Etaamb.openjustice.be
Decreet van 01 maart 2021
gepubliceerd op 12 april 2021

Decreet betreffende de mediadiensten en de filmvoorstellingen

bron
ministerie van de duitstalige gemeenschap
numac
2021201177
pub.
12/04/2021
prom.
01/03/2021
ELI
eli/decreet/2021/03/01/2021201177/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

MINISTERIE VAN DE DUITSTALIGE GEMEENSCHAP


1 MAART 2021. - Decreet betreffende de mediadiensten en de filmvoorstellingen


Het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt: TITEL 1. - Algemene bepalingen Artikel 1 - Europese clausule Dit decreet voorziet in de gedeeltelijke omzetting van de volgende richtlijnen, voor zover deze onder de bevoegdheid van de Duitstalige Gemeenschap vallen: 1° Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie;2° Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie (herschikking);3° Richtlijn (EU) 2019/882 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 betreffende de toegankelijkheidsvoorschriften voor producten en diensten. Art. 2 - Persoonsaanduidingen De persoonsaanduidingen in dit decreet gelden voor alle geslachten.

Art. 3 - Algemeen toepassingsgebied § 1 - Dit decreet is van toepassing op: 1° mediadiensten;2° het aanbieden van voor het overbrengen van mediadiensten geschikte elektronischecommunicatienetwerken en -diensten en bijbehorende faciliteiten, welke onder de bevoegdheid van de Duitstalige Gemeenschap vallen;3° consumentenapparatuur bestemd voor de ontvangst van lineaire audiovisuele en auditieve mediasignalen;en 4° consumentenapparatuur met interactieve functies die bedoeld zijn voor de organisatie van filmvoorstellingen in het Duitse taalgebied en die worden gebruikt om toegang te krijgen tot audiovisuele mediadiensten. § 2 - Onderworpen aan de bepalingen van dit decreet zijn: 1° het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap, 2° de aanbieders van mediadiensten die in het Duitse taalgebied zijn gevestigd, 3° de ondernemingen die openbare elektronischecommunicatienetwerken en -diensten, met inbegrip van bijbehorende faciliteiten en bijbehorende diensten aanbieden in de Duitstalige Gemeenschap, en ondernemingen die in de Duitstalige Gemeenschap nieuwe voertuigen van categorie M te koop of te huur aanbieden. § 3 - Aanbieders van audiovisuele en auditieve mediadiensten worden in de volgende gevallen geacht in het Duitse taalgebied te zijn gevestigd: 1° de aanbieder van mediadiensten heeft zijn hoofdkantoor in de Duitstalige Gemeenschap en de redactionele beslissingen betreffende de audiovisuele of auditieve mediadienst worden in de Duitstalige Gemeenschap genomen;2° de aanbieder van mediadiensten heeft zijn hoofdkantoor in de Duitstalige Gemeenschap, de redactionele beslissingen betreffende de audiovisuele of auditieve mediadienst worden echter in een andere gemeenschap of lidstaat genomen, maar een aanzienlijk deel van het bij de programmagerelateerde activiteit van de audiovisuele of auditieve mediadienst betrokken personeel is werkzaam in de Duitstalige Gemeenschap. Als een aanzienlijk deel van het bij de programmagerelateerde activiteiten van de audiovisuele of auditieve mediadienst betrokken personeel zowel in de Duitstalige Gemeenschap als in een andere gemeenschap of lidstaat werkzaam is, wordt de aanbieder van de mediadienst geacht gevestigd te zijn in het Duitse taalgebied als hij zijn hoofdkantoor in de Duitstalige Gemeenschap heeft.

Als geen aanzienlijk deel van het bij de programmagerelateerde activiteiten van de audiovisuele of auditieve mediadienst betrokken personeel in de Duitstalige Gemeenschap, noch in een andere gemeenschap of lidstaat werkzaam is, wordt de aanbieder van mediadiensten geacht gevestigd te zijn in het Duitse taalgebied als hij daar het eerst met zijn activiteiten is begonnen overeenkomstig het recht van de Duitstalige Gemeenschap en mits hij een duurzame en reële band met de economie van de Duitstalige Gemeenschap onderhoudt; 3° de aanbieder van mediadiensten heeft zijn hoofdkantoor in de Duitstalige Gemeenschap, terwijl beslissingen betreffende de audiovisuele of auditieve mediadienst in een derde land worden genomen, of andersom, mits een aanzienlijk deel van het bij de activiteiten van de audiovisuele of auditieve mediadienst betrokken personeel in de Duitstalige Gemeenschap werkzaam is. Aanbieders van audiovisuele en auditieve mediadiensten waarop het eerste lid niet van toepassing is, worden geacht in het Duitse taalgebied te zijn gevestigd als zij niet zijn gevestigd in een lidstaat of in een staat in de Europese Economische Ruimte maar gebruikmaken van een in de Duitstalige Gemeenschap gelegen aarde-satellietverbinding. § 4 - Een aanbieder van videoplatforms die niet in de zin van artikel I.18, 4°, van het Wetboek van economisch recht in het Duitse taalgebied is gevestigd, wordt geacht in het Duitse taalgebied te zijn gevestigd, als die: 1° een moederonderneming of een dochteronderneming heeft die in het Duitse taalgebied is gevestigd, of 2° deel uitmaakt van een groep waarvan een andere onderneming in het Duitse taalgebied is gevestigd. Voor de toepassing van het eerste lid wordt verstaan onder: 1° "moederonderneming": een onderneming die zeggenschap heeft over een of meer dochterondernemingen;2° "dochteronderneming": een onderneming waarover een moederonderneming zeggenschap heeft, met inbegrip van elke dochteronderneming van een uiteindelijke moederonderneming;3° "groep": een moederonderneming, al haar dochterondernemingen en alle andere ondernemingen die er op organisatorisch gebied economische en juridische banden mee hebben. § 5 - Als de moederonderneming, de dochteronderneming of de andere ondernemingen van de groep allemaal in verschillende gemeenschappen of lidstaten zijn gevestigd, wordt de aanbieder van videoplatforms geacht te zijn gevestigd in het Duitse taalgebied als 1° zijn moederonderneming in het Duitse taalgebied is gevestigd of, bij gebreke van een dergelijke vestiging, 2° als zijn dochteronderneming in het Duitse taalgebied is gevestigd of, bij gebreke van een dergelijke vestiging, 3° als de andere onderneming van de groep in het Duitse taalgebied is gevestigd. § 6 - Als er meerdere dochterondernemingen zijn die allemaal in verschillende gemeenschappen of lidstaten zijn gevestigd, wordt de aanbieder van videoplatforms geacht te zijn gevestigd in het Duitse taalgebied, als een van de dochterondernemingen voor het eerst met haar activiteiten is begonnen in het Duitse taalgebied, mits die aanbieder een duurzame en reële band met de economie van de Duitstalige Gemeenschap onderhoudt en, voor zover andere gemeenschappen betrokken zijn, mits het zwaartepunt van de activiteiten inzake mediadiensten in het Duitse taalgebied ligt.

Als meerdere andere ondernemingen deel uitmaken van de groep en deze allemaal in verschillende gemeenschappen of lidstaten zijn gevestigd, wordt de aanbieder van videoplatforms geacht te zijn gevestigd in het Duitse taalgebied, als een van deze ondernemingen voor het eerst met haar activiteiten is begonnen in het Duitse taalgebied, mits die aanbieder een duurzame en reële band met de economie van de Duitstalige Gemeenschap onderhoudt en, voor zover andere gemeenschappen betrokken zijn, mits het zwaartepunt van de activiteiten inzake mediadiensten in het Duitse taalgebied ligt. § 7 - Voor de toepassing van de § § 5 en 6 zijn de artikelen XII.3, XII.4, XII.6 en XII.17 tot XII.20 van het Wetboek van economisch recht van toepassing op aanbieders van videoplatforms die overeenkomstig paragraaf 4 worden geacht in het Duitse taalgebied te zijn gevestigd.

Art. 4 - Begripsbepalingen Voor de toepassing van dit decreet verstaat men onder: 1° algemene machtiging: de regelgeving waarbij, overeenkomstig dit decreet, rechten worden verleend voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten en specifieke sectorgebonden verplichtingen worden vastgesteld die voor alle of voor welbepaalde soorten elektronischecommunicatienetwerken en -diensten kunnen gelden;2° Application Program Interface - Applicatieprogramma-interface (API): een software interface tussen toepassingen, die beschikbaar is gesteld door omroepen, dienstenleveranciers, alsmede de hulpmiddelen in de eindapparatuur voor digitale televisie- en radiodiensten;3° audiovisuele commerciële communicatie: beelden, al dan niet met geluid, welke dienen om rechtstreeks of onrechtstreeks de goederen, de diensten of het imago van een natuurlijke of rechtspersoon die een economische activiteit verricht, te promoten.Dergelijke beelden vergezellen of maken deel uit van een programma of van een door gebruikers gegenereerde video, tegen betaling of een soortgelijke vergoeding of ten behoeve van zelfpromotie. Vormen van audiovisuele commerciële communicatie zijn onder meer televisiereclame, sponsoring, telewinkelen en productplaatsing; 4° audiovisuele mediadienst: een economische dienst die valt onder de redactionele verantwoordelijkheid van een aanbieder van audiovisuele mediadiensten, waarvan het hoofddoel of een losstaand gedeelte daarvan bestaat uit de levering van programma's voor het algemene publiek, via elektronischecommunicatienetwerken, ter informatie, vermaak of educatie.Bij deze audiovisuele mediadiensten gaat het ofwel om lineaire of om niet-lineaire audiovisuele mediadiensten en/of audiovisuele commerciële communicatie; 5° aanbieder van audiovisuele mediadiensten: de natuurlijke of rechtspersoon die de redactionele verantwoordelijkheid draagt voor de keuze van de audiovisuele inhoud van de mediadienst en die bepaalt hoe deze wordt georganiseerd;6° auditieve commerciële communicatie: geluid dat dient om rechtstreeks of onrechtstreeks de goederen, de diensten of het imago van een natuurlijke of rechtspersoon die een economische activiteit verricht te promoten.Dergelijke geluiden vergezellen of maken deel uit van een programma, tegen betaling of een soortgelijke vergoeding of ten behoeve van zelfpromotie. Vormen van auditieve commerciële communicatie zijn onder meer radioreclame, sponsoring en productplaatsing; 7° auditieve mediadienst: een economische dienst die valt onder de redactionele verantwoordelijkheid van een aanbieder van auditieve mediadiensten, met als hoofddoel de levering aan het algemene publiek van programma's ter informatie, vermaak of educatie via elektronischecommunicatienetwerken.Bij deze auditieve mediadiensten gaat het ofwel om lineaire of om niet-lineaire auditieve mediadiensten en/of om auditieve commerciële communicatie; 8° aanbieder van auditieve mediadiensten: de natuurlijke of rechtspersoon die de redactionele verantwoordelijkheid draagt voor de keuze van de auditieve inhoud van de mediadienst en die bepaalt hoe deze wordt georganiseerd;9° adviesraad: het in artikel 127 vermelde orgaan;10° aanbieden van een elektronischecommunicatienetwerk: het bouwen, exploiteren, leiden of beschikbaar stellen van een dergelijk netwerk;11° exploitant: onderneming die een openbaar elektronisch communicatienetwerk of een bijbehorende faciliteit aanbiedt of gemachtigd is aan te bieden;12° AMM-richtsnoeren: de richtsnoeren van de Europese Commissie voor de marktanalyse en de beoordeling van aanmerkelijke marktmacht in het bestek van het EU-regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten nr.2018/C 159/01; 13° BRF: het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap;14° elektronischecommunicatiedienst: een gewoonlijk tegen vergoeding aangeboden dienst die geheel of hoofdzakelijk bestaat in het overbrengen van signalen voor de distributie van mediadiensten via elektronischecommunicatienetwerken, met uitzondering van diensten die inhoud leveren via elektronischecommunicatienetwerken en -diensten of een redactionele controle hierover uitoefenen;15° elektronischecommunicatienetwerken: de transmissiesystemen, al dan niet gebaseerd op een permanente infrastructuur of gecentraliseerde beheercapaciteit, en in voorkomend geval de schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen, waaronder netwerkelementen die niet actief zijn, die het mogelijk maken signalen over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen voor zover deze worden gebruikt voor de distributie van mediadiensten;16° elektronische programmagids: elektronisch computerprogramma dat het beschikbare programma-aanbod van lineaire audiovisuele mediadiensten oplijst en het gebruik ervan mogelijk maakt;17° aanbeveling: de mededeling van de Europese Commissie inzake relevante markten voor producten en diensten, die de Europese Commissie krachtens artikel 64 lid 1 van het Europees W Wetboek voor elektronische communicatie publiceert.18° eindgebruiker: een gebruiker die geen openbaar elektronischecommunicatienetwerk of voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten aanbiedt;19° geavanceerde digitale eindapparatuur: kastjes met converter en decoder en geïntegreerde digitale televisietoestellen voor de ontvangst van de digitale interactieve televisiediensten;20° IZJD: de instantie voor de zelfregulering van journalistieke deontologie in de Duitstalige Gemeenschap;21° Europese producties: a) producties die afkomstig zijn uit de gemeenschappen of lidstaten;b) producties die afkomstig zijn uit derde Europese staten die partij zijn bij het Europese Verdrag inzake grensoverschrijdende televisie van de Raad van Europa, als er in de betrokken landen geen discriminerende maatregelen tegen producties uit de gemeenschappen of lidstaten bestaan en c) coproducties die zijn vervaardigd in het kader van tussen de Unie en derde landen gesloten overeenkomsten met betrekking tot de audiovisuele sector en die voldoen aan de voorwaarden van de betrokken overeenkomsten, als er in de betrokken landen geen discriminerende maatregelen tegen producties uit gemeenschappen of lidstaten bestaan. Producties uit gemeenschappen of lidstaten of producties uit derde Europese staten die partij zijn bij het Europese Verdrag inzake grensoverschrijdende televisie van de Raad van Europa zijn werken die voornamelijk tot stand zijn gebracht met hulp van auteurs en medewerkers die in één of meer van deze staten woonachtig zijn en die aan één van de volgende drie voorwaarden voldoen: - de producties zijn tot stand gebracht door één of meer in één of meer van deze staten gevestigde producent(en) of - de vervaardiging geschiedt onder het toezicht en de feitelijke controle van één of meer in één of meer van deze staten gevestigde producent(en); - de bijdrage van de coproducenten uit deze staten in de totale kosten van de coproductie bedraagt meer dan de helft en de coproductie wordt niet door één of meer buiten deze staten gevestigde producent(en) gecontroleerd.

