Etaamb.openjustice.be
Decreet van 01 december 2010
gepubliceerd op 24 december 2010

Decreet houdende diverse maatregelen in het hoger onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2010029669
pub.
24/12/2010
prom.
01/12/2010
ELI
eli/decreet/2010/12/01/2010029669/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

1 DECEMBER 2010. - Decreet houdende diverse maatregelen in het hoger onderwijs (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : HOOFDSTUK I. - Bepalingen betreffende de Hogescholen Afdeling I. - Wijzigingen van het decreet van 5 augustus 1995 houdende

de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen

Artikel 1.In artikel 1, 3°, van het decreet van 5 augustus 1995 houdende de algemene organisatie van het hoger onderwijs in hogescholen, gewijzigd bij de decreten van 27 februari 2003, 31 maart 2004 en 30 juni 2006, worden de woorden « van eenzelfde categorie » geschrapt.

Art. 2.Artikel 21bis, tweede lid, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij het decreet van 9 september 1996 en aangevuld bij de decreten van 17 juli 1998, 8 februari 2001 en 17 februari 2002, wordt vervangen als volgt : « Voor de studies bedoeld in de Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties met betrekking tot de activiteiten van de verpleegkundige die verantwoordelijk is voor de algemene verzorging, biedt elke onderwijsinrichting een opleidingsprogramma aan met ten minste 4 600 uren verdeeld over minstens drie studiejaren. De examencommissie stelt vast of de student deze verplichting is nagekomen wanneer zij beslist over zijn toelating tot een hoger studiejaar of de toekenning van één van de graden bedoeld in de richtlijn. ».

Art. 3.Artikel 23, § 1, van hetzelfde decreet, aangevuld met het decreet van 8 februari 1999, wordt aangevuld met punt 9°, luidend als volgt : « 9° van een cyclus van het hoger onderwijs van het korte type naar een tweede cyclus van het hoger onderwijs van het lange type waarvoor geen eerste overeenstemmende cyclus georganiseerd wordt. ».

Art. 4.In artikel 26, § 6bis, van hetzelfde decreet, worden de woorden « tot de studies » vervangen door de woorden « of tot de studieproeven ».

Art. 5.In artikel 31, § 2, tweede lid van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 mei 1999, vervangen bij het decreet van 30 juni 2006 en gewijzigd bij het decreet van 19 februari 2009, worden de woorden « van sportsman van hoog niveau of sportbelofte » vervangen door de woorden « van sportman van hoog niveau, sportbelofte of trainingspartner ».

Art. 6.In artikel 43 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 9 september 1996, 4 februari 1997 en 30 juni 2006, wordt tussen het eerste en het tweede lid, dat het derde lid wordt, een tweede lid ingevoegd, luidend als volgt : « De toegang tot de proeven georganiseerd door die examencommissies wordt voorbehouden aan personen die niet regelmatig onderwijsactiviteiten binnen de lessen kunnen volgen. Bij weigering van toegang is de procedure van beroep in artikel 26, § 4 van dit decreet van toepassing. ».

Art. 7.Artikel 71, negende lid, van hetzelfde decreet, aangevuld bij het decreet van 30 juni 1998 en gewijzigd bij het decreet van 30 juni 2006, wordt aangevuld met de volgende woorden : « Een departement kan categorieoverschrijdend zijn. In dit geval brengt de Departementsraad zijn adviezen uit aan de Categorieraden waartoe hij behoort. ». Afdeling II. - Wijziging van het decreet van 9 september 1996

betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen

Art. 8.In artikel 9, tweede lid, van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde Hogescholen, worden de woorden « noch hoger dan de echte groei van het bruto nationaal produkt » geschrapt. HOOFDSTUK II. - Gemeenschappelijke bepalingen aan de Hogescholen, de Hogere Kunstscholen en de Hogere Instituten voor architectuur Afdeling I. - Wijzigingen van het decreet van 20 juni 2008 betreffende

de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur.

Art. 9.In artikel 6 van het decreet van 20 juni 2008 betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur, wordt het tweede lid geschrapt.

Art. 10.Artikel 24, § 2 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met punt 8°, luidend als volgt : « 8° voor syndicale activiteit. ».

Art. 11.In bijlage 2 van hetzelfde decreet, wordt de derde kolom, twaalfde regel, naast de vermeldingen « Bode-kamerbewaarder, studiemeester » en « Eerste hoofdstudiemeester » aangevuld met de vermelding « Ambt van niveau 3 : Administratief personeelslid van niveau 3 ». Afdeling II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 8 december

1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs

Art. 12.In artikel 51bis van het koninklijk besluit van 8 december 1967 genomen ter uitvoering van artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 februari 1967 houdende vaststelling van de administratieve stand van de leden van het administratief personeel en van het meesters-, vak- en dienstpersoneel van de rijksinrichtingen voor kleuteronderwijs, voor lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs, zoals gewijzigd bij de decreten van 1 juli 2005 en 20 juli 2006, wordt het volgende lid ingevoegd tussen het eerste lid en het tweede lid, dat het derde lid wordt : « Hoofdstuk VIII is nochtans van toepassing : a) op de tijdelijke administratieve personeelsleden onderworpen aan het decreet van 20 juni 2008 betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur, die in dienstactiviteit zijn en die, ten laatste binnen de dertig dagen volgend op het begin van het academiejaar, in tijdelijk verband aangesteld of aangeworven worden voor de volledige duur van een academiejaar;b) op de tijdelijke werkliedenpersoneelsleden van de inrichtingen van het niet-universitair hoger onderwijs, onderworpen aan het decreet van 12 mei 2004 tot bepaling van het statuut van de leden van het administratief personeel, het meester-, vak- en dienstpersoneel van de onderwijsinrichtingen ingericht door de Franse Gemeenschap, die in dienstactiviteit zijn en die, ten laatste binnen de dertig dagen volgend op het begin van het academiejaar, in tijdelijk verband aangesteld worden voor de volledige duur van een academiejaar of die een tijdelijke aanstelling genieten voor een onbepaalde duur overeenkomstig artikel 189, § 2bis van hetzelfde decreet.». Afdeling III. - Wijziging van de wet van 24 december 1976 betreffende

de budgettaire voorstellen 1976-1977

Art. 13.In artikel 76 van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977, wordt het punt 3° vervangen als volgt : « 3° door personeelsleden van de Hogescholen, de Hogere Kunstscholen en de Hogere Instituten voor architectuur : na 31 augustus van het academiejaar tijdens hetwelk ze de leeftijd van 65 jaar bereikt hebben. ». Afdeling IV. - Wijziging van het koninklijk besluit nr. 297 van 31

maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra

Art. 14.Artikel 10ter, § 7, van het koninklijk besluit nr. 297 van 31 maart 1984 betreffende de opdrachten, de wedden, de weddetoelagen en de verloven voor verminderde prestatie in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, wordt aangevuld als volgt : « In de Hogescholen, de Hogere Kunstscholen en de Hogere Instituten voor architectuur kan de verlenging bedoeld in het eerste lid toegelaten worden, op aanvraag van het personeelslid, tot 31 augustus van het academiejaar tijdens hetwelk dit personeelslid voor het rustpensioen in aanmerking komt. ». Afdeling V. - Wijziging van het besluit van de Executieve van de

Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra

Art. 15.In artikel 1 van het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 3 december 1992 betreffende de onderbreking van de beroepsloopbaan in het onderwijs en de psycho-medisch-sociale centra, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, wordt punt 15° vervangen als volgt : « 15° het decreet van 20 juni 2008 betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur.»; 2° in het derde lid worden de woorden « bedoeld in 8° en 11° » vervangen door de woorden « bedoeld in 8°, 11° en 15° »;3° in het vierde lid worden de woorden « bedoeld in 1° tot 11° » vervangen door de woorden « bedoeld in het eerste lid ». Afdeling VI. - Wijziging van het decreet van 23 januari 2009 houdende

diverse bepalingen betreffende de erkenning van de beroepskwalificaties vereist voor de uitoefening van ambten in de inrichtingen voor gewoon en gespecialiseerd voorschools, lager en secundair onderwijs, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan van de Franse Gemeenschap en de internaten die van deze inrichtingen afhangen, en in de psycho-medisch-sociale centra, betreffende het verlof voor sportactiviteiten en houdende diverse dringende maatregelen inzake onderwijs

Art. 16.Artikel 75, § 1, van het decreet van 23 januari 2009 houdende diverse bepalingen betreffende de erkenning van de beroepskwalificaties vereist voor de uitoefening van ambten in de inrichtingen voor gewoon en gespecialiseerd voorschools, lager en secundair onderwijs, kunstonderwijs, onderwijs voor sociale promotie en niet-universitair hoger onderwijs, kunstsecundair onderwijs met beperkt leerplan van de Franse Gemeenschap en de internaten die van deze inrichtingen afhangen, en in de psycho-medisch-sociale centra, betreffende het verlof voor sportactiviteiten en houdende diverse dringende maatregelen inzake onderwijs, wordt aangevuld met een punt 14°, luidend als volgt : « 14° Het decreet van 20 juni 2008 betreffende de administratieve personeelsleden van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde of gesubsidieerde Hogescholen, Hogere Kunstscholen en Hogere Instituten voor architectuur. ». HOOFDSTUK III. - Gemeenschappelijke bepalingen aan de Hogescholen en de Hogere Kunstscholen : Wijzigingen van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen

Art. 17.Artikel 29 van het koninklijk besluit van 15 januari 1974 genomen ter toepassing van artikel 160 van het koninklijk besluit van 22 maart 1969 tot vaststelling van het statuut van de leden van het bestuurs- en onderwijzend personeel, van het opvoedend hulppersoneel, van het paramedisch personeel der inrichtingen van kleuter-, lager, buitengewoon, middelbaar, technisch, kunst- en normaalonderwijs van de Staat, alsmede der internaten die van deze inrichtingen afhangen en van de leden van de inspectiedienst die belast is met het toezicht op deze inrichtingen, zoals gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 10 juni 1993, wordt aangevuld als volgt : « Het eerste lid is ook van toepassing op de tijdelijke personeelsleden onderworpen aan het decreet van 24 juli 1997 dat het statuut bepaalt van het bestuurs- en onderwijzend personeel en van het opvoedend hulppersoneel van de hogescholen ingericht of gesubsidieerd door de Franse Gemeenschap of aan het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), die in dienstactiviteit zijn en die, ten minste binnen de dertig dagen volgend op het begin van het academiejaar, in tijdelijk verband aangesteld of aangeworven worden voor de volledige duur van een academiejaar. ».

Art. 18.In artikel 31, eerste lid, van hetzelfde koninklijk besluit, worden de woorden « vanaf 1 september » vervangen door de woorden « vanaf de eerste dag van het schooljaar of het academiejaar ». HOOFDSTUK IV. - Bepalingen betreffende het hoger kunstonderwijs Afdeling I. - Wijzigingen van het decreet van 17 mei 1999 betreffende

het hoger kunstonderwijs

Art. 19.Artikel 6 van het decreet van 17 mei 1999 betreffende het hoger kunstonderwijs, opgeheven bij het decreet van 2 juni 2006 houdende verschillende maatregelen inzake kunsthoger onderwijs, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Artikel 6.§ 1. De pedagogische beheersraad van de Hogere Kunstschool stelt voor elke studierichting/afdeling één enkele lesrooster vast overeenkomstig het model bepaald door de Regering. § 2. De directeur van de Hogere Kunstschool, op voorstel van de pedagogische beheersraad, legt de lesroosters en de wijzigingen ervan ter goedkeuring voor aan de Regering. De lesroosters worden door de Regering goedgekeurd, volgens de procedure die zij bepaalt. § 3. De directeur van de Hogere Kunstschool legt, op voorstel van de Pedagogische beheersraad, vóór 1 maart van elk jaar, de lesroosters voor het volgende academiejaar voor.

De Regering spreekt zich uit binnen de twee maanden na de ontvangst van het advies bedoeld in het eerste lid. Na deze termijn wordt de Regering geacht de lesrooster te hebben goedgekeurd. Indien de Regering de lesrooster niet goedkeurt, kan de Hogere Kunstschool een nieuwe lesrooster voorleggen en dit, binnen de maand volgend op de ontvangst van de beslissing van de Regering.

Na deze termijn wordt de Regering geacht de nieuwe lesrooster te hebben goedgekeurd. § 4. De lesroosters worden ingevoegd in het bijzonder studiereglement ».

Art. 20.In artikel 11, derde lid, van hetzelfde decreet, wordt het woord « didactische » vervangen door de woorden « gespecialiseerde of grondige ».

Art. 21.In artikel 14, § 5, derde lid, van hetzelfde decreet, wordt het woord « didactische » vervangen door de woorden « gespecialiseerde of grondige ».

