoffen, dragers, solventen en andere technologische hulpstoffen. 3.8° De analyses verricht op dierlijke producten hebben o.a. betrekking op de chemisch gesynthetiseerde allopatische diergeneeskundige middelen, antibiotica, pijnstillers, coccidiostatica, de groei- of productiebevorderende stoffen, additieven, bewaarmiddelen en andere technologische hulpstoffen zoals nitraten en sorbaten in melk, de nitrieten, nitraten, sulfieten, fosfaten en glutamaten in vlees en vleesproducten. 3.9° Om de interpretatie van de analyseresultaten door de controleorganismen en het in aanmerking nemen ervan in het raam van de voorziene sancties op elkaar af te stemmen, legt de Minister, na raadpleging van het Overlegcomité voor de biologische Landbouw opgericht in artikel 12, dwingende richtlijnen vast die steunen op de limietwaarden voor het residugehalte. HOOFDSTUK IV. - Tabel voor de sancties 4.1° Benevens de toepassing van de bepalingen vastgelegd in artikel 9 punt 9 en in artikel 10 punt 3 van de Verordening, past het controleorganisme een of meer van de volgende sancties toe als ze een onregelmatigheid of een inbreuk vaststelt : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 4.2° Om de toepassing van de sancties door de controleorganismen te harmoniseren, legt de Minister, na raadpleging van het Overlegcomité voor Biologische Landbouw opgericht in artikel 12, de sancties vast die marktdeelnemers opgelegd krijgen als er concrete onregelmatigheden en inbreuken worden vastgesteld. 4.3° Wanneer artikel 9, punt 9, b, of artikel 10, punt 3, b, van de Verordening wordt toegepast, waarbij wordt vereist dat een maatregel moet genomen worden voor een periode die met de bevoegde overheid van de lidstaat moet overeengekomen worden, deelt het controleorganisme aan de Dienst een volledig dossier mee inzake de vastgestelde overtreding om over deze periode overeen te komen. HOOFDSTUK V. - Gegevens die aan de Dienst moeten worden verstrekt 5.1° Vergoedingen 5.1.1° Het controleorganisme moet aan de Dienst het rooster bezorgen van de vergoedingen die voor de marktdeelnemers van toepassing zijn en dat overeenkomstig bijlage 2 bij dit besluit opgesteld is. Ook moet het elke wijziging van dit rooster meedelen vóór de datum waarop het in werking treedt. 5.2° Jaarlijks te bezorgen gegevens 5.2.1° Lijst van marktdeelnemers die aan de controle onderworpen zijn De lijst van de marktdeelnemers bedoeld in artikel 9, punt 8b van de Verordening wordt voor de betrokkenen beschikbaar gemaakt.

Deze lijst wordt trouwens jaarlijks aan de Dienst meegedeeld en bevat minstens de volgende gegevens : - naam en adres van de marktdeelnemer; - het soort marktdeelnemer; - het soort product; - datum van de kennisgeving; - datum van de certificering. 5.2.2° Jaarverslag.

Het jaarverslag bedoeld in artikel 9, punt 8, b, van de Verordening bevat minimum : - de informatie gevraagd door de Europese Commissie; - de aanvullende statistieken in verband met de productiemiddelen en de bereiding van biologische producten alsook in verband met de hoeveelheid biologische eindproducten volgens het model vastgelegd door de Minister. 5.2.3° Gegevens i.v.m. de steun aan de biologische landbouw Het controleorganisme moet de Afdeling Landbouwsteun, Betaalorgaan van het Directoraat-generaal Landbouw (DGA) van het Ministerie van het Waalse Gewest een aantal gegevens bezorgen i.v.m. de door hem gecontroleerde producenten. De aard van deze gegevens wordt door het bedoeld Betaalorgaan bepaald op grond van de reglementaire vereisten van de verschillende steunregelingen die onder zijn bevoegdheid vallen. Een protocol afgesloten tussen het controleorganisme en het DGA bepaalt de praktische modaliteiten die eigen zijn aan het doorsturen van deze gegevens. 5.3° Halfjaarlijks te verstrekken gegevens 5.3.1° Lijst van de gedane controles. ° Het controleorganisme moet de Dienst binnen de dertig dagen die volgen op het eind van elke semester, een lijst bezorgen van de controles die bij de aan deze regeling onderworpen marktdeelnemers werden uitgevoerd, met vermelding van : - naam en adres van de marktdeelnemer; - het soort marktdeelnemer; - de controledatum; - het soort controle zoals omschreven in punt 2.2 van deze bijlage. 5.3.2° Lijst van de toegekende vergunningen en afwijkingen Het controleorganisme moet het Bestuur binnen de dertig dagen die volgen op het eind van elke semester, een lijst bezorgen van de afwijkingen of vergunningen die aan de marktdeelnemers die aan dat soort controles onderworpen zijn, werden toegestaan, met vermelding van : - naam en adres van de marktdeelnemer; - het soort marktdeelnemer; - de aard van de afwijking; - de bepaling van de Verordening of van dit besluit waar het voorzien is; - datum waarop de afwijking werd toegestaan; - geldigheidsduur van de afwijking.