Producties die geen Europese producties overeenkomstig littera a), b) en c) zijn, maar die vervaardigd worden in het kader van tussen de gemeenschappen of lidstaten en derde landen gesloten bilaterale coproductieovereenkomsten, worden als Europese producties beschouwd mits de coproducenten uit de Europese Unie een meerderheidsaandeel hebben in de totale productiekosten en de productie niet onder controle staat van één of meer buiten de gemeenschappen of de lidstaten gevestigde producent(en); 22° televisieomroeporganisatie: een aanbieder van mediadiensten die lineaire audiovisuele mediadiensten aanbiedt;23° televisiereclame: de door een publieke of particuliere onderneming of natuurlijke persoon, tegen betaling of soortgelijke vergoeding dan wel ten behoeve van zelfpromotie op televisie uitgezonden boodschap - in welke vorm dan ook - in verband met de uitoefening van een commerciële, industriële, ambachtelijke activiteit of van een beroep, ter bevordering van de levering tegen betaling van goederen of diensten, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen;24° cineforum: jaarlijkse voorstelling van ten minste acht films met hoge kunstwaarde die voor de jongelui toegankelijk zijn en waarvan de kwaliteit door ten minste één evaluatie-instelling van één der lidstaten erkend werd;25° cinedagen: voorstelling van ten minste vier films met hetzelfde thema over een week;26° promotiekopie: een door een bioscoophouder gefinancierde kopie van een film die ten laatste twee weken na zijn nationaal lanceren in België of in de Bondsrepubliek Duitsland voorgesteld wordt;27° schadelijke interferentie: een interferentie die het functioneren van een radionavigatiedienst of van andere veiligheidsvoorzieningen in gevaar brengt, of die een overeenkomstig de geldende internationale, communautaire of nationale voorschriften werkende radiocommunicatiedienst op een andere wijze ernstig verslechtert, hindert of herhaaldelijk onderbreekt;28° BEREC: het orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie, opgericht overeenkomstig Verordening (EU) nr.2018/1971 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot instelling van het Orgaan van Europese regulerende instanties voor elektronische communicatie (Berec) en het Bureau voor ondersteuning van Berec (Berec-Bureau), tot wijziging van Verordening (EU) 2015/2120 en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1211/2009; 29° bioscoophouder: de natuurlijke of rechtspersonen die in het Duitse taalgebied een bioscoopzaal bedrijven waar zij films vertonen tegen betaling;30° Europees wetboek voor elektronische communicatie: de Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie;31° commerciële communicatie: audiovisuele en auditieve commerciële communicatie;32° controleoverdracht: procédé waarmee het mogelijk is van systeem voor voorwaardelijke toegang te veranderen, zonder te raken aan het gescrambelde signaal van een mediadienst;33° transnationale markten: door de Europese Commissie gedefinieerde markten die de Europese Unie of een aanzienlijk, zich over meer dan één lidstaat uitstrekkend, deel daarvan beslaan;34° lineaire mediadienst: een door een aanbieder van mediadiensten aangeboden mediadienst voor het gelijktijdig bekijken van programma's op basis van een programmaschema;35° mediadienst: een dienst of andere activiteit, verstuurd via elektronischecommunicatienetwerken, die vanuit het oogpunt van degene die uitzendt, openbare audiovisuele of auditieve informatie verspreiden, bestemd voor het publiek in het algemeen of voor een deel ervan en geen vertrouwelijk karakter hebben, zelfs als het uitzenden op individueel verzoek gebeurt en ongeacht de daartoe gebruikte techniek.Diensten die geïndividualiseerde en door een vorm van vertrouwelijkheid gekenmerkte informatie leveren, vallen daarentegen niet onder de mediadiensten; 36° Mediaraad: de in titel 4, hoofdstuk 1, genoemde Mediaraad van de Duitstalige Gemeenschap;37° lidstaat: een lidstaat van de Europese Unie;38° netwerkaansluitpunt (NAP): het fysieke punt waarop een abonnee de toegang tot een openbaar elektronischecommunicatienetwerk wordt geboden;in het geval van netwerken met schakelings- of routeringsfuncties wordt het NAP bepaald door middel van een specifiek netwerkadres, dat met een abonneenummer of -naam kan zijn verbonden; 39° niet-lineaire mediadienst: een door een aanbieder van mediadiensten aangeboden mediadienst die de gebruiker de mogelijkheid biedt tot het bekijken van programma's op diens individueel verzoek en op het door hem gekozen moment op basis van een door de aanbieder van mediadiensten geselecteerde programmacatalogus;40° gebruiker: een natuurlijke of rechtspersoon die gebruik maakt van of verzoekt om een voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiedienst;41° door gebruikers gegenereerde video: een reeks bewegende beelden, al dan niet met geluid, die ongeacht de duur ervan een afzonderlijk element vormt, die door een gebruiker is gecreëerd en door die gebruiker of een andere gebruiker naar een videoplatform is geüpload;42° openbaar toegankelijke elektronischecommunicatiediensten: de voor de brede openbaarheid beschikbare elektronischecommunicatiediensten;43° openbaar elektronischecommunicatienetwerk: een elektronischecommunicatienetwerk dat geheel of hoofdzakelijk wordt gebruikt om voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten aan te bieden ter ondersteuning van de overdracht van informatie tussen netwerkaansluitpunten;44° personen met ondersteuningsbehoefte: de personen bedoeld in artikel 3, 3°, van het decreet van 13 december 2016 tot oprichting van een dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven;45° productplaatsing: elke vorm van audiovisuele commerciële communicatie die bestaat in het opnemen van, of het verwijzen naar, een product of dienst of een desbetreffend handelsmerk in het kader van een programma of een door gebruikers gegenereerde video, tegen betaling of soortgelijke vergoeding;46° Kaderbesluit 2008/913/JBZ: het Kaderbesluit 2008/913/JBZ van de Raad van 28 november 2008 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen en uitingen van racisme en vreemdelingenhaat door middel van het strafrecht;47° redactionele beslissing: een beslissing die op regelmatige basis wordt genomen met het oog op de uitoefening van redactionele verantwoordelijkheid en verband houdt met het dagelijkse beheer van de audiovisuele of auditieve mediadienst;48° redactionele verantwoordelijkheid: het uitoefenen van effectieve controle over de keuze van programma's en de organisatie ervan in hetzij een chronologisch schema, in het geval van lineaire audiovisuele en auditieve mediadiensten, hetzij een catalogus, in het geval van niet-lineaire audiovisuele en auditieve mediadiensten;49° Richtlijn 2010/13/EU: de Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) zoals gewijzigd door Richtlijn (EU) 2018/1808;50° Richtlijn 2011/93/EU: de Richtlijn 2011/93/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad;51° Richtlijn 2013/11/EU: de Richtlijn 2013/11/EU van het Europees Parlement en de Raad van 21 mei 2013 betreffende alternatieve beslechting van consumentengeschillen en tot wijziging van Verordening (EG) nr.2006/2004 en Richtlijn 2009/22/EG; 52° Richtlijn (EU) 2017/541: de Richtlijn (EU) 2017/541 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 inzake terrorismebestrCIding en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad en tot wijziging van Besluit 2005/671/JBZ van de Raad;53° Richtlijn (EU) 2018/1808: de Richtlijn (EU) 2018/1808 van het Europees Parlement en de Raad van 14 november 2018 tot wijziging van Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten) in het licht van een veranderende marktsituatie;54° sluikreclame in de commerciële communicatie: het vermelden of vertonen van goederen, diensten, naam, handelsmerk of activiteiten van een producent van goederen of een dienstverlener in uitzendingen, als dit door de aanbieders van audiovisuele of auditieve mediadiensten wordt gedaan met de bedoeling reclame te maken en als het publiek kan worden misleid omtrent het eigenlijk doel van deze vermelding of vertoning.Een bedoeling wordt met name geacht aanwezig te zijn, als tegenover de vermelding of vertoning een geldelijke of andere vergoeding staat; 55° programma: een reeks bewegende beelden, al dan niet met geluid, of geluiden die ongeacht de duur ervan een afzonderlijk element vormt van een door een aanbieder van audiovisuele of auditieve mediadiensten opgesteld schema of een catalogus.Voorbeelden van programma's zijn hoorspelen, concerten, bioscoopfilms, videoclips, sportevenementen, komische series, documentaires, kinderprogramma's en originele televisiefilms; 56° sponsoring: elke bijdrage van publieke of particuliere ondernemingen of natuurlijke personen die zich niet bezighouden met het aanbieden van audiovisuele mediadiensten of videoplatformdiensten of met de vervaardiging van audiovisuele werken, aan de financiering van audiovisuele mediadiensten, videoplatformdiensten, door gebruikers gegenereerde video's of programma's met het doel hun naam, handelsmerk, imago, activiteiten of producten meer bekendheid te geven;57° telewinkelen: de uitzendingen die tegen betaling goederen en diensten, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen rechtstreeks aan het publiek aanbieden;58° transmissiesysteem: de reeks fasen met betrekking tot de verwerking van de audio- en videosignalen en daarmee verband houdende gegevens van een omroepdienst die ertoe dient deze signalen vorm te geven en naar het publiek over te brengen.Die reeks omvat voorzieningen voor het genereren van programmasignalen (broncodering van audio- en videosignalen, multiplexing van signalen) en aanpassing aan de transmissiemedia (kanaalcodering, modulatie en, voor zover nodig, energiedispersie); 59° consument: een natuurlijke persoon die gebruik maakt van of verzoekt om een openbare elektronischecommunicatiedienst voor andere dan bedrijfs- of beroepsdoeleinden;60° eindapparatuur voor gebruik door consumenten, met interactieve computerfuncties, voor toegang tot audiovisuele mediadiensten: elke soort apparatuur met als voornaamste functie het verlenen van toegang tot audiovisuele mediadiensten;61° Verordening (EU) 2015/2120: de Verordening (EU) 2015/2120 van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2015 tot vaststelling van maatregelen betreffende open-internettoegang en tot wijziging van Richtlijn 2002/22/EG inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische-communicatienetwerken en -diensten en Verordening (EU) nr.531/2012 betreffende roaming op openbare mobielecommunicatienetwerken binnen de Unie; 62° scrambling: de verwerking van audio- en videosignalen van omroepdiensten, om die te coderen en zo onverstaanbaar te maken voor elke persoon die niet over de vereiste toegangsbewijzen beschikt;63° aanbieder van videoplatforms: de natuurlijke of rechtspersoon die een videoplatformdienst aanbiedt;64° videoplatformdienst: een economische dienst, als het hoofddoel van de dienst of een daarvan losstaand gedeelte of een essentiële functie van de dienst bestaat in het aanbieden van programma's, door gebruikers gegenereerde video's, of beide, aan het algemene publiek, waarvoor de aanbieder van het videoplatform geen redactionele verantwoordelijkheid draagt, ter informatie, vermaak of educatie via elektronischecommunicatienetwerken en waarvan de organisatie wordt bepaald door de aanbieder van het videoplatform, onder meer met automatische middelen of algoritmen, met name door weergeven, taggen en rangschikken;65° economische mediadienst: een mediadienst in de zin van de artikelen 56 en 57 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.Een dergelijke dienst wordt vermoed als de dienstverlener onderworpen is aan een registratieplicht in de Kruispuntbank van Ondernemingen, in werking gesteld door de wet van 16 januari 2003 tot oprichting van een Kruispuntbank van Ondernemingen, tot modernisering van het handelsregister, tot oprichting van erkende ondernemingsloketten en houdende diverse bepalingen, voor activiteiten die onder meer betrekking hebben op mediadiensten; 66° toegang: het beschikbaar stellen van faciliteiten en/of diensten aan een andere onderneming, onder uitdrukkelijke voorwaarden, hetzij op exclusieve hetzij op niet-exclusieve basis, met het oog op het aanbieden van elektronische-communicatiediensten, voor zover die gebruikt worden om diensten voor de informatiemaatschappij of inzake inhoud voor radio- en televisieomroepen aan te bieden.Deze term bestrijkt onder meer: toegang tot netwerkelementen en verwante faciliteiten waarbij eventueel apparatuur kan worden verbonden met vaste of niet-vaste middelen (dit omvat met name toegang tot het aansluitnet en tot faciliteiten en diensten die noodzakelijk zijn om diensten te kunnen aanbieden via het aansluitnet); toegang tot materiële infrastructuur waaronder gebouwen, kabelgoten en masten; toegang tot relevante programmatuursystemen waaronder operationele ondersteuningssystemen; toegang tot informatiesystemen of databases voor reservering, levering, bestelling, onderhouds- en herstelverzoeken en facturering; toegang tot voorwaardelijke toegangssystemen voor digitale televisiediensten en toegang tot virtuele netwerkdiensten; 67° systeem voor voorwaardelijke toegang: elke technische maatregel of regeling waarbij toegang tot een beschermd radio- of televisieomroepdienst afhankelijk wordt gemaakt van een abonnement of een individuele machtiging;68° bijbehorende diensten: de bij een elektronischecommunicatienetwerk en/of een elektronischecommunicatiedienst behorende diensten die het aanbieden van diensten via dat netwerk en/of dienst mogelijk maken en/of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten en onder meer nummervertaalsystemen of systemen met soortgelijke functies, voorwaardelijke toegangssystemen en elektronische programmagidsen alsmede andere diensten zoals identiteit, locatie en presentie-informatiediensten omvatten;69° bijbehorende faciliteiten: de bij een elektronischecommunicatienetwerk en/of een elektronischecommunicatiedienst behorende diensten, fysieke infrastructuren en andere faciliteiten of elementen die het aanbieden van diensten via dat netwerk en/of die dienst mogelijk maken en/of ondersteunen of het potentieel hiertoe bezitten en onder meer gebouwen of toegangen tot gebouwen, bekabeling in gebouwen, antennes, torens en andere ondersteunende constructies, kabelgoten, kabelbuizen, masten, mangaten en straatkasten omvatten;70° interconnectie: een specifiek type toegang dat tussen exploitanten van openbare netwerken wordt gerealiseerd door het fysiek en logisch verbinden van openbare elektronischecommunicatienetwerken die door dezelfde of een andere onderneming worden gebruikt om het de gebruikers van een onderneming mogelijk te maken te communiceren met die van dezelfde of van een andere onderneming of toegang te hebben tot diensten die door een andere onderneming worden aangeboden. Diensten kunnen worden aangeboden door de betrokken partijen of andere partijen die toegang hebben tot het netwerk. Interconnectie wordt gerealiseerd tussen exploitanten van openbare netwerken.

Art. 5 - Doelstellingen § 1 - Het decreet beoogt de volgende doelstellingen: 1° De bevordering van mediapluralisme, culturele en taalkundige diversiteit, mediageletterdheid, toegankelijkheid, non-discriminatie, de goede werking van de interne markt en een eerlijke mededinging bij het aanbieden van economische mediadiensten;2° met betrekking tot het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten: a) de bevordering van de connectiviteit met en de toegang tot, alsmede de benutting van netwerken met een zeer hoge capaciteit, met inbegrip van vaste, mobiele en draadloze netwerken, voor alle burgers en bedrijven van de Europese Unie;b) het bevorderen van de mededinging bij het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten, met inbegrip van efficiënte concurrentie op basis van infrastructuur, en bij het aanbieden van elektronischecommunicatiediensten en bijbehorende diensten;c) het bijdragen tot de ontwikkeling van de interne markt door het opheffen van resterende belemmeringen voor en het bevorderen van convergerende voorwaarden voor investeringen in en het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken, elektronischecommunicatiediensten, bijbehorende faciliteiten en bijbehorende diensten, in de Duitstalige Gemeenschap, door het ontwikkelen van gemeenschappelijke regels en voorspelbare regelgeving, en door het bevorderen van doeltreffend, efficiënt en gecoördineerd gebruik van het radiospectrum, open innovatie, het opzetten en ontwikkelen van trans-Europese netwerken, de verstrekking, de beschikbaarheid en de interoperabiliteit van pan-Europese diensten, en eind-tot-eind connectiviteit;d) het bevorderen van de belangen van de burgers, door het verzekeren van connectiviteit met, en ruime beschikbaarheid en benutting van, netwerken met een zeer hoge capaciteit en van elektronischecommunicatiediensten, waarbij op basis van daadwerkelijke mededinging optimaal kan worden geprofiteerd wat betreft keuze, prijs en kwaliteit, en rekening wordt gehouden met de nood aan keuzevrijheid en gelijkwaardige toegang voor eindgebruikers met ondersteuningsbehoefte. § 2 - Bij de uitoefening van de in de bepalingen van de titels 2 en 3 genoemde regulerende taken, neemt de Mediaraad alle passende maatregelen die noodzakelijk en evenredig zijn om de in § 1 genoemde toepasselijke doelstellingen te verwezenlijken.

TITEL 2. - Programma's in mediadiensten HOOFDSTUK 1. - ALGEMENE BEPALINGEN Art. 6 - Toepassingsgebied Onverminderd het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap is deze titel, met uitzondering van afdeling 4 van hoofdstuk 3, van toepassing op audiovisuele en auditieve mediadiensten van het BRF, alsook op de economische mediadiensten van andere aanbieders van audiovisuele en auditieve mediadiensten en aanbieders van videoplatforms.

In afwijking van het eerste lid, geldt artikel 7 voor alle aanbieders van mediadiensten.

Art. 7 - Vrijheid van meningsuiting, beperkingen § 1 - De vrijheid van meningsuiting en informatie is gewaarborgd voor de mediadiensten in de Duitstalige Gemeenschap.

Iedereen is vrij om mediadiensten aan te bieden en kan, onder voorbehoud van de bepalingen in dit decreet die gelden voor aanbieders van economische mediadiensten, aan geen enkele vormvereiste of voorafgaande controle worden onderworpen. § 2 - De aanbieders van mediadiensten mogen geen mediadiensten aanbieden die: 1° de wetten overtreden, de veiligheid van de Staat, de openbare orde of de goede zeden in gevaar brengen;2° publiekelijk uitlokken tot het plegen van een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 5 van Richtlijn (EU) 2017/541;3° tot discriminatie, haat of geweld aanzetten op basis van een van de kenmerken die beschermd zijn op grond van artikel 3, 1°, van het decreet van 19 maart 2012 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, of het behoren tot een nationale minderheid. § 3 - Dit artikel laat de artikelen XII.19 en XII.20 van het Wetboek van economisch recht onverlet.

Art. 8 - Aanmeldingsplicht § 1 - Particuliere aanbieders van mediadiensten moeten voor elke mediadienst die ze voornemens zijn aan te bieden via andere middelen dan een zelfstandig functionerend elektronisch communicatienetwerk dat gebruik maakt van een radiofrequentie overeenkomstig artikel 58, een meldplicht bij de Mediaraad nakomen. De activiteit mag ten vroegste vijftien dagen nadat de Mediaraad de ontvangst van aanmelding heeft bevestigd, worden aangevangen.

De in het eerste lid vermelde aanmelding bevat: 1° de naam van de aanbieder;2° in voorkomend geval, het ondernemingsnummer en de statuten van de aanbieder;3° in voorkomend geval, het geografische adres van de hoofdvestiging van de aanbieder in de Europese Unie en van elk eventueel bijkantoor in een lidstaat; 4° een contactpersoon en contactgegevens, d.w.z. informatie waarmee de aanbieder van mediadiensten snel kan worden gecontacteerd en er rechtstreeks en effectief kan worden gecommuniceerd, met inbegrip van zijn e-mailadres en/of website; 5° de aard en de beschrijving van de mediadienst, met inbegrip van de beschrijving van het eventueel geplande informatiesysteem evenals, indien van toepassing, het bewijs van tewerkstelling van journalisten;6° de beoogde datum waarop de mediadienst van start zal gaan;7° indien van toepassing: de nadere regels voor de commercialisering van de mediadienst, wanneer de particuliere aanbieder de mediadienst zelf exploiteert;8° een schriftelijke verbintenis om het decreet, de uitvoeringsbepalingen ervan en de wetten over het algemeen na te leven. § 2 - In het geval van rechtspersonen, moeten aanbieders van audiovisuele en auditieve mediadiensten in de in paragraaf 1 bedoelde aanmelding eveneens de volgende informatie verstrekken: 1° de plaats waar de redactionele beslissingen over de audiovisuele of auditieve mediadiensten getroffen worden;2° het percentage van het bij de programmagerelateerde activiteiten van de audiovisuele en auditieve mediadienst betrokken personeel dat werkzaam is in de Duitstalige Gemeenschap;3° als de aanbieder van mediadiensten voor het eerst met zijn activiteiten is begonnen in het Duitse taalgebied: informatie over de vraag of er een duurzame en effectieve band bestaat met de economie van de Duitstalige Gemeenschap. § 3 - In het geval van rechtspersonen, moeten aanbieders van videoplatforms in de in paragraaf 1 bedoelde aanmelding eveneens de volgende informatie verstrekken, als hun hoofdkantoor niet in het Duitse taalgebied is gevestigd: 1° of de aanbieder deel uitmaakt van een groep en of een andere onderneming van deze groep op het grondgebied van de Duitstalige Gemeenschap is gevestigd;2° als de aanbieder van mediadiensten niet zelf in het Duitse taalgebied, in het taalgebied van een andere gemeenschap of in een andere lidstaat gevestigd is, maar verschillende dochterondernemingen of andere ondernemingen van dezelfde groep in verschillende gemeenschappen of lidstaten zijn gevestigd en een van deze ondernemingen voor het eerst met zijn activiteiten is begonnen in het Duitse taalgebied, of er een duurzame en effectieve band bestaat tussen deze onderneming en de economie van de Duitstalige Gemeenschap. § 4 - De Mediaraad stelt een aanmeldingsformulier ter beschikking op zijn website. § 5 - De Mediaraad moet schriftelijk op de hoogte worden gesteld van de geplande stopzetting van particuliere mediadiensten, alsmede van de geplande wijzigingen met betrekking tot hetgeen wordt bepaald in paragrafen 1 tot 3, alvorens deze worden doorgevoerd.

