Etaamb.openjustice.be
Besluit Van De Waalse Regering van 28 mei 2003
gepubliceerd op 13 juni 2003

Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de voorwaarden voor de bijvoedering van grof wild

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2003027429
pub.
13/06/2003
prom.
28/05/2003
ELI
eli/besluit/2003/05/28/2003027429/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

28 MEI 2003. - Besluit van de Waalse Regering tot bepaling van de voorwaarden voor de bijvoedering van grof wild


De Waalse Regering, Gelet op de jachtwet van 28 februari 1882, gewijzigd bij het decreet van 14 juli 1994, inzonderheid op artikel 12ter ;

Gelet op de wetten op de Raad van State, gecoördineerd op 12 januari 1973, inzonderheid op artikel 3, § 1, vervangen bij de wet van 4 juli 1989 en gewijzigd bij de wet van 4 augustus 1996;

Gelet op het besluit van de Waalse Regering van 17 juli 1997 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bijvoeding van grof wild, inzonderheid op de artikelen 5, 6 en 7;

Gelet op het advies van de "Conseil supérieur wallon de la Chasse" (Waalse Hoge Jachtraad), uitgebracht op 12 februari 2003;

Overwegende dat voor het begin van het komende jachtseizoen nieuwe voorwaarden voor de bijvoedering van grof wild bepaald moeten worden aangezien de huidige voorwaarden niet meer geschikt zijn;

Gelet op het advies 35.377/4 van de Raad van State, uitgebracht op 7 mei 2003, overeenkomstig artikel 84, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;

Op de voordracht van de Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden;

Na beraadslaging, Besluit : HOOFDSTUK I. - Begripsbepalingen

Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder bevoegde ambtenaar : de directeur van de Afdeling Natuur en Bossen in wiens ambtsgebied het grootste deel van het/de onder de jachtraad ressorterende jachtgebied(en) gelegen is (zijn). HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen

Art. 2.De bevoegde ambtenaar wordt bij aangetekend schrijven in kennis gesteld van elke bijvoedering van grof wild en de ambtenaren van de Afdeling Natuur en Bossen moeten er toezicht op kunnen houden.

Daartoe gebruikt de voorzitter van de erkende jachtraad of diens afgevaardigde het kennisgevingsformulier waarvan het model hierbij gaat.

Art. 3.§ 1. De bijvoedering van grof wild is verboden buiten de bossen en wouden, met uitzondering van de fokbedrijven die een toelating hebben overeenkomstig artikel 12bis , § 2, 2e streepje, van de jachtwet van 28 februari 1882. § 2. De bijvoedering van eender welk soort grof wild vindt plaats op minstens 200 meter van de terreinen waar de korte jacht wordt beoefend en op minstens 50 m van elke waterloop, bron inbegrepen.

De afleidende bijvoedering van wilde zwijnen vindt plaats op minstens 200 meter van de bosranden.

Art. 4.Om schade te voorkomen aan sommige bosbestanden of in het belang van het natuurbehoud, kan de bevoegde ambtenaar, na advies van de houtvester van het ambtsgebied, eisen dat het grof wild op een andere plaats wordt bijgevoederd.

Art. 5.§ 1. Voor de aanvullende bijvoedering van grof wild is elk voedermiddel toegelaten dat het natuurlijkerwijs in zijn biotoop kan vinden, met uitzondering van samengestelde voeders en vleesvoeders.

Bij elke bijvoedering wordt hoe dan ook gebruik gemaakt van hooi, voorgedroogd gras en kuilvoeder. § 2. De aanvullende bijvoedering van grof wild is tussen 1 januari en 30 april toegelaten op een geheel van biologisch homogene gebieden.

Art. 6.De aanvullende bijvoedering van grof wild voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° de punten waar voeder verdeeld wordt, zijn gelijkmatig verspreid over de gezamenlijke oppervlakte van de grondgebieden, met minimum twee verdeelpunten per 1 000 ha bos.De verdeelpunten mogen evenwel niet tegen de zin van een boseigenaar op diens terreinen vastgelegd worden; 2° elk verdeelpunt wordt continu bevoorraad tot 30 april, met ingang van bedoelde bevoorrading;3° het voeder mag niet in hopen verdeeld worden, behalve hooi en kuilvoeder.

Art. 7.§ 1. Voor de afleidende bijvoedering van wilde zwijnen mag alleen gebruik gemaakt worden van de graangewassen die ze natuurlijkerwijs in hun biotoop kunnen vinden. Die graangewassen zijn gemengd met erwten. § 2. Het in § 1 bedoelde voeder wordt continu verspreid in slierten van minstens tien meter breed en tweehonderd meter lang.

Art. 8.Het besluit van de Waalse Regering van 17 mei 1997 tot vaststelling van de voorwaarden voor de bijvoeding van grof wild wordt opgeheven.

Art. 9.De Minister tot wiens bevoegdheden de Jacht behoort, is belast met de uitvoering van dit besluit.

Namen, 28 mei 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE, De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART

BIJLAGE MINISTERIE VAN HET WAALSE GEWEST Afdeling Natuur en Bossen

BIJVOEDERING VAN GROF WILD Kennisgeving overeenkomstig artikel 2 van het besluit van de Waalse Regering van 28 mei 2003 tot bepaling van de voorwaarden voor de bijvoedering van grof wild Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld (1) Schrappen wat niet past.(2) In voorkomend geval een onderscheid maken tussen de aanvullende en de afleidende bijvoederingsplaatsen. Gezien om te worden gevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 28 mei 2003 tot bepaling van de voorwaarden voor de bijvoedering van grof wild.

Namen, 28 mei 2003.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART

^