Wat betreft de vergunningen om klassiek teeltmateriaal te gebruiken, die toegekend worden overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1452/2003 van de Commissie van 14 augustus 2003 tot handhaving van de in artikel 6, lid 3, onder a), van Verordening (EEG) nr. 2092/91 vastgestelde uitzonderingsbepaling ten aanzien van bepaalde soorten zaaizaad en vegetatief teeltmateriaal en tot vaststelling van procedurebepalingen en criteria voor die uitzonderingsbepaling, moet het controleorganisme binnen de 30 dagen die volgen op het eind van elke semester, een lijst bezorgen van de bij deze vergunningen betrokken groentegewassen en rassen met de vermelding voor elk onder hen van de elementen omschreven in artikel 12, § 1 van Verordening (EG) 1452/2003. Deze informatie wordt voorgesteld volgens een model vastgelegd door de Dienst. 5.3.3° Lijst van de opgelegde sancties Het controleorganisme moet het Bestuur binnen de dertig dagen die volgen op het eind van elke semester, een lijst bezorgen met de sancties die werden opgelegd aan marktdeelnemers die aan de controle onderworpen zijn, met uitzondering van de gevallen waar opmerkingen bij horen, dit met vermelding van : - naam en adres van de marktdeelnemer; - het soort marktdeelnemer; - de aard van de sanctie volgens de tabel vastgelegd in hoofdstuk 4 van deze bijlage; - de datum van de sanctie; - de duur van de sanctie. 5.4° Onmiddellijk te verstrekken gegevens 5.4.1° Als het controleorganisme een onregelmatigheid of een inbreuk constateert bij een aan de controle onderworpen marktdeelnemer, en ziet dat die onregelmatigheid of die inbreuk gevolgen kan hebben voor marktdeelnemers die aan de controle van een andere controleorganisme onderworpen zijn, dan brengt het onverwijld de Dienst daarvan op de hoogte. 5.4.2° Als het controleorganisme aan een marktdeelnemer een declassering- of schorsingsanctie oplegt bedoeld in hoofdstuk 4 van deze bijlage, dan brengt het onverwijld de Dienst daarvan op de hoogte.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse regering van 28 februari 2008 inzake de productiemethode en etikettering van biologische producten.

Namen, 28 februari 2008.

De Minister-President, R DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

Bijlage 2. - Vergoedingen betaald door de marktdeelnemers aan het controleorganisme Onverminderd de toepassing van de bepalingen van de Verordening, bepaald deze tabel de minimum- en maximumgrenzen van de vergoedingen die marktdeelnemers aan de controleorganismen dienen te betalen overeenkomstig artikel 8 van dit besluit. 1.° Producenten 1.1° Om de controlekosten te dekken, met inbegrip van de kosten voor dienstreizen en analyses, bepaalt het controleorganisme het rooster van de jaarlijkse vergoedingen die de producenten verschuldigd zijn naar rato van het hieronder weergegeven puntensysteem : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 1.2° Benevens die controles op derden, is het minimumaantal punten voor een bedrijf vastgesteld op 2 500 punten. 2° Ondernemingen voor bereiding, verpakking en invoer 2.1° Om de controlekosten te dekken, met inbegrip van de kosten voor dienstreizen en analyses, bepaalt het controleorganisme het rooster van de jaarlijkse vergoedingen die de bereiders en invoerders verschuldigd zijn naar rato van het hieronder weergegeven puntensysteem : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.2° Voor bedrijven die zich beperken tot het kopen van verpakte biologische producten om de verpakking ervan te wijzigen (verpakkingsbedrijven), wordt de JBO gebruikt voor berekening van de punten verminderd tot 65 % van zijn waarde.

Voor ondernemingen die zich beperken tot het ontvangen van biologische producten in niet-gesloten verpakking of bulk en ze aldus op de markt te brengen wordt de JBO gebruikt voor de berekening van de punten verminderd tot 50 % van zijn waarde.