Art. 9 - Activiteitenverslag § 1 - Jaarlijks dienen particuliere aanbieders van mediadiensten een activiteitenverslag in bij de Mediaraad. Dit verslag omvat ten minste: 1° gegevens over het tewerkgestelde en het meewerkende personeel;2° de balansen en jaarrekeningen met betrekking tot het vorige jaar, in zoverre de aanbieder verplicht is deze op te stellen overeenkomstig het Wetboek van vennootschappen en verenigingen. Particuliere aanbieders van lineaire audiovisuele en auditieve mediadiensten moeten eveneens de volgende informatie vermelden in hun activiteitenverslag: 1° het wekelijkse programmaschema samen met inlichtingen over herhalingen van programma's, geleverde en niet-gepresenteerde programmaonderdelen;2° gegevens inzake naleving van de verplichtingen volgens artikel 24. Particuliere aanbieders van niet-lineaire audiovisuele en auditieve mediadiensten moeten bijkomstig de volgende informatie vermelden in hun activiteitenverslag: 1° de activiteiten m.b.t. het voorjaar; 2° gegevens over de bevordering van Europese producties overeenkomstig artikel 30. Aanbieders van videoplatforms moeten in hun activiteitenverslag eveneens een beschrijving van de maatregelen genomen op grond van artikel 32, § 3, opnemen. § 2 - De Mediaraad legt de datum vast waarop het verslag bij hem moet aankomen.

HOOFDSTUK 2. - Bepalingen voor audiovisuele en auditieve mediadiensten Art. 10 - Registratieplicht en inzagerecht De aanbieders van lineaire mediadiensten nemen de uitzendingen volledig op en bewaren ze volledig. Van programma's die als opname of als film uitgezonden worden, kan, bij wijze van afwijking, de opname of de film bewaard worden of de vervanging ervan gewaarborgd worden.

De verplichtingen vermeld in het eerste lid gelden tot drie maanden na de dag van uitzending. Als binnen die termijn een bezwaar tegen een uitzending wordt ingediend, gelden de verplichtingen tot de zaak via een in kracht van gewijsde gegane gerechtelijke beslissing of via bemiddeling beslecht is.

Binnen de termijnen bepaald in het tweede lid kan de Mediaraad te allen tijde kopieën van uitzendingen, opnames en films gratis inkijken of vragen om ze hem gratis toe te zenden.

Wie schriftelijk aannemelijk maakt dat zijn rechten geschonden zijn, kan binnen de termijnen vermeld in het tweede lid eisen dat de aanbieder van mediadiensten inzage in de kopieën van de uitzendingen, opnames en films geeft. Op aanvraag krijgt hij tegen betaling van de kostprijs exemplaren, fragmenten of kopieën van de opname of de film toegezonden.

Art. 11 - Waarborgen van de meningsverscheidenheid § 1 - Een machtspositie in de audiovisuele sector die uitgaat van één of meer aanbieders van audiovisuele en auditieve mediadiensten die door dezelfde aandeelhouder worden gecontroleerd, mag geen belemmering vormen voor de vrijheid van het publiek om toegang tot een pluralistisch aanbod aan audiovisuele mediadiensten te hebben.

Onder een pluralistisch aanbod wordt een media-aanbod verstaan dat gekenmerkt wordt door een veelheid van onafhankelijke en zelfstandige media die een zo groot mogelijke verscheidenheid aan meningen weerspiegelen. § 2 - Als de Mediaraad vaststelt dat een onderneming een machtspositie heeft, onderzoekt hij de verscheidenheid van het aanbod aan audiovisuele mediadiensten van de aanbieders die in paragraaf 1 worden genoemd.

Een machtspositie wordt inzonderheid vermoed als: 1° een natuurlijke persoon of rechtspersoon die meer dan 24 % van het kapitaal van een aanbieder van audiovisuele mediadiensten in handen heeft, indirect of direct meer dan 24 % van het kapitaal van een andere aanbieder van audiovisuele mediadiensten van de Duitstalige Gemeenschap bezit;2° een natuurlijke persoon of rechtspersoon die meer dan 24 % van het kapitaal van een aanbieder van auditieve mediadiensten in handen heeft, indirect of direct meer dan 24 % van het kapitaal van een andere aanbieder van auditieve mediadiensten van de Duitstalige Gemeenschap bezit;3° het aantal kijkers van verscheidene aanbieders van audiovisuele mediadiensten 20 % van de kijkers van alle aanbieders van audiovisuele mediadiensten van de Duitstalige Gemeenschap bedraagt en één enkele natuurlijke persoon of rechtspersoon indirect of direct meerderheids- of minderheidsaandeelhouder van die aanbieders van audiovisuele mediadiensten is;4° een aanbieder van audiovisuele mediadiensten meer dan één vierde van de radiofrequenties gebruikt die voor particuliere lineaire audiovisuele mediadiensten bedoeld zijn;5° het aantal luisteraars van verscheidene aanbieders van auditieve mediadiensten 20 % van de luisteraars van alle aanbieders van auditieve mediadiensten van de Duitstalige Gemeenschap bereikt en één enkele natuurlijke of rechtspersoon indirect of direct meerderheids- of minderheidsaandeelhouder van die aanbieders van auditieve mediadiensten is;6° een aanbieder van auditieve mediadiensten meer dan één vierde van de radiofrequenties gebruikt die voor particuliere auditieve mediadiensten bedoeld zijn. § 3 - Als de Mediaraad vaststelt dat de vrijheid van het publiek om toegang te krijgen tot een pluralistisch aanbod aan audiovisuele en auditieve mediadiensten belemmerd wordt, deelt hij de betrokkenen zijn bezwaren mee en overlegt hij met hen om maatregelen overeen te komen die de naleving van een gediversifieerd aanbod mogelijk maken.

Als binnen zes maanden na aanvang van het overleg geen overeenstemming wordt bereikt over de maatregelen die overeenkomstig het eerste lid een pluralistisch aanbod mogelijk maken of als de afgesproken maatregelen niet in acht worden genomen, kan de Mediaraad overeenkomstig artikel 138 sancties opleggen. § 4 - Voor de toepassing van deze bepaling kan de Mediaraad advies inwinnen bij de mededingingsautoriteiten. § 5 - De bepalingen van dit artikel zijn niet van toepassing op het BRF. Art. 12 - Algemene bepaling betreffende commerciële communicatie Commerciële communicatie mag niet: 1° de menselijke waardigheid aantasten;2° enige vorm van discriminatie bevatten of bevorderen die gebaseerd is op een van de kenmerken die beschermd zijn op grond van artikesl 3, 1°, van het decreet van 19 maart 2012 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie of die gebaseerd is op het behoren tot een nationale minderheid;3° aansporen tot gedrag dat schadelijk is voor gezondheid of veiligheid;4° aansporen tot gedrag dat in hoge mate schadelijk is voor het milieu of in strijd is met de relevante Europese regelgeving op het gebied van milieubescherming;5° de religieuze, filosofische of politieke overtuigingen schenden. Art. 13 - Regulering van commerciële communicatie Aanbieders van audiovisuele en auditieve mediadiensten die commerciële communicatie bevatten, moeten voldoen aan de volgende voorwaarden: 1° de commerciële communicatie moet gemakkelijk als zodanig herkenbaar zijn en moet onderscheidbaar zijn van de redactionele inhoud.Ze moet met visuele en/of akoestische middelen van andere programma-onderdelen gescheiden zijn. Sluikreclame in de commerciële communicatie is verboden; 2° in de commerciële communicatie mogen geen subliminale technieken worden gebruikt;3° commerciële communicatie voor alcoholische dranken mag niet specifiek gericht zijn op minderjarigen en mag niet tot overmatig gebruik van dergelijke dranken aanzetten;4° elke vorm van commerciële communicatie over sigaretten en andere tabaksproducten, alsook over elektronische sigaretten en navulverpakkingen is verboden;5° commerciële communicatie over geneesmiddelen en medische behandelingen die alleen op doktersvoorschrift verkrijgbaar zijn, is verboden. Art. 14 - Bescherming van minderjarigen bij commerciële communicatie Commerciële communicatie mag minderjarigen geen lichamelijke of zedelijke schade toebrengen. Zij mag minderjarigen er niet rechtstreeks toe aanzetten een product of dienst te kopen of te huren door te profiteren van hun onervarenheid of goedgelovigheid, hen niet rechtstreeks aanzetten hun ouders of anderen te overreden de aangeprezen goederen of diensten aan te kopen, niet profiteren van het bijzondere vertrouwen dat minderjarigen in ouders, leerkrachten of andere personen stellen, en minderjarigen niet zonder gegronde redenen in gevaarlijke situaties tonen.

HOOFDSTUK 3. - Bijzondere bepalingen voor audiovisuele mediadiensten Afdeling 1. - Algemene bepalingen Art. 15 - Minimale informatie De aanbieder van audiovisuele mediadiensten stelt de volgende informatie gemakkelijk, rechtstreeks en permanent ter beschikking van de ontvangers van een dienst: 1° de naam van de aanbieder van mediadiensten;2° het geografische adres waar de aanbieder van de mediadiensten gevestigd is;3° nadere gegevens van de aanbieder van mediadiensten, waaronder zijn e-mailadres en/of website, zodat hij snel, rechtstreeks en doeltreffend kan worden bereikt;4° de verklaring dat de dienst onder toezicht staat van de Mediaraad. Art. 16 - Maatregelen betreffende bepaalde audiovisuele mediadiensten § 1 - Audiovisuele mediadiensten uit andere gemeenschappen of lidstaten of uit een andere staat in de Europese Economische Ruimte, genieten de vrijheid van ontvangst en doorgifte binnen het Duitse taalgebied. § 2 - Onverminderd paragraaf 1 kan de Mediaraad voorlopige maatregelen nemen met betrekking tot de vrijheid van ontvangst of de doorgifte van een specifieke audiovisuele mediadienst die wordt aangeboden door een aanbieder van mediadiensten die onder de bevoegdheid van een andere gemeenschap of lidstaat valt, onder de volgende voorwaarden: 1° tijdens de voorafgaande twaalf maanden heeft de aanbieder van mediadiensten al minstens tweemaal een duidelijke, belangrijke en ernstige inbreuk gepleegd op artikel 7, § 2, 3°, of artikel 17 of een afbreuk gedaan aan de volksgezondheid of een belangrijk en ernstig risico daarop gevormd;2° de Mediaraad heeft de aanbieder van mediadiensten, de gemeenschap of de lidstaat die ten aanzien van die aanbieder bevoegd is en de Commissie schriftelijk in kennis gesteld van de vermeende inbreuken en van de evenredige maatregelen die de Mediaraad voornemens is te treffen als een dergelijke inbreuk opnieuw plaatsvindt;3° de Mediaraad heeft de rechten van verdediging van de aanbieder van mediadiensten geëerbiedigd en heeft met name die aanbieder de mogelijkheid gegeven zijn standpunt inzake de vermeende inbreuken kenbaar te maken;en 4° overleg met de gemeenschap of de lidstaat die ten aanzien van de aanbieder van mediadiensten bevoegd is en met de Commissie, heeft binnen een maand na de ontvangst door de Commissie van de in de bepaling onder 2° bedoelde kennisgeving niet tot een minnelijke schikking geleid. § 3 - Onverminderd paragraaf 1 kan de Mediaraad voorlopige maatregelen nemen als een audiovisuele mediadienst die wordt geleverd door een onder de bevoegdheid van een andere Belgische overheidsinstantie of een andere lidstaat vallende aanbieder van mediadiensten een duidelijke, belangrijke en ernstige inbreuk pleegt op artikel 7, § 2, 2°, of afbreuk doet aan of een belangrijk en ernstig risico vertoont dat afbreuk zal worden gedaan aan de openbare veiligheid, met inbegrip van de bescherming van de nationale veiligheid en defensie.

Deze uitzonderingsregeling is onderhavig aan de volgende voorwaarden: 1° tijdens de voorgaande 12 maanden heeft de aanbieder van mediadiensten het in het eerste lid bedoelde gedrag minstens eenmaal vertoond;2° de Mediaraad heeft de aanbieder van mediadiensten, de gemeenschap of de lidstaat die ten aanzien van die aanbieder bevoegd is en de Europese Commissie schriftelijk in kennis gesteld van de vermeende inbreuken en van de evenredige maatregelen die de Mediaraad voornemens is te treffen als die inbreuken opnieuw plaatsvinden. De Mediaraad kan in dringende gevallen, niet later dan een maand na de vermeende inbreuk, afwijken van de in het eerste lid, 1° en 2°, vastgestelde voorwaarden. In dat geval moeten de getroffen maatregelen zo spoedig mogelijk, met opgave van de redenen waarom de Mediaraad van oordeel is dat het om een dringend geval gaat, worden meegedeeld aan de Europese Commissie en de gemeenschap of de lidstaat onder wiens bevoegdheid de aanbieder van mediadiensten valt. § 4 - Audiovisuele mediadiensten die niet onder de bevoegdheid van een andere gemeenschap, van een lidstaat of van een andere staat in de Europese Economische Ruimte vallen, mogen in het Duitse taalgebied worden uitgezonden, op voorwaarde dat de Mediaraad vooraf op de hoogte wordt gebracht.

De Mediaraad beschikt over een termijn van zestig dagen om zich tegen de doorgifte van een lineaire audiovisuele mediadienst te verzetten, als die maatregel noodzakelijk is voor 's lands veiligheid, voor de territoriale integriteit van de Staat, voor de openbare veiligheid, voor het handhaven van de openbare orde en het voorkomen van strafbare feiten, voor de bescherming van de gezondheid en van de goede zeden, voor de bescherming van de goede naam of de rechten van derden, om het verspreiden van vertrouwelijke gegevens te vermijden, om de autoriteit en onpartijdigheid van de rechterlijke macht te waarborgen of wanneer artikel 7 wordt overtreden. § 5 - Boek XI van het Wetboek van economisch recht blijft door de bepalingen van dit artikel onaangetast.

Art. 17 - Bescherming van minderjarigen Aanbieders van audiovisuele mediadiensten nemen passende maatregelen om ervoor te zorgen dat audiovisuele mediadiensten die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen zouden kunnen aantasten, in het bijzonder nodeloos geweld en pornografie, uitsluitend zodanig beschikbaar worden gesteld dat minderjarigen deze normaliter niet te horen of te zien krijgen en op een wijze evenredig aan de mogelijke schade die het programma kan berokkenen.

Door aanbieders van mediadiensten verzamelde of op andere wijze gegenereerde persoonsgegevens van minderjarigen worden niet verwerkt voor commerciële doeleinden, zoals direct marketing, profilering en op gedrag gerichte reclame.

Aanbieders van audiovisuele mediadiensten verstrekken voldoende informatie aan de kijkers over inhoud die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen kan aantasten. Daartoe maken de aanbieders gebruik van een systeem met de nadere omschrijving van het potentieel schadelijke karakter van de inhoud van een audiovisuele mediadienst.

Art. 18 - Audiovisuele commerciële communicatie voor alcoholische dranken Aanbieders van audiovisuele mediadiensten die audiovisuele commerciële communicatie voor alcoholische dranken inhouden, moeten aan de volgende criteria voldoen: 1° zij mogen zich niet specifiek tot minderjarigen richten en mogen in het bijzonder geen minderjarigen tonen die dit soort dranken gebruiken;2° zij mogen geen verband leggen tussen alcoholgebruik en een verbetering van fysieke prestaties of gemotoriseerd rijden;3° zij mogen niet de indruk wekken dat alcoholgebruik bijdraagt tot sociale of seksuele successen;4° er mag niet in worden gesuggereerd dat alcoholhoudende dranken therapeutische kwaliteiten bezitten, dan wel een stimulerend, kalmerend of spanningsreducerend effect hebben;5° zij mogen geen overmatig alcoholgebruik aanmoedigen dan wel onthouding of matig alcoholgebruik in een negatief daglicht stellen;6° zij mogen geen nadruk leggen op het hoge alcoholgehalte van dranken als positieve eigenschap. De in het eerste lid genoemde vereisten zijn niet van toepassing op sponsoring en productplaatsing, voor zover het niet-lineaire audiovisuele mediadiensten betreft.

Art. 19 - Sponsoring Audiovisuele mediadiensten of programma's die worden gesponsord, moeten aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° de inhoud en, in het geval van televisie-uitzendingen, de programmering, mogen nimmer dusdanig worden beïnvloed dat de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van de aanbieder van mediadiensten worden aangetast;2° zij mogen niet rechtstreeks aansporen tot aankoop of huur van goederen of diensten, in het bijzonder door specifieke aanprijzingen van die goederen of diensten;3° de kijkers moeten duidelijk worden gewezen op het bestaan van een sponsoringovereenkomst.Gesponsorde programma's moeten duidelijk als zodanig worden gekenmerkt doordat aan het begin, tijdens en/of aan het einde van het programma op passende wijze naam, logo en/of ander symbool van de sponsor, zoals een verwijzing naar zijn product(en) of dienst(en) of een onderscheidingsteken daarvan, worden vermeld.

