Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 28 februari 2019
gepubliceerd op 16 april 2019

Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van artikel 4bis van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen wat betreft de erkenning van de bijproducten

bron
waalse overheidsdienst
numac
2019201821
pub.
16/04/2019
prom.
28/02/2019
ELI
eli/besluit/2019/02/28/2019201821/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 FEBRUARI 2019. - Besluit van de Waalse Regering tot uitvoering van artikel 4bis van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen wat betreft de erkenning van de bijproducten


De Waalse Regering, Gelet op het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, inzonderheid op artikel 4bis, ingevoegd bij het decreet van 10 mei 2012 en gewijzigd bij het decreet van 17 juli 2018;

Gelet op het advies van de Inspecteur van Financiën, gegeven op 21 september 2016;

Gelet op de instemming van de Minister van Begroting, gegeven op 20 oktober 2016;

Gelet op het rapport van 20 oktober 2016 opgemaakt overeenkomstig artikel 3, 2°, van het decreet van 11 april 2014Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/04/2014 pub. 06/06/2014 numac 2014203532 bron waalse overheidsdienst Decreet houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen sluiten houdende uitvoering van de resoluties van de Vrouwenconferentie van de Verenigde Naties die in september 1995 in Peking heeft plaatsgehad en tot integratie van de genderdimensie in het geheel van de gewestelijke beleidslijnen;

Gelet op het advies nr. 61.886/2/V van de Raad van State, gegeven op 28 augustus 2017, overeenkomstig artikel 84, § 1, eerste lid, 2°, van de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973;

Gelet op de adviezen van de Afvalcommissie, gegeven op 25 november 2016 en 27 januari 2017;

Op de voordracht van de Minister van Leefmilieu;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Doel, begripsomschrijvingen en algemene beginselen

Artikel 1.Dit besluit bepaalt de procedurele modaliteiten volgens welke een stof of een voorwerp als bijproduct wordt erkend.

Art. 2.In de zin van dit besluit wordt verstaan onder: 1° decreet: het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;2° Minister: de Minister die voor Leefmilieu bevoegd is;3° exploitant : de exploitant van een installatie of een activiteit ingedeeld of toegelaten krachtens het decreet van 11 maart 1999Relevante gevonden documenten type decreet prom. 11/03/1999 pub. 08/06/1999 numac 1999027439 bron ministerie van het waalse gewest Decreet betreffende de milieuvergunning sluiten betreffende de milieuvergunning of het decreet van 20 juli 2016 tot vorming van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling of van een gelijkwaardige wetgeving van een ander Gewest of van een lidstaat van de Europese Unie.

Art. 3.Op grond van dit besluit wordt geen beslissing tot erkenning van het statuut van bijproduct vereist voor stoffen en voorwerpen die voldoen aan de voorwaarden en criteria vastgesteld door de Europese Unie overeenkomstig artikel 5, § 2, van Richtlijn 2008/98/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 19 november 2008 betreffende de afvalstoffen en tot opheffing van sommige richtlijnen. HOOFDSTUK II. - Erkenning van het statuut van bijproduct

Art. 4.Voor een stof of voorwerp dat hij produceert, kan iedere exploitant verzoeken om, op het grondgebied van het Waalse Gewest, het begrip van bijproduct, zoals gedefinieerd in artikel 4bis, eerste lid, van het decreet, toe te passen.

Het verzoek moet gezamenlijk door verschillende exploitanten, een groepering of een federatie van bedrijven die ten gunste van zijn leden handelt, ingediend worden.

Art. 5.§ 1. De aanvraag tot erkenning van het statuut van bijproduct wordt in twee exemplaren bij aangetekende zending met ontvangstbericht gezonden of tegen ontvangstbewijs overgemaakt aan de Administratie.