Voor ondernemingen die zich beperken tot het kopen van verpakte biologische producten en er een etiket met hun eigen naam op plakken, wordt de JBO gebruikt voor de berekening van de punten verminderd tot 25 % van zijn waarde.

Voor ondernemingen die zich beperken tot het ontvangen van biologische producten in gesloten verpakking en ze aldus op de markt te brengen zonder de verpakking of het etiket te wijzigen, wordt de JBO gebruikt voor de berekening van de punten teruggebracht tot 15 % van zijn waarde.

Voor de invoerders wordt de JBO gebruikt voor de berekening van de punten verminderd tot 25 % van zijn waarde. 2.3Buiten de aanvragen om invoervergunning wordt het minimum aantal punten van een bedrijf vastgesteld op 6000 punten. Deze minimumdrempel kan in de volgende gevallen evenwel nog worden verminderd : - voor de ondernemingen die hun activiteit opstarten (nieuw BTW-nr.), kan die drempel worden verlaagd tot 4450 punten tijdens de eerste twee jaar; - voor de bedrijven die koopwaar verwerken zonder daar eigenaar van te zijn (maakloonwerkers) kan die drempel worden verlaagd tot 4 450 punten als de JBO begrepen is tussen 12 500 EUR en 100 000 EUR en tot 3 450 punten als de JBO minder is dan 12 500 EUR; - voor bakkerijen met een JBO lager dan 12 500 EUR kan die drempel worden verlaagd tot 2 075 punten. 3° Verkooppunten 3.1° Om de controlekosten te dekken, met inbegrip van de kosten voor dienstreizen, bepaalt het controleorganisme het rooster van de jaarlijkse vergoedingen die de marktdeelnemers die verantwoordelijk zijn voor het in de handel brengen van biologische producten aan de consumenten of de eindgebruiker verschuldigd zijn naar rato van het hieronder weergegeven puntensysteem : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.2° In afwijking van punt 3.1, wordt het hiernavermelde puntensysteem toegepast op marktdeelnemers die bij de consument of de eindgebruiker niet-voorverpakte biologische producten in de handel brengen en die niet onder dezelfde vorm identieke producten in de handel brengen die niet in de Verordening of dit besluit worden geregeld : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 3.3° De marktdeelnemers die verantwoordelijk zijn voor het in de handel brengen van biologische producten bij de consument of de eindgebruiker en die eveneens een activiteit als producent en/of als onderneming voor bereiding, verpakking en invoer van biologische producten uitoefenen, betalen de vergoeding die overeenkomstig punten 1° en 2° van dit besluit wordt bepaald;Er wordt geen verhoging van deze vergoeding toegepast i.v.m. het in de handel brengen en dit, voor zover de jaarlijkse aankoopwaarde van de biologische producten die onder een niet-voorverpakte vorm worden verkocht, minder dan 5 000 euro bedraagt.

Als de jaarlijkse aankoopwaarde van de biologische producten die onder een niet-voorverpakte vorm worden verkocht 5000 euro of meer bedraagt, is de waarde van de jaarlijkse vergoeding verschuldigd voor het in de handel brengen, vastgelegd door toepassing van de punten 3.1 of 3.2, met een aftrek van 472 punten van de bepaalde bedragen. 4° Minima en maxima van de vergoedingen De vergoedingen zonder BTW die het controleorganisme de marktdeelnemers aanrekent is gelijk aan het totale aantal punten van het bedrijf, vermenigvuldigd met een coëfficiënt begrepen tussen de volgende minimale en maximale grenzen (deze coëfficiënt kan afzonderlijk worden vastgelegd, enerzijds voor de producenten, en anderzijds voor de bereidings- en verpakkingsbedrijven en de invoerders) : - minimale vergoeding : coëfficiënt 0,113 euro; - maximale vergoeding : coëfficiënt 0,172 euro. 5° Verscherpte controles De kosten voor verscherpte controles uitgeoefend met name bij toepassing van hoofdstuk 4 van dit bestek opgenomen in bijlage I worden door de controleorganismen aan de marktdeelnemer aangerekend op basis van de volgende minimum- en maximumgrenzen (mogelijke analysekosten niet meegerekend) : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 6° Indexering De bedragen bedoeld in de punten 6.3 en 6.4. worden jaarlijks geïndexeerd op 1 januari op basis van de gezondheidsindex van december van het voorgaande jaar ten opzichte van deze van december 2004.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse regering van 28 februari 2008 inzake de productiemethode en etikettering van biologische producten.

Namen, 28 februari 2008.

