Etaamb.openjustice.be
Decreet van 01 april 2004
gepubliceerd op 13 mei 2004

Decreet betreffende de toeristische bezienswaardigheden

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2004027086
pub.
13/05/2004
prom.
01/04/2004
ELI
eli/decreet/2004/04/01/2004027086/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 APRIL 2004. - Decreet betreffende de toeristische bezienswaardigheden (1)


De Waalse Gewestraad heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : TITEL 1. - Algemeen HOOFDSTUK I. - Toepassingsgebied

Artikel 1.Dit decreet regelt, overeenkomstig artikel 138 van de Grondwet, een aangelegenheid bedoeld in artikel 127, § 1, ervan. HOOFDSTUK II. - Begripsomschrijvingen

Art. 2.In de zin van dit decreet wordt verstaan onder : 1° toeristische bezienswaardigheid : de plaats van bestemming, bestaande uit een geheel van geïntegreerde en duidelijk identificeerbare activiteiten en diensten, die op regelmatige wijze uitgebaat wordt als natuurlijke, culturele of recreatieve waardevolle kern en die aangelegd is met het doel toeristen, dagtoeristen en plaatselijke bezoekers zonder voorafgaandelijke reservering ontvangen, kermisactiviteiten uitgezonderd. In de zin van dit decreet maken de plaatsen die eenvoudigweg materieel te huur aanbieden, de landschappen, de steden, de vrij toegankelijke plaatsen en de plaatsen bestemd voor loutere sportbeoefening, voor de organisatie van spektakels, cultuur-, sportevenementen of feestelijkheden niet een toeristische bezienswaardigheid uit; 2° natuurlijke waardevolle kern : een centrum waarvan de activiteiten hoofdzakelijk op de natuur of het leefmilieu gericht zijn;3° culturele waardevolle kern : een centrum waarvan de activiteiten hoofdzakelijk op de kunsten, de geschiedenis, de wetenschap of de techniek gericht zijn;4° recreatieve waardevolle kern : een centrum waarvan de activiteiten hoofdzakelijk op ontspannings- of spelactiviteiten gericht zijn;5° toerist : elke persoon die zich als vrijetijdsbesteding, voor de ontspanning of het zakendoen, naar een plaats begeeft die zich verder bevindt dan de gemeente waar hij doorgaans verblijft of dan de naburige gemeenten en die elders dan in zijn gewoonlijke verblijfplaats verblijft;6° dagtoerist : elke persoon die zich als vrijetijdsbesteding of voor de ontspanning naar een plaats begeeft die zich verder bevindt dan de gemeente waar hij doorgaans verblijft of dan de naburige gemeenten en die de noodzakelijke verplaatsingen van en naar zijn gewoonlijke verblijfplaats en de plaats van bestemming op één en dezelfde dag maakt;7° plaatselijke bezoeker : elke persoon die zich als vrijetijdsbesteding of voor de ontspanning naar een plaats begeeft die zich in de gemeente waar hij doorgaans verblijft of in een naburige gemeente bevindt. HOOFDSTUK III. - Termijnberekening

Art. 3.De dag van ontvangst van de akte, die het vertrekpunt is voor een termijn, is er niet in begrepen.

Art. 4.Inbegrepen in de termijn is de vervaldag. Indien die dag evenwel een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, verschuift de vervaldag naar de eerstvolgende werkdag. HOOFDSTUK IV. - Publicatie van toeristische brochures

Art. 5.Op vraag van het Commissariaat-generaal voor Toerisme zijn de houders van een krachtens dit decreet afgeleverde vergunning ertoe verplicht hem binnen de dertig dagen na ontvangst van zijn verzoek de gegevens te bezorgen die noodzakelijk zijn voor de publicatie van brochures ter bevordering van de toeristische bezienswaardigheden. De aard van die gegevens wordt door de regering bepaald.

Indien er geen antwoord volgt binnen de termijn bepaald in het eerste lid, hernieuwt het Commissariaat-generaal voor Toerisme zijn verzoek bij ter post aangetekend schrijven.

De vergunning kan ingetrokken worden indien de vergunninghouder twee jaar na elkaar geen gevolg heeft gegeven aan het verzoek bepaald in het tweede lid.

Er wordt overeenkomstig de procedure voorzien bij de artikelen 19 tot en met 23 beslist. Het beroep tegen die beslissing wordt uitgeoefend tegen de voorwaarden en volgens de procedure vastgesteld in de artikelen 35 tot en met 40.

TITEL II. - Vergunning HOOFDSTUK I. - Beginsel, inhoud en gevolgen van de vergunning

Art. 6.Zonder schriftelijke en uitdrukkelijke voorafgaandelijke vergunning mag niemand in het kader van de uitbating van een toeristische bezienswaardigheid gebruik maken van een benaming bedoeld in artikel 2, 1°, of van een andere term, vertaling of schrijfwijze die voor verwarring zou kunnen zorgen.

De vergunning bedoeld in het eerste lid wordt hierna « de vergunning » genoemd.

Art. 7.In de vergunning worden vermeld : 1° de identiteit van de houder;2° de identificatie en de ligging van de toeristische bezienswaardigheid;3° de benaming bedoeld in artikel 2, 1°;4° in voorkomend geval, de afwijkingen die toegestaan worden overeenkomstig artikel 24, tweede lid;5° de categorie waarbij de toeristische bezienswaardigheid is ingedeeld en, in voorkomend geval, de afwijkingen toegestaan overeenkomstig artikel 28;6° in voorkomend geval, de duur van de vergunning.

Art. 8.De vergunning kan in de tijd beperkt zijn.

Art. 9.De vergunning geldt enkel voor de toeristische bezienswaardigheid waarvoor hij is afgeleverd en voor de vergunninghouder aan wie hij is afgeleverd. HOOFDSTUK II. - Vergunningsprocedure

Art. 10.De vergunningsaanvraag wordt bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst ingediend bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme.

De vergunningsaanvraag kan ook een aanvraag bevatten tot afwijking van de voorwaarden voor het toekennen van de vergunning en voor het gebruik van de benaming bedoeld in artikel 24 of van de indelingscriteria bedoeld in artikel 25.