Een afschrift van de aanvraag op een elektronische informatiedrager wordt gevoegd. § 2. De aanvraag bevat de volgende inlichtingen: 1° de identificatiegegevens van de aanvrager of van elke van de aanvragers en, wanneer de aanvraag ingediend wordt door een groepering of een federatie van bedrijven, van de groepering of van de federatie: a) als de aanvrager of het lid een natuurlijke persoon is: het inschrijvingsnummer bij de Kruispuntbank der ondernemingen of ieder ander gelijkwaardig nummer, de naam en de voornaam, het adres, de geboorteplaats en -datum, het telefoonnummer en, eventueel, het faxnummer en het e-mailadres;b) als de aanvrager of het lid een rechtspersoon is : het inschrijvingsnummer bij de Kruispuntbank der ondernemingen of ieder ander gelijkwaardig nummer, de naam, de rechtsvorm, het adres van de maatschappelijke zetel en van de bedrijfszetel, de naam en het contactadres van de verantwoordelijken voor de bedrijfszetel, hun telefoonnummer en, eventueel, hun faxnummer en hun e-mailadres;c) wanneer de aanvraag door een groepering of een federatie van bedrijven wordt ingediend: de band van de leden met de stof of het voorwerp bedoeld in 2°;2° de identificatie van de stof of van het voorwerp: gebruikelijke naam, jaarlijkse hoeveelheid;3° een nota waarin wordt vastgesteld dat de stof of het voorwerp het geheel van de in artikel 4bis, § 1, van het decreet bedoelde voorwaarden vervult, en die de volgende gegevens omvat: a) een overzicht van het productieproces met omschrijving van de gebruikte inputstromen en van de stappen die leiden tot het bijproduct;b) in voorkomend geval, een rapport over de bemonstering en analyse van representatieve monsters van de stof of het voorwerp, opgesteld door een volgens ISO-17025 geaccrediteerd laboratorium of door een volgens het decreet of de bepalingen van Boek I van het Milieuwetboek erkend laboratorium.Het aantal monsters en analyses hangt af van de verwachte verdeling van de samenstelling. Het rapport rechtvaardigt de gemaakte keuzes; 4° de criteria waarmee wordt nagegaan of deze voorwaarden nagekomen worden;5° het ontvangstbewijs van de storting van een bedrag van 500 euro per betrokken natuurlijke of rechtspersoon voor de kosten van de behandeling van het dossier op de door de Administratie aangeduide bankrekening;6° een ondertekende verbintenis die bevestigt dat de meegedeelde gegevens juist en volledig zijn en waarin de datum, de voornaam, de naam en de functie van de ondertekenaar worden vermeld. § 3. Onverminderd de bepalingen inzake het recht op toegang tot milieu-informatie en indien de aanvraag informatie bevat die volgens de aanvrager vertrouwelijk is of verband houdt met het fabrieksgeheim, worden de betrokken elementen in een verzegelde enveloppe geplaatst en als vertrouwelijk gemarkeerd.

Art. 6.Binnen een termijn van twintig dagen na ontvangst van de aanvraag bericht de Administratie ontvangst van deze aanvraag, gaat ze na of ze de in artikel 5, § 2, bedoelde aanwijzingen en documenten bevat, en stuurt ze de beslissing over de volledigheid en ontvankelijkheid ervan bij aangetekend schrijven.

Als de aanvraag onvolledig is, licht de Administratie de aanvrager op dezelfde wijze en binnen dezelfde termijn daarover in en wijst ze hem op de ontbrekende stukken of inlichtingen. Binnen een termijn van twintig dagen te rekenen van de ontvangst van de aanvullende gegevens of stukken, licht de administratie de aanvrager over het volledig en ontvankelijk karakter van de aanvraag bij aangetekend schrijven in.

Art. 7.De Administratie beslist over de aanvraag tot erkenning van het statuut van bijproduct binnen een termijn van tien dagen te rekenen van de dag van ontvangst van de zending van haar beslissing zoals bedoeld in artikel 6.

De beslissing wordt aan de aanvrager bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs gezonden, in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en ter beschikking van het publiek gesteld via het Webportaal Leefmilieu van het Waalse Gewest. De bekendmaking bevat informatie met een vertrouwelijk karakter of die verband houdt met het fabrieksgeheim.

De beslissing: 1° bepaalt het nummer ervan;2° bepaalt de geldigheidsduur ervan die niet meer dan tien jaar mag bedragen;3° voorziet in de bijzondere regels die nodig zijn voor de naleving van de voorwaarden vermeld in artikel 4bis, eerste lid, van het decreet. Bij gebrek aan beslissing van de Administratie binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, wordt de aanvraag geweigerd geacht.