De Minister-President, R DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

Bijlage 3. - Bestek voor de dierlijke biologische productie Onverminderd de toepassing van de bepalingen van de Verordening bepaalt dit bestek de bijkomende voorschriften betreffende de controle van de biologische productiemethode in de dierlijke sector, overeenkomstig artikel 11 van dit besluit en artikel 12 van de Verordening. HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied 1° Bovenop de in de Verordening bedoelde diersoorten en dierlijke producten, zijn de maatregelen bepaald in de Verordening en in dit besluit, van toepassing voor : - de konijnen en hun producten; - de struisvogels en hun producten; - de hertachtigen en hun producten; - de slakken en hun producten.

HOOFDSTUK II. - Regels van toepassing voor de productie 2.1° Algemene principes Voor de toepassing van punt 1.6 van bijlage I.B bij de Verordening is het bestaan van een omschreven bedrijf in overeenstemming met het gezamenlijk bestaan van een omschreven geografische entiteit in de zin van de wetgeving betreffende de identificatie en de registratie van de dieren (Sanitel), en van een omschreven juridische entiteit. 2.2° Omschakeling 2.2.1° Het toekennen van de afwijking bedoeld in punt 2.1.2 van bijlage I.B bij de Verordening, betreffende een vermindering van de omschakelingsperiode voor weidegronden, uitlopen in de open lucht en bewegingsruimten voor de niet-herbivore soorten, is ondergeschikt aan een onderzoek met negatieve resultaten voor residuen van organochloor- en organofosforverbindingen in de grond.

De vastgelegde voorwaarde voor een vermindering van de omschakelingsperiode tot 6 maanden wordt beschouwd als nageleefd indien de grond sinds minstens 6 maanden niet is behandeld met andere producten, dan die welke in bijlage II bij de Verordening worden genoemd. 2.2.2° De omschakelingsperiode bedoeld in punt 2.2.1 van bijlage I.B bij de Verordening is teruggebracht op 12 weken voor pluimvee bestemd voor de eierproductie, en vastgelegd op 4 maanden voor konijnen, op 8 maanden voor struisvogels, en op 12 maanden voor hertachtigen. 2.2.3° Voor de toepassing van punt 2.3.1 van bijlage I.B bij de Verordening, dienen de dierenvoeders, die niet afkomstig zijn van de productie-eenheid zelf, geproduceerd te zijn volgens de biologische productiemethode, onverminderd de toepassing van de afwijkingen voorzien in punten 4.4 en 4.8 van bijlage I.B bij de Verordening. 2.2.4° Voor de omschakeling van een productie-eenheid van slakken is de duur van de omschakelingsperiode van de buitenparken, gebruikt voor het voeden van de dieren, teruggebracht op 12 maanden, indien de grond sinds minstens 12 maanden niet is behandeld met andere producten, dan die welke in bijlage II bij de Verordening worden genoemd. Om de slakken onder biologische aanduiding te kunnen verkopen, moeten de dieren sinds hun geboorte volgens de biologische productiemethode zijn gehouden. 2.3° Herkomst van de dieren 2.3.1° Voor de toepassing van punt 3.1 van bijlage I.B bij de Verordening betreffende de keuze van de rassen, moet het gebruik van rassen waarbij de geboorteproblemen het gebruik van een keizersnede noodzakelijk maken, vermeden worden. De keizersnede wordt enkel toegelaten om het leven van een dier te redden of om lijden te voorkomen. Deze regel wordt voor de kudde dieren van het vleestype van een bepaald bedrijf beschouwd als nageleefd, indien het aantal natuurlijke geboorten groter is dan 80 % van het totaal aantal geboorten van het jaar, en dit 5 jaar na het in omschakeling treden.