De regering stelt de inhoud van de vergunningsaanvraag vast en kan het aantal exemplaren van het dossier waaruit die aanvraag dient te bestaan, aangeven. Hij bepaalt de vorm van de aanvraag.

Art. 11.§ 1. Is de aanvraag onvolledig, richt het Commissariaat-generaal binnen de vijftien dagen na ontvangst bij ter post aangetekend schrijven een lijst van de ontbrekende stukken aan de aanvrager en geeft aan dat de procedure te rekenen van de ontvangst ervan opnieuw aanvangt. De ontbrekende stukken dienen te worden gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme, bij ter post aangetekend schrijven.

Binnen de vijftien dagen na ontvangst van de volledige aanvraag of van de ontbrekende stukken richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst aan de aanvrager, waarin gemeld wordt dat het dossier volledig is. § 2. Indien het toekennen van een afwijking bedoeld in artikel 24, tweede lid, op eigen initiatief gebeurt of indien de aanvrager in zijn vergunningsaanvraag een afwijking als bedoeld in artikel 10, tweede lid, heeft aangevraagd, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme de aanvraag voor advies aan de voorzitter van het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden en terzelfder tijd geeft hij aan de aanvrager kennis van het bericht van ontvangst bedoeld in paragraaf 1, tweede lid.

Het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden brengt een met redenen omkleed verslag uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, bij ter post aangetekend schrijven, aan de aanvrager, binnen de zestig dagen te rekenen van de dag waarop het dossier aan diens voorzitter wordt overgemaakt. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme daaraan voorbijgegaan.

Art. 12.Het Commissariaat-generaal voor Toerisme beslist over de vergunningsaanvraag en geeft kennis van zijn beslissing aan de aanvrager binnen een termijn van drie maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 11, § 1, tweede lid.

Die termijn wordt op vier maanden gebracht in de veronderstelling bedoeld in artikel 11, § 2, eerste lid.

Van de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt bij ter post aangetekend schrijven kennis gegeven aan de aanvrager.

Tegelijk wordt ze aan de burgemeester van de gemeente waar de toeristische bezienswaardigheid gevestigd is, gericht. Bij elke vergadering van het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden geeft het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht van de beslissingen tot toekenning dan wel intrekking van vergunningen.

Indien de kennisgeving aan de aanvrager binnen de al naar gelang in het eerste of het tweede lid bepaalde termijn uitblijft, staat dat gelijk met een beslissing tot aanvaarding.

Art. 13.§ 1. Bij afstand van een toeristische bezienswaardigheid dient de overnemer binnen drie maanden te rekenen van de afstand een vergunningsaanvraag in. Die aanvraag volgt de procedure bepaald in de artikelen 10 tot en met 12. § 2. Bij overlijden van de vergunninghouder dient de overnemer een vergunningsaanvraag in binnen de zes maanden te rekenen van het overlijden. Die aanvraag volgt de procedure bepaald in de artikelen 10 tot en met 12.

In afwijking van het eerste lid bestaat de aanvraag, indien de uitbating overgenomen wordt door de samenwonende, een bloedverwant in opgaande dan wel nederdalende lijn in de eerste graad, uit een bewijs van goed zedelijk gedrag ten behoeve van een overheidsbestuur en die aan de aanvrager is afgeleverd sinds minder dan drie maanden. Dat bewijs wordt binnen de zes maanden na het overlijden gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme, bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst. Binnen de dertig dagen na ontvangst ervan beslist het Commissariaat-generaal voor Toerisme over de vergunningsaanvraag en geeft er kennis van aan de aanvrager. Indien de kennisgeving aan de aanvrager binnen die termijn uitblijft, staat dat gelijk met een beslissing tot afleveren van de vergunning. § 3. In afwijking van de artikelen 6 en 9 kan de benaming in de gevallen bepaald in paragrafen 1 en 2 gebruikt blijven worden tot en met de kennisgeving van de komende beslissing of het verstrijken van de termijn van dertig dagen bepaald in paragraaf 2, tweede lid, voorzover de aanvraag binnen de vastgestelde termijn is ingediend.

Art. 14.Binnen de drie maanden na de vervanging van de persoon belast met het dagelijks bestuur van de toeristische bezienswaardigheid laat de vergunninghouder bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst een bewijs van goed zedelijk gedrag ten behoeve van een overheidsbestuur geworden aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en die op naam van de vervanger is afgeleverd sinds minder dan drie maanden.

Art. 15.De vergunning wordt aangeplakt op door de regering bepaalde wijze.

Art. 16.De vergunninghouder meldt aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme elke wijziging die van invloed zouden kunnen zijn op de voorwaarden voor de toekenning van de vergunning, bij ter post aangetekend schrijven binnen de dertig dagen te rekenen van de wijziging.

Art. 17.Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan te allen tijde vragen dat een nieuw bewijs van goed zedelijk gedrag ten behoeve van een overheidsbestuur en dat sinds minder dan drie maanden aan de vergunninghouder of aan de persoon belast met het dagelijks bestuur van de toeristische logiesverstrekkende inrichting is afgeleverd, overgemaakt wordt. Dat verzoek geschiedt minstens vijfjaarlijks. HOOFDSTUK III. - Intrekking van de vergunning

Art. 18.De vergunning kan door het Commissariaat-generaal voor Toerisme worden ingetrokken : 1° indien de bepalingen van dit decreet of diens uitvoeringsbesluiten niet in acht genomen worden;2° indien de vergunninghouder of de persoon belast met het dagelijks bestuur van de toeristische bezienswaardigheid veroordeeld is bij een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is getreden en die in België voor een inbreuk omschreven in boek II, titel VII, hoofdstukken V, VI en VII, titel VIII, hoofdstukken I, IV en VI en titel IX, hoofdstukken I en II, van het Strafwetboek of in het buitenland wegens een feit dat gelijkaardig is aan feit dat één van die overtredingen vormt, is uitgesproken, behalve indien de tenuitvoerlegging van de straf is opgeschort en de veroordeelde het voordeel van de opschorting niet verloren heeft;3° indien de vergunninghouder of de persoon belast met het dagelijks bestuur van het hotelbedrijf, de gemeubileerde vakantiewoning, het toeristisch kampeerterrein of het vakantiedorp veroordeeld is bij een rechterlijke beslissing die in kracht van gewijsde is getreden wegens een overtreding van de bepalingen van dit decreet of diens uitvoeringsbesluiten.