Art. 8.§ 1. Tijdens de behandeling van het dossier kan de Administratie eisen dat ieder aanvullend document ingediend moet worden waaruit opgemaakt kan worden dat de in artikel 4bis, § 1, van het decreet bedoelde voorwaarden vervuld worden.

De Administratie kan verlangen dat op kosten van de aanvrager of de verzoeker een kritische analyse van de dossierelementen wordt gemaakt die specifieke verificaties uitgevoerd door een in onderling overleg gekozen externe deskundige instantie rechtvaardigt.

De in de artikelen 6 en 7 bedoelde termijnen worden geschorst vanaf de zending van de aanvraag en beginnen opnieuw te lopen na ontvangst van de aangevraagde documenten. § 2. De Administratie kan het advies van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Tewerkstelling en Onderzoek inwinnen.

Het advies wordt binnen vijfenveertig dagen uitgebracht en moet op straffe van nietigheid met redenen omkleed zijn. Bij gebrek aan antwoord binnen de voorgeschreven termijn wordt het advies geacht gunstig te zijn. HOOFDSTUK III. - Registratie van de erkenning van het statuut van bijproduct

Art. 9.Wanneer een activiteit een stof of voorwerp genereert met kenmerken die in alle opzichten gelijk zijn aan die van een stof of voorwerp waarvan de erkenning van het statuut als bijproduct is erkend overeenkomstig hoofdstuk 2 of 7, of van een stof of voorwerp dat op de in de bijlage bedoelde lijst wordt opgenomen, en aan de voorwaarden daarvan voldoet, kan de exploitant een registratieaanvraag indienen.

Art. 10.§ 1. De aanvraag wordt in twee exemplaren bij aangetekende zending met ontvangstbericht gezonden of tegen ontvangstbewijs overgemaakt aan de Administratie. Een afschrift van de aanvraag op een elektronische informatiedrager wordt gevoegd. § 2. De aanvraag bevat: 1° de identificatiegegevens van de aanvrager: a) als de aanvrager een natuurlijke persoon is: het inschrijvingsnummer bij de Kruispuntbank der ondernemingen of ieder ander gelijkwaardig nummer, de naam en de voornaam, het adres, de geboorteplaats en -datum, het telefoonnummer en, eventueel, het faxnummer en het e-mailadres;b) als de aanvrager een rechtspersoon is: het inschrijvingsnummer bij de Kruispuntbank der ondernemingen of ieder ander gelijkwaardig nummer, de naam, de rechtsvorm, het adres van de maatschappelijke zetel en van de bedrijfszetel, de naam en het contactadres van de verantwoordelijken voor de bedrijfszetel, hun telefoonnummer en, eventueel, hun faxnummer en hun e-mailadres;2° het nummer van de beslissing tot erkenning van het statuut van bijproduct, die overeenkomstig de procedure bedoeld in de hoofdstukken 2 of 7 toegekend is;3° het geheel van de inlichtingen waaruit blijkt dat de stof of het voorwerp voor het overwogen gebruik voldoet aan het geheel van de in artikel 4bis, eerste lid, van het decreet bepaalde voorwaarden en kenmerken heeft die in alle opzichten gelijk zijn aan die van de stoffen of voorwerpen waarvan de erkenning van het statuut als bijproduct is erkend overeenkomstig de hoofdstukken 2 of 7 of volgens de bijlage bij dit besluit;4° de criteria waarmee wordt nagegaan of deze voorwaarden nagekomen worden;5° het ontvangstbewijs van de storting van een bedrag van 500 euro per betrokken natuurlijke of rechtspersoon voor de kosten van de behandeling van het dossier op de door de Administratie aangeduide bankrekening;6° een ondertekende verbintenis die bevestigt dat de meegedeelde gegevens juist en volledig zijn en waarin de datum, de voornaam, de naam en de functie van de ondertekenaar worden vermeld. § 3. Indien de aanvraag informatie bevat die vertrouwelijk is of verband houdt met het fabrieksgeheim, worden de betrokken elementen in een verzegelde enveloppe geplaatst en als vertrouwelijk gemarkeerd.