Bovendien dient een percentage van minstens 30 % natuurlijke geboorten al bereikt te worden 3 jaar na het in omschakeling treden. 2.3.2° Voor de toepassing van punten 3.4 van bijlage I.B bij de Verordening wordt de maximale leeftijd voor het binnenbrengen in een biologische productie-eenheid van dieren, die niet gehouden worden volgens de biologische productiemethode, teruggebracht op 15 dagen voor jonge buffels, kalveren, veulens, lammeren en jonge geitjes, en vastgelegd op 3 dagen voor struisvogels en op 15 dagen voor hertachtigen. 2.3.3° De afwijkingen bedoeld in punten 3.4 en 3.6 van bijlage I.B bij de Verordening zijn niet van toepassing voor konijnen. 2.3.4° Voor de toepassing van punt 3.7 van bijlage I.B bij de Verordening wordt de maximale leeftijd voor het binnenbrengen in een biologische productie-eenheid bestemd voor leghennen, die niet gehouden worden volgens de biologische productiemethode, teruggebracht op 6 weken. 2.3.5° Voor de toepassing van punten 3.4, 3.6, 3.7 en 3.8 van bijlage I.B bij de Verordening, mogen de afwijkingen door de controleorganismen slechts toegekend worden voor diersoorten en diertypes waarvan de onvoldoende beschikbaarheid van dieren gehouden volgens de biologische productiemethode vastgesteld werd door de Dienst. Met het oog hierop houdt de Dienst een lijst bij met de diersoorten en diertypes waarvoor de afwijkingen mogen toegepast worden. 2.3.6° Voor de toepassing van punt 3.8 van bijlage I.B bij de Verordening is het maximale percentage teruggebracht op 10 % voor varkens, konijnen, hertachtigen en struisvogels. 2.3.7° Mogen alleen als biologisch producten verkocht worden, de slakken die tot de volgende diersoorten behoren : - Helix aspersa aspersa (escargot petit gris); - Helix aspersa maxima (escargot gros gris); - Helix pomatia (escargot de Bourgogne). 2.3.8° Het gebruik van slakken afkomstig van niet-biologische bedrijven is slechts toegelaten als fokdieren, enkel indien er geen via de biologische productiemethode gehouden dieren verkrijgbaar zijn, en mits toestemming van het controleorganisme. 2.4° Voeding 2.4.1° Voor de toepassing van de afwijking bedoeld in punt 4.8 van bijlage I.B bij de Verordening wordt het maximaal toegestane percentage gangbare voeders in het dagrantsoen teruggebracht op 15 % voor herbivoren, op 20 % voor andere diersoorten en op 10 % voor slakken.

Buiten de gangbare voeders die geproduceerd werden op de in omschakeling zijnde percelen die op basis van een duurzaam contract onder het beheer van zijn eigen bedrijf gebracht worden, is het gebruik, van de in afdelingen C1 en C2 van bijlage II bij de Verordening bedoelde gangbare dierenvoeders, beperkt tot dierenvoeders waarvan de onvoldoende beschikbaarheid volgens de biologische productiemethode vastgesteld werd.

De Dienst houdt een lijst van de dierenvoeders bij waarvoor deze onvoldoende beschikbaarheid werd vastgesteld. Het opmaken van deze lijst kan trouwens het risico van het invoeren van residuen van verboden producten in de biologische productiemethode in aanmerking nemen. Deze lijst kan ingekeken worden op het "Portail de l'Agriculture wallonne" (Portaal Waalse Landbouw) (http ://agriculture.wallonie.be) en ligt ter inzage bij de controleorganismen.

Als een marktdeelnemer een gangbaar dierenvoeder wenst te gebruiken dat niet voorkomt op de lijst bijgehouden door de Dienst, moet hij tot voldoening van het controleorganisme bewijzen dat hij in de onmogelijkheid verkeert dit dierenvoeder uit de biologische productiemethode te verkrijgen.