Art. 19.Vóór een beslissing te treffen tot intrekking van een vergunning, licht het Commissariaat-generaal voor Toerisme diens houder bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst in over de grond voor de vooropgestelde intrekking.

De houder beschikt over vijftien dagen te rekenen van de ontvangst van dat advies om zijn opmerkingen bij ter post aangetekend schrijven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme over te maken. Hij kan in dezelfde termijn en in dezelfde vorm verzoeken om gehoord te worden.

In dat geval wordt hij door het Commissariaat-generaal voor Toerisme gehoord. Er wordt een proces-verbaal opgesteld. De aanvrager wordt minstens acht dagen vóór de vastgestelde datum over die hoorzitting ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.

Art. 20.Binnen de tien dagen na ontvangst van de opmerkingen van de vergunninghouder of nadat laatstgenoemde is gehoord of bij uitblijven van reactie zijnerzijds binnen de opgelegde termijn, richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een verzoek om adviesverlening aan de voorzitter van het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden. Een afschrift van de briefwisseling bedoeld in artikel 19, eerste en tweede lid, en, in voorkomend geval, van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de houder medegedeeld stuk worden bijgevoegd.

Art. 21.Binnen een termijn van zestig dagen te rekenen van de ontvangst van het verzoek om adviesverlening brengt het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden een gemotiveerd advies uit en geeft er kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, bij ter post aangetekend schrijven, aan de houder. Indien de kennisgeving van het advies in de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daar door het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan voorbijgegaan.

Art. 22.Van de beslissing tot intrekking wordt aan de vergunninghouder kennis gegeven bij ter post aangetekend schrijven.

Indien het Commissariaat-generaal voor Toerisme zich niet achter het advies van het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden schaart, worden daar de redenen voor opgegeven.

De beslissing wordt gelijktijdig medegedeeld aan de burgemeester van de gemeente waarin de toeristische bezienswaardigheid gelegen is en aan de voorzitter van het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden.

Art. 23.Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan te allen tijde beslissen om de intrekkingsprocedure te beëindigen en licht de vergunninghouder bij ter post aangetekend schrijven over in.

Een beslissing tot intrekking kan enkel plaatsvinden meer dan zes maanden na het versturen van het schrijven bedoeld in artikel 19, eerste lid. HOOFDSTUK IV. - Voorwaarden voor de toekenning van de vergunning en het gebruik van de benaming

Art. 24.De toekenning van de vergunning en het gebruik van de benaming bedoeld in artikel 2, 1°, of een ander woord, vertaling of schrijfwijze die in het kader van de uitbating van een toeristische bezienswaardigheid voor verwarring kan zorgen, worden ondergeschikt gemaakt aan de inachtneming van de voorwaarden bepaald door de regering. Die kunnen betrekking hebben op : 1° de kenmerken van de plaats en diens naaste omgeving zoals meer bepaald de ruimte-indeling, de uitrusting of de toegankelijkheid ervan;2° de ontvangst, de begeleiding, de informatieverstrekking aan de toeristen, dagtoeristen en plaatselijke bezoekers;3° de staat van onderhoud, gezondheid en schoonheid, het comfort en de veiligheid van de toeristische bezienswaardigheid;4° de zedelijkheid van de vergunningsaanvrager, de houder ervan of van het persoon die verantwoordelijk is voor het dagelijks bestuur van de toeristische bezienswaardigheid;5° de informatie betreffende de bezoekersaantallen in de toeristische bezienswaardigheid die laatstgenoemde verplicht is te verstrekken. Bij wijze van uitzondering kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme of, na een beroep, de regering de houders of de toekomstige houders van de vergunning afwijkingen toestaan van de voorwaarden opgelegd overeenkomstig de punten 1° en 2° van het eerste lid om rekening te houden met specifieke situaties. De regering kan het aantal voorwaarden waarvan een afwijking kan worden toegestaan, verder inperken.

Binnen de perken van zijn bevoegdheden kan de regering andere voorwaarden bepalen die betrekking hebben op het intrinsieke belang van de bezienswaardigheid, meer bepaald voor wat betreft de recreatieve aspecten en/of de aspecten in verband met zijn aard, patrimonium, cultuur.

TITEL III. - Indeling en herziening van de indeling in categorieën HOOFDSTUK I. - Beginselen

Art. 25.De toeristische bezienswaardigheden zijn ertoe verplicht de door de regering vastgestelde criteria met het oog op hun indeling in categorieën na te leven. Die criteria kunnen betrekking hebben op : 1° de openingsperiodes;2° het aantal bezoekers en indien mogelijk de minimumverhouding der bezoekers die beantwoorden aan de definitie van dagtoerist of toerist. Zij kunnen eveneens betrekking hebben op de ontvangst, de voorgestelde dienstverlening, de toegang, de veiligheid en de hygiëne.

Het Commissariaat-generaal voor Toerisme levert een indeling aan die bezienswaardigheden bij het afleveren van een machtiging om de benaming te gebruiken.

Art. 26.Het Commissariaat-generaal voor Toerisme levert aan de vergunninghouder een schild af dat overeenstemt met de toegewezen benaming en categorie-indeling. Dat schild blijft eigendom van het Gewest. De regering stelt het model van het schild vast en bepaalt de regels voor aanbrengen en teruggave ervan.

Niemand kan van het schild of elke andere tekening of elk ander teken dat naar een categorie-indeling verwijst, gebruik maken indien hij niet beschikt over de daarop betrekking hebbende vergunning.

Art. 27.Het Commissariaat-generaal voor Toerisme herziet de categorie-indeling van een toeristische bezienswaardigheid indien indien die indeling overeenstemt met de voorwaarden die beantwoorden aan de indeling bij een hogere of lagere categorie.

