Etaamb.openjustice.be
Arrest
gepubliceerd op 14 juli 2017

Uittreksel uit arrest nr. 50/2017 van 27 april 2017 Rolnummer 6390 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde vóór de vervanging ervan bij artikel 2 van de wet van 8 Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de recht(...)

bron
grondwettelijk hof
numac
2017203469
pub.
14/07/2017
prom.
--
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

GRONDWETTELIJK HOF


Uittreksel uit arrest nr. 50/2017 van 27 april 2017 Rolnummer 6390 In zake : de prejudiciële vraag betreffende artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde vóór de vervanging ervan bij artikel 2 van de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde type wet prom. 08/05/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003239 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevolge de invoering van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting als bedoeld in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, tot wijziging van de regels op het stuk van de belasting van niet-inwoners en tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet sluiten tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde, gesteld door de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik.

Het Grondwettelijk Hof, samengesteld uit de voorzitters J. Spreutels en E. De Groot, en de rechters J.-P. Snappe, T. Merckx-Van Goey, P. Nihoul, T. Giet en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 25 maart 2016 in zake A.B. tegen N.L.H. en S.B., waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 4 april 2016, heeft de Rechtbank van eerste aanleg Luik, afdeling Luik, de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Schendt artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, zoals het is opgesteld vóór de wijziging ervan bij de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde type wet prom. 08/05/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003239 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevolge de invoering van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting als bedoeld in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, tot wijziging van de regels op het stuk van de belasting van niet-inwoners en tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet sluiten, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre het een discriminatie invoert tussen het minderjarig kind wiens afstamming van vaderszijde komt vast te staan na de afstamming van moederszijde en dat, na het optreden van zijn ouders, de naam van zijn vader zal kunnen dragen middels een verklaring aan de ambtenaar van de burgerlijke stand, en het meerderjarig kind dat die mogelijkheid niet geniet en eventueel ertoe gedwongen zou zijn een administratieve procedure voor de minister van Justitie in te stellen, zonder de zekerheid dat zij tot een goed einde wordt gebracht, met de kostprijs die zij met zich meebrengt, de verloren tijd en de mogelijke hinder van twee opeenvolgende naamsveranderingen ? ». (...) III. In rechte (...) B.1. De prejudiciële vraag heeft betrekking op artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, zoals het was opgesteld vóór de vervanging ervan bij artikel 2 van de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde type wet prom. 08/05/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003239 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevolge de invoering van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting als bedoeld in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, tot wijziging van de regels op het stuk van de belasting van niet-inwoners en tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet sluiten « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde » (hierna : wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde type wet prom. 08/05/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003239 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevolge de invoering van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting als bedoeld in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, tot wijziging van de regels op het stuk van de belasting van niet-inwoners en tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet sluiten), en de wijziging ervan bij artikel 2 van de wet van 18 december 2014 « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek, het Wetboek van internationaal privaatrecht, het Consulair Wetboek, de wet van 5 mei 2014 houdende de vaststelling van de afstamming van de meemoeder en de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde type wet prom. 08/05/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003239 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevolge de invoering van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting als bedoeld in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, tot wijziging van de regels op het stuk van de belasting van niet-inwoners en tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet sluiten tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde ».

B.2.1. Artikel 335 van het Burgerlijk Wetboek maakt deel uit van het hoofdstuk met betrekking tot de gevolgen van de afstamming. Het stelt op algemene wijze de regels van de naamgeving als gevolg van de afstamming vast.

Artikel 335, § 1, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek, zoals het van toepassing was vóór de vervanging ervan bij de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde type wet prom. 08/05/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003239 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevolge de invoering van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting als bedoeld in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, tot wijziging van de regels op het stuk van de belasting van niet-inwoners en tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet sluiten, bepaalde : « Het kind wiens afstamming alleen van vaderszijde vaststaat of wiens afstamming van vaderszijde en van moederszijde tegelijkertijd komen vast te staan, draagt de naam van zijn vader ».

Artikel 335, § 2, van hetzelfde Wetboek, zoals het van toepassing was vóór de vervanging ervan bij de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde type wet prom. 08/05/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003239 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevolge de invoering van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting als bedoeld in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, tot wijziging van de regels op het stuk van de belasting van niet-inwoners en tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet sluiten, bepaalde dat het kind wiens afstamming alleen van moederszijde vaststaat, de naam van zijn moeder draagt.