Het binnenbrengen van gangbare dierenvoeders in de biologische productieketen mag enkel gebeuren onder de vorm van mono-ingrediënten bij een aan de controle onderworpen marktdeelnemer. 2.4.2° Voor de toepassing van de afwijking bedoeld in punt 4.9 van bijlage I.B bij de Verordening bepaalt de Dienst in voorkomend geval : - het gebied dat wordt gekenmerkt door een verlies van de biologische voedergewasproductie, te wijten aan uitzonderlijke weersomstandigheden of aan andere oorzaken die onafhankelijk zijn van de wil van de producent (officiële ruilverkaveling,...); - de tijdsruimte waarbinnen de afwijking kan toegepast worden; - het maximaal percentage toegestane gangbare dierenvoeders; - de toegestane gangbare dierenvoeders; - de toepassingsmodaliteiten van de afwijking door de controleorganismen bij de individuele marktdeelnemers. 2.4.3° Het gebruik van synthetische vitamines A, D en E voor de voeding van herkauwers wordt toegelaten overeenkomstig de bepalingen van punt 1.2. van bijlage II. D bij de Verordening. 2.5° Preventie van ziekten en diergeneeskundige behandeling 2.5.1° Voor de toepassing van punt 5.4.b van bijlage I.B bij de Verordening veronderstelt het gebruik van chemisch gesynthetiseerde, allopathische geneesmiddelen of van antibiotica onder de verantwoordelijkheid van een dierenarts, dat elke betrokken behandeling van tevoren door een dierenarts voorgeschreven werd. 2.5.2° Voor de toepassing van punt 5.4.c van bijlage I.B bij de Verordening wordt het gebruik van chemisch gesynthetiseerde, allopathische geneesmiddelen als een preventieve behandeling beschouwd in volgende gevallen : - wanneer de behandeling toegepast is zonder dat of voordat het dier de ziektesymptomen vertoont; - wanneer de behandeling toegepast is zonder dat of voordat een sanitair probleem gediagnosticeerd wordt; - wanneer de behandeling op een groep dieren terugkerend en gezamenlijk toegepast is, onverminderd de toepassing van punt 5.5.b van bijlage I.B bij de Verordening. 2.5.3° Voor de toepassing van punten 5.5.b en 5.8 van bijlage I.B bij de Verordening verstaat men onder " diergeneeskundige behandelingen die verplicht zijn krachtens de nationale wetgeving " en " de door de lidstaten opgestelde verplichte uitroeiingschema's ", maatregelen die aangewend worden in toepassing van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 en zijn toepassingsbesluiten. 2.6° Veehouderijbeheer, vervoer en identificatie 2.6.1° Voor de toepassing van de afwijking bedoeld in punt 6.1.6 van bijlage I.B bij de Verordening, en in afwachting van een gemeenschappelijke interpretatie op Europees niveau, verstaat men onder een klein bedrijf, een bedrijf dat minder dan 50 aangebonden runderen bezit. Deze afwijking is enkel van toepassing voor de bedrijven die hun activiteit vóór 24 augustus 2000 bekend gemaakt hebben volgens artikel 8 van de Verordening. 2.6.2° Voor de toepassing van punt 6.1.9 van bijlage I.B bij de Verordening, en in afwachting van een op Europees niveau opgemaakte lijst, stelt de Dienst, in overleg met de representatieve organisaties voor de sector van de biologische productie, de lijst met de traag groeiende rassen samen, die gebruikt kunnen worden indien de kwekers de regels voor de minimumslachtleeftijd niet respecteren. 2.6.3° Voor het slachten moeten de slakken uit de buitenparken genomen worden, en gedurende minstens 5 dagen uitgevast worden. Het broeien moet uitgevoerd worden met kokend water, zonder gebruik van zout en zonder azijn. 2.7° Dierlijke mest In toepassing van punt 7 van bijlage I.B bij de Verordening, en naast de in bijlage VII van de Verordening bepaalde aantallen, zijn de volgende waarden die het aantal dieren per hectare vastlegt gelijkwaardig aan 170 kg stikstof/ha/jaar, van toepassing : - kippetjes bestemd voor de eierproductie, tussen 3 dagen en 18 weken : 580; - kalkoenen : 80; - struisvogels onder 3 maanden : 50; - struisvogels tussen 3 en 12 maanden : 20; - struisvogels boven 12 maanden : 10; - hertachtigen onder 12 maanden : 12; - hertachtigen boven 12 maanden : 6; - Vleeskonijnen : 430. 2.8° Uitlopen en huisvesting 2.8.1° In toepassing van punt 8.2.3 van bijlage I.B bij de Verordening, en naast de in bijlage VIII van de Verordening bepaalde cijfers, zijn de volgende minimumoppervlakten waarover de dieren zowel binnen als buiten dienen te beschikken, van toepassing : Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld 2.8.2° Voor de toepassing van punt 8.3.1 van bijlage I.B bij de Verordening mag de gedeeltelijke overdekking van de bewegingsruimte in open lucht, de 50 % van de oppervlakte van de voor de dieren toegankelijke bewegingsruimte niet overschrijden. 2.8.3° In afwijking van punt 8.3.1 van bijlage I.B bij de Verordening kunnen konijnen slechts binnen gehouden worden op voorwaarde dat het gaat over een gebouw met een open front naar buiten, waarvan het geopend gedeelte minstens 25 % van de perimeter van het gebouw omvat, en op voorwaarde dat alle konijnen een rechtstreekse en permanente toegang tot het open front hebben. Het sluiten van het open front is enkel toegestaan in geval van ongunstige meteorologische omstandigheden. 2.8.4° De konijnen moeten op de grond gehouden worden, met eventueel toegang tot een verhoogd niveau, en mogen niet in kooien worden gehouden. Ze moeten gehouden worden in groepen waarvan de omvang aangepast is aan hun ethologische gedragingen. 2.8.5° In toepassing van punten 8.3.1 en 8.3.8 van bijlage I.B bij de Verordening is het isoleren van de zeugen in het gebouw toegelaten rond het werpen, en dit gedurende een maximale periode van 28 dagen. 2.8.6° De zeugen moeten wanneer de omstandigheden dat toelaten, beschikken over een buitenloop, bezaaid met gras, met een maximale bezetting van 15 zeugen per hectare. Van deze regel mag worden afgeweken gedurende een maximale periode van 8 weken na het werpen, mits toegang tot een bewegingsruimte in open lucht van minimaal 10 m2 per zeug en mits naleven van de verplichting om de dieren toe te laten te wroeten. 2.8.7° In toepassing van punten 8.4.6 van bijlage I.B van de Verordening is de minimale sanitaire leegstandduur tussen elke partij pluimvee vastgesteld op 6 weken voor de uitlopen en 3 weken voor de gebouwen. 2.8.8° Vanaf de leeftijd van 8 dagen, en met uitzondering van de winterslaapperiode voor de fokdieren, moeten de slakken gehouden worden in met gras bezaaide buitenparken die afgedekt kunnen worden.