Art. 28.Bij wijze van uitzondering kan het Commissariaat-generaal voor Toerisme een afwijking toestaan van één of meerdere criteria voor de categorie-indeling indien het van mening is dat de toeristische bezienswaardigheid, rekening houdend met diens bijzondere kenmerken, technisch in de onmogelijkheid verkeert om aan die criteria te voldoen. De regering kan het aantal criteria die voor een afwijkingsmaatregel in aanmerking komen, beperken.

Art. 29.De vergunninghouder meldt het Commissariaat-generaal voor Toerisme elke wijziging die de toegewezen categorie-indeling zou kunnen beïnvloeden, bij ter post aangetekend schrijven, binnen de dertig dagen te rekenen van de wijziging. HOOFDSTUK II. - Verzoek om herziening van de categorie-indeling

Art. 30.Indien de vergunninghouder om de herziening van de categorie-indeling verzoekt en daarbij al dan niet een verzoek indient om af te wijken van een criterium van de categorie-indeling, gebeurt dat bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme door middel van het door de regering vastgestelde formulier.

Daarbij worden alle inlichtingen en documenten gevoegd die de herziening van de categorie-indeling en, in voorkomend geval, het toestaan van de afwijking mogelijk zouden maken.

Art. 31.Indien het van mening is dat het verzoek alle bestanddelen omvat om met perfecte kennis van zaken over het verzoek te beslissen, maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme bij ter post aangetekend schrijven binnen de vijftien dagen na ontvangst van het verzoek een bericht van ontvangst over waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.

Indien dat niet het geval is, richt het binnen dezelfde termijn een bij ter post aangetekend schrijven aan de verzoeker waarbij laatstgenoemde verzocht wordt om de ontbrekende inlichtingen mede te delen en geeft aan dat de procedure te rekenen van de ontvangst ervan opnieuw begint te lopen. Binnen de vijftien dagen na ontvangst ervan richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme bij ter post aangetekend schrijven een bericht van ontvangst aan de aanvrager waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.

Art. 32.Indien verzocht wordt om afwijking van een criterium inzake de categorie-indeling, maakt het Commissariaat-generaal voor Toerisme het verzoek voor advies over aan de voorzitter van het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden en tegelijk geeft hij kennis aan de verzoeker van het bericht van ontvangst waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.

Het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden brengt een gemotiveerd advies uit en geeft daar kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, bij ter post aangetekend schrijven, aan de verzoeker, binnen de zestig dagen te rekenen van de dag waarop het dossier aan diens voorzitter is overgemaakt. Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daar door het Commissariaat-generaal voor Toerisme aan voorbijgegaan.

Art. 33.Het Commissariaat-generaal voor Toerisme geeft kennis van zijn beslissing binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het versturen van het bericht van ontvangst waarbij gemeld wordt dat het dossier volledig is.

Van de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme wordt bij ter post aangetekend schrijven kennis gegeven aan de verzoeker.

Bij elke vergadering van het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht gegeven van de beslissingen tot herziening van de categorie-indeling en, in voorkomend geval, tot afwijking van een criterium inzake de categorie-indeling.

Het uitblijven van de kennisgeving aan de verzoeker binnen de termijn bepaald in het eerste lid staat met een beslissing tot weigering gelijk. HOOFDSTUK III. - Herziening van de categorie-indeling op initiatief van het Commissariaat-generaal voor Toerisme

Art. 34.Indien de herziening van de categorie-indeling op initiatief van het Commissariaat-generaal voor Toerisme gebeurt, wordt diens beslissing getroffen overeenkomstig de artikelen 19 tot en met 23.

TITEL IV. - Beroepen HOOFDSTUK I. - Beroepsprocedure

Art. 35.De verzoeker of de houder van een vergunning, hierna eveneens « de verzoeker » genoemd, kan een gemotiveerd beroep bij de regering indienen tegen de beslissing : 1° tot weigering of tot intrekking van de vergunning;2° tot weigering om een afwijking van de voorwaarden voor het toekennen van de vergunning of van het gebruik van de benaming overeenkomstig artikel 24, tweede lid, of van de criteria inzake de categorie-indeling overeenkomstig artikel 28 toe te kennen;3° tot herziening van de categorie-indeling op initiatief van het Commissariaat-generaal voor Toerisme;4° tot weigering om de herziening van de categorie-indeling toe te kennen. Het beroep wordt ingediend binnen de dertig dagen na ontvangst van de omstreden beslissing of, in de gevallen bepaald in de artikelen 12, vierde lid, en 33, derde lid, na de datum waarop de beslissing tot weigering als vaststaand wordt beschouwd.

Het wordt bij ter post aangetekend schrijven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht en daarbij wordt een afschrift van de omstreden beslissing, indien bestaand, gevoegd.

Het beroep is niet-opschortend behalve indien het betrekking heeft op een beslissing tot intrekking van de vergunning of herziening van de categorie-indeling. In beide gevallen wordt de beslissing opgeschort tijdens het tijdsbestek dat aan de verzoeker wordt gewaarborgd om zijn beroep in te dienen en, in voorkomend geval, tot aan de beslissing van de regering die over het beroep beslist.

Art. 36.Binnen de tien dagen te rekenen van de ontvangst van het beroep richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme een bericht van ontvangst bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst aan de verzoeker.

Hij richt binnen dezelfde termijn een afschrift van het beroep aan de voorzitter van de beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden bedoeld in artikel 41.

Art. 37.De verzoeker kan vragen om door de beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden te worden gehoord, ofwel in diens beroepschrift ofwel bij ter post aangetekend schrijven gericht aan de voorzitter van die commissie binnen de vijftien dagen te rekenen van de ontvangst door de verzoeker van het bericht van ontvangst van diens beroep.

De hoorzitting kan ofwel voor de commissie ofwel voor één of meerdere van diens gemachtigden plaatsvinden. Er wordt een proces-verbaal opgesteld.

De verzoeker wordt over die hoorzitting minstens acht dagen voor de vastgestelde datum ingelicht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen of bijstaan door de personen van zijn keuze.