Art. 11.Binnen een termijn van twintig dagen na ontvangst van de aanvraag bericht de Administratie ontvangst van deze aanvraag, gaat ze na of ze de in artikel 10, § 2, bedoelde aanwijzingen en documenten bevat, en stuurt ze de beslissing over de volledigheid en ontvankelijkheid ervan bij aangetekend schrijven.

Als de aanvraag onvolledig is, licht de Administratie de aanvrager op dezelfde wijze en binnen dezelfde termijn daarover in en wijst ze hem op de ontbrekende stukken of inlichtingen. Binnen een termijn van twintig dagen te rekenen van de ontvangst van de aanvullende gegevens of stukken, licht de administratie de aanvrager over het volledig en ontvankelijk karakter van de aanvraag bij aangetekend schrijven in.

Art. 12.Wanneer ze nagegaan heeft of de stof of het voorwerp de in artikel 9 bedoelde eisen naleeft, beslist de Administratie over de aanvraag tot registratie van de erkenning van het statuut van bijproduct en geeft ze binnen een termijn van vijfenzeventig dagen te rekenen van de dag van ontvangst van de in artikel 11 bedoelde beslissing een registratie van de erkenning van het statuut van bijproduct af.

De beslissing wordt bij aangetekend schrijven met ontvangstbewijs aan de aanvrager gezonden, in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en ter beschikking van het publiek gesteld via het Webportaal Leefmilieu van het Waalse Gewest. De bekendmaking bevat geen enkele informatie met een vertrouwelijk karakter of die verband houdt met het fabrieksgeheim.

De geldigheid van de registratie wordt beperkt tot de geldigheid van de overeenkomstig de in de hoofdstukken 2 of 7 bedoelde procedure toegekende beslissing tot erkenning van het statuut van bijproduct waarvan het is afgeleid, of wordt beperkt tot tien jaar in het geval van een stof of voorwerp als bedoeld in de bijlage bij dit besluit.

Alle voorwaarden die aan de houders van de beslissing tot erkenning van het statuut van bijproduct die overeenkomstig de procedure bedoeld in hoofdstuk 2 is toegekend, worden opgelegd, zijn van toepassing op de houder van de registratie.

Bij gebrek aan beslissing van de Administratie binnen de termijn bedoeld in het eerste lid, wordt de aanvraag geweigerd geacht.

Art. 13.Tijdens de behandeling van het dossier kan de Administratie eisen dat ieder aanvullend document ingediend moet worden waaruit opgemaakt kan worden dat de in artikel 4bis, § 1, van het decreet bedoelde voorwaarden vervuld worden en dat de stof of het voorwerp kenmerken heeft die in alle opzichten gelijk zijn aan die van de stoffen of voorwerpen waarvan de erkenning van het statuut als bijproduct is erkend overeenkomstig de hoofdstukken 2 of 7 of volgens de bijlage bij dit besluit.

De in de artikelen 11 en 12 bedoelde termijnen worden geschorst vanaf de zending van de informatieaanvraag en beginnen opnieuw te lopen na ontvangst van de aanvullende documenten. HOOFDSTUK IV. - Wijziging, schorsing of intrekking van de erkenning en van de registratie van het statuut van bijproduct

Art. 14.In geval van wijziging van één van de elementen van de aanvraag of van de krachtens de hoofdstukken 2, 3, 5 of 6 toegekende beslissing tot erkenning of registratie van het statut van bijproduct, stelt de exploitant de Administratie onmiddellijk per post in kennis van een dergelijke wijziging of beslissing.

Art. 15.§ 1. De Administratie kan de voorwaarden bedoeld in de krachtens de hoofdstukken 2, 3, 5 of 7 toegekende beslissing tot erkenning of registratie van het statuut van bijproduct aanvullen of wijzigen wanneer blijkt dat de bijzondere voorwaarden, gelet op de vooruitgang op het gebied van de bescherming van het milieu en de menselijke gezondheid, niet langer voldoen aan de eisen van artikel 4bis, § 1 van het decreet. § 2. Voorafgaand aan de in § 1 bedoelde beslissing stelt de Administratie de houders van de beslissing tot erkenning van het statuut van bijproduct in kennis van haar voornemens en stelt zij hen in de gelegenheid hun opmerkingen te maken.