Het houden en de voortplanting van de slakken moeten gebeuren met respect voor hun natuurlijke biologische cyclus. Op het einde van elke vetmestingscyclus dienen de buitenparken leeg te blijven gedurende een minimale periode van drie maanden. 2.8.9° Voor het toekennen van de afwijkingen bedoeld in punt 8.5.1 van bijlage I.B bij de Verordening zijn de volgende regels van toepassing : - de afwijking op de eisen voorzien in punt 8.3.1 voor andere diersoorten dan varkens is niet van toepassing; - de afwijking op de eisen voorzien in punt 8.4.5 is niet van toepassing; - de afwijkingen worden door de Dienst, op voorstel van het controleorganisme, geval per geval toegekend en dragen op één of meerdere bepaalde voorschriften, voor een zo kort mogelijke duur die noodzakelijk geacht wordt om de bedoelde voorschriften na te leven. De duur van de afwijking kan in elk geval niet meer dan 5 jaar bedragen. HOOFDSTUK III. - Regels voor de traceerbaarheid van de dieren en de dierlijke producten 3.1° Algemene principes 3.1.1° Naast de controle- en voorzorgsmaatregelen vastgelegd in de Verordening, met name in artikel 8 en 9 en in bijlage III, en onverminderd de wettelijke bepalingen betreffende de identificatie en de registratie van de dieren, zijn de hierna bijkomende voorschriften van toepassing, in uitvoering van artikel 9 paragraaf 12 van de Verordening, om de traceerbarheid van de dierlijke producten over de gehele productie-, verwerkings- en bereidingsketen te verzekeren. 3.1.2° Bij aanvang van de controle dienen de producent en het controleorganisme ervoor te zorgen dat de gegevens betreffende de in het bedrijf aanwezige dieren, opgenomen zijn in het veeboek, afzonderlijk voor rundvee, schapen, geiten, paardachtigen, hertachtigen en struisvogels, en afzonderlijk of per lot voor varkens, konijnen, pluimvee en slakken. 3.1.3° Voor de diersoorten waarvoor een Sanitel identificatie- en registratiesysteem georganiseerd is, geeft elk producent zijn toestemming aan de erkende controleorganismen om over de gegevens van de database betreffende zijn veebeslag, te beschikken. Bovendien moet hij de opeenvolgende overzichten van het veebeslag, die hem doorgegeven werden door de vereniging belast met de identificatie en de registratie van de dieren, permanent op het bedrijf houden. 3.2° Handels- en verwerkingskanaal van vlees 3.2.1° Binnen de 15 dagen die volgen op de geboorte van een rund in het veebeslag, dient de producent een haarstaal van het kalf en van de moeder te nemen, volgens de door de vereniging belast met de identificatie en de registratie van runderen bepaalde methode, en deze stalen te zenden naar de aangewezen opslagplaats. 3.2.2° Bij elke verhandeling van een rund vanuit zijn veebeslag dient de producent een haarstal van het dier te nemen, volgens de door de vereniging belast met de identificatie en de registratie van runderen bepaalde methode, en deze stalen te zenden naar de aangewezen opslagplaats. 3.2.3° De producent mag slechts een dier in de handel brengen met een verwijzing naar de biologische productiemethode indien hij in het bezit is van een door het controleorganisme opgemaakt certificaat, dat verklaart dat zijn productie-eenheid conform is met de biologische productiemethode voor de betrokken diersoort. 3.2.4° De dieren die in de handel gebracht worden met verwijzing naar de biologische productiemethode zijn vergezeld van een genummerde verhandelingsbon, afgeleverd door het controleorganisme, en waarvan het model aan het advies van de representatieve organisaties voor de sector van de biologische productie en aan de goedkeuring van de Dienst onderworpen is. 3.2.5° De verhandelingsbon vergezelt achtereenvolgens het dier en het karkas, tot de eerste koper van het karkas. Deze laatste stuurt de originele verhandelingsbon naar het controleorganisme terug. 3.2.6° Elke opeenvolgende marktdeelnemer tot de eerste koper van het karkas formaliseert zijn verbintenis om een dier of een product af te leveren dat conform de biologische productiemethode verkregen is, door het voor hem bestemde deel van de verhandelingsbon in te vullen. 3.2.7° Vanaf de eerste koper van het karkas moet elke opeenvolgende marktdeelnemer een betrouwbaar administratief systeem voorhanden hebben, dat een onbetwistbare link legt tussen de hoeveelheden in- en uitgaande producten, welke behoorlijk zijn geïdentificeerd. 3.2.8° Op elke stap van het verhandelen, vervoeren, slachten en versnijden, dienen de karkassen, de karkasstukken en de vleesstukken een verwijzing te dragen naar de biologische productiemethode, en op een permanente en ondubbelzinnige wijze geïdentificeerd te worden, zodat de herkomst van het product traceerbaar is door terug te gaan in de verwerkingsketen tot de betrokken producent. 3.2.9° De marktdeelnemer die biologisch vlees of vleesproducten aan de eindconsument verkoopt, mag enkel in de volgende gevallen niet-biologisch vlees of vleesproducten van dezelfde diersoort verkopen : - biologisch vlees of vleesproducten worden uitgesneden verkocht en niet-biologisch vlees of vleesproducten worden uitgesneden en voorverpakt door een derde; - biologisch vlees of vleesproducten worden uitgesneden verkocht en niet-biologisch vlees of vleesproducten worden uitgesneden en voorverpakt, hetzij door een derde, hetzij door hemzelf, maar in dit geval, per volledige reeks en op andere tijdstippen.