Art. 22.In artikel 19, § 5, derde lid, van hetzelfde decreet, wordt het woord « didactische » vervangen door de woorden « gespecialiseerde of grondige ».

Art. 23.In artikel 23, derde lid, van hetzelfde decreet, wordt het woord « didactische » vervangen door de woorden « gespecialiseerde of grondige ». Afdeling II. - Wijziging van het decreet van 20 december 2001 tot

vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten)

Art. 24.In het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), wordt afdeling 2 van hoofdstuk IV van Titel I van het Tweede deel vervangen door een afdeling 2 luidend als volgt : « Afdeling 2. - Het pedagogisch en artistiek project van de directeur, de adjunct-directeur of de directeur van het studiegebied.

Art. 9.In het pedagogisch en artistiek project van de kandidaat voor het mandaat van directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied wordt de gedetailleerde en bijzondere wijze uiteengezet waarop hij zijn opdracht in verband met de leiding van de hogere kunstschool bedoelt.

Dat document wordt aan de hogere kunstschool overgezonden met inachtneming van de voorschriften inzake oproep in het Belgisch Staatsblad bedoeld in de artikelen 102, 227 en 357 van dit decreet. ».

Art. 25.In artikel 17, eerste lid, van hetzelfde decreet, vervangen bij het decreet van 2 juni 2006 en gewijzigd bij de decreten van 11 januari 2008 en 30 april 2009, wordt het 1° vervangen door een 1° luidend als volgt : « 1° de directeur, de adjunct-directeur of de directeur van een studiegebied; ».

Art. 26.Artikel 22 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een tweede lid luidend als volgt : « Bij staking van stemmen beslist de stem van de voorzitter. ».

Art. 27.Artikel 57 van hetzelfde decreet, aangevuld bij de decreten van 25 mei 2007, 11 januari 2008, 18 juli 2008 en gewijzigd bij de decreten van 19 februari 2009 en 30 april 2009, wordt vervangen door een artikel luidend als volgt : «

Artikel 57.- § 1. Elke hogere kunstschool staat onder leiding van een directeur, voor wie er een bijkomende betrekkingseenheid wordt toegekend.

Een hogere kunstschool die ten minste 500 financierbare studenten telt, krijgt een betrekking van adjunct-directeur toegewezen, voor wie er een bijkomende betrekkingseenheid voor vijf jaar wordt toegekend.

Een hogere kunstschool die ten minste 800 financierbare studenten telt, krijgt een tweede betrekking van adjunct-directeur toegewezen, voor wie er een bijkomende betrekkingseenheid voor vijf jaar wordt toegekend.

Met uitzondering van de hogere kunstscholen bedoeld bij het tweede lid en het derde lid, wordt aan een hogere kunstschool die meerdere studiegebieden telt een betrekking van directeur van een studiegebied, per bijkomend gebied, toegewezen, voor wie er een bijkomende betrekkingseenheid voor vijf jaar wordt toegekend.

De directeur van een studiegebied wordt door de Inrichtende Macht aangewezen, overeenkomstig de wervingsprocedure toepasselijk op de aanwijzing van de directeurs van de hogere kunstscholen.

De directeur van het studiegebeid heeft de leiding van het gebied waarvoor hij wordt aangewezen. Hij handelt onder het gezag van de directeur van de hogere kunstschool. § 2. Wanneer er meerdere gebieden georganiseerd worden binnen een hogere kunstschool wordt een directiecollege ingericht bestaande uit het geheel van de directeur, de adjunct-directeur(s) en directeur(s) van een studiegebied. Het wordt voorgezeten door de directeur van de hogere kunstschool.

Het directiecollege is belast met de tenuitvoerlegging van de beslissingen van het beheerorgaan van de hogere kunstschool en neemt de beslissingen waarvoor hij delegatie kreeg. § 3. Ingeval van samenvoeging van twee of meerdere Hogere Kunstscholen, kan de Hogere kunstschool ontstaan uit de fusie bepalen dat de titularissen van de mandaten van directeur of adjunct-directeur in de samengevoegde hogere kunstscholen hun mandaat behouden voor een duur die gelijk is aan de overblijvende duur van dat mandaat.

De mandaten van de overtallige directeurs of adjunct-directeurs kunnen verlengd worden voor één enkel mandaat, maar de bovenvermelde directeurs worden niet vervangen indien aan hun mandaat vroegtijdig een einde wordt gesteld. Wanneer deze mandaten niet verlengd kunnen worden, blijven de betrekkingseenheden die ze vertegenwoordigen behouden voor de samengevoegde inrichting.

Nochtans kan één enkele directeur afkomstig uit de samengevoegde hogere kunstschool het ambt van directeur uitoefenen van de hogere kunstschool die ontstaan is uit de samenvoeging. De andere titularissen van een mandaat oefenen de ambten van adjunct-directeur uit. § 4. Ingeval van samenvoeging van twee of meerdere Hogere Kunstscholen die verschillende studiegebieden inrichten, kan de Hogere kunstschool ontstaan uit de samenvoeging bepalen dat, per onderwijsgebied, de titularissen van de mandaten van directeur, en desgevallend, adjunct-directeur, in de samengevoegde hogere kunstscholen hun mandaat behouden.

De directeurs van de samengevoegde hogere kunstscholen oefenen dan het ambt van directeur van een studiegebied uit in de uit de samenvoeging onstaande hogere kunstschool tot op het einde van hun lopende mandaat.

Wanneer na een samenvoeging meerdere directeurs van een studiegebied ertoe gebracht worden hetzelfde studiegebied te leiden, worden hun bevoegdheden door de inrichtende macht, na advies van de Pedagogische beheersraad, bepaald.

Eén enkele directeur afkomstig uit de samengevoegde hogere kunstscholen kan het ambt van directeur uitoefenen van de hogere kunstschool die ontstaan is uit de samenvoeging. ».

Art. 28.In hetzelfde decreet, tussen de artikelen 57 en 58, worden een artikel 57bis en een artikel 57ter ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 57bis.De directeur, na advies van de Pedagogische beheersraad, stelt een personeelslid aan dat belast is met de coördinatie van de evaluatie van de kwaliteit voor wie er een vierde van een aanvullende begeleidingsbetrekking wordt toegekend. In geval van samenvoeging van hogere kunstscholen wordt deze opdracht vermenigvuldigd met het aantal hogere kunstscholen die de samenvoeging hebben ondergaan. De wekelijkse opdracht voor volledige prestaties is bepaald op 36 uur per week. Ze wordt onderverdeeld in vierden van opdracht.