B.2.2. Zoals het van toepassing was op het voor de verwijzende rechter hangende geschil bepaalde het in het geding zijnde artikel 335, § 3, van hetzelfde Wetboek : « Indien de afstamming van vaderszijde komt vast te staan na de afstamming van moederszijde, blijft de naam van het kind onveranderd.

Evenwel kunnen de ouders samen of een van hen, indien de andere overleden is, in een door de ambtenaar van de burgerlijke stand opgemaakte akte verklaren dat het kind de naam van zijn vader zal dragen.

Bij vooroverlijden van de vader of gedurende zijn huwelijk kan die akte niet worden opgemaakt zonder de instemming van de echtgenote met wie hij gehuwd was op het ogenblik van de vaststelling van de afstamming.

Die verklaring moet worden gedaan binnen een jaar te rekenen van de dag waarop de personen die de verklaring doen, de vaststelling van de afstamming hebben vernomen en vóór de meerderjarigheid of de ontvoogding van het kind.

Van de verklaring wordt melding gemaakt op de kant van de akte van geboorte en van de andere akten betreffende het kind ».

B.2.3. Artikel 335, § 4, van hetzelfde Wetboek, niet gewijzigd bij de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde type wet prom. 08/05/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003239 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevolge de invoering van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting als bedoeld in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, tot wijziging van de regels op het stuk van de belasting van niet-inwoners en tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet sluiten, bepaalt dat, indien de afstamming van een kind wordt gewijzigd wanneer het de meerderjarige leeftijd heeft bereikt, zonder zijn akkoord geen enkele verandering aan zijn naam mag worden aangebracht.

Die bepaling is ingevoegd bij de wet van 1 juli 2006Relevante gevonden documenten type wet prom. 01/07/2006 pub. 29/12/2006 numac 2006009998 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het vaststellen van de afstamming en de gevolgen ervan sluiten « tot wijziging van de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek met betrekking tot het vaststellen van de afstamming en de gevolgen ervan », ingevolge het arrest nr. 171/2005 van 23 november 2005, waarbij het Hof had geoordeeld dat artikel 335, § 2, van het Burgerlijk Wetboek, in zoverre het van toepassing is op de meerderjarige kinderen die met succes het vaderschap hebben betwist, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, nadat het had vastgesteld dat het « niet verantwoord [was] dat artikel 335, § 2, van het Burgerlijk Wetboek aan het meerderjarig kind dat met succes het vaderschap heeft betwist, zonder meer verbiedt zijn oorspronkelijke naam te behouden » (B.7).

B.3. In de prejudiciële vraag wordt het Hof verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid, met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, van artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, in de versie vóór de vervanging ervan bij de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde type wet prom. 08/05/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003239 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevolge de invoering van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting als bedoeld in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, tot wijziging van de regels op het stuk van de belasting van niet-inwoners en tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet sluiten, in zoverre die bepaling een onverantwoord verschil in behandeling zou invoeren tussen het minderjarig kind wiens afstamming van vaderszijde komt vast te staan na de afstamming van moederszijde en « dat, na het optreden van zijn ouders, de naam van zijn vader zal kunnen dragen middels een verklaring aan de ambtenaar van de burgerlijke stand » en het meerderjarig kind « dat die mogelijkheid niet geniet en eventueel ertoe gedwongen zou zijn een administratieve procedure voor de minister van Justitie in te stellen, zonder de zekerheid dat zij tot een goed einde wordt gebracht, met de kostprijs die zij met zich meebrengt, de verloren tijd en de mogelijke hinder van twee opeenvolgende naamsveranderingen ».

B.4. Het geschil voor de verwijzende rechter heeft betrekking op een meerderjarig kind wiens afstamming van vaderszijde is gewijzigd wegens een vordering tot betwisting van het vermoedelijke vaderschap, gecombineerd met een vordering tot onderzoek naar het vaderschap, beide ingesteld door dat meerderjarige kind met toepassing van, respectievelijk, de artikelen 318 en 322 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij die vorderingen gegrond zijn verklaard.

Hoewel het meerderjarig kind, overeenkomstig artikel 335, § 4, van het Burgerlijk Wetboek, ermee heeft ingestemd de naam van zijn moeder te dragen, wenst het de naam te dragen van zijn biologische vader, wiens vaderschap door de verwijzende rechter is vastgesteld.

Het Hof beperkt zijn onderzoek tot die situatie.

B.5. Het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie sluit niet uit dat een verschil in behandeling tussen categorieën van personen wordt ingesteld, voor zover dat verschil op een objectief criterium berust en het redelijk verantwoord is.

