Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 25 juni 2015

Uittreksel uit arrest nr. 55/2015 van 7 mei 2015 Rolnummer : 5847 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 347-2 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik. Het Grondwettelijk Hof, samenge wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging

bron
grondwettelijk hof
numac
2015202691
pub.
25/06/2015
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 55/2015 van 7 mei 2015 Rolnummer : 5847 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 347-2 van het Burgerlijk Wetboek, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg te Luik.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en A. Alen, en de rechters L. Lavrysen, J.-P. Snappe, J.-P. Moerman, E. Derycke en F. Daoût, bijgestaan door de griffier P.-Y. Dutilleux, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 14 februari 2014 in zake wijlen M.S., adoptante, en N.M., geadopteerde, waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 20 februari 2014, heeft de Rechtbank van eerste aanleg te Luik de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 347-2 van het Burgerlijk Wetboek de artikelen 10, 11 en 22 van de Grondwet, afzonderlijk en in samenhang gelezen met de artikelen 8 en 14 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, in zoverre het de mogelijkheid van een tweede adoptie op zodanige wijze beperkt dat een vrouw die een persoon sedert de kinderjaren heeft opgevoed, hem niet kan adopteren indien zijn biologische vader zijn verwantschapsband heeft bevestigd door een adoptie, terwijl zij dat wel zou kunnen indien het vaderschap was vastgesteld bij vonnis of door erkenning ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. Artikel 347-2 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt : « Een persoon die reeds door twee adoptanten geadopteerd is, ongeacht of het daarbij gaat om een gewone of om een volle adoptie, kan door de nieuwe echtgenoot of samenwonende nogmaals worden geadopteerd, zowel bij wijze van een gewone als van een volle adoptie, indien alle voorwaarden gesteld voor het totstandkomen van de nieuwe adoptie zijn vervuld en indien, ofwel : 1° de andere vorige adoptant overleden is;2° de vorige gewone adoptie ten aanzien van de andere adoptant herroepen is;3° zeer gewichtige redenen bestaan die vereisen dat op verzoek van het openbaar ministerie een nieuwe adoptie wordt uitgesproken ». B.2. Uit die bepaling vloeit voort dat een persoon die door twee personen is geadopteerd, opnieuw kan worden geadopteerd door de nieuwe echtgenoot of samenwonende van een van beide adoptanten voor zover de andere adoptant is overleden of de vorige adoptie is herroepen ten aanzien van de andere adoptant of nog indien, op verzoek van het openbaar ministerie, zeer gewichtige redenen een nieuwe adoptie vereisen.

B.3. In de regel kan het Hof niet de normen bepalen die van toepassing zijn op het voor de verwijzende rechter hangende geschil.

Wanneer de prejudiciële vraag betrekking heeft op een bepaling die klaarblijkelijk niet op dat geschil van toepassing is, onderzoekt het Hof de grondwettigheid ervan evenwel niet.

B.4.1. De verwijzende rechter vraagt het Hof of de in het geding zijnde bepaling tussen adoptanten een verschil in behandeling in het leven roept in zoverre zij de mogelijkheid zou beperken van een adoptie van een persoon die sedert de kinderjaren door de kandidaat-adoptant is opgevoed, wanneer de biologische vader die laatste heeft geadopteerd, hetgeen niet het geval zou zijn indien het vaderschap was vastgesteld bij vonnis of door erkenning.

B.4.2. Uit de motieven van de verwijzingsbeslissing en uit het dossier van de procedure blijkt dat de rechter wordt verzocht de adoptie uit te spreken van een meerderjarige persoon die door één persoon, zijn biologische vader, is geadopteerd en dat die adoptant is overleden.

B.5. De in het geding zijnde bepaling heeft niet de draagwijdte die het verwijzingsvonnis eraan lijkt te verlenen en is niet van toepassing op de voorgelegde zaak. Het beantwoorden van de prejudiciële vraag kan in die omstandigheden niet dienstig zijn voor het beslechten van het geschil dat voor de verwijzende rechter aanhangig is.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : De prejudiciële vraag behoeft geen antwoord.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 7 mei 2015.

De griffier, P.-Y. Dutilleux De voorzitter, J. Spreutels

^