De directeur van de hogere kunstschool bezorgt de Regering vóór 15 oktober van het lopende jaar de identiteit en de opdracht van het personeelslid dat belast is met deze opdracht. Ingeval de hogere kunstschool deze informatie niet verstrekt of de opdracht besteed aan de evaluatie van de kwaliteit lager is dan één vierde van een bijkomende betrekking, wordt het bijkomende bedrag voor het jaar daarna tot een passend beloop verminderd.

Art. 57ter.De directeur, na advies van de Raad bevoegd luidens de federale wetgeving, wijst een personeelslid aan belast met de Interne Dienst van Preventie en Bescherming op het Werk waarvoor er een vierde van eenheid wordt toegekend van een bijkomende betrekking. In geval van samenvoeging van hogere kunstscholen, wordt deze opdracht vermenigvuldigd met het aantal hogere kunstscholen die deel uitmaken van de samenvoeging. De wekelijkse opdracht met volledige prestaties bedraagt 36 uur per week. Ze kan verdeeld worden in vierden van opdracht.

De directeur van de hogere kunstschool bezorgt de Regering vóór 15 oktober van het lopende jaar de identiteit en de opdracht van het personeelslid dat belast is met deze opdracht. Ingeval de hogere kunstschool deze informatie niet verstrekt of de opdracht besteed aan de evaluatie van de kwaliteit lager is dan één vierde van een bijkomende betrekking, wordt het bijkomende bedrag voor het jaar daarna tot een passend beloop verminderd. ».

Art. 29.In artikel 69 van hetzelfde decreet, aangevuld bij het decreet van 11 januari 2008, wordt een 5°bis ingevoegd luidend als volgt : « 5°bis directeur van een studiegebied ».

Art. 30.In artikel 71 van hetzelfde decreet worden de woorden « directeur en adjunct-directeur » vervangen door de woorden « directeur, adjunct-directeur en directeur van een studiegebied ».

Art. 31.In artikel 72, § 5, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 maart 2004, aangevuld bij het decreet van 2 juni 2006 en gewijzigd bij de decreten van 11 januari 2008 en 30 april 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid, worden de woorden « Hij is, samen met de adjunct-directeur in voorkomend geval, belast met de verwezenlijking van het pedagogisch project en met het dagelijks beheer van de instelling.» vervangen door de woorden « Hij is, samen met de adjunct-directeur en de directeur van een studiegebied in voorkomend geval, belast met de verwezenlijking van het pedagogisch project en met het dagelijks beheer van de instelling. »; 2° in het derde lid, worden de woorden « van een directeur en een adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van een directeur, een adjunct-directeur en een directeur van een studiegebied ».

Art. 32.In artikel 75 van hetzelfde decreet wordt een 3°bis ingevoegd, luidend als volgt : « 3°bis Directeur van een studiegebied ».

Art. 33.In artikel 77 van hetzelfde decreet worden de woorden « van directeur en adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur en directeur van een studiegebied ».

Art. 34.In de tweede zin van het eerste lid van artikel 78, § 3, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 maart 2004, worden de woorden « met de adjunct-directeur in voorkomend geval » vervangen door de woorden « met de adjunct-directeur en het directeur van een studiegebied in voorkomend geval ».

Art. 35.In artikel 101, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 11 juli 2002, aangevuld bij het decreet van 3 maart 2004 en gewijzigd bij de decreten van 2 juni 2006 en 11 januari 2008, worden de woorden « van directeur en adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur en directeur van een studiegebied ».

Art. 36.In artikel 102, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 11 januari 2008, worden de woorden « Voor de werving van de directeurs en adjunct-directeurs » vervangen door de woorden « Voor de werving van de directeurs, adjunct-directeurs en directeurs van een studiegebied ».

Art. 37.Artikel 120 van hetzelfde decreet wordt vervangen door een artikel luidend als volgt : «

Art. 120.Het mandaat van de adjunct-directeurs wordt hun door de Regering voor een vernieuwbare periode van vijf jaar toegekend. Dit mandaat kan vernieuwd worden op basis van de evaluatie verwezenlijkt door de Pedagogische beheersraad bedoeld bij artikel 16 van dit decreet. ».

Art. 38.Tussen artikel 121 en artikel 122 van hetzelfde decreet wordt een onderafdeling 2bis ingevoegd, luidend als volgt : « Onderafdeling 2bis. - De mandaten van directeurs van studiegebieden

Art. 121bis.Het mandaat van de directeurs van een studiegebied wordt ze toegewezen door de Regering voor een periode van vijf jaar. Dit mandaat kan vernieuwd worden op basis van de evaluatie verwezenlijkt door de Pedagogische beheersraad bedoeld bij artikel 16 van dit decreet.

Art. 121ter.- Niemand kan een mandaat toegewezen krijgen om een ambt van directeur van een studiegebied uit te oefenen, indien hij niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° Belg zijn of onderdaan van een andere lidstaat van de Europese Unie, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;3° als het om een eerste indiensttreding in het onderwijs gaat, een medisch attest voorleggen, dat niet langer dan zes maanden tevoren werd afgegeven en waaruit blijkt dat de kandidaat in een zodanige gezondheidstoestand verkeert, dat hij noch de gezondheid van de studenten, noch die van de andere personeelsleden in gevaar kan brengen;4° van onberispelijk gedrag zijn;5° voldoen aan de dienstplichtwetten;6° een pedagogisch en artistiek project indienen betreffende het bedoelde mandaat en aan de wervingscommissie voorleggen.».

Art. 39.In hetzelfde decreet wordt de onderafdeling 4 van afdeling 3 van hoofdstuk II van Titel III van het vierde deel vervangen door een onderafdeling 4 luidend als volgt : « Onderafdeling 4. Vervroegd einde van de mandaten van directeur, adjunct-directeur en directeur van een studiegebied.

Artikel 125.De Regering kan vervroegd een einde stellen aan elk mandaat van een directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied die niet behoort tot het in vast verband benoemd onderwijzend personeel overeenkomstig de afdankingsbepalingen bedoeld in de artikelen 114 tot 117 van dit decreet. Het in vast verband benoemd onderwijzend personeelslid kan bij een beslissing van de Regering van zijn mandaat van directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied worden ontheven. ».

Art. 40.In artikel 133 van hetzelfde decreet worden de woorden « de directeurs en de adjunct-directeurs » vervangen door de woorden « de directeurs, adjunct-directeurs en directeurs van een studiegebied ».