Het bestaan van een dergelijke verantwoording moet worden beoordeeld rekening houdend met het doel en de gevolgen van de betwiste maatregel en met de aard van de ter zake geldende beginselen; het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie is geschonden wanneer vaststaat dat er geen redelijk verband van evenredigheid bestaat tussen de aangewende middelen en het beoogde doel.

B.6. De toekenning van een familienaam berust in hoofdzaak op overwegingen van sociaal nut en wordt, in tegenstelling tot de toekenning van de voornaam, door de wet bepaald. Die wet strekt ertoe, enerzijds, de familienaam op een eenvoudige, snelle en eenvormige wijze te bepalen en, anderzijds, aan die familienaam een zekere onveranderlijkheid te geven.

B.7.1. De minderjarige kinderen en de meerderjarige kinderen wier afstamming van vaderszijde is komen vast te staan na de afstamming van moederszijde bevinden zich, ten aanzien van de uiting van de wil om de naam van hun vader te dragen, in verschillende situaties, aangezien volgens de in het geding zijnde bepaling de vervanging van de naam van de moeder door de naam van de vader alleen kan plaatsvinden voor het minderjarige kind op vraag van de ouders.

B.7.2. Uit de parlementaire voorbereiding van de in het geding zijnde bepaling blijkt dat de wetgever heeft geoordeeld dat de wijziging van de naam van het kind wiens afstamming van vaderszijde na die van moederszijde wordt vastgesteld, strijdig kan zijn met het belang van dat kind (Parl. St., Kamer, 1983-1984, nr. 305/1, pp. 17-18, en Parl.

St., Senaat, 1984-1985, nr. 904-2, pp. 125-126). Op grond daarvan heeft hij bepaald dat de naam van het kind wiens afstamming reeds van moederszijde vaststaat, in beginsel onveranderd blijft wanneer nadien de afstamming van vaderszijde komt vast te staan. De wetgever heeft niettemin voorzien in de mogelijkheid om alsnog een wijziging van de naam van het minderjarige kind door te voeren, mits een verklaring voor de ambtenaar van de burgerlijke stand wordt afgelegd door de vader en de moeder of een van hen wanneer de andere is overleden.

Die maatregel is niet onredelijk, daar de wetgever vermocht ervan uit te gaan dat beide ouders het meest geschikt zijn om het belang van het kind te beoordelen.

B.7.3. Volgens de wet van 15 mei 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1987 pub. 06/07/2011 numac 2011000402 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de namen en voornamen sluiten betreffende de namen en voornamen « [kan] elke persoon die enigerlei reden heeft om van naam [...] te veranderen, [...] daartoe aan de Minister van Justitie een met redenen omkleed verzoek richten » (artikel 2, eerste lid). Zodra het kind wiens afstamming van vaderszijde wordt vastgesteld na de afstamming van moederszijde, meerderjarig is geworden, is het dus niet beroofd van elke mogelijkheid om de naam van zijn moeder te vervangen door die van zijn vader indien het dat wenst. Weliswaar kan de Koning de gevraagde verandering slechts « uitzonderlijk » toestaan « indien Hij van oordeel is dat het verzoek op ernstige redenen steunt en dat de gevraagde naam geen aanleiding geeft tot verwarring en de verzoeker of derden niet kan schaden » (artikel 3, derde lid). Die beperking, die het strikte karakter van de verder in dezelfde bepaling nauwkeuriger vermelde voorwaarden versterkt, vormt evenwel geen hinderpaal voor het toestaan van de gevraagde verandering indien de Koning niet bij een met redenen omklede beslissing een eventueel verzet heeft ingewilligd (artikelen 5 en 6).

B.7.4. Bij zijn arrest nr. 65/94 van 14 juli 1994 heeft het Hof geoordeeld dat « artikel 335, § 3, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, in zoverre het bepaalt dat de ouderlijke verklaring van verandering van de naam van de moeder door die van de vader moet worden gedaan vóór de meerderjarigheid of de ontvoogding van het kind, geen onderscheid tussen de minderjarige en de meerderjarige kinderen invoert dat strijdig is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet », na te hebben vastgesteld : « B.5. Gebruik makend van de hem toekomende beoordelingsbevoegdheid, heeft de wetgever het juridisch statuut van de naam van de persoon vastgesteld met inachtneming van zowel het sociale nut om aan die naam een zekere onveranderlijkheid te geven als het belang van degene die de naam draagt. Het Hof ziet niet in wat er onredelijk zou kunnen zijn aan het feit dat het kind wiens afstamming van vaderszijde is vastgesteld na de afstamming van moederszijde en dat bijgevolg eerst de naam van zijn moeder heeft gedragen, de naam van zijn vader zou kunnen aannemen op initiatief van zijn ouders, die oordelen over zijn belang, zolang het aan het ouderlijk gezag is onderworpen, en enkel op zijn eigen initiatief vanaf het ogenblik waarop dat gezag een einde neemt. Het Hof ziet evenmin in wat er onredelijk zou kunnen zijn aan het feit dat het meerderjarig of ontvoogd kind dat de naam van zijn vader wenst te dragen terwijl het die van zijn moeder heeft, de procedure dient te volgen overeenkomstig de wet van 15 mei 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1987 pub. 06/07/2011 numac 2011000402 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de namen en voornamen sluiten, die het gemeen recht ter zake vormt ».