Art. 38.Binnen een termijn van zestig dagen te rekenen van de ontvangst door diens voorzitter van het beroepsdossier brengt de beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden een gemotiveerd advies uit, in voorkomend geval na een hoorzitting te hebben gehouden en geeft daar kennis van aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme evenals van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elke door de verzoeker overgemaakt stuk. Tegelijk wordt van dat advies en, in voorkomend geval, van het afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting kennis gegeven aan de verzoeker bij ter post aangetekend schrijven.

Indien de kennisgeving van het advies binnen de vastgestelde termijn uitblijft, wordt daar door de regering aan voorbijgegaan.

Indien de commissie zich niet binnen de termijn bedoeld in het eerste uitspreekt, geeft diens voorzitter kennis aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme van een afschrift van het proces-verbaal van de hoorzitting en van elk door de verzoeker medegedeeld document.

Art. 39.De regering beslist over het beroep en richt zijn beslissing aan de verzoeker binnen een termijn van vier maanden te rekenen van het versturen door het Commissariaat-generaal voor Toerisme van het bericht van ontvangst bedoeld in artikel 36.

Indien de regering zich niet achter het advies van de beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden schaart, geeft hij daarvoor de redenen op.

Van de beslissing van de regering wordt kennis gegeven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme en, bij ter post aangetekend schrijven, aan de verzoeker. De beslissing wordt tegelijk medegedeeld aan de burgemeester van de gemeente waar de toeristische bezienswaardigheid gelegen is. Bij elke vergadering van het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme een overzicht gegeven van de beslissingen die over de beroepen getroffen zijn.

Art. 40.Indien de verzoeker de beslissing van de regering niet gekregen heeft binnen de tien dagen volgend op het verstrijken van de termijn bedoeld in artikel 39, eerste lid, kan hij een herinneringsschrijven versturen. Dat schrijven wordt bij ter post aangetekend schrijven aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme gericht. De inhoud ervan dient het woord « herinnering » te vermelden en op ondubbelzinnige wijze erom verzoeken dat over het beroep waarvan een afschrift bij het schrijven wordt gevoegd, beslist wordt.

Indien de kennisgeving van de beslissing van de regering binnen de dertig dagen te rekenen van de ontvangst door het Commissariaat-generaal voor Toerisme van het aangetekend schrijven dat de herinnering inhoudt, uitblijft, wordt het stilzwijgen van de regering geacht een beslissing tot verwerping uit te maken. HOOFDSTUK II. - Beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden

Art. 41.Er wordt een beroepsadviezencommissie voor de toeristische bezienswaardigheden opgericht, hierna « de commissie » genoemd, die ermee belast is om adviezen uit te brengen over de beroepen waarvan sprake in artikelen 35.

Art. 42.De commissie bestaat uit : 1° één voorzitter;2° twee gewone leden voorgedragen door de verenigingen ter bescherming van de verbruikers;3° twee gewone leden voorgedragen door het technisch comité van de toeristische bezienswaardigheden. § 2. De regering benoemt de voorzitter en de commissieleden.

Voor elk gewoon lid, behalve de voorzitter, benoemt de regering een plaatsvervanger. § 3. Een bijkomend lid dat het Commissariaat-generaal voor Toerisme vertegenwoordigt, kan met raadgevende stem de vergaderingen van de commissie bijwonen. § 4. Het secretariaat van de commissie wordt waargenomen door een personeelslid van het Commissariaat-generaal voor Toerisme.

Art. 43.De leden voorgedragen door het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden dienen buiten eigen kring gekozen te worden.

Art. 44.De ambten van voorzitter, commissieleden en hun plaatsvervangers hebben een duur van vijf jaar ingaand te rekenen van de datum van hun benoemingsbesluit. Elk mandaat is hernieuwbaar.

In afwijking van vorig lid wordt de samenstelling van de adviescommissie herzien binnen de zes maanden volgend op de hernieuwing van het technische comité van de toeristische bezienswaardigheden. De commissie vergadert evenwel op geldige wijze zolang diens hernieuwing niet plaatsgevonden heeft.

Art. 45.De beslissingen worden bij meerderheid van stemmen genomen.

Bij staking van stemmen weegt de stem van de voorzitter door.

De commissie beraadslaagt enkel op geldige wijze als minstens de voorzitter en twee andere leden aanwezig zijn.

De adviezen worden door de aanwezige leden uitgebracht.

Art. 46.De regering bepaalt de procedure voor de benoeming van de voorzitter en de commissieleden, diens werkingswijze en het bedrag van de vergoedingen en retributies die eventueel worden toegekend aan de voorzitter en aan de leden.

TITEL V. - Subsidies HOOFDSTUK I. - Algemeen

Art. 47.Binnen de perken van de kredieten uitgetrokken op de begroting kent de regering een subsidie toe voor de uitrusting, de aanleg en de verbetering van de infrastructuren van een toeristische bezienswaardigheid, evenals voor het ereloon in verband met de werkzaamheden.

De belasting over de toegevoegde waarde kan inbegrepen zijn in het bedrag van de aankopen en werkzaamheden die voor subsidie in aanmerking komen, indien die belasting niet door de verzoeker gerecupereerd wordt.

Art. 48.Van de aankopen en werken waarvoor een subsidie verleend kan worden krachtens artikel 47, eerste lid, stelt de regering een nauwkeurige opgave vast. HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor de toekenning en het behoud van de subsidies

Art. 49.Het toekennen van de subsidie wordt ondergeschikt gemaakt aan volgende voorwaarden : 1° de verzoeker dient houder te zijn van de vergunning bedoeld in artikel 6 of zich er schriftelijk toe te verbinden uiterlijk tegen de voltooiing van de werkzaamheden om de vergunning te verzoeken;2° de verzoeker dient ter staving van zijn verzoek het dossier bedoeld in artikel 53 voor te leggen. De subsidiegerechtigde dient de bestemming van het goed tijdens vijf jaar, ingaan vanaf 1 januari volgend op het laatste jaar waarin de subsidie vereffend is, in stand te houden.

Er wordt geen enkele subsidie verleend indien een andere overheid reeds een subsidie heeft verleend voor die werken of aankopen. HOOFDSTUK III. - Subsidiepercentage en -bedrag

Art. 50.Het subsidiepercentage bedraagt 20 % van de kostprijs van de aankopen en werken bedoeld in artikel 47.