Bij sponsoring van audiovisuele mediadiensten of programma's door ondernemingen waarvan de activiteiten de vervaardiging of verkoop van geneesmiddelen en medische behandelingen omvatten, mag de naam of het imago van de onderneming worden aangeprezen, maar mogen geen specifieke geneesmiddelen of medische behandelingen worden aangeprezen die alleen op doktersvoorschrift verkrijgbaar zijn.

Nieuwsprogramma's en politieke actualiteitenprogramma's mogen niet worden gesponsord.

Audiovisuele mediadiensten of programma's mogen niet worden gesponsord door ondernemingen waarvan de voornaamste activiteit bestaat in de vervaardiging of verkoop van sigaretten en andere tabaksproducten, alsmede elektronische sigaretten en navulverpakkingen.

Art. 20 - Productplaatsing § 1 - Productplaatsing is toegestaan in alle audiovisuele mediadiensten, behalve in nieuwsprogramma's en politieke actualiteitenprogramma's, programma's over consumentenzaken, religieuze programma's en kinderprogramma's.

Programma's die productplaatsing bevatten, voldoen minstens aan alle volgende voorwaarden: 1° de inhoud en de programmering ervan in een schema, in het geval van televisie-uitzendingen, of de opneming ervan in een catalogus, in het geval van audiovisuele mediadiensten op aanvraag, mogen nimmer dusdanig worden beïnvloed dat de verantwoordelijkheid en de redactionele onafhankelijkheid van de aanbieder van mediadiensten worden aangetast;2° zij sporen niet rechtstreeks aan tot aankoop of huur van goederen of diensten, in het bijzonder door specifieke aanprijzing van die producten of diensten;3° het betrokken product krijgt geen overmatige aandacht;4° de kijkers worden duidelijk gewezen op de aanwezigheid van productplaatsing.Programma's die productplaatsing bevatten, worden aan het begin en het eind van het programma, alsook wanneer een programma na een reclamepauze wordt hervat, op passende wijze als zodanig aangeduid om verwarring bij de kijker te voorkomen. Deze voorwaarde geldt enkel voor programma's die door een aanbieder van mediadiensten zelf of door een aan die aanbieder van mediadiensten verbonden onderneming geproduceerd of besteld zijn.

Programma's mogen in geen geval productplaatsing bevatten: 1° voor sigaretten en andere tabaksproducten, alsmede elektronische sigaretten en navulverpakkingen, of productplaatsing van ondernemingen waarvan de voornaamste activiteit bestaat in de vervaardiging of verkoop van die producten;2° voor specifieke geneesmiddelen of medische behandelingen die alleen op voorschrift beschikbaar zijn. § 2 - De bepalingen van dit artikel gelden enkel voor programma's die na 19 december 2009 werden geproduceerd.

Art. 21 - Personen met ondersteuningsbehoefte § 1 - De aanbieders van audiovisuele mediadiensten maken hun diensten, door middel van evenredige maatregelen voortdurend en in toenemende mate toegankelijker voor personen met ondersteuningsbehoefte en nemen de bepalingen in acht die door de Regering, op voorstel van de dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven, werden aangenomen om de diensten voor personen met ondersteuningsbehoefte toegankelijk te maken, mits deze geen onevenredige belasting voor hen vormen.

Aanbieders van mediadiensten brengen om de drie jaar, te rekenen vanaf de datum van hun aanmelding, verslag uit bij de Mediaraad over de uitvoering van de maatregelen als bedoeld in het eerste lid. § 2 - Noodinformatie, met inbegrip van openbare mededelingen en aankondigingen bij natuurrampen, die via audiovisuele mediadiensten beschikbaar wordt gesteld aan het publiek, wordt verstrekt op een wijze die toegankelijk is voor personen met ondersteuningsbehoefte. § 3 - De dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven verstrekt de in het kader van dit artikel relevante informatie en ontvangt klachten betreffende toegankelijkheidskwesties als bedoeld in dit artikel.

Art. 22 - Signaalintegriteit Overeenkomstig Boek XI van het Wetboek van economisch recht krijgen audiovisuele mediadiensten die worden aangeboden door aanbieders van mediadiensten geen overlay voor commerciële doeleinden en geen wijzigingen zonder de uitdrukkelijke toestemming van die aanbieders.

Art. 23 - Bioscoopfilms Overeenkomstig Boek XI van het Wetboek van economisch recht mogen de aanbieders van audiovisuele mediadiensten geen bioscoopfilms tonen buiten de met de houders van rechten overeengekomen periodes.

Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen voor lineaire audiovisuele mediadiensten Art. 24 - Europese producties en andere vereisten § 1 - Voor de voorstelling van de grote verscheidenheid in de Duitstalige en Europese ruimte en ter ondersteuning van Europese film- en televisieproducties moeten de aanbieders van lineaire audiovisuele mediadiensten het grootste deel van hun totale zendtijd die niet uit nieuws, sportberichten, spelen of reclame en videotekst alsmede telewinkelen bestaat, voorbehouden aan de uitzending van Europese werken overeenkomstig Europees recht.

Rekening houdende met de verantwoordelijkheid van de aanbieders t.o.v. hun publiek in de domeinen informatie, vorming, cultuur en ontspanning moet dit gedeelte stapsgewijs door aangepaste criteria worden bereikt.

De Regering bepaalt de nadere regels voor deze verplichting. § 2 - De aanbieders van lineaire audiovisuele mediadiensten moeten ofwel ten minste 10 % hun zendtijd die niet aan nieuws, sport, spel, reclame, videotekst of telewinkeluitzendingen gewijd is ofwel 10 % van hun begroting reserveren voor de uitzending van Europese producties, vervaardigd door producenten die van de aanbieders onafhankelijk zijn.

Bovendien moet een behoorlijk gedeelte worden gereserveerd voor recente producties, d.w.z. producties die binnen de vijf jaar na hun vervaardiging worden uitgezonden.

Art. 25 - Uitzenden van buitengewone evenementen § 1 - De Regering kan een lijst opstellen van nationale en niet-nationale evenementen die van aanzienlijk belang voor de samenleving worden geacht en die derhalve niet op een exclusieve basis mogen worden uitgezonden die tot gevolg heeft dat een belangrijk deel van het publiek dergelijke evenementen niet via rechtstreekse of uitgestelde verslaggeving op de kosteloze televisie kan volgen.

De Regering bepaalt of deze evenementen via volledige of gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving dan wel, waar nodig of passend om objectieve redenen van openbaar belang, via volledige of gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving beschikbaar moeten zijn.

De Regering stelt de Europese Commissie onmiddellijk in kennis van alle maatregelen die zij overeenkomstig deze paragraaf heeft genomen. § 2 - Het is de aanbieders van lineaire audiovisuele mediadiensten verboden verworven exclusieve rechten zodanig uit te oefenen dat een belangrijk deel van het publiek in een andere gemeenschap of lidstaat evenementen die door die andere gemeenschap of lidstaat overeenkomstig artikel 14 van de Richtlijn 2010/13/EU zijn aangewezen, niet op de kosteloze televisie kan volgen via volledige of gedeeltelijke rechtstreekse verslaggeving dan wel, waar nodig of passend om objectieve redenen van openbaar belang, via volledige of gedeeltelijke uitgestelde verslaggeving, zoals door die andere deelstaat of lidstaat overeenkomstig artikel 14 van dezelfde richtlijn is bepaald.

Art. 26 - Korte nieuwsverslagen Met het oog op korte nieuwsverslagen verleent elke in de Europese Unie of in een staat in de Europese Economische Ruimte gevestigde aanbieder van lineaire audiovisuele mediadiensten - op billijke, redelijke en niet-discriminatoire basis - toegang tot evenementen van groot belang voor het publiek die op basis van exclusiviteit door een onder de rechtsbevoegdheid van de gemeenschappen of de lidstaten vallende aanbieder worden uitgezonden.

Als een andere aanbieder van lineaire audiovisuele mediadiensten die in dezelfde gemeenschap of in dezelfde lidstaat als de om toegang verzoekende aanbieder van lineaire audiovisuele mediadiensten is gevestigd, exclusieve rechten heeft verworven voor het betrokken evenement van groot belang voor het publiek, dient bij deze aanbieder om toegang te worden verzocht.

De aanbieders hebben de mogelijkheid om korte fragmenten uit het signaal van de aanbieder die de uitzending verzorgt vrij te kiezen waarbij, tenzij dat om praktische redenen niet mogelijk is, in ieder geval de bron dient te worden vermeld.

Korte fragmenten worden alleen voor algemene nieuwsprogramma's gebruikt, en mogen uitsluitend in niet-lineaire audiovisuele mediadiensten worden gebruikt, als hetzelfde programma door dezelfde aanbieder van mediadiensten via uitgestelde verslaggeving wordt aangeboden.

De kosteloze korte verslaggeving is beperkt tot een kort nieuwsverslag passend bij het evenement. De duur van de korte nieuwsverslagen is beperkt tot de tijd die nodig is om de noodzakelijke informatie over het evenement uit te zenden. Bij regelmatig weerkerende evenementen op korte termijn van vergelijkbare aard bedraagt de maximale duur doorgaans anderhalve minuut. Als korte verslagen over evenementen van vergelijkbare aard samengevat worden, moet ook in deze samenvatting het nieuwskarakter bewaard blijven. De Regering kan de regelingen voor de kostenterugbetaling vastleggen.

Art. 27 - Televisiereclame en telewinkelen Televisiereclame en telewinkelprogramma's dienen duidelijk herkenbaar te zijn en te kunnen worden onderscheiden van redactionele inhoud.

Zonder afbreuk te doen aan het gebruik van nieuwe reclametechnieken dienen televisiereclame en telewinkelprogramma's met visuele en/of akoestische en/of ruimtelijke middelen van andere onderdelen van het programma te worden gescheiden. Afzonderlijke reclamespots en telewinkelspots moeten, behalve in geval van uitzending van sportmanifestaties, een uitzondering blijven.

Televisiereclame of telewinkelspots die in lopende uitzendingen worden ingevoegd, mogen noch de samenhang van deze uitzendingen aantasten, rekening houdende met de natuurlijke onderbrekingen van de uitzendingen evenals met de duur en aard van de uitzending, noch aan de rechten van rechtenhouders afbreuk doen.

Art. 28 - Aandeel van televisiereclame- en telewinkelspots § 1 - Het aandeel televisiereclame- en telewinkelspots bedraagt tussen 6.00 uur en 18.00 uur niet meer dan 20 % van dat tijdvak. Het aandeel televisiereclame- en telewinkelspots bedraagt tussen 18.00 uur en 24.00 uur niet meer dan 20 % van dat tijdvak.

Worden niet beschouwd als reclame in de zin van het eerste lid: 1° verwijzingen van de televisieomroeporganisatie naar eigen uitzendingen en begeleidend materiaal dat rechtstreeks van deze uitzendingen afgeleid is of verwijzingen naar uitzendingen van andere delen van dezelfde omroepgroep;2° aanduidingen van sponsors;3° productplaatsing;4° neutrale frames tussen redactionele inhoud en televisiereclame of telewinkelspots, en tussen individuele spots. § 2 - Telewinkelprogramma's moeten met visuele en akoestische middelen duidelijk als zodanig worden gekenmerkt, en moeten zonder onderbreking minimaal 15 minuten in beslag nemen. § 3 - Nieuws en religieuze uitzendingen mogen niet door reclame- en telewinkelspots worden onderbroken.

De uitzending van televisiefilms, met uitzondering van series, feuilletons en documentaires, de uitzending van bioscoopfilms en nieuwsprogramma's mogen voor elke geprogrammeerde zendtijd van ten minste dertig minuten één keer worden onderbroken voor televisiereclame en/of telewinkelen. Uitzendingen van kinderprogramma's mogen één keer per geprogrammeerd tijdvak van ten minste 30 minuten worden onderbroken voor televisiereclame, mits de geprogrammeerde duur van het programma meer dan 30 minuten bedraagt.

Uitzendingen van telewinkelen zijn verboden tijdens kinderprogramma's. § 4 - De bepalingen van dit decreet zijn mutatis mutandis van toepassing op televisiezenders die uitsluitend gewijd zijn aan reclame en telewinkelen, alsmede op televisiezenders die uitsluitend aan zelfpromotie gewijd zijn. De artikelen 24, 27, § 2, en 28, § 1, van dit decreet gelden niet voor dergelijke zenders.

Afdeling 3 - Bijzondere bepalingen voor niet-lineaire audiovisuele mediadiensten Art. 29 - Beginsel Iedereen kan niet-lineaire audiovisuele mediadiensten aanbieden overeenkomstig de voorwaarden bepaald in dit hoofdstuk, voor zover de dienst aan de vereisten bepaald in deze titel voldoet en onafhankelijk van een politieke partij is.

Deze diensten kunnen geheel of gedeeltelijk als signalen in gecodeerde vorm uitgezonden worden. De ontvangst ervan kan tegen betaling gebeuren.

Art. 30 - Europese producties § 1 - Niet-lineaire audiovisuele mediadiensten die door geregistreerde aanbieders ter beschikking gesteld worden, bevorderen de vervaardiging van en de toegang tot Europese producties. Ze moeten een aandeel van ten minste 30 % aan Europese producties opnemen in hun catalogi en ervoor zorgen dat die producties aandacht krijgen.

Een dergelijke promotie kan onder meer betrekking hebben op de financiële bijdrage van zulke diensten aan de vervaardiging van en de verwerving van rechten van Europese producties, of op het aandeel en/of de prominente aanwezigheid van Europese producties in de door de audiovisuele mediadienst op aanvraag aangeboden programmacatalogus.

De Regering bepaalt de nadere regels. Zij kan andere aangepaste bevorderingsvormen vastleggen. § 2 - Niet-lineaire audiovisuele mediadiensten die zich tot publiek in de Duitstalige Gemeenschap richten maar in een andere lidstaat of gemeenschap zijn gevestigd, kunnen eveneens worden verplicht om overeenkomstig paragraaf 1 financiële bijdragen te leveren, die proportioneel en niet-discriminerend zijn.

De financiële bijdrage wordt uitsluitend gebaseerd op de inkomsten die zijn gegenereerd in de Duitstalige Gemeenschap en voldoet aan het Unierecht, en in het bijzonder de staatssteunregels.

De Regering bepaalt de nadere regels. § 3 - De verplichtingen uit hoofde van paragrafen 1 en 2 gelden niet voor aanbieders van mediadiensten met een lage omzet of een klein publiek.

Afdeling 4. - Bijzondere bepalingen voor uitzendingen van openbare zittingen en evenementen van het Parlement Art. 31 - Zittingen en evenementen van het Parlement Uitzendingen van openbare zittingen en evenementen van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap mogen geen televisiereclame bevatten.

Gesponsorde programma's en productplaatsing zijn verboden.

De uitzendingen zijn niet onderworpen aan het toezicht van de Regering of de Mediaraad.

HOOFDSTUK 4. - Bijzondere bepalingen voor videoplatformdiensten Art. 32 - Verplichtingen voor videoplatforms § 1 - Aanbieders van videoplatforms nemen passende maatregelen om: 1° minderjarigen te beschermen tegen programma's, door gebruikers gegenereerde video's en audiovisuele commerciële communicatie die hun lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling kunnen aantasten, overeenkomstig artikel 17;2° het algemene publiek te beschermen tegen programma's, door gebruikers gegenereerde video's en audiovisuele commerciële communicatie die aanzetten tot geweld of haat jegens een groep personen of een lid van een groep, op grond van een van de kenmerken genoemd in artikel 3, 1°, van het decreet van 19 maart 2012 betreffende de bestrijding van bepaalde vormen van discriminatie, of het behoren tot een nationale minderheid;3° het algemene publiek te beschermen tegen programma's, door gebruikers gegenereerde video's en audiovisuele commerciële communicatie met inhoud waarvan de verspreiding een activiteit inhoudt die krachtens het Unierecht een misdrijf is, met name het publiekelijk uitlokken van het plegen van een terroristisch misdrijf bepaald in artikel 5 van Richtlijn (EU) 2017/541, strafbare feiten met betrekking tot kinderpornografie bepaald in artikel 5, lid 4, van Richtlijn 2011/93/EU en strafbare feiten op het gebied van racisme en vreemdelingenhaat bepaald in artikel 1 van Kaderbesluit 2008/913/JBZ. § 2 - Aanbieders van videoplatforms voldoen aan de in artikelen 12 tot 14 bedoelde voorschriften met betrekking tot audiovisuele commerciële communicatie die door deze aanbieders in de handel gebracht, verkocht of georganiseerd wordt.

Aanbieders van videoplatforms nemen passende maatregelen om te voldoen aan de in artikelen 12 tot 14 bedoelde voorschriften met betrekking tot audiovisuele commerciële communicatie die door deze aanbieders van videoplatforms niet in de handel gebracht, verkocht of georganiseerd wordt, rekening houdend met de beperkte controle van deze videoplatforms op die audiovisuele commerciële communicatie.

Aanbieders van videoplatforms informeren gebruikers duidelijk als programma's en door gebruikers gegenereerde video's audiovisuele commerciële communicatie bevatten, op voorwaarde dat een dergelijke communicatie overeenkomstig § 3, derde lid, 3°, gemeld werd of de aanbieder van dat feit op de hoogte is. § 3 - Voor de toepassing van paragrafen 1 en 2 worden de passende maatregelen bepaald aan de hand van de aard van de desbetreffende inhoud, de schade die deze inhoud kan berokkenen, de kenmerken van de te beschermen categorie personen alsmede de in het geding zijnde rechten en gerechtvaardigde belangen, waaronder die van de aanbieders van videoplatforms en de gebruikers die de inhoud hebben gecreëerd of geüpload, alsmede het algemeen belang.