Dat arrest had betrekking op de vergelijking onder kinderen, minderjarigen en meerderjarigen, wier afstamming van vaderszijde is komen vast te staan na de afstamming van moederszijde en ten aanzien van wie dus een nieuwe afstammingsband was vastgesteld. Het betrof het geval waar een meerderjarig kind erkend was door zijn vader en de naam zijn moeder bleef dragen overeenkomstig artikel 335, § 2, van het Burgerlijk Wetboek.

B.8.1. Zoals is vermeld in B.4 wordt in de onderhavige prejudiciële vraag verzocht kinderen te vergelijken wier afstamming van vaderszijde is komen vast te staan na de afstamming van moederszijde, na met succes terzelfder tijd een vordering te hebben ingesteld tot betwisting van het vermoedelijke vaderschap en tot onderzoek naar het vaderschap.

De wijziging van de afstamming van vaderszijde die daaruit voortvloeit, onderscheidt zich, ten aanzien van de gevolgen ervan voor de naam van het kind, van de vaststelling van een nieuwe afstammingsband van vaderszijde, beoogd in het voormelde arrest nr. 65/94.

B.8.2. Artikel 335, § 2, van het Burgerlijk Wetboek heeft tot gevolg dat het meerderjarige kind dat het vaderschap met succes heeft betwist, in beginsel zijn oorspronkelijke familienaam verliest en de naam van zijn moeder krijgt.

Artikel 335, § 4 bepaalt evenwel dat de naam van het meerderjarige kind wiens afstamming wordt gewijzigd alleen met zijn akkoord wordt veranderd. Een meerderjarig kind dat het vaderschap met succes heeft betwist, kan dus ervoor kiezen de naam van zijn moeder te dragen of zijn oorspronkelijke familienaam te behouden.

Het meerderjarige kind ten aanzien van wie een nieuwe afstammingsband van vaderszijde wordt vastgesteld als gevolg van een vordering tot onderzoek naar het vaderschap, gecombineerd met zijn vordering tot betwisting van het vaderschap, kan, overeenkomstig de in het geding zijnde bepaling, evenwel niet ervoor kiezen de naam van zijn biologische vader te dragen.

B.8.3. De in het geding zijnde bepaling stelt aldus, ten aanzien van de mogelijkheid om de naam van de biologische vader te dragen, een verschil in behandeling in tussen de minderjarige kinderen en de meerderjarige kinderen wier afstamming van vaderszijde is komen vast te staan na de afstamming van moederszijde, en zulks na met succes terzelfder tijd een vordering te hebben ingesteld tot betwisting van het vermoedelijke vaderschap en tot onderzoek naar het vaderschap. De eerstgenoemden beschikken over de mogelijkheid om de naam van hun biologische vader te dragen middels een verklaring voor de ambtenaar van de burgerlijke stand, terwijl de laatstgenoemden niet over die mogelijkheid beschikken. Het gegeven dat die verklaring uitgaat van de ouders van het minderjarige kind is voor de rest zonder belang, aangezien dit voortvloeit uit de minderjarigheid van het kind.

B.9. In tegenstelling tot het recht om zijn familienaam aan zijn kind te geven, is het recht om een naam te dragen een grondrecht.

De beperkingen van de mogelijkheid om de naam van zijn biologische vader te dragen, vormen een inmenging in de uitoefening van het recht van de betrokkene op de eerbiediging van zijn privéleven (EHRM, 25 november 1994, Stjerna t. Finland).

Het Hof moet derhalve nagaan of de in het geding zijnde maatregel geen onevenredige aantasting inhoudt van het recht op de eerbiediging van het privéleven van de meerderjarige kinderen en of met name het maatschappelijke nut van de onveranderlijkheid van hun familienaam moet primeren op een naamswijziging wanneer de burgerlijke staat wordt gewijzigd ingevolge een vaststelling van vaderschap.