Art. 16.§ 1. De Administratie kan, na de houders van de beslissing tot erkenning van het statuut van bijproduct in de gelegenheid te hebben gesteld hun opmerkingen in te dienen, de beslissing tot erkenning van het statuut van bijproduct opschorten of intrekken in de volgende gevallen: a) indien de in artikel 4bis, § 1, van het decreet bedoelde voorwaarden niet meer vervuld worden;b) indien niet wordt voldaan aan de bijzondere voorwaarden die overeenkomstig artikel 7 worden opgelegd of aan de voorwaarden die worden opgelegd bij of krachtens de beslissing betreffende het statuut van bijproduct die in een ander Gewest of in een andere staat is verkregen en die overeenkomstig artikel 19 is erkend. De schorsing van de erkenning van het statuut van bijproduct mag niet langer zijn dan één jaar. § 2. Alvorens een beslissing als bedoeld in paragraaf 1 te nemen, zendt de Administratie een waarschuwing aan de houders van de beslissing tot erkenning van het statuut van bijproduct en geeft zij aan binnen welke termijn zij daaraan moeten voldoen. § 3. In afwijking van de §§ 1 en 2 kan de beslissing tot erkenning van het statuut van bijproduct, in bijzonder gerechtvaardigde dringende gevallen en op voorwaarde dat het horen van de houder waarschijnlijk tot een vertraging leidt die schadelijk is voor het milieu of de menselijke gezondheid, onverwijld en zonder de houder te horen worden opgeschort.

Art. 17.§ 1. Elke beslissing genomen krachtens de artikelen 15, § 1, en 16, §§ 1 en 3, wordt per aangetekende zending met ontvangstbewijs aan de betrokkenen meegedeeld. § 2. De schorsing, de intrekking of de wijziging van de beslissing tot erkenning van het statuut van bijproduct wordt in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt en ter beschikking van het publiek gesteld via het Webportaal Leefmilieu van het Waalse Gewest. HOOFDSTUK V. - Beroep

Art. 18.§ 1. Bij stilzwijgen de Administratie bij het verstrijken van de in de artikelen 7, 12 en 19 vastgestelde termijnen kunnen de aanvragers de Minister verzoeken om een beslissing te nemen.

De houder van de beslissing tot erkenning van het statuut van bijproduct kan een beroep tegen de op grond van dit besluit genomen beslissingen bij de Minister instellen. § 2. Op straffe van onontvankelijkheid wordt het in § 1, eerste en tweede lid, bedoelde verzoek ingediend binnen een termijn van twintig dagen te rekenen van de dag van ontvangst van de beslissing of, bij gebrek aan beslissing, van het verstrijken van de voorgeschreven termijn. Het wordt bij aangetekende zending gezonden of tegen ontvangstbewijs overgemaakt aan de Administratie. Het wordt ondertekend en bevat minstens de volgende gegevens: 1° als de verzoeker een natuurlijke persoon is, de naam, de voornaam en het adres van de verzoeker;2° als de verzoeker een rechtspersoon is, zijn benaming of firmanaam, zijn rechtsvorm, het adres van de bedrijfszetel en de naam, voornaam, het adres en de hoedanigheid van de persoon die gemachtigd is om het beroep in te dienen;3° de referenties, het voorwerp en het afschrift van de omstreden beslissing;4° de middelen die ingezet worden tegen de omstreden beslissing;5° in voorkomend geval, de wens om door de Administratie gehoord te worden. § 3. Binnen een termijn van 15 dagen na ontvangst van het verzoek bericht de Administratie ontvangst van de aanvraag en stuurt zij haar beslissing over de ontvankelijkheid en volledigheid ervan per aangetekende brief.