Die maatregelen moeten uitvoerbaar en proportioneel zijn, rekening houdend met de omvang van de videoplatformdienst en de aard van de verleende dienst. Die maatregelen mogen niet leiden tot eventuele controlemaatregelen vooraf of filtering bij het uploaden van inhoud die niet voldoen aan artikel XII.20, § 1, van het Wetboek van economisch recht. Ter bescherming van minderjarigen, als bedoeld in § 1, 1°, gelden voor de meest schadelijke inhoud de meest strikte toegangscontrolemaatregelen.

Die maatregelen omvatten naargelang het geval: 1° het opnemen en het toepassen, in de voorwaarden van de videoplatformdiensten, van de in paragraaf 1 bedoelde voorschriften;2° het opnemen en het toepassen, in de voorwaarden van de videoplatformdiensten, van de in artikel 12 tot 14 bedoelde voorschriften inzake audiovisuele commerciële communicatie die door de aanbieders van videoplatformdiensten niet in de handel gebracht, verkocht of georganiseerd wordt;3° het beschikken over een functie waarmee gebruikers die door gebruikers gegenereerde video's uploaden, kunnen melden of die video's audiovisuele commerciële communicatie bevatten, voor zover zij zulks weten of redelijkerwijs zouden kunnen weten;4° het tot stand brengen en het gebruiken van transparante en gebruiksvriendelijke mechanismen waarmee gebruikers van een videoplatform de in paragraaf 1 bedoelde, op het platform van de betrokken aanbieder van videoplatforms aangeboden inhoud bij die aanbieder kunnen rapporteren of markeren;5° het tot stand brengen en het gebruiken van systemen waarmee aanbieders van videoplatforms aan de gebruikers ervan kunnen uitleggen welk gevolg er is gegeven aan de in 4° genoemde rapportage en markeringen;6° het tot stand brengen en het gebruiken van systemen voor leeftijdscontrole van gebruikers van videoplatforms met betrekking tot inhoud die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen kan aantasten;7° het tot stand brengen en het gebruiken van gemakkelijk te bedienen systemen waarmee de gebruikers van videoplatforms een beoordeling van de in paragraaf 1 bedoelde inhoud kunnen geven;8° het ter beschikking stellen van systemen voor ouderlijk toezicht die door de eindgebruiker worden beheerd met betrekking tot inhoud die de lichamelijke, geestelijke of morele ontwikkeling van minderjarigen kan aantasten;9° het tot stand brengen en het gebruiken van transparante, gemakkelijk te gebruiken en doeltreffende procedures voor de behandeling en afhandeling van klachten van de gebruikers bij de aanbieder van videoplatforms omtrent de uitvoering van de in de bepalingen onder 4° tot 8° genoemde maatregelen;10° het voorzien in doeltreffende maatregelen en instrumenten op het gebied van mediageletterdheid en vergroten van de bekendheid van gebruikers met die maatregelen en instrumenten. § 4 - Door aanbieders van videoplatforms op grond van § 3, 6° en 8°, verzamelde of op andere wijze gegenereerde persoonsgegevens van minderjarigen, worden niet verwerkt voor commerciële doeleinden, zoals direct marketing, profilering en op gedrag gerichte reclame. § 5 - De Mediaraad stelt de nodige mechanismen vast om de geschiktheid van de door de aanbieders van videoplatforms getroffen maatregelen, die zijn bedoeld in § 3, te beoordelen. Deze mechanismen worden gepubliceerd op de website van de Mediaraad. Een synthese van deze mechanismen wordt ook in andere media gepubliceerd.

HOOFDSTUK 5. - Bijzondere bepalingen voor auditieve mediadiensten Afdeling 1. - Bijzondere bepalingen voor lineaire auditieve mediadiensten Art. 33 - Minimale informatie Aanbieders van lineaire auditieve mediadiensten stellen minstens de volgende informatie ter beschikking van de ontvangers van een dienst: 1° de benaming van de auditieve mediadienst;2° de plaats van de zender;3° inlichtingen over de gebruikte frequenties, indien van toepassing;4° het radio data system, waarbij de door de Mediaraad meegedeelde RDS-PI-code moet worden gebruikt, indien van toepassing. Als de aanbieder van lineaire auditieve mediadiensten voor zijn dienst radiospectrum gebruikt, moeten de in het eerste lid, 1° tot 3°, vermelde inlichtingen aan het begin en aan het einde van het programma worden gegeven. Bovendien moeten ze tijdens het programma met regelmatige tussenpozen worden herhaald.

Art. 34 - Commerciële communicatie in lineaire auditieve mediadiensten van het BRF De zendtijd voor auditieve commerciële communicatie in de lineaire auditieve mediadiensten van het BRF mag 15 % van de dagelijkse zendtijd niet overschrijden.

De zendtijd voor auditieve commerciële communicatie mag 20 % in één uur, gerekend vanaf een heel uur, niet overschrijden.

Afdeling 2. - Bijzondere bepalingen voor niet-lineaire auditieve mediadiensten Art. 35 - Minimale informatie Aanbieders van niet-lineaire auditieve mediadiensten maken minstens de benaming van de auditieve mediadienst toegankelijk voor de ontvangers van een dienst.

HOOFDSTUK 6. - het recht tot antwoord Art. 36 - Recht tot antwoord § 1 - Met betrekking tot audiovisuele en auditieve mediadiensten, heeft iedereen recht op weerwoord dat wordt uitgeoefend op de in dit hoofdstuk beschreven wijze. § 2 - Onverminderd de andere rechtsmiddelen heeft elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, elke feitelijke vereniging, die bij name is genoemd of impliciet is aangewezen in een audiovisueel of auditief programma van periodieke aard, het recht, onder aanwijzing van een persoonlijk belang, kosteloos de uitzending of de opneming van een antwoord te vorderen om één of meer onjuiste feiten die hem betreffen recht te zetten of om te antwoorden op één of meer feiten of verklaringen die van zodanige aard zijn dat zij de eer aantasten. § 3 - Er is geen grond tot antwoord als spontaan een bevredigende rechtzetting is gedaan door de producent of de hoofd- of eindredacteur.

Als deze rechtzetting door de verzoeker niet bevredigend wordt geacht, kan hij gebruik maken van zijn recht van antwoord. § 4 - Als de persoon overleden is, behoort het recht van antwoord aan al de bloedverwanten in de rechte lijn of aan de echtgenoot of, bij ontstentenis van dezen, aan de naaste bloedverwanten; het recht wordt slechts eenmaal en door de meest gerede onder hen uitgeoefend.

Als, op de dag van het overlijden van de genoemde of aangewezen persoon, de termijn van dertig dagen, bepaald in artikel 37, is ingegaan, beschikken de rechthebbenden alleen over het nog overblijvende gedeelte van die termijn.

Art. 37 - Voorwaarden Op straffe van onontvankelijkheid voldoet de aanvraag tot antwoord aan de volgende voorwaarden: 1° uiterlijk de dertigste dag na de datum van het programma aangetekend worden toegezonden aan de producent, de hoofd- of eindredacteur of aan een andere persoon die het antwoord kan laten opnemen.Deze termijn begint te lopen op: a) de dag van de eerste uitzending, als het recht van antwoord betrekking heeft op een programma van een lineaire audiovisuele of auditieve mediadienst;b) de eerste dag dat het programma door de gebruiker kan opgevraagd worden, als het recht van antwoord betrekking heeft op een programma van een niet-lineaire audiovisuele of auditieve mediadienst.Dit geldt niet voor programma's van niet-lineaire audiovisuele of auditieve mediadiensten die reeds eerder lineair werden verdeeld. In dit geval begint de termijn te lopen op het ogenblik van de eerste lineaire uitzending; 2° als het een natuurlijke persoon betreft, worden de volledige identiteit en de woonplaats van de verzoeker vermeld.Bij rechtspersonen worden de firmanaam, de juridische aard, de maatschappelijke zetel en de hoedanigheid van de ondertekenaar van het verzoek vermeld. Bij feitelijke verenigingen worden de naam, de zetel, de statutaire organen en de hoedanigheid van de ondertekenaar van het verzoek vermeld; 3° alle nodige inlichtingen die toelaten om het bestreden programma of de gewraakte passages te identificeren, moeten worden vermeld;4° met redenen omkleed en ondertekend zijn;5° het gevraagde antwoord bevatten, waarvan de tekst beperkt moet blijven tot wat strikt noodzakelijk is om te reageren op de informatie die de aanleiding is geweest tot het verzoek en een leestijd van drie minuten of 4500 typografische tekens niet overschrijdt. Art. 38 - Weigering van antwoord De uitzending of de opneming van elk antwoord kan geweigerd worden als: 1° het niet in onmiddellijk verband staat met de bestreden woorden of beelden of het verder gaat dan nodig is om de onjuist verklaarde feiten of de feiten schadelijk voor de eer, te verbeteren;2° het beledigend is of in strijd met de wetten of de goede zeden;3° het zonder noodzakelijkheid derden in de zaak betrekt;4° het gesteld is in een andere taal dan die van het bestreden programma. Art. 39 - Termijn van antwoord § 1 - Als het recht van antwoord betrekking heeft op een programma van een lineaire audiovisuele of auditieve mediadienst, wordt dat antwoord uitgezonden in het eerstvolgend programma van dezelfde reeks of van hetzelfde type, zo dicht mogelijk bij het uur waarop het betrokken programma heeft plaatsgehad.

Als er binnen vijftien dagen na de ontvangst van het verzoek geen uitzending van het programma gepland is, wordt het antwoord binnen die termijn uitgezonden op een voor het publiek toegankelijk uitzenduur.

Als het recht van antwoord betrekking heeft op een programma van een niet-lineaire audiovisuele of auditieve mediadienst, wordt het antwoord aan het betrokken programma vastgehecht, en dit na afloop van een termijn van twee werkdagen, die ingaat op de dag waarop een van de personen vermeld in artikel 37, 1°, het antwoord ontvangt. Het antwoord wordt zonder commentaar of repliek gelezen door de persoon die door de producent of door de hoofd- of eindredacteur is aangewezen.

De verzoeker heeft geen toegang tot de microfoon, de camera of de opnameapparatuur. § 2 - Wordt het verzochte antwoord aanvaard, maar niet in zijn geheel, dan stuurt de producent of de hoofd- of eindredacteur aan de verzoeker een tegenvoorstel. Dit wordt binnen vier werkdagen, te rekenen vanaf de dag na de ontvangst van de aanvraag, aangetekend toegezonden.

Wordt het tegenvoorstel door de verzoeker aanvaard, dan wordt het antwoord uitgezonden of opgenomen op de wijze bepaald in paragraaf 1. § 3 - Als de producent of de hoofd- of eindredacteur de aanvraag tot antwoord afwijst, deelt hij dit onder opgave van redenen bij aangetekend schrijven aan de verzoeker mee binnen een termijn van vier werkdagen die ingaat op de dag na de ontvangst van de aanvraag.

Art. 40 - Bevoegdheid van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg Als de formaliteiten bepaald in artikel 39, § 2, eerste lid, en § 3, niet vervuld zijn, als de aanvraag tot antwoord wordt afgewezen of het tegenvoorstel van tekst niet wordt aanvaard, kan de verzoeker binnen vijftien dagen te rekenen van de dag waarop van de weigering of van het tegenvoorstel kennis moest worden gegeven of binnen vijftien dagen na de kennisgeving van de weigering of van het tegenvoorstel, de zaak aanhangig maken bij de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, die ten gronde en in laatste aanleg beslist over de verplichting van de producent of de hoofd- of eindredacteur om het antwoord uit te zenden of op te nemen.

Art. 41 - Registratieplicht Gedurende de termijn waarin een aanvraag tot opname van een recht van antwoord kan worden ingediend, bewaren de in artikel 37, 1°, vermelde personen een opname van elk programma.

Wanneer geen opname kan worden overgelegd, wordt het antwoord uitgezonden, voor zover het in overeenstemming is met de wet.

Wanneer de aanvraag tot antwoord tijdig is ingediend, wordt de opname van het betrokken programma bewaard tot het geschil beslecht is.

De opname van het antwoord wordt gedurende drie maanden bewaard.

TITEL 3. - Elektronischecommunicatienetwerken en -diensten HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen Art. 42 - Toepassingsgebied Niettegenstaande de bepalingen van titel 2 en onverminderd de bevoegdheid van andere overheden is deze titel van toepassing op het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten.

Art. 43 - Opschorting van rechten De Regering mag het vrije aanbod door ondernemingen van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten enkel beperken, indien noodzakelijk om redenen van openbare orde, openbare veiligheid of volksgezondheid.

De Regering brengt de met redenen omklede opschorting ter kennis van de Europese Commissie.

De exploitant is ertoe verplicht elke, overeenkomstig het eerste lid opgelegde opschorting binnen een redelijke termijn op eigen kosten naleven.

Art. 44 - Wijziging van rechten en verplichtingen Als de Mediaraad van plan is om wijzigingen aan te brengen in de rechten, voorwaarden en procedures die van toepassing zijn bij de algemene machtiging en bij de gebruiksrechten of rechten om faciliteiten te installeren, geeft hij de belanghebbende partijen, met inbegrip van gebruikers en consumenten, de gelegenheid om binnen een termijn van ten minste vier weken hun standpunt kenbaar te maken. In uitzonderlijke gevallen kan de termijn korter zijn.

Wijzigingen mogen slechts in objectief gerechtvaardigde gevallen en op proportionele wijze worden aangebracht. Dat doet geen afbreuk aan de mogelijkheid kleine wijzigingen aan te brengen die met de houder van de rechten of de houder van de algemene machtiging overeengekomen zijn.

Behalve in met redenen omklede gevallen mogen de rechten om faciliteiten te installeren of de rechten om radiospectrum te gebruiken, niet beperkt of ingetrokken worden voordat de termijn waarvoor zij verleend zijn, verstreken is.

HOOFDSTUK 2. - Aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten Afdeling 1. - Algemene machtiging Art. 45 - Beginsel Elke onderneming mag elektronischecommunicatienetwerken en -diensten overeenkomstig de in dit decreet vastgelegde voorwaarden aanbieden.

Art. 46 - Registratieplicht § 1 - Het voornemen om elektronischecommunicatienetwerken en -diensten aan te bieden, te wijzigen of daarmee te stoppen, moet vooraf schriftelijk de Mediaraad per brief of e-mail worden meegedeeld, voor zover artikel 58 niet van toepassing is.

De mededeling behelst de volgende gegevens: 1° de naam van de aanbieder;2° in voorkomend geval, het ondernemingsnummer en de statuten;3° het geografische adres van de hoofdvestiging van de aanbieder in de Europese Unie en, in voorkomend geval, van elk bijkantoor in een lidstaat;4° het websiteadres van de aanbieder dat wordt gebruikt voor het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten;5° een contactpersoon en contactgegevens;6° een korte beschrijving van de aan te bieden netwerken of diensten;7° de betrokken lidstaten;en 8° de datum waarop de activiteiten vermoedelijk van start gaan, gewijzigd wordt of een einde neemt. § 2 - De Mediaraad houdt een register van de exploitanten van elektronischecommunicatienetwerken en van de aanbieders van elektronischecommunicatiediensten bij en publiceert dat register. § 3 - Ondernemingen die grensoverschrijdende elektronischecommunicatiediensten verlenen aan ondernemingen die in België of in één of meer lidstaten gevestigd zijn, hoeven in België slechts één kennisgeving af te geven.

Art. 47 - Collectieve antennes Het aanbieden van collectieve antennes is niet onderworpen aan kennisgeving voor zover deze uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van houders van ontvangtoestellen die: 1° verblijven in kamers of appartementen van hetzelfde gebouw;2° verblijven in gegroepeerde gebouwen van eenzelfde eigenaar waarvan het aantal vijftig niet overschrijdt;3° verblijven in gegroepeerde woningen waarvan het aantal vijftig niet overschrijdt;4° gebruik maken van caravans of staanplaatsen van eenzelfde camping. Art. 48 - Verklaring ter vereenvoudiging van de procedures Binnen een week na de ontvangst van de in artikel 46 vermelde kennisgeving of de in artikel 58 vermelde radiospectrumtoewijzing geeft de Mediaraad een standaardverklaring af. Die verklaring heeft tot doel de procedures voor het installeren van faciliteiten te vergemakkelijken, het onderhandelen over interconnectie te vergemakkelijken en aanvragen om toegang of interconnectie te vergemakkelijken.

De verklaring omvat: 1° een bevestiging van de registratie of van de spectrumtoewijzing;2° de vermelding van de bepalingen van dit decreet die de onderneming ertoe machtigen het recht aan te vragen om faciliteiten te installeren, het recht aan te vragen om over een interconnectie te onderhandelen en/of het recht aan te vragen om een toegang of interconnectie te verkrijgen;3° de vermelding van de criteria en procedures volgens welke overeenkomstig artikel 69, § 4, bijzondere verplichtingen aan specifieke ondernemingen kunnen worden opgelegd. Art. 49 - Onderhandelingsplicht Elke exploitant die zich geregistreerd heeft of aan wie radiospectrum wordt toegewezen is gerechtigd - en op verzoek verplicht - te goeder trouw over interconnectie te onderhandelen met andere exploitanten van openbare communicatienetwerken die binnen de Europese Unie aan de voorwaarden voldoen om communicatiediensten en -netwerken te mogen aanbieden, teneinde de verlening en interoperabiliteit van diensten te waarborgen.

Exploitanten verlenen andere ondernemingen toegang en interconnectie onder voorwaarden die verenigbaar zijn met de verplichtingen die door de Mediaraad worden opgelegd.