Art. 41.In artikel 142, § 1, eerste lid, 2° van hetzelfde decreet worden de woorden « van directeur of adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied ».

Art. 42.In artikel 151, tweede lid van hetzelfde decreet, aangevuld bij het decreet van 3 maart 2004, worden de woorden « van directeur of adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied ».

Art. 43.In artikel 154 van hetzelfde decreet worden de woorden « van directeur of adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied ».

Art. 44.In artikel 165, § 1, tweede lid van hetzelfde decreet worden de woorden « van directeur of adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied ».

Art. 45.In artikel 171, derde lid van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 19 februari 2009, worden de woorden « van directeur of adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied ».

Art. 46.In artikel 182, derde lid van hetzelfde decreet worden de woorden « van directeur of adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied ».

Art. 47.In artikel 226, tweede lid van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 11 juli 2002, aangevuld bij het decreet van 3 maart 2004, gewijzigd bij de decreten van 2 juni 2006 en 11 januari 2008, worden de woorden « van directeur en adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur en directeur van een studiegebied ».

Art. 48.In artikel 227, tweede lid van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 11 januari 2008, worden de woorden « van directeurs en adjunct-directeurs » vervangen door de woorden « van directeurs, adjunct-directeurs en directeurs van een studiegebied ».

Art. 49.Artikel 246 van hetzelfde decreet wordt vervangen door een artikel luidend als volgt : «

Artikel 246.Het mandaat van de adjunct-directeurs wordt ze toegewezen door de inrichtende macht voor een periode van vijf jaar.

Dit mandaat kan vernieuwd worden op basis van de evaluatie verwezenlijkt door de Pedagogische beheersraad bedoeld bij artikel 16 van dit decreet. ».

Art. 50.Tussen artikel 248 en artikel 249 van hetzelfde decreet wordt een onderafdeling 2bis luidend als volgt, ingevoegd : «

Art. 248bis.Het mandaat van de directeurs van een studiegebied wordt ze toegewezen door de Regering voor een periode van vijf jaar.

Dit mandaat kan vernieuwd worden op basis van de evaluatie verwezenlijkt door de Pedagogische beheersraad bedoeld bij artikel 16 van dit decreet.

Art. 248ter.Niemand kan een mandaat toegewezen krijgen om een ambt van directeur van een studiegebied uit te oefenen, indien hij niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° Belg zijn of onderdaan van een andere lidstaat van de Europese Unie, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;3° als het om een eerste indiensttreding in het onderwijs gaat, een medisch attest voorleggen, dat niet langer dan zes maanden tevoren werd afgegeven en waaruit blijkt dat de kandidaat in een zodanige gezondheidstoestand verkeert, dat hij noch de gezondheid van de studenten, noch die van de andere personeelsleden in gevaar kan brengen;4° van onberispelijk gedrag zijn;5° voldoen aan de dienstplichtwetten;6° een pedagogisch en artistiek project indienen betreffende het bedoelde mandaat en aan de wervingscommissie voorleggen.».

Artikel 248quater.De kandidaturen voor een mandaat in een ambt van directeur van een studiegebied worden door de bij de artikelen 15 en 63 tot 67 van dit decreet bedoelde Wervingscommissie onderzocht. Zij beoordeelt de CV's van de kandidaten en onderzoekt hun pedagogisch en artistiek project. Na onderzoek van de projecten, selecteert de Commissie de kandidaten die in aanmerking werden genomen voor een afzonderlijk onderhoud.

De Wervingscommissie zendt de pedagogische beheersraad een met reden omkleed verslag toe voor iedere kandidaat. De directeur zendt het verslag met het advies van de pedagogische beheersraad aan de Inrichtende macht over. ».

Art. 51.In hetzelfde decreet wordt de onderafdeling 4 van afdeling 3 van hoofdstuk II van Titel IV van het vierde deel, vervangen door een onderafdeling 4 luidend als volgt : « Onderafdeling 4. - Vervroegde beëindiging van de mandaten van directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied

Artikel 252.De inrichtende macht kan een vervroegd eind stellen aan ieder mandaat van een directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied die niet behoort tot het vastbenoemd onderwijzend personeel overeenkomstig de bepalingen over de afdanking bepaald bij de artikelen 240 en 241 van dit decreet.

Het vastbenoemd onderwijzend personeelslid kan ontheven worden van zijn mandaat van directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied bij een beslissing van de Inrichtende macht. ».

Art. 52.In artikel 260, § 1, eerste lid, 2° van hetzelfde decreet worden de woorden « van directeur of adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied ».

Art. 53.In artikel 269, tweede lid van hetzelfde decreet worden de woorden « van directeur of adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied ».

Art. 54.In artikel 280, § 1, tweede lid van hetzelfde decreet worden de woorden « van directeur of adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied ».

Art. 55.In artikel 299, derde lid van hetzelfde decreet worden de woorden « van directeur of adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied ».

Art. 56.In artikel 356, tweede lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 11 juli 2002 en aangevuld bij de decreten van 3 maart 2004, 2 juni 2006 en 11 januari 2008 worden de woorden « van directeur en adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur en directeur van een studiegebied ».

Art. 57.In artikel 357, tweede lid van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 11 januari 2008, worden de woorden « van directeurs en adjunct-directeurs » vervangen door de woorden « van directeurs, adjunct-directeurs of directeurs van een studiegebied ».

Art. 58.Artikel 376 van hetzelfde decreet wordt door een artikel luidend als volgt vervangen : «

Artikel 376.- Het mandaat van de adjunct-directeurs wordt ze toegewezen door de inrichtende macht voor een periode van vijf jaar.

Dit mandaat kan vernieuwd worden op basis van de evaluatie verwezenlijkt door de Pedagogische beheersraad bedoeld bij artikel 16 van dit decreet. ».

Art. 59.Tussen artikel 378 en artikel 379 van hetzelfde decreet wordt een onderafdeling 2bis luidend als volgt, ingevoegd : « Onderafdeling 2bis. - Over de mandaten van directeurs van studiegebieden

Art. 378bis.- Het mandaat van de directeurs van een studiegebied wordt ze toegewezen door de Regering voor een periode van vijf jaar.

Dit mandaat kan vernieuwd worden op basis van de evaluatie verwezenlijkt door de Pedagogische beheersraad bedoeld bij artikel 16 van dit decreet.