Als het dossier onvolledig is, licht de Administratie de verzoeker onder dezelfde voorwaarden en binnen dezelfde termijn in en wijst ze hem op de ontbrekende stukken of inlichtingen. Binnen vijftien dagen te rekenen van de ontvangst van de aanvullende gegevens of stukken, licht de Administratie de aanvrager over het volledig karakter van het verzoek volgens de in het eerste lid bedoelde modaliteiten in. § 4. Indien de verzoeker niet wenst gehoord te worden, brengt de Administratie verslag aan de Minister binnen een termijn van dertig dagen na de zending van de beslissing over de ontvankelijkheid en volledigheid van het verzoek.

De Minister deelt zijn beslissing bij aangetekend schrijven met afschrift aan de Administratie aan de verzoeker mede binnen een termijn van vijftig dagen na de zending van de beslissing over de ontvankelijkheid en volledigheid van het verzoek.

Bij gebrek aan betekening van de beslissing van de Minister binnen de termijn bedoeld in het vorige lid, wordt de beslissing waartegen beroep is ingesteld, bevestigd. § 5. Indien de verzoeker wenst gehoord te worden, geeft de Administratie hem kennis van de datum en de plaats van verhoor binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen van de beslissing over de ontvankelijkheid en volledigheid van het verzoek. De datum van verhoor wordt uiterlijk binnen 45 dagen te rekenen van de beslissing over de ontvankelijkheid en volledigheid van het verzoek vastgesteld. Binnen een termijn van dertig dagen te rekenen van het verhoor brengt de Administratie verslag uit aan de Minister.

De Minister deelt zijn beslissing bij aangetekend schrijven met afschrift aan de Administratie mede binnen een termijn van vijftig dagen na het verhoor.

Bij gebrek aan betekening van de beslissing van de Minister binnen de termijn bedoeld in het vorige lid, wordt de beslissing waartegen beroep is ingesteld, bevestigd. § 6. De Minister kan verlangen dat op kosten van de indiener van het beroep een kritische analyse van de dossierelementen wordt gemaakt die specifieke verificaties uitgevoerd door een in onderling overleg gekozen externe deskundige instantie rechtvaardigt.

De beslissing om een kritische analyse op te leggen kan op elk moment van de procedure voor de behandeling van de aanvraag of het beroep worden genomen. Ze schorst de termijnen van dit artikel. HOOFDSTUK VI. - Erkenning van een beslissing tot erkenning het statuut van bijproduct

Art. 19.Een beslissing tot erkenning het statuut van bijproduct verkregen in een ander Gewest van België of in een andere lidstaat van de Europese Unie is op het grondgebied toepasselijk op voorwaarde dat de houder ervan tevoren de volgende elementen aan de Administratie overmaakt: 1° een afschrift van de beslissing en het bewijs dat bedoelde beslissing een niveau van milieubescherming biedt dat gelijkwaardig is aan een erkenning toegekend in het Waalse Gewest;2° het ontvangstbewijs van de storting van een bedrag van 500 euro voor de kosten van de behandeling van het dossier op de door de Administratie aangeduide bankrekening. Er wordt ook een vertaling in het Frans verstrekt van de in een andere staat gegeven beslissingen, indien ze in een andere taal dan het Frans of het Engels worden opgesteld.

Indien het dossier niet volledig is, stelt de Administratie de aanvrager in kennis daarvan binnen 20 dagen na ontvangst van de aanvraag en wijst ze hem op de aanvullende stukken of gegevens.

Indien niet aan één van de voorwaarden van het eerste lid is voldaan, stelt de Administratie de aanvrager binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag in kennis van de weigering van erkenning.

Indien niet aan de voorwaarden van het eerste lid is voldaan, stelt de Administratie de aanvrager binnen 90 dagen na ontvangst van de aanvraag in kennis van de erkenning in Wallonië.

De duur van de erkenning in Wallonië wordt beperkt tot de geldigheidsduur van de beslissing die het voorwerp heeft uitgemaakt van die erkenning en mag niet langer zijn dan tien jaar. De houder moet de Administratie per aangetekende brief of tegen ontvangstbewijs binnen 20 dagen in kennis stellen van alle maatregelen die door de betrokken overheid in een ander Gewest of een andere lidstaat van de Europese Unie zijn genomen en waarbij de beslissing waarvoor erkenning is verleend, wordt ingetrokken, geschorst of gewijzigd. HOOFDSTUK VII - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 20.De Minister van Leefmilieu is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 28 februari 2019.