De regering kan evenwel prioritaire investeringen bepalen waarvoor hij gemachtigd is het subsidiepercentage, dat 50 % van de kostprijs van de aankopen en de werken bedoeld in artikel 47 kan bedragen, nader te bepalen.

Art. 51.Er kan geen enkele subsidie worden toegekend indien de kostprijs van de aankopen en werken lager is dan 5.000 euro, belasting over de toegevoegde waarde niet inbegrepen.

Art. 52.§ 1. Het totaalbedrag van de subsidies die worden verleend voor een toeristische bezienswaardigheid kan 100.000 euro per periode van drie jaar overschrijden, zelfs bij verandering van eigenaar.

De regering is gemachtigd om een maximumbedrag per categorie werken vast te leggen. § 2. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme bepaalt, indien het het een subsidieaanvraag krijgt voor een toeristische bezienswaardigheid, het minimis-subsidiebedrag voor die toeristische bezienswaardigheid in de loop van de twee begrotingsjaren voorafgaand aan het boekjaar waarin de aangevraagde subsidie, indien toegekend, vastgelegd zou worden.

De subsidie kan het bedrag gelijk aan het verschil tussen het maximumbedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, en het bedrag bepaald overeenkomstig het eerste lid van deze paragraaf niet overschrijden.

Indien het bedrag van een subsidie het maximumbedrag bedoeld in paragraaf 1 bereikt, kan er enkel een nieuwe subsidie worden toegekend op grond van een nieuwe aanvraag, die pas ingediend kan worden twee jaar na de vastlegging van de vorige subsidie.

Het Commissariaat-generaal voor Toerisme licht de subsidiegerechtigde in over het minimis-karakter van die tegemoetkoming overeenkomstig artikel 3 van Verordening nr. 69/2001 van de Europese Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de de minimis-steun. HOOFDSTUK IV. - Procedures voor de toekenning, de vereffening en de controle over het gebruik van de subsidies

Art. 53.De aanvraag voor een subsidie dient bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst te worden gericht aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme.

De regering stelt de inhoud vast en bepaalt de vorm van de subsidieaanvraag. Het aantal exemplaren dat het dossier dient te bevatten worden nader bepaald.

Art. 54.Elke persoon die vraagt dat een subsidie wordt toegekend, geeft daardoor de regering de toelating om zonder verplaatsing elke nuttig geachte verificatie door te voeren.

De weigering om zich te onderwerpen aan die verificaties of het verhinderen ervan brengt het weerlegbare vermoeden teweeg dat niet voldaan wordt aan de toekenningsvoorwaarden vastgesteld in artikel 49.

Art. 55.§ 1. Elke subsidie kan tegen maximum 75 % na overlegging van de uitgavestukken ter verantwoording van de aankopen of de werken tegen minstens 20 % van de voorziene uitgave vereffend worden.

De eindafrekening dient uiterlijk voor verstrijken van de twaalfde maand volgend op de datum van de laatste voorlopige vereffening te worden voorgelegd. § 2. De werken, de materiaalleveringen of de dienstverleningen waarvoor een subsidie wordt aangevraagd, dienen ten vroegste aan te vangen op datum van indiening van die aanvraag en uiterlijk binnen de drie jaar te rekenen van de kennisgeving van de toekenning van de subsidie voltooid te zijn.

De toeristische bezienswaardigheid dient in werking te zijn op het tijdstip van de uiteindelijke vereffening. § 3. Bij niet-naleving van de termijnen bedoeld in de paragrafen 1 en 2 en behoudens verlenging toegekend door de regering op grond van een behoorlijk verantwoorde aanvraag ingediend door de subsidiegerechtigde vóór het verstrijken van de aanvankelijke termijn dienen de onverschuldigd gestorte sommen terugbetaald te worden.

Art. 56.De subsidie wordt vereffend aan degene die de materiaalaankopen of de werken financiert voorzover hij steeds eigenaar of vergunningshouder is op de dag van de vereffening.

Art. 57.De regering controleert of de voorwaarden vastgesteld in de artikelen 49, 55 en 56 nageleefd worden.

De weigering om zich te onderwerpen aan een controle of het verhinderen ervan brengt het weerlegbare vermoeden teweeg dat de subsidiegerechtigde de voorwaarden vastgesteld in artikelen 49, 55 of 56 niet naleeft.

Art. 58.Behoudens voorafgaandelijke andersluidende beslissing van de regering dient de subsidiegerechtigde de subsidie in verhouding tot het aantal overblijvende jaren terug te betalen indien binnen de termijn van vijf jaar ingaand op 1 januari volgend op het laatste jaar waarin de subsidie vereffend is, niet meer aan de voorwaarden vastgesteld in artikel 49 voldaan wordt.

TITEL VI. - Overtredingen en straffen HOOFDSTUK I. - Toezicht en vaststelling van de overtredingen