Art. 378ter.- Niemand kan een mandaat toegewezen krijgen om een ambt van directeur van een studiegebied uit te oefenen, indien hij niet voldoet aan de volgende voorwaarden : 1° Belg zijn of onderdaan van een andere lidstaat van de Europese Unie, behoudens afwijking toegestaan door de Regering;2° de burgerlijke en politieke rechten genieten;3° als het om een eerste indiensttreding in het onderwijs gaat, een medisch attest voorleggen, dat niet langer dan zes maanden tevoren werd afgegeven en waaruit blijkt dat de kandidaat in een zodanige gezondheidstoestand verkeert, dat hij noch de gezondheid van de studenten, noch die van de andere personeelsleden in gevaar kan brengen;4° van onberispelijk gedrag zijn;5° voldoen aan de dienstplichtwetten;6° een pedagogisch en artistiek project indienen betreffende het bedoelde mandaat en aan de wervingscommissie voorleggen.».

Artikel 378quater.De kandidaturen voor een mandaat in een ambt van directeur van een studiegebied worden door de bij de artikelen 15 en 63 tot 67 van dit decreet bedoelde Wervingscommissie onderzocht. Zij beoordeelt de CV's van de kandidaten en onderzoekt hun pedagogisch en artistiek project. Na onderzoek van de projecten, selecteert de Commissie de kandidaten die in aanmerking werden genomen voor een afzonderlijk onderhoud.

De Wervingscommissie zendt de pedagogische beheersraad een met reden omkleed verslag toe voor iedere kandidaat. De directeur zendt het verslag met het advies van de pedagogische beheersraad aan de Inrichtende macht over. ».

Art. 60.In hetzelfde decreet wordt de onderafdeling 4 van afdeling 3 van hoofdstuk II van Titel V van het vierde deel, vervangen door een onderafdeling 4 luidend als volgt : « Onderafdeling 4. Vervroegde beëindiging van de mandaten van directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied

Artikel 382.De inrichtende macht kan een vervroegd eind stellen aan ieder mandaat van een directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied die niet behoort tot het vastbenoemd onderwijzend personeel overeenkomstig de bepalingen over de afdanking bepaald bij de artikelen 370 en 372 van dit decreet.

Het vastbenoemd onderwijzend personeelslid kan ontheven worden van zijn mandaat van directeur, adjunct-directeur of directeur van een studiegebied bij een beslissing van de Inrichtende macht. ».

Art. 61.In artikel 390, § 1, eerste lid, 2° van hetzelfde decreet, worden de woorden « van directeur en adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur of directeur van studiegebieden ».

Art. 62.In artikel 402, tweede lid, worden de woorden « van directeur en adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur of directeur van studiegebieden ».

Art. 63.In artikel 412, § 1, tweede lid van hetzelfde decreet, worden de woorden « van directeur en adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur of directeur van studiegebieden ».

Art. 64.In artikel 428, derde lid van hetzelfde decreet, worden de woorden « van directeur en adjunct-directeur » vervangen door de woorden « van directeur, adjunct-directeur of directeur van studiegebieden ». HOOFDSTUK V. - Bepalingen betreffende het hoger universitair onderwijs Afdeling I. - Wijziging van de wet van 28 april 1953 betreffende de

inrichting van het universitair onderwijs door de Staat

Art. 65.In artikel 51bis, 9e lid, van de wet van 28 april 1953 betreffende de inrichting van het universitair onderwijs door de Staat, worden de woorden « de Administrateur-generaal van het departement Nationale opvoeding en van de Nederlandse Cultuur en van de Nationale opvoeding en van de Franse Cultuur » vervangen door de woorden « de administrateurs-generaal van de Diensten van de Regering van de Franse Gemeenschap ». Afdeling II. - Wijziging van het koninklijk besluit van 31 oktober

1953 tot vaststelling van het statuut van de geaggregeerden, de repetitors en het wetenschappelijk personeel bij de Rijksuniversiteiten

Art. 66.Artikel 8 van het koninklijk besluit van 31 oktober 1953 tot vaststelling van het statuut van de geaggregeerden, de repetitors en het wetenschappelijk personeel bij de Rijksuniversiteiten, vervangen bij het koninklijk besluit van 21 april 1965 en gewijzigd bij het decreet van 30 april 2009, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 8.De assistenten moeten houder zijn van een diploma uitgereikt door een inrichting voor hoger onderwijs van de Europese Unie dat studies van een 2e cyclus bekrachtigt, erkend door hun overheden bevoegd inzake hoger onderwijs.

Overeenkomstig de bepalingen van het 2e lid van artikel 6 moeten zij daarenboven aan de voorwaarden voldoen voor de toegang tot de derde cyclus bepaald bij artikel 55 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten. » Afdeling III. - Wijziging van de wet van 27 juli 1971 op de

financiering en de controle van de universitaire instelling

Art. 67.In artikel 27 van de wet van 27 juli 1971 op de financiering en de controle van de universitaire instelling worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, 3e lid, worden de woorden « of die vrijstellingen of valoriseringen van verworven studiepunten genieten » ingevoegd tussen de woorden « Studenten die echter hun jaar overdoen » en de woorden « en waarvan het studiejaar een saldo van studiepunten inhoudt dat lager ligt dan 45 »;2° onder § 3, 1°, letter dbis ), 2e lid, worden de woorden « wier echtgenoot » vervangen door de woorden « wier echtgenoot of wettelijk samenwonende »;3° in § 3, 1°bis, letter e), worden de woorden« wier echtgenoot » vervangen door de woorden « wier echtgenoot of wettelijk samenwonende ».

Art. 68.In artikel 43, § 2, 1e lid van dezelfde wet worden de woorden « vóór 31 maart » vervangen door de woorden « vóór 31 mei ». Afdeling IV. - Wijziging van het decreet van 19 juli 1991 betreffende

de loopbaan van de wetenschappelijke navorsers.

Art. 69.In artikel 13 van het decreet van 19 juli 1991 betreffende de loopbaan van de wetenschappelijke navorsers worden de woorden « en die houder is van het diploma van geaggregeerde voor het hoger onderwijs » geschrapt.