Afdeling 2. - Gebruiksrechten voor radiospectrum Art. 50 - Radiospectrum § 1 - De Regering stelt het plan op met het radiospectrum dat aan de verschillende lineaire audiovisuele en auditieve mediadiensten kan worden toegewezen met inachtneming van de desbetreffende federale technische normen en van het federale frequentieplan voor de verdeling tussen civiele en militaire frequentiebanden, evenals met samenwerkingsakkoorden afgesloten met ander gemeenschappen. Bij gebrek aan zulke normen richt zich de Regering naar de overeenkomstige internationale en supranationale normen.

Met inachtneming van deze normen kan de Regering eigen normen bepalen. § 2 - In samenwerking met de andere lidstaten en de Europese Commissie bevordert de Regering - voor zover radiospectrum gebruikt wordt om signalen over te brengen voor de distributie van lineaire audiovisuele en auditieve mediadiensten - de coördinatie van de aanpak van het radiospectrumbeleid in de Europese Unie en, in voorkomend geval, de vaststelling van geharmoniseerde voorwaarden inzake beschikbaarheid en efficiënt gebruik van het radiospectrum die voor het tot stand brengen en het functioneren van de Europese interne markt op het gebied van elektronische communicatie vereist zijn.

Art. 51 - Toewijzing van radiospectrum Om radiospectrum opgenomen in het frequentieplan van de Duitstalige Gemeenschap te kunnen gebruiken, dient het vooraf te worden toegewezen, onverminderd de bijzondere criteria en procedure bepaald in het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap voor de toewijzing van radiospectrum aan het BRF om doelstellingen van algemeen belang te bereiken. Radiospectrum toewijzen betekent dat een gebruiksrecht voor radiospectrum onder vastgelegde voorwaarden wordt verleend.

Radiospectrum wordt met een bepaalde bestemming toegewezen, met inachtneming van het frequentieplan en onder niet-discriminerende voorwaarden op grond van objectieve, transparante en concurrentiebevorderende procedures die de Regering, op voorstel van de Mediaraad, vaststelt.

De aanvrager heeft geen recht op een bepaald radiospectrum. In het kader van de toewijzing van radiospectrum aan een aanbieder van mediadiensten wordt daarenboven geen ander radiospectrum voor de signaaltoevoer toegewezen.

Art. 52 - Informatie over de beschikbaarheid van radiospectrum De Mediaraad maakt het inventaris bekend van het gehele in de Duitstalige Gemeenschap beschikbare, resp. beschikbaar te stellen radiospectrum, evenals, indien van toepassing, de indeling van radiospectrum volgens zendercategorieën, het ogenblik waarop ze kunnen worden toegewezen alsmede de beschikbare zendtijden voor elke wijze van uitzending met bepaling van een redelijke termijn om de aanvragen in te dienen.

De Mediaraad zorgt voor een evenwichtige en passende toewijzing van radiospectrum aan elk van de volgende zes categorieën spectrumgebruik: 1° auditieve lineaire mediadiensten gericht tot het hele publiek in het Duitse taalgebied en de verplichtingen opgenomen in artikel 54, 3°, voor alle gemeenten van het Duitse taalgebied vervullen, hierna zendernet genoemd;2° auditieve lineaire mediadiensten die zich tot een regionaal publiek in het Duitse taalgebied richten en de verplichtingen opgenomen in artikel 54, 3°, voor vier aan elkaar grenzende gemeenten in het Duitse taalgebied vervullen, hierna regionale radio genoemd;3° auditieve lineaire mediadiensten die tot een geografisch beperkt publiek in een gemeente of gemeentedeel van het Duitse taalgebied wenden en de verplichtingen opgenomen in artikel 54, 3°, vervullen, hierna lokale radio genoemd;4° in de tijd begrensde lineaire programma's die de plaats van een evenement bestrijken, hierna evenementenradio genoemd;5° de uitzending van bijdragen van één of meer scholen in een gemeente, hierna schoolradio genoemd;6° lineaire audiovisuele mediadiensten die zich tot het publiek in het Duitse taalgebied richten. Art. 53 - Voorwaarden Radiospectrum wordt toegewezen wanneer: 1° het radiospectrum met het oog op het gepland gebruik ervan ingedeeld is in het radiofrequentieplan;2° de verenigbaarheid met het gebruik van andere radiofrequenties is verzekerd;en 3° een efficiënt en storingvrij gebruik van het radiospectrum gegarandeerd wordt door de aanvrager. Art. 54 - Algemene voorwaarden voor het verkrijgen van radiospectrum voor lineaire audiovisuele en auditieve mediadiensten Voor de toewijzing van radiospectrum moet de aanvrager van de categorieën genoemd in artikel 52 aan de volgende eisen voldoen: 1° een privaatrechtelijke rechtspersoon zijn waarvan de zetel en de zendinstallaties in het Duitse taalgebied gelegen zijn, binnen het gebied dat door de zender bestreken wordt.In het geval van evenementenradio's zijn aanvragen van natuurlijke personen ook ontvankelijk; 2° onafhankelijk zijn van werkgevers- of werknemersorganisaties of van politieke groeperingen;3° ervoor zorgen dat een bepaald percentage van de zendtijd bestaat uit uitzendingen in de Duitse taal;muzieknummers worden in deze context niet meegerekend; 4° bijzondere aandacht besteden in zijn programma's aan cultuur en kunstenaars uit de Duitstalige Gemeenschap en de naburige regio's;en 5° de Mediaraad te allen tijde in staat stellen zijn functioneren ter plaatse te controleren. Art. 55 - Bijzondere voorwaarden voor de toewijzing van radiospectrum voor zendernetwerken, regionale radio's of audiovisuele mediadiensten § 1 - Naast de voorwaarden van artikel 54 moet de aanvrager van gebruiksrechten van radiospectrum voor auditieve mediadiensten dat wordt toegewezen voor zendernetten, regionale radio's of audiovisuele mediadienstenaanbieders aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° zich wijden aan de informatie over wat in het Duitstalige gebied en in de aangrenzende regio's gebeurt, waarbij rekening gehouden wordt met de opinieverscheidenheid en de evenwichtigheid van de informatie;2° tussen 6 uur en 22 uur een programmering hebben waarvan, afgezien van programma's bestaande uit doorlopende muziek, 50 % uit programma's bestaat die door de medewerkers van het zendernet resp.de regionale radio worden gerealiseerd; 3° lid van de IZJD zijn;4° zich ertoe verplichten dat nieuwsprogramma's objectief en zakelijk zijn, uitgewerkt worden in samenwerking met beroepsjournalisten of met personen die onder de voorwaarden werken die het mogelijk maken beroepjournalist te worden overeenkomstig de wet van 30 december 1963 betreffende de erkenning en de bescherming van de titel van beroepsjournalist en dat commentaren duidelijk te onderscheiden zijn van de informaties en de naam van hun auteur wordt vermeld;5° zich ertoe verplichten inhoudelijk de opinieverscheidenheid in wezen tot uitdrukking te brengen.De belangrijke, politieke, levensaanschouwelijke en maatschappelijke krachten en groepen moeten behoorlijk aan het woord komen; er moet rekening worden gehouden met opvattingen van minderheden. De mogelijkheid om thematische programma's aan te bieden, blijft hierdoor onaangetast. Een thematisch programma is een audiovisuele of auditieve mediadienst met inhouden die in wezen gelijkaardig zijn. 6° de mediageletterdheid in de Duitstalige Gemeenschap bevorderen. § 2 - Aanvragers van radiospectrum voor zendernetten moeten zich daarenboven ertoe verbinden dagelijks acht nieuwsprogramma's uit te zenden. Deze duren ten minste drie minuten, weer- en verkeersberichten niet inbegrepen.

Ze moeten worden opgesteld in samenwerking met beroepsjournalisten of met personen die onder voorwaarden werken die het mogelijk maken beroepsjournalist te worden overeenkomstig de wet van 30 december 1963 over de erkenning en de bescherming van de beroepstitel als beroepsjournalist. § 3 - Aanvragers van radiospectrum voor regionale radio's moeten zich naast de in paragraaf 1 vermelde voorwaarden, ertoe verbinden dagelijks ten minste vier nieuwsprogramma's uitzenden. Deze duren ten minste drie minuten, weer- en verkeersberichten niet inbegrepen.

Ze moeten worden opgesteld in samenwerking met beroepsjournalisten of met personen die onder voorwaarden werken die het mogelijk maken beroepsjournalist te worden overeenkomstig de wet van 30 december 1963 over de erkenning en de bescherming van de beroepstitel als beroepsjournalist.

Art. 56 - Bijzondere voorwaarden voor de toewijzing van radiospectrum bestemd voor lokale radio's Onverminderd de voorwaarden bepaald in artikel 54 moet de aanvrager van gebruiksrechten voor radiospectrum bestemd voor lokale radio's bovendien tussen 6 uur en 22 uur een programmering hebben waarvan, afgezien van programma's bestaande uit doorlopende muziek, 25 % uit programma's bestaat die door de medewerkers van de lokale radio worden gerealiseerd. Muziekprogramma's zonder presentator worden niet als eigen programmering beschouwd. Daarenboven moeten lokale radio's de mediageletterdheid in het Duitstalige Gemeenschap bevorderen.

Art. 57 - Bijzondere bepalingen voor de toewijzing van radiospectrum bestemd voor school- en evenenmentenradio's § 1 - De Mediaraad mag radiospectrum toewijzen aan evenementenradio's voor programma's die uitgezonden worden in de context, in de omgeving en voor de duur van een openbaar evenement.

In afwijking van artikel 62 mag de Mediaraad mag in de tijd beperkte gebruiksrechten verlenen voor dergelijke evenementenradio's voor een bepaald evenemententerrein, in het betrokken plaatselijke zendgebied, en voor de duur van het evenement, met een maximale duur van twee maanden. § 2 - In afwijking van artikel 62 mag de Mediaraad radiospectrum toewijzen aan schoolradio's voor een periode van maximaal twee jaar. § 3 - Als omroeporganisatie gelden de personen die de programma's uitzenden. Wie op grond van andere voorschriften gemachtigd is tot het organiseren van mediadiensten, wordt niet toegelaten als omroeporganisatie voor schoolradio's of evenementenradio's. § 4 - Voor schoolradio's en evenementenradio's is productplaatsing verboden in de programma's die ze zelf produceren of zelf modereren. § 5 - De toewijzing van radiospectrum aan evenementenradio's en schoolradio's is onderworpen aan een vereenvoudigde toewijzingsprocedure die de Regering op voorstel van de Mediaraad vaststelt.

Evenementradio's en schoolradio's kunnen ook buiten de in artikel 52 bedoelde bekendmakingsprocedure spectrum aanvragen.

Art. 58 - Aanvraag De aanvraag om toewijzing van radiospectrum dient bij de Mediaraad schriftelijk te worden ingediend per brief of e-mail. In dit geval is de aanvrager niet onderworpen aan de in artikel 46 genoemde registratieplicht.

De aanvraag wordt ondertekend door ten minste twee daarvoor bevoegde personen die het beheer van de omroeporganisatie voeren en hun woonplaats hebben in het Duitse taalgebied, binnen het gebied dat door de zender bestreken wordt.

De Mediaraad bepaalt voor elk van de zes in artikel 55 genoemde categorieën van spectrumgebruik de vorm en inhoud van de aanvraagformulieren. De Mediaraad kan onder meer de volgende informatie en documenten opvragen: 1° de benaming van de aanvrager en van de lineaire mediadienst;2° in voorkomend geval, het ondernemingsnummer en de statuten van de technische dienstverleners, evenals het adres van de bedrijfszetels en de studio's;3° het gebied of de gebieden waar de radiofrequentie moet worden gebruikt en de gewenste radiofrequentie of radiofrequenties;4° de aard en de beschrijving van de mediadienst, met inbegrip van: a) de beschrijving van het eventueel geplande informatiesysteem evenals, indien van toepassing, het bewijs van tewerkstelling van journalisten;b) het geplande wekelijkse programmaschema, indien van toepassing;c) voor zendernetten, regionale en lokale radio's, een financieringsplan voor een periode van drie jaar;d) voor zendernetten, regionale en lokale radio's, de precieze samenstelling van het kapitaal en van de bestuursorganen;e) het voornemen om geleverde programmaonderdelen over te nemen. Meerdere aanvragers mogen evenwel geen programmaonderdelen van één en dezelfde derde persoon verspreiden. f) voor zendernetten, regionale en lokale radio's, een uitleg over hoe de aanvragers van plan zijn de mediageletterdheid in het Duitstalige gebied te bevorderen;g) de lijst van de mogelijke prestaties die naast de uitzending van lineaire mediadiensten kunnen worden verstrekt;5° indien van toepassing: de nadere regels voor de commercialisering van de mediadienst, wanneer de aanvrager de mediadienst zelf exploiteert;6° de beoogde datum waarop de mediadienst van start zal gaan;7° de aard van het netwerk of van de technologie waarvoor de gebruiksrechten voor radiospectrum bedoeld zijn;8° de lokalisatie van de zendinstallaties;9° de geplande antennehoogte of in voorkomend geval de geplande hoogte van het stralingscentrum van de antenne;10° het merk en het type van de zender, alsmede het homologatienummer ervan of een meetverslag conform de door de bevoegde federale overheid vastgelegde regels;11° het soort antenne(s), de typische kenmerken van de antenne(s), met inbegrip van de antennewinst in dBd, het richtdiagram en de gedetailleerde beschrijving van de antenne (aantal dipolen, aantal en soort elementen);12° het type en de lengte van de kabels tussen zender en antenne met vermelding van de demping in dB;13° welke soort van elementen voor signaaltoevoer tussen zenderuitgang en antenne-ingang is ingevoegd;14° De stedenbouwkundige of de globale vergunning voor de zendmast;15° het maximale uitgangsvermogen van de zender in watt;16° alle gegevens die de behandeling van de aanvraag mogelijk maken;17° de eventuele afspraken die over de verspreiding van commerciële communicatie werden gemaakt met andere aanvragers of met bestaande zendernetten, regionale of lokale radio's;en 18° een schriftelijke verbintenis om het decreet, de uitvoeringsbepalingen ervan en de wetten in het algemeen na te leven. Ter aanvulling van de aanvraag kan de Mediaraad nog andere documenten opvragen.

Voor de behandeling van de aanvraag mag de Mediaraad administratieve vergoedingen in rekening brengen die door de Regering zijn vastgelegd.

De Mediaraad spreekt zich uit over volledige aanvragen, deelt zijn beslissing mee en publiceert de besluiten over het verlenen van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum uiterlijk zes weken nadat vastgesteld is dat de aanvragen volledig zijn.

Art. 59 - Beperking van het aantal spectrumtoewijzingen Als de Mediaraad vaststelt dat het aantal gebruiksrechten moet worden beperkt, beoordeelt hij de aanvragen overeenkomstig artikel 58, waarbij rekening wordt gehouden met de volgende critera: 1° de manier waarop de aanvragers zich ertoe verplichten te voldoen aan de voorwaarden die uit de artikelen 55, 56 en 58, 11° tot 18°, voortvloeien, in het bijzonder wanneer het gaat om programmaonderdelen over de Duitstalige Gemeenschap en over haar gemeenten;2° de relevantie van het financieringsplan dat in artikel 58, derde lid, 4°, c), wordt vermeld;3° de originaliteit en het innovatieve karakter van de aanvraag;4° het aandeel van de producties die in het Duitstalige gebied worden gemaakt;5° de ervaring van de aanvrager in de audiovisuele en auditieve sector;6° de haalbaarheid van het project;7° het waarborgen van de meningsverscheidenheid in de zin van artikel 11;8° het efficiënt en storingvrij gebruik van de frequenties, zonder betwisting door het Belgisch Instituut voor Post- en Telecommunicatie;9° de doeleinden vermeld in artikel 5. Art. 60 - Mededelingsplicht De aanvang en het einde van het gebruik van radiospectrum dienen onverwijld aan de Mediaraad te worden meegedeeld. Naam- en adreswijzigingen dienen aan de Mediaraad te worden meegedeeld.

De houders van gebruiksrechten van radiospectrum voor zendernetten, regionale of lokale radio's en lineaire audiovisuele mediadiensten vermelden, in het activiteitenverslag vermeld in artikel 9, gegevens inzake naleving van de verplichtingen vervat in artikel 54, 3° en 4°.

Art. 61 - Overdracht of verhuur van gebruiksrechten voor radiospectrum Het overdragen of verhuren van individuele gebruiksrechten voor radiospectrum is verboden. De ondernemingen die over gebruiksrechten van radiospectrum beschikken, mogen de uitzending van hun programma's echter uitbesteden aan derden. In dat geval moet vooraf toestemming van de Mediaraad worden verkregen.

Art. 62 - Geldigheid van de toewijzing van radiospectrum Radiospectrum wordt voor een bepaalde duur toegewezen. Onverminderd artikel 57 en 63 hebben gebruiksrechten van radiospectrum een geldigheidsduur van vijftien jaar.

Art. 63 - Voor een bepaalde duur toegewezen radiospectrum In gerechtvaardigde bijzondere gevallen, in het bijzonder om innovatieve technologieën te testen of in geval van behoefte aan radiospectrum voor een korte termijn, kan de Mediaraad radiospectrum voor een bepaalde duur toewijzen. De met redenen omklede aanvraag dient bij de Mediaraad schriftelijk te worden ingediend. Artikel 58 geldt mutatis mutandis.

Art. 64 - Gedeeld gebruik van radiospectrum Radiospectrum dat door een aanbieder niet efficiënt kan worden gebruikt, kan ook aan meerdere aanvragers worden toegewezen met het oog op een gedeeld gebruik ervan. De houders van dat toegewezen radiospectrum moeten de verantwoordelijkheid dragen voor de nadelen die zouden kunnen voortvloeien uit een gedeeld gebruik van het radiospectrum.