Art. 59.§ 1. Onverminderd de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie zijn de ambtenaren en personeelsleden aangewezen door de regering belast met het toezicht op de naleving van de regels vastgesteld bij of krachtens dit decreet. Daartoe kunnen ze bij de uitoefening van hun opdracht : 1° alle plaatsen, zelfs gesloten en overdekt, op elk uur van de dag en de nacht betreden indien zij ernstige redenen hebben om te geloven dat er een overtreding van het decreet of diens uitvoeringsbepalingen bestaat;indien het een, zelfs tijdelijke, woonplaats betreft, is de schriftelijke toestemming van de vergunninghouder, van de bewoner(s) of de voorafgaandelijke toelating van de politierechter vereist, die nagaat of er aanwijzingen voor een overtreding bestaan; 2° de bijstand van de politie vragen;3° op grond van ernstige aanwijzingen voor een overtreding, elke doorzoeking, elke controle en elk onderzoek verrichten en elke inlichting vergaren die ze noodzakelijk achten om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen van dit decreet en diens uitvoeringsbepalingen worden nageleefd, en meer bepaald : a.elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennis nodig is voor het uitoefenen van het toezicht en van die verhoren processen-verbaal op te stellen die tot het bewijs van het tegendeel bewijskracht hebben; b. zich ter plaatse elk document, stuk of titel die voor de vervulling van hun opdracht noodzakelijk is, laten voorleggen of ze onderzoeken, er een fotografisch of ander afschrift van nemen of het tegen ontvangstbewijs meenemen. De ambtenaren en personeelsleden bedoeld in het eerste lid hebben de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie. Zij zijn ertoe gehouden de eed af te leggen voor de rechtbank van eerste aanleg van hun verblijfplaats. § 2. In geval van overtreding van dit decreet of diens uitvoeringsbepalingen kunnen de ambtenaren en personeelsleden bedoeld in paragraaf 1 : 1° voor elke overtreder een termijn vastleggen om zich met de wet in overeenstemming te brengen;die termijn kan slechts eenmalig verlengd worden; het Commissariaat-generaal voor Toerisme licht de procureur des Konings in over de getroffen schikkingen; bij verstrijken van de termijn of, al naar gelang van het geval, bij verlenging ervan stelt de ambtenaar of het personeelslid verslag op; het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt het bij ter post aangetekend schrijven binnen de tien dagen aan de overtreder en aan de procureur des Konings over; 2° een proces-verbaal opstellen dat tot bewijs van het tegendeel bewijskracht heeft;het Commissariaat-generaal voor Toerisme maakt dat proces-verbaal bij ter post aangetekend schrijven met bericht van ontvangst aan de procureur des Konings en aan de overtreder over binnen de tien dagen volgend op de datum waarop het opgesteld is of na verstrijken van de termijn bedoeld onder punt 1°.

Een afschrift ervan wordt in dezelfde termijn gericht aan de burgemeester van de gemeente waar het betrokken goed gelegen is en, bij ter post aangetekend schrijven, aan diens eigenaar en aan de vergunninghouder, gericht. HOOFDSTUK II. - Administratieve geldboetes

Art. 60.§ 1. In geval van overtreding van de artikelen 14, 16, 29, 58 of van de bepalingen ter uitvoering van die artikelen loopt de overtreder een administratieve geldboete op waarvan het bedrag 125 euro niet mag overschrijden.

In geval van overtreding van de artikelen 6, 24, eerste lid, 26, tweede lid, of van de bepalingen ter uitvoering van die artikelen, evenals in geval van smaad of bedreiging aan gemachtigde personeelsleden of in geval van weigering of vrijwillige verhindering van het inspectierecht bepaald in artikel 59 loopt de overtreder een administratieve geldboete op waarvan het bedrag 25.000 euro niet mag overschrijden.

De overtreder is aansprakelijk voor het beheer van de toeristische bezienswaardigheid behalve indien laatstgenoemde aantoont dat hij geen enkele fout begaan heeft omdat hij alle maatregelen getroffen heeft die hij bij machte was te nemen om te voorkomen dat het materiële bestanddeel van de overtreding werkelijkheid wordt.

In afwijking van vorig lid kan in geval van smaad of ernstige bedreiging enkel de dader ervan worden vervolgd. § 2. De vastgestelde overtredingen van de bepalingen bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, worden bij wijze van administratieve geldboete vervolgd behalve indien het openbaar ministerie, rekening houdend met de ernst van de overtreding, acht dat er aanleiding is tot strafrechtelijke vervolging. Strafrechtelijke vervolging sluit de toepassing van een administratieve geldboete uit, behalve in geval van seponering.

De administratieve geldboete wordt opgelegd door het Commissariaat-generaal voor Toerisme. § 3. Een exemplaar van het proces-verbaal tot vaststelling van de overtreding wordt door het Commissariaat-generaal voor Toerisme overgemaakt aan het openbaar ministerie binnen de vijftien dagen na opstellen ervan.

Het openbaar ministerie beschikt over een termijn van vier maanden, te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal, om het Commissariaat-generaal voor Toerisme kennis te geven van zijn beslissing om al dan niet strafrechtelijke vervolging in te stellen. § 4. Indien het openbaar ministerie ervan afziet om te vervolgen of nalaat om binnen de vastgestelde termijn van zijn beslissing kennis te geven of in de veronderstelling van een seponering beslist het Commissariaat-generaal voor Toerisme, na de overtreder in de mogelijkheid te hebben gesteld om zijn verweermiddelen voor te leggen, of er aanleiding toe is om wegens de overtreding een administratieve geldboete op te leggen.

De beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme stelt het bedrag van de administratieve geldboete vast en is gemotiveerd.

Daarvan wordt kennis gegeven aan de overtreder bij ter post aangetekend schrijven, tegelijk met een uitnodiging om zich van de boete te kwijten binnen de termijn vastgesteld door de regering.

De kennisgeving van de beslissing tot vaststelling van de administratieve geldboete doet de strafvordering vervallen.

De betaling van de boete beëindigt het optreden van het bestuur. § 5. De overtreder die de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme betwist, dient op straffe van uitsluiting een beroep bij wijze van verzoekschrift bij de burgerlijke rechtbank in binnen een termijn van twee maanden te rekenen van de kennisgeving van de beslissing. Van een afschrift van dat beroep richt hij gelijktijdig een afschrift aan het Commissariaat-generaal voor Toerisme. Het beroep, evenals de termijn om het beroep in te dienen, schorten de uitvoering van de beslissing op.

De bepaling van vorig lid wordt vermeld in de beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd. § 6. Indien de overtreder in gebreke blijft om de boete te betalen, wordt de beslissing van het Commissariaat-generaal voor Toerisme of van de burgerlijke rechtbank die in kracht van gewijsde is getreden, aan de afdeling Thesaurie van het Ministerie van het Waalse Gewest overgemaakt met het oog op inning van het administratieve geldboetebedrag. § 7. Indien een nieuwe overtreding wordt vastgesteld binnen de drie jaar te rekenen van de datum van het proces-verbaal, wordt het bedrag bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van dit artikel verdubbeld.

De administratieve beslissing waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd, kan niet meer getroffen worden drie jaar na het feit dat een overtreding bedoeld bij dit artikel uitmaakt.