Art. 70.In artikel 14 van hetzelfde decreet worden de woorden « of van het diploma van geaggregeerde voor het hoger onderwijs » geschrapt. Afdeling V. - Wijziging van het decreet van 8 februari 2001 tot

vaststelling van de initiële opleiding van de geaggregeerden voor het hoger secundair onderwijs

Art. 71.In artikel 12 van het decreet van 8 februari 2001 tot vaststelling van de initiële opleiding van de geaggregeerden voor het hoger secundair onderwijs worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 1e lid, worden de woorden « overeenkomstig artikel 9 van voornoemd decreet van 5 september 1994 » vervangen door de woorden « overeenkomstig artikel 14, § 1, 6e lid van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten »;2° in het 2e lid worden de woorden « overeenkomstig artikel 20 van voornoemd decreet van 5 september 1994 » vervangen door de woorden « overeenkomstig artikel 14, § 1, 6e lid van voormeld decreet van 31 maart 2004 ». Afdeling VI. - Wijziging van het decreet van 31 maart 2004 betreffende

de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten

Art. 72.In artikel 31 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, aangevuld bij het decreet van 13 december 2007, wordt tussen 12° « geneeskunde » en « 13° dierengeneeskunde » een 12°bis « volksgezondheidswetenschappen » ingevoegd.

Art. 73.In artikel 38, § 1, van hetzelfde decreet, aangevuld bij het decreet van 13 december 2007 en gewijzigd bij het decreet van 28 november 2008, wordt het 2e lid vervangen door een lid luidend als volgt : « Wanneer een universiteit gemachtigd wordt studies van een tweede cyclus van een cursus te organiseren, betreft die machtiging zowel de cursussen van masters in 60 studiepunten als in 120 studiepunten, zoals bepaald in de bijlage I van dit decreet. De machtiging om een master in 60 studiepunten te organiseren is evenwel onderworpen aan de voorwaarde dat dezelfde inrichting een master in overeenstemmende 120 studiepunten organiseert. Daarenboven zorgt de Regering, na raadpleging van de interuniversitaire raad van de Franse Gemeenschap, overeenkomstig de bepalingen van artikel 63, § 2, ervoor dat elke mastercursus in 60 studiepunten minstens op twee plaatsen van het grondgebied van de Franse Gemeenschap georganiseerd wordt; de interuniversitaire raad van de Franse Gemeenschap stelt in voorkomend geval een verdeling van die cursussen vast onder de inrichtingen. Om de twee jaar maakt de interuniversitaire raad een evaluatie over van zijn mastercursussen in 60 studiepunten.

Art. 74.In artikel 49, § 2, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het 2e lid worden de woorden « en 2009-2010 » vervangen door de woorden « , 2009-2010 en 2010-2011 »;2° in het 3e lid worden de woorden « en 2009-2010 » vervangen door de woorden « , 2009-2010 en 2010-2011 ».

Art. 75.In artikel 51, § 5, van hetzelfde decreet, worden de woorden « of tot de studies » vervangen door de woorden « of tot de studieproeven ».

Art. 76.In artikel 54, 1e lid, van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in 2° worden de woorden « tot bekrachtiging van studies van een tweede cyclus van minstens 120 studiepunten » ingevoegd tussen de woorden « ofwel een academische graad van master » en de woorden « , krachtens een beslissing van de academische overheden »;2° 5° wordt vervangen door een 5° luidend als volgt : « 5° ofwel onder dezelfde voorwaarden, een of meerdere buitenlandse bewijzen of graden die studies van een tweede cyclus bekrachtigen en gevaloriseerd worden voor minstens 300 studiepunten door de examencommissie of die studies bekrachtigen van een tweede cyclus van 240 studiepunten aangevuld met 60 studiepunten, met als voorwaarde dat alles door de examencommissie gevaloriseerd moet worden.In dat laatste geval moeten de 60 studiepunten overeenstemmen met : - ofwel andere studies, studiegedeelten of gespecialiseerde of grondige opleidingen die uitsluitend toegankelijk zijn voor de houders van een bewijs of een graad van bekrachtiging van studies van minstens een tweede cyclus; - ofwel een bijkomend jaar na de 2e cyclus georganiseerd in de Franse Gemeenschap overeenkomstig de bepalingen van het 2e lid en met inbegrip van 60 opleidingsstudiepunten vastgesteld door de examencommissie; - ofwel de kennis en de bekwaamheden verworven via persoonlijke of professionele ervaring nuttige ervaring wat de bedoelde studies betreft.

De studiepunten die op die wijze door de examencommissie gevaloriseerd worden om de toegang tot de studies toe te laten, kunnen noch vrijstellingen, noch een vermindering van de duur van diezelfde studies tot gevolg hebben. »

Art. 77.Artikel 55, 1e lid, 5° van hetzelfde decreet, wordt vervangen door een 5° luidend als volgt : « 5° ofwel onder dezelfde voorwaarden, een of meerdere buitenlandse bewijzen of graden die studies van een tweede cyclus bekrachtigen en gevaloriseerd worden voor minstens 300 studiepunten door de examencommissie of die studies bekrachtigen van een tweede cyclus van 240 studiepunten aangevuld met 60 studiepunten, met als voorwaarde dat alles door de examencommissie gevaloriseerd moet worden. In dat laatste geval moeten de 60 studiepunten overeenstemmen met : - ofwel andere studies, studiegedeelten of gespecialiseerde of grondige opleidingen die uitsluitend toegankelijk zijn voor de houders van een bewijs of een graad van bekrachtiging van studies van minstens een tweede cyclus; - ofwel een bijkomend jaar na de 2e cyclus georganiseerd in de Franse Gemeenschap overeenkomstig de bepalingen van het 2e lid en met inbegrip van 60 opleidingsstudiepunten vastgesteld door de examencommissie;

De studiepunten die op die wijze door de examencommissie gevaloriseerd worden om de toegang tot de studies toe te laten, kunnen noch vrijstellingen, noch een vermindering van de duur van diezelfde studies tot gevolg hebben. »

Art. 78.In artikel 85, § 1bis, 2e lid van hetzelfde decreet, aangevuld bij het decreet van 19 februari 2009, worden de woorden « de studenten van wie de hoedanigheid van hoog niveau of van sportbelofte erkend is » vervangen door de woorden « de studenten van wie de hoedanigheid van topsporter, van sportbelofte of van trainingspartner erkend is ».

Art. 79.In artikel 110 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° de woorden « vormt de academie » worden ingevoegd tussen de woorden « van een academie » en de woorden « neemt haar bevoegdheden »;2° het woord « evenwel » wordt geschrapt;3° in de oorspronkelijke tekst, zoals gewijzigd bij 1° en 2°, die samen het 1e lid vormen, wordt een tweede lid toegevoegd, luidend als volgt : « De raad van bestuur, de beslissingsorganen, de rector en, in voorkomend geval, de vice-rectoren, de pro-rector(en), of de bestuurder van de inrichting uit de samenvoeging ontstaan, oefenen hun bevoegdheden en hun prerogatieven uit voor de academie.».