Art. 65 - Bestanddelen van de toewijzing van radiospectrum Bij de toewijzing van radiospectrum bepaalt de Mediaraad in het bijzonder de aard en omvang van het gebruik van dat radiospectrum voor zover het noodzakelijk is om een efficiënt en storingvrij spectrumgebruik te waarborgen.

Om een efficiënt en storingvrij gebruik van radiospectrum te waarborgen, kan de spectrumtoewijzing aan bijkomende voorwaarden worden onderworpen.

De exploitant van een elektronisch communicatienetwerk dient de instructies van het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie of van elke elektriciteitsmaatschappij of -dienst onverwijld na te leven.

De Mediaraad bezorgt het Belgische Instituut voor Post- en Telecommunicatie een kopie van de radiospectrumtoewijzing.

De titel van toewijzing bevat minstens de volgende inlichtingen: 1° de benaming van de mediadienst;2° de naam en het adres van de houder van de toewijzingstitel;3° het toegewezen radiospectrum;4° de frequentie-afwijking per frequentie;5° in voorkomend geval de lijst van het radiospectrum dat in het kader van een bedrijfsovereenkomst of een soortgelijke overeenkomst ter beschikking worden gesteld, alsook de naam van de technische dienstverlener(s);6° in voorkomend geval het adres van de maatschappelijke zetel van de technische dienstverlener(s);7° de aard van het gebruik;8° de geografische coördinaten in lengte- en breedtegraad van de antennestandplaats(en), met verwijzing naar de WGS-84-datum;9° het maximale stralingsvermogen, uitgedrukt in watt, dat via de zendantenne wordt afgegeven en de opgelegde beperkingen;10° de antennehoogte of in voorkomend geval de hoogte van het stralingscentrum van de antenne;11° de datum van inwerkingtreding van de toewijzing;12° het adres van de bedrijfszetels en de studio's;13° het maximaal toegestane zenderuitgangsvermogen in watt;14° het soort antenne(s), de typische kenmerken van de antenne(s), met inbegrip van de hoofdstraalrichting in graad, de antennewinst in dBd, het richtdiagram en de gedetailleerde beschrijving van de antenne (aantal dipolen, aantal en soort elementen);15° het soort en de lengte van de verbindingskabel tussen zender en antenne, met vermelding van de demping in dB;16° het soort elementen voor signaaltoevoer die tussen zenderuitgang en antenne-ingang worden geplaatst;17° het volledige verlies aan signaaltoevoer tussen zenderuitgang en antenne-ingang in dB. Art. 66 - Wijziging van toegewezen radiospectrum Elke wijziging inzake zendplaats, toegewezen radiospectrum of antennehoogte en elke verhoging van het equivalent isotroop uitgestraald vermogen wordt schriftelijk aangevraagd bij de Mediaraad, met vermelding van de redenen daarvoor, en moet vooraf door de Mediaraad zijn toegestaan.

Er wordt onderzocht of de aanvraag technisch compatibel is. Als deze technische compatibiliteit niet voorhanden is, wordt de aanvraag afgewezen. Wijzigingen worden met opgave van redenen gepubliceerd.

De Mediaraad mag voor de behandeling van de aanvraag door de Regering vastgestelde administratieve vergoedingen in rekening brengen.

Art. 67 - Intrekking van toegewezen radiospectrum, afstand § 1 - Onverminderd artikel 139 kan de Mediaraad toegewezen radiospectrum intrekken, wanneer: 1° aan één van de voorwaarden in artikel 53 niet meer voldaan wordt;2° de openbare veiligheid het vereist;3° als er na de toewijzing van radiospectrum een gebrek aan radiospectrum ontstaat dat de mededinging of de invoering van nieuwe technieken verhindert of belemmert die het optimaliseren van het gebruik van radiospectrum mogelijk maken. Elk voornemen om gebruiksrechten voor radiospectrum in te trekken zonder toestemming van de houder van de rechten, wordt aan overleg met de belanghebbenden onderworpen overeenkomstig artikel 116.

De intrekking wordt aangetekend ter kennis gebracht, met vermelding van de termijn waarbinnen de intrekking ingaat. § 2 - De toewijzing van radiospectrum vervalt door afstand. De afstand wordt aangetekend ter kennis gebracht van de Mediaraad.

In dit geval moet de uitzending op de eerder gebruikte radiofrequentie of op de radiofrequentie waarvoor de toewijzing is verlopen, worden stopgezet binnen dertig dagen na de nieuwe toewijzing aan een derde of het verstrijken van de toewijzing.

Art. 68 - Vervallenverklaring van toegewezen radiospectrum Toegewezen radiospectrum vervalt wanneer het langer dan een jaar niet, of niet meer, gebruikt wordt, of wanneer aan de houder van die radiospectrum een nieuw radiospectrum - dat het oude vervangt - wordt toegewezen voor hetzelfde programma.

In uitzonderlijke gevallen kan de Mediaraad op verzoek van de houder een met redenen omkleed besluit tot verlenging van de periode van één jaar in het eerste lid verlenen, naar behoren rekening houdend met het standpunt van de adviesraad.

Afdeling 3. - Doorgangsrechten en gedeeld gebruik van faciliteiten Art. 69 - Beginselen m.b.t. doorgangsrechten Onverminderd de bepalingen van het Wetboek van Ruimtelijke Ontwikkeling en van het decreet van 30 april 2009 betreffende de informatie, de coördinatie en de organisatie van de werven onder, op of boven de wegen of waterlopen, beschikt de overeenkomstig artikel 46 aangemelde exploitant van elektronischecommunicatienetwerken over doorgangsrechten op, over of onder openbaar of particulier eigendom overeenkomstig deze afdeling om de installatie van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten mogelijk te maken.

Art. 70 - Doorgangsrechten § 1 - De exploitanten die kabels aanleggen om hun elektronischecommunicatienetwerken aan te bieden, hebben het recht op of onder de pleinen, straten, wegen, paden, waterlopen en vaarten die deel uitmaken van het openbaar domein alle werken m.b.t. het aanleggen of onderhouden van de kabels en bijbehorende uitrustingen op hun kosten te laten uitvoeren, op voorwaarde dat ze zich gedragen naar de wetten en besluiten over het vruchtgebruik van het openbaar domein en de bestemming ervan eerbiedigen.

Alvorens dit recht uit te oefenen, leggen de exploitanten documenten over het tracé en de bijzonderheden van de aanleg van de geleidingen voor advies voor aan de respectievelijk bevoegde overheid die eigenares is van het openbaar domein. Binnen zes maanden te rekenen vanaf de datum waarop deze documenten werden verzonden, brengt de overheid - behalve in geval van onteigening - een advies uit en brengt ze haar beslissing ter kennis van de belanghebbende. Na het verstrijken van deze termijn geldt het stilzwijgen van de overheid als goedkeuring. In geval van blijvende onenigheid wordt daarover besloten bij wege van een besluit van de Regering.

Later heeft de bevoegde overheid in elk geval het recht om de bestemming of het tracé van een aanleg, alsmede de daarmee verband houdende werkzaamheden op haar eigendom te laten wijzigen. Worden wijzigingen opgelegd ofwel om reden van de openbare veiligheid, ofwel tot de bescherming van het milieu, ofwel in het belang van de wegen, waterlopen, vaarten of van een openbare dienst, ofwel als gevolg van een verandering die de aangelanden aan de toegangen tot hun privé-eigendom langs de gebezigde wegen hebben aangebracht, dan worden de werken ten laste van de exploitant uitgevoerd. In de andere gevallen vallen de werken ten laste van de overheid die de wijzigingen oplegt. Deze overheid mag vooraf een kostenraming eisen en, in geval van onenigheid, de werken in eigen regie laten uitvoeren. § 2 - De exploitanten die kabels aanleggen om hun elektronischecommunicatiewerken aan te bieden, hebben tevens het recht voor de aanleg van de kabels en de bijbehorende uitrustingen steunen en ankers aan te brengen op muren en gevels die uitkomen op de openbare weg en hun kabels in open en onbebouwde grond aan te leggen of zonder vasthechting of aanraking boven particuliere eigendommen te laten doorgaan.

De werken mogen slechts beginnen nadat aan de eigenaars, volgens de gegevens van het kadaster, aan de huurders en aan de bewoners een behoorlijke schriftelijke kennisgeving is bezorgd.

De uitvoering van de werken heeft geen buitenbezitstelling tot gevolg.

Het plaatsen van steunen en ankers op muren of gevels mag de eigenaar niet hinderen in zijn recht zijn goed af te breken of te herstellen.

De ondergrondse kabels en de steunen geplaatst in een open en onbebouwde grond moeten, op verzoek van de eigenaar, worden weggenomen, als hij zijn recht om te bouwen of te omheinen uitoefent.

De kosten m.b.t. het wegnemen van de installaties vallen ten laste van de exploitant. De eigenaar dient evenwel ten minste drie maanden vóór het begin van de in het vierde en vijfde lid bedoelde werken de exploitant hiervan aangetekend te verwittigen. § 3 - De vergoedingen voor schade wegens de aanleg of de exploitatie van een elektronischecommunicatienetwerk vallen ten laste van de vergunninghouder die aansprakelijk blijft voor al de voor derden schadelijke gevolgen. § 4 - De exploitant is ertoe verplicht onmiddellijk gevolg te geven aan elke vordering van enig bedrijf voor elektriciteitsvoorziening of enige exploitant van een elektronischecommunicatienetwerk om elke storing in of nadelige invloed op de werking van de elektronische telecommunicatie-installaties of van de installaties voor elektriciteitsvoorziening onverwijld te doen ophouden.

Bij gebreke daarvan worden de nodig geachte maatregelen, met inbegrip van het verplaatsen van de kabels en de bijbehorende installaties, door de betrokken diensten of bedrijven getroffen op kosten en risico van de exploitant. § 5 - Openbare overheden die een participatie hebben in of controle behouden over exploitanten van openbare elektronischecommunicatiediensten of aanbieders van openbaar toegankelijke elektronischecommunicatienetwerken garanderen een daadwerkelijke structurele scheiding tussen het verlenen van de in voorliggend artikel bedoelde rechten en de activiteiten die verband houden met de eigendom of controle.

Art. 71 - Collocatie en gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten door exploitanten van elektronischecommunicatienetwerken § 1 - Wanneer een onderneming die elektronischecommunicatienetwerken aanbiedt, krachtens artikel 70 het recht heeft om faciliteiten te installeren op, over of onder openbaar of particulier eigendom, dan wel een procedure kan volgen voor de onteigening of het gebruik van eigendom, kan de Mediaraad met volledige inachtneming van het evenredigheidsbeginsel het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom, met inbegrip van gebouwen, toegangen tot gebouwen, bekabeling in gebouwen, masten, antennes, torens en andere ondersteuningsgebouwen, kabelgoten, leidingen, mangaten en straatkasten, verplicht stellen. § 2 - Exploitanten van een elektronischecommunicatienetwerk kunnen worden verplicht tot het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom (met inbegrip van fysieke collocatie) of tot het treffen van maatregelen om de coördinatie van publieke werken te vergemakkelijken ten einde het milieu, de volksgezondheid en de openbare veiligheid te beschermen of om stedenbouwkundige of planologische redenen, doch zulks pas na een passende periode van openbare raadpleging waarin alle belanghebbende partijen in staat zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen.

Dergelijke regelingen kunnen een omslagregeling bevatten voor de kosten van het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom. § 3 - De Mediaraad is bevoegd om na een passende periode van openbare raadpleging waarin alle belanghebbende partijen in staat zijn gesteld hun standpunt naar voren te brengen, verplichtingen op te leggen voor het gedeeld gebruik van bekabeling in gebouwen of tot aan het eerste punt van samenkomst of distributie als dit zich buiten het gebouw bevindt, aan de exploitanten van elektronischecommunicatienetwerken en/of aan de eigenaar van de bekabeling, als dit gerechtvaardigd is omwille van het feit dat duplicatie van dergelijke infrastructuur economisch inefficiënt of fysiek onuitvoerbaar zou zijn. Dergelijke regelingen kunnen een omslagregeling voor de kosten van het gedeeld gebruik van faciliteiten of eigendom bevatten, waar nodig aangepast aan de risico's.

Als de Mediaraad, in voorkomend geval met inachtneming van de verplichtingen die voortvloeien uit een relevante marktanalyse, concludeert dat de overeenkomstig het eerste lid opgelegde verplichtingen onvoldoende de hoge en niet-tijdelijke economische of fysieke drempels voor replicatie aanpakken die ten grondslag liggen aan een bestaande of opkomende marktsituatie die de concurrentie-uitkomsten voor eindgebruikers in aanzienlijke mate beperkt, kan hij, onder billijke en redelijke voorwaarden de toegangsverplichtingen uitbreiden voorbij het eerste punt van samenkomst of distributie, zodat een punt wordt bereikt dat volgens hem het dichtst bij eindgebruikers ligt, dat in staat is een toereikend aantal eindgebruikersverbindingen te bereiken om commercieel haalbaar te zijn voor efficiënte toegangsverzoekers. Bij het bepalen hoe ver voorbij het eerste punt van samenkomst of distributie die uitbreiding moet gaan, houdt de Mediaraad zoveel mogelijk rekening met de betrokken BEREC-richtsnoeren. Als gerechtvaardigd in technisch of economisch opzicht kan de Mediaraad actieve of virtuele toegangsverplichtingen opleggen.

De Mediaraad legt geen verplichtingen overeenkomstig het tweede lid op aan aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken als hij constateert dat: 1° de aanbieder de in artikel 94, eerste lid, genoemde kenmerken bezit en in een haalbare en vergelijkbare alternatieve manier voorziet om eindgebruikers te bereiken door aan ondernemingen onder billijke, niet-discriminerende en redelijke voorwaarden toegang tot een netwerk met zeer hoge capaciteit aan te bieden. De Mediaraad kan die vrijstelling uitbreiden tot andere ondernemingen die onder billijke, niet-discriminerende en redelijke voorwaarden toegang tot een netwerk met zeer hoge capaciteit aanbieden; of dat 2° het opleggen van verplichtingen de economische of financiële levensvatbaarheid van de uitrol van een nieuw netwerk, met name door kleine lokale projecten, in het gedrang zou brengen. In afwijking van het derde lid, 1°, kan de Mediaraad verplichtingen opleggen aan aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken die voldoen aan de criteria vermeld in de bepaling onder 1°, als het betrokken netwerk uit openbare middelen wordt gefinancierd. § 4 - De Mediaraad kan van ondernemingen verlangen dat ze de nodige informatie verstrekken, zodat hij, samen met de andere nationale regelgevende instanties, een gedetailleerd overzicht van de aard, de beschikbaarheid en de geografische locatie van de in paragraaf 1 bedoelde faciliteiten kan opstellen en dit overzicht ter beschikking kan stellen van de belanghebbende partijen. § 5 - De maatregelen die de Mediaraad in overeenstemming met dit artikel heeft genomen, zijn objectief, transparant, niet-discriminerend en evenredig.

Zo nodig worden deze maatregelen in overleg met plaatselijke instanties uitgevoerd.

HOOFDSTUK 3. - Marktregulering Afdeling 1.- Marktdefinitie en marktanalyse Art. 72 - Marktdefinitie § 1 - Zoveel mogelijk rekening houdend met de Aanbeveling van de Europese Commissie inzake relevante markten voor producten en diensten en met de AMM-richtsnoeren, definieert de Mediaraad de relevante markten in het Duitse taalgebied, in het bijzonder de geografische markten. § 2 - De Mediaraad kan overwegen een relevante markt te definiëren die verschilt van de markten die in de Aanbeveling zijn gedefinieerd. Hij moet dan zijn ontwerp voorleggen voor openbare raadpleging, volgens de nadere regels van artikel 116 en daarvan kennisgeven aan de Europese Commissie.

Art. 73 - Marktanalyseprocedure § 1 - De Mediaraad onderzoekt of de relevante markt, gedefinieerd overeenkomstig artikel 72, beantwoordt aan alle volgende voorwaarden: 1° er zijn hoge en niet-tijdelijke toegangsbelemmeringen van structurele, wettelijke of regelgevende aard aanwezig;2° er is geen vooruitzicht op daadwerkelijke mededinging binnen de relevante periode, gezien de toestand van de op infrastructuur gebaseerde en andere mededinging die aan de toegangsbelemmeringen ten grondslag ligt;3° het mededingingsrecht alleen is niet voldoende om het vastgestelde marktfalen op adequate wijze aan te pakken. De relevante markten die in de Aanbeveling zijn vermeld, worden geacht te voldoen aan de in het eerste lid beoogde voorwaarden, tenzij de Mediaraad vaststelt dat niet is voldaan aan een van die voorwaarden voor de betreffende geografische markt. § 2 - Bij het krachtens paragraaf 1 beoogde onderzoek beoordeelt de Mediaraad ontwikkelingen vanuit een toekomstgericht perspectief als er geen vooraf bestaande regelgeving is, rekening houdend met elk van de volgende elementen: 1° marktontwikkelingen die van invloed zijn op de waarschijnlijkheid dat de relevante markt naar daadwerkelijke mededinging neigt;2° elke vorm van concurrentiedruk, op wholesaleniveau en op retailniveau, ongeacht de vraag of de bronnen van die druk worden beschouwd als elektronischecommunicatienetwerken, elektronischecommunicatiediensten of andere types diensten of toepassingen die vanuit het oogpunt van de eindgebruiker vergelijkbaar zijn, en ongeacht de vraag of die druk deel uitmaakt van de relevante markt;3° andere soorten opgelegde regelgeving of maatregelen waardoor de relevante markt dan wel verwante retailmarkt(en) gedurende de desbetreffende periode wordt of worden beïnvloed;4° regelgeving die op andere relevante markten is opgelegd. § 3 - Wanneer de Mediaraad na afloop van het in paragraaf 1 beoogde onderzoek van oordeel is dat de daarin bedoelde voorwaarden zijn vervuld, identificeert hij de onderneming of ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op de relevante markt. Een onderneming wordt geacht aanmerkelijke marktmacht te hebben wanneer zij, alleen of samen met andere, een aan machtspositie gelijkwaardige positie, namelijk een economische kracht bezit die haar in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van haar concurrenten, klanten en consumenten te gedragen.