De uitnodiging aan de overtreder om zijn verweermiddelen voor te leggen, bedoeld in paragraaf 4, eerste lid, die binnen de termijn bepaald in vorig lid wordt gedaan, stuit de verjaring. Die handeling leidt een nieuwe termijn met gelijke duur in, zelfs ten overstaan van personen die er niet bij betrokken zijn. § 8. De regering kan de wijze van inning van de boete bepalen. HOOFDSTUK III. - Strafrechtelijke sancties

Art. 61.Bestraft wordt met een gevangenisstraf van één tot zeven dagen en een geldboete van 1 tot 25 euro of met slechts één van die straffen degene die de artikelen 14, 16, 29, 58 of de bepalingen getroffen ter uitvoering van die artikelen overtreedt.

De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn, zonder uitzondering van hoofdstuk VII en artikel 85, van toepassing op die overtredingen.

Art. 62.Bestraft wordt met een gevangenisstraf van acht dagen tot één maand en een geldboete van 26 tot 5.000 euro, of met slechts één van die straffen degene die de artikelen 6, 24, eerste lid, 26, tweede lid, of de bepalingen getroffen ter uitvoering van die artikelen overtreedt, evenals in geval van smaad of ernstige bedreiging ten opzichte van de gemachtigde personeelsleden of in geval van weigering of vrijwillige verhindering van de uitoefening van het inspectierecht bepaald in artikel 59.

De bepalingen van boek I van het Strafwetboek zijn, zonder uitzondering van hoofdstuk VII en artikel 85, van toepassing op die overtredingen.

Art. 63.De overtreder is aansprakelijk voor het beheer van de toeristische bezienswaardigheid behalve indien hij aantoont dat hij geen enkele fout begaan heeft omdat hij alle maatregelen getroffen heeft die hij bij machte was te treffen om te voorkomen dat het materiële bestanddeel van de overtreding werkelijkheid wordt.

In afwijking van vorig lid kan bij smaad of ernstige bedreiging enkel de dader vervolgd worden.

Art. 64.§ 1. Naast de boetes bepaald in de artikelen 61 en 62 beveelt de rechter op verzoek van het Commissariaat-generaal voor Toerisme de staking van de onwettelijke daad of het herstel van de plaats in oorspronkelijke staat.

De rechter kan bevelen dat de veroordeelde op straffe van een dwangsom binnen de acht dagen volgend op de dag waarop het vonnis definitief is geworden een zekerheid ten voordele van het Waalse Gewest stelt waarvan het bedrag gelijk is aan de geraamde kost van de bevolen maatregelen.

Die zekerheid bestaat uit een neerlegging bij de Deposito- en Consignatiekas of uit een onafhankelijke bankwaarborg uitgegeven door een erkende kredietinstelling ofwel bij de Commissie voor het Bank- en Financiewezen ofwel bij een overheid van een lid-Staat van de Europese Unie die gemachtigd is om de kredietinstellingen te controleren.

Onverminderd de toepassing van hoofdstuk XXIII van boek IV van het vierde deel van het Gerechtelijk Wetboek beveelt de rechter dat, indien de plaats niet in oorspronkelijke staat is hersteld binnen de voorgeschreven termijn, het Commissariaat-generaal voor Toerisme van ambtswege in de tenuitvoerlegging ervan kan voorzien en de kosten ervan terug kan vorderen indien de werken zijn uitgevoerd op grond van een gewone staat opgesteld door de regering. Die staat is uitvoerbaar. § 2. Het Commissariaat-generaal voor Toerisme kan voor de politie- of correctionele rechtbank treden om naast de boeten bepaald in de artikelen 143, 144 en 145 de veroordeling tot staking van de onwettelijke daad of het herstel van de plaats in diens oorspronkelijke staat te bekomen.

Het kan eveneens voor de burgerlijke rechtbank treden om de veroordeling tot de staking van de onwettelijke daad of het herstel van de plaats in diens oorspronkelijke staat te bekomen.

TITEL VII. - Overgangs- en slotbepalingen

Art. 65.De toeristische bezienswaardigheden die op de dag van inwerkingtreding van dit decreet uitgebaat worden onder die benaming of elk ander woord, vertaling of schrijfwijze die aanleiding zou kunnen geven tot verwarring dienen binnen de zes maanden volgend op die inwerkingtreding een vergunningsaanvraag in bij het Commissariaat-generaal voor Toerisme overeenkomstig artikel 10.

In afwijking van artikel 6 kunnen de toeristische bezienswaardigheden die zich geschikt hebben naar vorig lid die benaming verder blijven gebruiken totdat over hun aanvraag is beslist.

In afwijking van artikel 11 richt het Commissariaat-generaal voor Toerisme het bericht van ontvangst bedoeld in paragraaf 1, eerste of tweede lid, aan de aanvrager binnen een termijn van zestig dagen.

Het Commissariaat-generaal voor Toerisme beslist over de vergunningsaanvraag bedoeld in het eerste lid door zich te schikken naar artikel 7 en geeft kennis van zijn beslissing binnen een termijn van zes maanden te rekenen van het bericht van ontvangst bedoeld in vorig lid in afwijking van artikel 12, eerste en tweede lid.

Art. 66.De regering stelt de datum van inwerkingtreding van dit decreet vast.

Kondigen dit decreet af en bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 1 april 2004.

De Minister-President, J.-Cl. VAN CAUWENBERGHE De Minister van Economie, K.M.O.'s, Onderzoek en Nieuwe Technologieën, S. KUBLA De Minister van Vervoer, Mobiliteit en Energie, J. DARAS De Minister van Begroting, Huisvesting, Uitrusting en Openbare Werken, M. DAERDEN De Minister van Ruimtelijke Ordening, Stedenbouw en Leefmilieu, M. FORET De Minister van Landbouw en Landelijke Aangelegenheden, J. HAPPART De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ch. MICHEL De Minister van Sociale Aangelegenheden en Gezondheid, Th. DETIENNE De Minister van Tewerkstelling en Vorming, Ph. COURARD _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken van de Raad 642 (2003-2004) nrs. 1 tot en met 5.

Volledig verslag.

Bespreking en stemming. Openbare vergadering van 31 maart 2004.

^