Voor de Regering : De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO

Bijlage Lijst van de categorieën stoffen of voorwerp erkend als bijproducten.

Aard van stoffen of producten

Productieproces

Eigenschappen

Gebruikswijze

Verwante stromen van de agrovoedingsmiddelenindustrie zoals vastgesteld bij Verordening (EU) nr. 68/2013 van de Commissie van 16 januari 2013 betreffende de catalogus van voedermiddelen

Voedselproductieproces

Stoffen en producten overeenstemmend met het koninklijk besluit van 8 februari 1999Relevante gevonden documenten type koninklijk besluit prom. 08/02/1999 pub. 21/04/1999 numac 1999016055 bron ministerie van middenstand en landbouw Koninklijk besluit betreffende de handel en het gebruik van stoffen bestemd voor dierlijke voeding sluiten betreffende de handel en het gebruik van producten die bestemd zijn voor het voederen van dieren

Gebruik als grondstoffen voor diervoeding

Houtresten en kapafval in onbewerkte staat of in de vorm van houtsnippers

Bosbouw en houtkapbedrijf

Gebruik als grondstof in de papierindustrie, de industrie voor de productie van houten panelen, de lignocellulose bioraffinage-industrie, de biocomposietfabricage-industrie. - Gebruik voor de vervaardiging van geperste pellets of briketten in overeenstemming met de normen EN 14961-2. - Gebruik als brandstof

Bast- en kurkresten die rechtstreeks uit onbehandeld hout zijn verkregen en niet met exogene stoffen zijn verontreinigd

- Primaire houtverwerkende industrie - Papierindustrie - Industrie voor de productie van houten panelen

De concentraties van de stoffen liggen onder de volgende drempelwaarden: As 4 mg/kg D.S Cr 60 mg/kg D.S Cu 40 mg/kg D.S Pb 150 mg/kg D.S Fenantreen-fluorantreen-pyreen 15 mg/kg D.S Som van de 16 PAK's 30 mg/kg D.S EOX 4 mg/kg D.S Chloor 1200 mg/kg D.S

Gebruik als mulchen in de tuinbouw - Gebruik van kurk bij de vervaardiging van isolatiematerialen - Gebruik als grondstof in de lignocellulosebioraffinage-industrie, in de biocomposietenindustrie - Gebruik als brandstof

Zaagsel, schaafsel, spaanders (plakken, splinters, snijschroot), in dezelfde staat of versnipperd in de vorm van spanen, schuurstof, vezels, afkomstig van onbehandeld hout en niet verontreinigd met exogene stoffen

- Primaire houtverwerkende industrie - Secundaire houtverwerkende industrie (productie van houten panelen, meubelproductie, productie van houten pallets, productie van houten onderdelen, houtbewerking)

Gebruik als grondstof in de papierindustrie, in de industrie voor de productie van houten panelen, de lignocellulose bioraffinage-industrie, de biocomposietfabricage-industrie. - Gebruik voor de vervaardiging van geperste pellets of briketten in overeenstemming met de normen EN 14961-2. - Gebruik als brandstof

Niet-conforme panelen en splinters van onbewerkt hout dat rechtstreeks van onbehandeld hout is gemaakt en niet verontreinigd is met exogene stoffen

Industrie voor de productie van houten panelen

Gebruik als grondstof in de industrie voor de productie van houten panelen

Snijafval en producten zonder specificatie die niet verontreinigd zijn met exogene stoffen

Industrie voor het vormen en bewerken van vlakglas

Direct gebruik als grondstof door omsmelting in de glasnijverheid


Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 28 februari 2019 tot uitvoering van artikel 4bis van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen wat betreft de erkenning van de bijproducten.

Namen, 28 februari 2019.

Voor de Regering: De Minister-President, W. BORSUS De Minister van Leefmilieu, Ecologische Overgang, Ruimtelijke Ordening, Openbare Werken, Mobiliteit, Vervoer, Dierenwelzijn en Industriezones, C. DI ANTONIO

^