Op gemotiveerd verzoek van de marktdeelnemer kan er met toestemming van het controleorganisme van dit principe afgeweken worden om zonder verwijzing naar de biologische productiemethode niet gecertificeerde producten te verkopen die afkomstig zijn van de biologisch gecertificeerde vleesverwerking. Deze gecertificeerde producten mogen in geen enkel geval worden verkocht met een verwijzing naar de biologische productiemethode. De afwijking zal het(de) betrokken product(en) omschrijven en ook zijn toepassingsduur. 3.3° Handels- en verwerkingskanaal van melk en zuivelproducten 3.3.1° Op voorwaarde dat de producent in het bezit is van een door het controleorganisme opgemaakt certificaat dat verklaart dat zijn productie-eenheid conform is met de biologische productiemethode voor de melkproductie, kent de koper twee verschillende identificaties aan de producent toe : de ene voor de levering van biologische melk en de andere voor de levering van melk die niet conform is met de biologische productiewijze. Deze identificaties zijn geïmplementeerd in een etiketteringsysteem, dat met name de identificatie van de producent en een verwijzing naar de biologische productiemethode en naar het controleorganisme bevat. 3.3.2° Voor elke melklevering formaliseert de producent zijn verbintenis om biologische melk te leveren door gebruik te maken van de etikettering bestemd voor de levering van biologische melk. In geval van levering van niet-biologisch gecertificeerde melk (therapeutische behandelingen, dieren in omschakeling,...) gebruikt de producent de etikettering bestemd voor de levering van gangbare melk. 3.3.3° De koper organiseert liefst ophalingen die exclusief bestemd zijn voor biologische melk. Als dat niet het geval is, zijn één of meerdere compartimenten, voorzien van een gescheiden pompsysteem, exclusief bestemd voor biologische melk. 3.3.4° In elke stap van productie, opslag, vervoer en verwerking van biologische melk, dienen de opslagtanks, compartimenten, tankwagens, en andere tanks die biologische melk bevatten, geïdentificeerd te worden met een verwijzing naar de biologische productiemethode. 3.4° Handels- en verwerkingskanaal van eierproducten De fabrikanten van eierproducten nemen de nodige maatregelen voor de identificatie en de registratie van de producten, zodat, per lot van eierproducten, de bedrijven waarvan de gebruikte eieren afkomstig zijn, kunnen worden getraceerd.

Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse regering van 28 februari 2008 inzake de productiemethode en etikettering van biologische producten.

Namen, 28 februari 2008.

De Minister-President, R DEMOTTE De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN

^