Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 05 juli 2000

Uittreksel uit arrest nr. 49/2000 van 3 mei 2000 Rolnummer 1686 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 361 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel. Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzi wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag Bij arrest van 7(...)

bron
arbitragehof
numac
2000021321
pub.
05/07/2000
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

ARBITRAGEHOF


Uittreksel uit arrest nr. 49/2000 van 3 mei 2000 Rolnummer 1686 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 361 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door het Hof van Beroep te Brussel.

Het Arbitragehof, samengesteld uit de voorzitters M. Melchior en G. De Baets, en de rechters H. Boel, L. François, P. Martens, J. Delruelle, E. Cerexhe, A. Arts, M. Bossuyt en E. De Groot, bijgestaan door de griffier L. Potoms, onder voorzitterschap van voorzitter M. Melchior, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag Bij arrest van 7 mei 1999 in zake X. Leblicq, in aanwezigheid van B. Van Cutsem en R. De Cooman, waarvan de expeditie ter griffie van het Arbitragehof is ingekomen op 25 mei 1999, heeft het Hof van Beroep te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 361 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het op het vlak van het ouderlijk gezag een verschil in behandeling instelt voor de geadopteerde, naargelang de adoptant al dan niet met de moeder van de geadopteerde is gehuwd ? » (...) IV. In rechte (...) B.1. Uit de motivering van het verwijzende arrest blijkt dat de in het geding zijnde bepalingen paragraaf 1, eerste lid, en paragraaf 2, eerste lid, van artikel 361 van het Burgerlijk Wetboek zijn. Die paragraaf 1, eerste lid, luidt : « De adoptant is ten aanzien van de geadopteerde bekleed met de rechten van het ouderlijk gezag, met inbegrip van het wettelijk genot, het recht om zijn ontvoogding te vorderen en toe te stemmen in zijn huwelijk. » Paragraaf 2, eerste lid, bepaalt : « Wanneer de adoptie is gedaan door twee echtgenoten of wanneer de geadopteerde een kind of adoptief kind is van de echtgenoot van de adoptant, worden de rechten van het ouderlijk gezag door beide echtgenoten uitgeoefend overeenkomstig de regels die op de ouders van toepassing zijn. » B.2. In het vonnis waartegen hoger beroep is ingesteld, werd geweigerd de (eenvoudige) adoptie van een kind door een man te homologeren met meer bepaald als reden dat de moeder, die ongehuwd met die man samenwoont en met de kinderen van beiden samenleeft, haar ouderlijk gezag zou verliezen, tot nadeel van het belang van het kind.

B.3.1. Hoewel de prejudiciële vraag algemeen geformuleerd is zonder het ongehuwd samenwonen te vermelden, komt zij in hoofdzaak erop neer na te gaan of de wetgever, wat de geadopteerden betreft, een van de gevolgen die hij met het huwelijk heeft verbonden, ook niet aan het ongehuwd samenwonen had moeten koppelen. Zij heeft geen betrekking op een verschil in behandeling tussen gehuwde en ongehuwde koppels, zoals de Ministerraad beweert, maar tussen geadopteerden naargelang de adoptant al dan niet gehuwd is met de moeder van de geadopteerde.

B.3.2. De wetgever vermocht, rekening houdend met een geïnstitutionaliseerde vorm van duurzaam samenleven, redelijkerwijze in een uitzondering te voorzien op wat hij, in geval van (eenvoudige) adoptie door één enkele persoon, als een normaal gevolg voor het ouderlijk gezag heeft kunnen beschouwen. Gezien de wettelijke gevolgen van het huwelijk, heeft hij in dat opzicht die instelling ten aanzien van het ongehuwd samenwonen kunnen bevoorrechten. De vraag of de uitzondering moet worden uitgebreid tot de wettelijke samenwoning, wordt niet gesteld.

B.4. De prejudiciële vraag moet ontkennend worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : In zoverre het bepaalt dat het ouderlijk gezag wordt uitgeoefend door de adoptant en door de echtgenoten wanneer de ouder van het adoptief kind gehuwd is met de adoptant, schendt artikel 361, § 1, eerste lid, en § 2, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet.

Aldus uitgesproken in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof, op de openbare terechtzitting van 3 mei 2000.

De griffier, L. Potoms.

De voorzitter, M. Melchior.

^