Het Hof moet bovendien rekening ermee houden dat de wijziging van de afstamming van het meerderjarige kind tot gevolg heeft dat zijn naam in principe verandert indien het daarmee instemt, en dat het de naam van zijn moeder draagt, tenzij het zijn oorspronkelijke familienaam wenst te behouden. Artikel 335, § 4, van het Burgerlijk Wetboek laat immers een verandering van de naam van het meerderjarig kind toe na een wijziging van zijn afstamming.

B.10.1. De betwisting van het vaderschap kan door andere motieven zijn ingegeven en heeft andere gevolgen dan een naamsverandering. Het meerderjarig kind dat zelf een betwisting van het vaderschap heeft ingesteld en ten aanzien van wie een band van afstamming met zijn biologische vader wordt vastgesteld, kan evenwel op rechtmatige wijze wensen om de naam van die laatstgenoemde te dragen.

B.10.2. De mogelijkheid die bij de wet van 15 mei 1987Relevante gevonden documenten type wet prom. 15/05/1987 pub. 06/07/2011 numac 2011000402 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Wet betreffende de namen en voornamen sluiten betreffende de namen en voornamen aan dat meerderjarige kind wordt gelaten om bij de bevoegde overheid een tweede wijziging van zijn naam te vragen teneinde de naam van zijn biologische vader te kunnen dragen, is niet van dien aard dat zij het aangevoerde verschil in behandeling redelijkerwijze kan verantwoorden, aangezien die mogelijkheid per definitie hypothetisch blijft.

Zij zou bovendien noch bijdragen tot het maatschappelijk nut dat erin bestaat aan die naam een zekere onveranderlijkheid te verzekeren, noch in het belang zijn van de persoon die een naamswijziging wenst, aangezien het meerderjarige kind dat het vaderschap met succes heeft betwist en ermee zou hebben ingestemd de naam van zijn moeder te dragen en vervolgens na die procedure het recht zou verkrijgen om de naam van zijn biologische vader te dragen, zou zijn onderworpen aan twee opeenvolgende naamsveranderingen, teneinde de naam te kunnen dragen die hij wenst.

B.11. Het is bijgevolg niet redelijk verantwoord dat artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek het meerderjarige kind dat met succes een vordering heeft ingesteld tot betwisting van het vaderschap gecombineerd met een vordering tot onderzoek naar het vaderschap, niet toelaat ervoor te kiezen de naam van zijn biologische vader te dragen.

B.12. Het staat aan de verwijzende rechter om in het vonnis tot wijziging van de afstamming akte te nemen van de naam die het meerderjarige kind heeft gekozen en die overeenstemt met diens biologische afstamming van vaderszijde.

B.13. De prejudiciële vraag dient bevestigend te worden beantwoord.

Om die redenen, het Hof zegt voor recht : In zoverre het het meerderjarige kind dat met succes terzelfder tijd een vordering heeft ingesteld tot betwisting van het vaderschap en tot onderzoek naar het vaderschap niet toelaat de naam van zijn biologische vader te dragen, schendt artikel 335, § 3, van het Burgerlijk Wetboek, zoals dat artikel luidde vóór de vervanging ervan bij artikel 2 van de wet van 8 mei 2014Relevante gevonden documenten type wet prom. 08/05/2014 pub. 26/05/2014 numac 2014009293 bron federale overheidsdienst justitie Wet tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde type wet prom. 08/05/2014 pub. 28/05/2014 numac 2014003239 bron federale overheidsdienst financien Wet tot wijziging van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 ingevolge de invoering van de gewestelijke aanvullende belasting op de personenbelasting als bedoeld in titel III/1 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten, tot wijziging van de regels op het stuk van de belasting van niet-inwoners en tot wijziging van de wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming inzake de aangelegenheden bedoeld in artikel 78 van de Grondwet sluiten « tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek met het oog op de invoering van de gelijkheid tussen mannen en vrouwen bij de wijze van naamsoverdracht aan het kind en aan de geadopteerde », de artikelen 10 en 11 van de Grondwet.

Aldus gewezen in het Frans en het Nederlands, overeenkomstig artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 1989Relevante gevonden documenten type wet prom. 06/01/1989 pub. 18/02/2008 numac 2008000108 bron federale overheidsdienst binnenlandse zaken Bijzondere wet op het Arbitragehof sluiten op het Grondwettelijk Hof, op 27 april 2017.

De griffier, De voorzitter, F. Meersschaut J. Spreutels

^