Art. 80.In bijlage I, in de Franse tekst, « Intitulés des cursus initiaux des université, » van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2006, 25 mei 2007, 13 december 2007, 28 november 2008 en 19 februari 2009 worden tussen de regel « Médecine » en de regel « Sciences de la santé publique », een regel « 12°bis Sciences de la santé publique » ingevoegd.

Art. 81.In bijlage III, in de Franse tekst, I « Habilitations à organiser des cycles d'études à l'université » van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 16 juni 2006, 20 juli 2006, 25 mei 2007, 18 juli 2008; vervangen bij het decreet van 28 november 2008 en gewijzigd bij het decreet van 19 februari 2009, wordt vóór de regel « Sciences de la santé publique » een regel « 12°bis Sciences de la santé publique » ingevoegd. HOOFDSTUK VI. - Gemeenschappelijke bepalingen voor het hoger onderwijs Afdeling I. - Wijziging van het decreet van 31 maart 2004 betreffende

de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten.

Art. 82.In artikel 6, § 1, van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de definitie « Doctoraat » wordt het woord « inzonderheid » toegevoegd vóór de woorden « bekrachtigd met een academische graad van master »;2° in de definitie « Bijkomende master » wordt het woord « inzonderheid » toegevoegd vóór de woorden « bekrachtigd met een graad van master ».

Art. 83.In artikel 14, § 1, 6e lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « uitgereikt door elke inrichting voor hoger onderwijs » ingevoegd tussen de woorden « van master in de zin van dit decreet » en de woorden « en vertegenwoordigen 30 studiepunten ».

Art. 84.In artikel 26, § 2, 2e lid van datzelfde decreet worden de woorden « 24 uur » vervangen door de woorden « 30 uur ». Afdeling II. - Wijziging van het decreet van 18 juli 2008 tot

democratisering van het hoger onderwijs, ter bevordering van de slaagkansen van de studenten en tot oprichting van het Waarnemingscentrum voor het hoger onderwijs

Art. 85.In artikel 20, § 3, 1e lid, van het decreet van 18 juli 2008 tot democratisering van het hoger onderwijs, ter bevordering van de slaagkansen van de studenten en tot oprichting van het Waarnemingscentrum voor het hoger onderwijs, worden de woorden « De Regering stelt de lijst vast van de gegevens die de universiteiten, de hogescholen, de hogere kunstscholen en de hogere instituten voor architectuuronderwijs moeten meedelen. » vervangen door de woorden « Op de voordracht van het Waarnemingscentrum bepaalt de Regering, na advies van de bevoegde adviesorganen, de thema's van de variabelen en gegevens die de Universiteiten, de Hogescholen en de Hogere kunstscholen moeten meedelen. Daartoe geeft het Waarnemingscentrum elk jaar een woordenboek met gedetailleerde variabelen en gegevens uit dat tot hen gericht is. » Afdeling III. - Wijziging van het decreet van 30 april 2009 houdende

organisatie van de overdracht van het hoger architectuuronderwijs naar de universiteit

Art. 86.Artikel 64 van het decreet van 30 april 2009 houdende organisatie van de overdracht van het hoger architectuuronderwijs naar de universiteit, gewijzigd bij het decreet van 29 april 2010, wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Artikel 64.Vanaf 1 juli 2010 zullen de bepalingen van dit hoofdstuk van toepassing zijn op de leden van het statutair personeel respectievelijk bedoeld in de artikelen 8, § 1, 13, § 1, 18, § 1, 23, § 1, 31, § 1, 38, § 1, 46, § 1.

Zij zijn van toepassing noch op de leden van het meesters- vak en dienstpersoneel van het Hoger instituut voor architectuur van de Franse Gemeenschap, noch op de leden van het administratief personeel van de Hogere instituten voor architectuur behalve wat betreft artikel 66bis. »

Art. 87.In datzelfde decreet wordt tussen artikel 66 en artikel 67 een artikel 66bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Artikel 66bis.Vanaf 1 juli 2010 worden de leden van het bestuurspersoneel uit Hogere instituten voor architectuur die, op de datum van hun overdracht, tijdelijk aangesteld of aangeworven zijn, tijdelijk voor een onbepaalde duur aangesteld of aangeworven voor zover zij een hoofdambt uitoefenen in een vacante betrekking en zij een gunstig verslag gekregen hebben op het einde van het bedoelde academiejaar. ». HOOFDSTUK VII. - Overgangsbepaling

Art. 88.In afwijking van artikel 27, wanneer een Adjunct-directeur aangesteld is vóór de inwerkingtreding van dit decreet in een Hogere kunstschool die niet minstens 500 financierbare studenten telt en meerdere domeinen telt, kan hij op zijn aanvraag zijn mandaat van Adjunct-directeur behouden voor een duur die gelijk is aan de overblijvende duur van het oorspronkelijke mandaat; ofwel aangesteld worden in een ambt van Directeur van een studiegebied voor een duur die gelijk is aan de overblijvende duur van het oorspronkelijke mandaat van Adjunct-directeur. HOOFDSTUK VIII. - Inwerkingtredingen

Art. 89.Dit decreet treedt in werking voor het academiejaar 2010-2011, met uitzondering van artikel 3 dat uitwerking heeft met ingang van 15 september 2008; van artikel 8 dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2010, van de artikelen 86 en 87 die uitwerking hebben met ingang van 1 juli 2010; van artikel 18 dat in werking treedt op 1 september 2010; van de artikelen 65, 66, 69 en 70 die in werking treden op 1 oktober 2010 en van artikel 6 dat in werking treedt op 1 januari 2011.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel op 1 december 2010.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Vice-president en Minister van Kind, Wetenschappelijk onderzoek en Ambtenarenzaken, J.-M. NOLLET De Vicepresident en Minister van Begroting, Financiën en Sport, A. ANTOINE De Vice-president en Minister van Hoger onderwijs, J.-C. MARCOURT De Minister van Jeugd, Mevr. E. HUYTEBROECK De Minister van Cultuur, Audiovisuele sector, Gezondheid en Gelijke kansen, Mevr. F. LAANAN De Minister van Leerplichtonderwijs en Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M.-D. SIMONET _______ Nota (1) Zitting 2009-2010. Stukken van het Parlement. - Ontwerp van decreet, nr. 128-1. - Verslag nr. 128-2.

Zitting 2010-2011.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van 1 december 2010.

^