Een onderneming die aanmerkelijke marktmacht op een specifieke markt bezit, kan ook worden aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht op een nauw verwante markt als de koppelingen tussen beide markten van dien aard zijn dat de marktmacht op de specifieke markt op de nauw verwante markt zo kan worden gebruikt dat de marktmacht van de onderneming wordt vergroot. Er kunnen correctiemaatregelen op grond van de artikelen 84 tot 86 en 89 worden genomen op de nauw verwante markt om een dergelijk gebruik te voorkomen.

In geval van gemeenschapsoverschrijdende geografische en productmarkten, die zowel onder de federale en gemeenschapsbevoegdheid vallen, gaat de Mediaraad, overeenkomstig het samenwerkingsakkoord van 17 november 2006 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franstalige Gemeenschap en de Duitstalige Gemeenschap betreffende het wederzijds consulteren bij het opstellen van regelgeving inzake elektronischecommunicatienetwerken, het uitwisselen van informatie en de uitoefening van de bevoegdheden met betrekking tot elektronischecommunicatienetwerken door de regulerende instanties bevoegd voor telecommunicatie of radio-omroep en televisie, samen met de andere regelgevende instanties die bevoegd zijn voor deze markten, onderzoeken of er sprake is van aanmerkelijke marktmacht.

In geval van door de Europese Commissie omschreven transnationale markten, gaat de Mediaraad, samen met de nationale regelgevende instanties van de lidstaten waarin deze markten zich bevinden, na of er al dan niet van aanmerkelijke marktmacht sprake is. De raadplegingsprocedure bedoeld in artikel 116 geldt mutatis mutandis.

Bij gebreke van transnationale markten, kan de Mediaraad eveneens met de nationale regelgevende instanties van andere lidstaten gezamenlijk aan de Commissie kennis geven van hun ontwerpmaatregelen betreffende de marktanalyse en van eventuele wettelijke verplichtingen als zij van mening zijn dat de marktvoorwaarden in hun respectieve rechtsgebieden voldoende homogeen zijn. § 4 - De Mediaraad legt ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op een relevante markt één of meer van de volgende verplichtingen op: 1° de in artikel 84 genoemde transparantieverplichtingen;2° de in artikel 85 genoemde non-discriminatieverplichtingen;3° de in artikel 86 genoemde verplichtingen een gescheiden boekhouding te houden;4° de in artikel 87 genoemde toegang tot civieltechnische voorzieningen;5° de in artikel 88 genoemde toegang tot en gebruik van bepaalde netwerkonderdelen en bijbehorende faciliteiten;6° de in artikel 89 genoemde verplichtingen inzake prijscontrole en kostentoerekening;7° het bindend verklaren van toezeggingen voor mede-investering als bedoeld in artikel 90;8° het bindend verklaren van toezeggingen als bedoeld in artikel 93;9° de in artikel 94 genoemde verplichtingen inzake billijke en redelijke prijzen;10° het bepalen van voorwaarden voor de buitenbedrijfstelling van netwerkonderdelen of de vervanging ervan door nieuwe infrastructuur als bedoeld in artikel 95. De overeenkomstig het eerste lid opgelegde verplichtingen moeten: 1° worden gebaseerd op de aard van het geconstateerde probleem;2° proportioneel zijn, indien mogelijk rekening houdend met de kosten en baten;3° gerechtvaardigd zijn in het licht van de doelstellingen vervat in artikel 5;en 4°opgelegd worden na de raadpleging waarvan sprake in artikel 116, § § 1 en 2.

De Mediaraad legt de in het eerste lid vermelde verplichtingen alleen op aan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht, onverminderd: 1° de noodzaak aan internationale afspraken te voldoen;2° de maatregelen genomen door de Mediaraad of het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie om een passende toegang en interconnectie, alsook de interoperabiliteit van de diensten te waarborgen, overeenkomstig artikel 77;3° de bepalingen inzake persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie waarbij verplichtingen worden opgelegd aan andere ondernemingen dan diegene die aangewezen zijn als ondernemingen met een aanmerkelijke marktmacht;4° de verplichtingen inzake collocatie en gedeeld gebruik van netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten;5° de verplichtingen inzake gescheiden boekhouding voor operatoren die beschikken over uitsluitende of bijzondere rechten in andere sectoren dan die van de elektronische communicatie. Met betrekking tot de noodzaak aan internationale afspraken te voldoen zoals bedoeld in het derde lid, 1°, geeft de Mediaraad de Europese Commissie kennis van besluiten om voor ondernemingen geldende verplichtingen op te leggen, te wijzigen of op te heffen, volgens de procedure van artikel 116. § 5 - In uitzonderlijke omstandigheden kan de Mediaraad, met de toestemming van de Europese Commissie aan ondernemingen die zijn aangewezen als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht andere verplichtingen met betrekking tot toegang of interconnectie opleggen dan die vermeld in de artikelen 84 tot 90 en in het artikel 94. § 6 - De Mediaraad mag verplichtingen maar aan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht op een retailmarkt opleggen overeenkomstig § 3, wanneer aan de volgende voorwaarden is voldaan: 1° hij stelt overeenkomstig paragraaf 1 vast dat er op een overeenkomstig artikel 72 gedefineerde markt niet genoeg mededinging is;alsmede 2° hij concludeert dat de krachtens de artikelen 84 tot 89 opgelegde verplichtingen niet zouden leiden tot de verwezenlijking van de in artikel 5 beschreven doelstellingen. § 7 - Wanneer de Mediaraad na afloop van het in paragraaf 1 beoogde onderzoek van oordeel is dat de daarin bedoelde voorwaarden niet zijn vervuld, legt het geen enkele van de in de artikelen 84 tot 95 genoemde verplichtingen op en handhaaft het die evenmin.

De Mediaraad staat een passende opzeggingstermijn toe aan de partijen waarop een dergelijke intrekking van verplichtingen van invloed is.

Bij het bepalen van een dergelijke opzeggingstermijn kan de Mediaraad in verband met bestaande overeenkomsten inzake toegang specifieke voorwaarden en opzeggingstermijnen vaststellen. § 8 - De Mediaraad neemt de in de paragrafen 4 tot 7 bedoelde besluiten: 1° binnen vijf jaar na de aanneming van een vorig besluit;2° binnen drie jaar na goedkeuring van een aanbeveling, voor de markten waarvoor nog niet eerder kennisgeving is gedaan bij de Europese Commissie, overeenkomstig artikel 116, § 2. Uiterlijk vier maanden voordat de in het eerste lid, 1°, bedoelde periode verstrijkt, kan de Mediaraad bij de Europese Commissie een gemotiveerd voorstel indienen om die periode met maximaal één jaar te verlengen.

De termijnen bedoeld in het eerste lid worden met zes maanden verlengd, als de Mediaraad de bijstand van BEREC vraagt bij de voltooiing van de analyse van de markt en de verplichtingen die moeten worden opgelegd.

De marktanalyse en de overeenkomstig de paragrafen 4 tot 7 opgelegde verplichtingen blijven van kracht tot de inwerkingtreding van de volgende marktanalyse. § 9 - De Mediaraad raadpleegt de Belgische Mededingingsautoriteit in verband met de ontwerpbesluiten die artikel 72, § 1, en de paragrafen 1, eerste lid, 3, eerste lid, 4, 6 en 7 van onderhavig artikel betreffen.

De Mediaraad kan de Belgische Mededingingsautoriteit ook raadplegen over andere onderwerpen met betrekking tot het mededingingsrecht.

De Belgische Mededingingsautoriteit moet het in het eerste en tweede lid bedoelde advies verstrekken binnen een termijn van hoogstens dertig dagen. Als er binnen de gestelde termijn geen advies uitgebracht werd, mag aan deze formaliteit worden voorbijgegaan. § 10 - De Mediaraad onderzoekt de impact van de nieuwe marktontwikkelingen, met name inzake handelsakkoorden, met inbegrip van akkoorden inzake co-investeren, die invloed uitoefenen op de concurrentiedynamiek.

Als deze ontwikkelingen niet belangrijk genoeg zijn om tot een nieuwe marktanalyse te nopen, beoordeelt de Mediaraad onverwijld of het nodig is de verplichtingen te herzien die opgelegd zijn aan de ondernemingen die aangewezen zijn als ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht en alle vorige besluiten te wijzigen, met inbegrip van het intrekken van de verplichtingen of het opleggen van nieuwe verplichtingen, om te garanderen dat deze verplichtingen blijven voldoen aan de voorwaarden waarvan sprake in § 4, tweede lid. Dergelijke gewijzigde verplichtingen mogen pas worden opgelegd na de raadplegingen gedaan overeenkomstig artikel 116, § § 1 en 2.

Afdeling 2. - Verplichtingen die aan ondernemingen opgelegd kunnen worden, ongeacht hun aanmerkelijke marktmacht Art. 74 - Verplichtingen met betrekking tot toegang en interconnectie De Mediaraad kan, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van één van de partijen, na ze gehoord te hebben, ingrijpen ter bevordering en, waar nodig, ter waarborging, van een passende toegang of interoperabiliteit van diensten overeenkomstig artikel 77 en het bepaalde in dit hoofdstuk en ter waarborging van de basisdoelstellingen bepaald in artikel 5.

Wanneer de Mediaraad overeenkomstig het eerste lid ingrijpt, kan hij onder meer: 1° termijnen opleggen waarbinnen onderhandelingen inzake toegang of het realiseren van interoperabiliteit van diensten afgerond moeten worden;2° richtinggevende principes inzake toegang of interoperabiliteit van diensten bepalen, waarover overeenstemming moet worden bereikt;3° als er geen overeenstemming kan worden bereikt tussen de partijen, de voorwaarden inzake de te verstrekken toegang of te realiseren interoperabiliteit bepalen, die hij passend acht. De Mediaraad biedt richtsnoeren en stelt de procedures inzake het verkrijgen van toegang en interconnectie voor het publiek beschikbaar teneinde te waarborgen dat kleine en middelgrote ondernemingen en operatoren met een beperkt geografisch bereik kunnen profiteren van de opgelegde verplichtingen.

Art. 75 - Vertrouwelijkheid van informatie Informatie die door ondernemingen in het kader van onderhandelingen over toegangen of interconnecties werd verkregen, mag uitsluitend worden gebruikt voor het doel waarvoor zij werd verstrekt. Informatie mag niet aan derden, in het bijzonder andere afdelingen, dochterondernemingen of partners, worden doorgegeven die door die informatie concurrentievoordeel zouden kunnen behalen.

De Mediaraad kan bepalen dat onderhandelingen moeten worden gevoerd via neutrale tussenpersonen als de concurrentievoorwaarden dit vereisen.

Art. 76 - Behoud van de netwerkintegriteit Levert een exploitant het bewijs aan dat de prestatie het behoud van de netwerkintegriteit of de veiligheid van de netwerkwerking zou kunnen bedreigen, dan legt de Mediaraad de desbetreffende toegangsverplichting niet op of legt ze deze verplichting op een andere wijze op. Het behoud van de netwerkintegriteit en de veiligheid van de netwerkwerking moeten worden beoordeeld volgens objectieve maatstaven.

Art. 77 - Verplichtingen voor ondernemingen die de toegang tot de eindgebruikers controleren Onverminderd de maatregelen ten aanzien van exploitanten met een aanmerkelijke marktmacht kan de Mediaraad exploitanten van openbare communicatienetwerken die de toegang tot de eindgebruikers controleren, in gegronde gevallen en op dienovereenkomstig verzoek ertoe verplichten voor de interconnectie van hun netwerken met die van exploitanten van andere openbare communicatienetwerken te zorgen voorzover het noodzakelijk is om eind-tot-eindverbindingen van diensten te waarborgen. Te dien einde kan de Mediaraad daarenboven deze exploitanten andere toegangsverplichtingen en verplichtingen om hun diensten interoperabel te maken opleggen.

De raadplegingsprocedure bedoeld in artikel 116 geldt mutatis mutandis. Verplichtingen en voorwaarden die overeenkomstig het eerste lid worden opgelegd, zijn objectief, transparant, evenredig en niet-discriminerend.

Art. 78 - Elektronische programmagids en applicatieprogramma-interface Om de toegang van eindgebruikers tot door de Regering gespecificeerde lineaire audiovisuele en auditieve mediadiensten te waarborgen, kan de Mediaraad de exploitanten van openbare communicatiediensten ertoe verplichten, toegang tot de elektronische programmagidsen en applicatieprogramma-interfaces op billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden aan te bieden.

De raadplegingsprocedure bedoeld in artikel 116 geldt mutatis mutandis.

Art. 79 - Controle-overdracht Aanbieders van audiovisuele mediadiensten die aan hun eindgebruikers digitaletelevisieapparatuur verstrekken, moeten hen bij de beëindiging van hun contract de mogelijkheid geven om de digitaletelevisieapparatuur via een kosteloze en gemakkelijke procedure terug te geven, tenzij de aanbieder aantoont dat de digitaletelevisieapparatuur volledig interoperabel is met de audiovisuele mediadiensten van andere aanbieders, onder wie ook de aanbieder naar wie de eindgebruiker is overgestapt.

Digitaletelevisieapparatuur die voldoet aan de geharmoniseerde normen waarvan de kenmerken zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, of aan delen daarvan, wordt geacht overeen te komen met de in het eerste lid bedoelde vereiste van interoperabiliteit, waarop die normen of delen daarvan betrekking hebben.

Art. 80 - Verplichtingen ten aanzien van aanbieders van diensten voor voorwaardelijke toegang De aanbieders van lineaire audiovisuele mediadiensten met systemen voor voorwaardelijke toegang die diensten met het oog op de toegang tot de digitale televisie- en radiodiensten aanbieden waarvan de omroeporganisaties afhangen, bieden op verzoek van elke omroeporganisatie op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden de technische diensten aan waarmee hun lineaire audiovisuele mediadiensten door de ertoe gerechtigde kijkers of luisteraars kunnen worden ontvangen middels decoders beheerd door de aanbieders.

Wanneer de aanbieder andere activiteiten uitoefent, voert hij een gescheiden boekhouding voor de in het eerste lid bedoelde activiteit.

Art. 81 - Verplichtingen inzake licentieverlening Houders van industriële eigendomsrechten inzake voorwaardelijke toegangssystemen en -producten moeten op eerlijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden licenties verlenen aan fabrikanten van voor het grote publiek bestemde apparatuur.

De houders van rechten mogen het verlenen van licenties, waarbij rekening wordt gehouden met technische en commerciële factoren, niet doen afhangen van voorwaarden waardoor het verboden, ontraden of onaantrekkelijk gemaakt wordt om in het betrokken product: 1° hetzij een gemeenschappelijke interface in te bouwen die een verbinding met andere toegangssystemen mogelijk maakt;2° hetzij tot een ander toegangssysteem behorende middelen in te bouwen, als de licentiehouder zicht houdt aan de redelijke en passende voorwaarden inzake de beveiliging van de transacties van de aanbieders van systemen voor voorwaardelijke toegang. Art. 82 - Interoperabiliteit van autoradio-ontvangers Elk bedrijf dat in het Duitstalige gebied nieuwe voertuigen van categorie M met audioradio-ontvanger op de markt aanbiedt voor verkoop of verhuur, moet ervoor zorgen dat er in de voertuigen een autoradio-ontvanger is ingebouwd, die ten minste radiodiensten kan ontvangen en reproduceren die via digitale terrestrische radio-uitzendingen worden uitgezonden. Ontvangers die voldoen aan geharmoniseerde normen waarvan de kenmerken zijn bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie, of die voldoen aan delen daarvan, worden geacht te voldoen aan die vereiste waarop die normen of delen daarvan betrekking hebben.

Afdeling 3. - Verplichtingen die aan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht kunnen worden opgelegd Art. 83 - Wijziging van reeds gesloten toegangsovereenkomsten Om de verplichtingen te doen naleven die krachtens artikel 73, § 3, worden opgelegd, kan de Mediaraad een wijziging van de reeds gesloten toegangsovereenkomsten opleggen.

Art. 84 - Transparantieverplichting § 1 - De Mediaraad kan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht verplichtingen inzake transparantie met betrekking tot interconnectie of toegang opleggen op grond waarvan ondernemingen nader genoemde informatie openbaar moeten maken, zoals boekhoudkundige informatie, tarieven, technische specificaties, netwerkkenmerken en verwachte ontwikkelingen daarvan, alsook eisen en voorwaarden voor levering en gebruik, met inbegrip van voorwaarden tot wijziging van de toegang tot of het gebruik van diensten en toepassingen, met name wat betreft migratie van legacy-infrastructuur, als dergelijke voorwaarden door de lidstaten zijn toegestaan in overeenstemming met het Europese Unierecht. § 2 - In het bijzonder wanneer voor een onderneming verplichtingen inzake non-discriminatie gelden, kan de Mediaraad van die onderneming eisen dat zij een referentieaanbod publiceert dat voldoende gespecificeerd is om te garanderen dat de ondernemingen niet behoeven te betalen voor faciliteiten die voor de gewenste dienst niet nodig zijn. Dit referentieaanbod bevat een beschrijving van de betrokken offertes, uitgesplitst in diverse elementen naargelang van de marktbehoeften, en van de daaraan verbonden eisen en voorwaarden, met inbegrip van de tarieven.

Elk nieuw referentieaanbod wordt, voordat het gepubliceerd wordt, door de Mediaraad goedgekeurd.

De Mediaraad kan onder meer eisen dat een referentieaanbod wordt gewijzigd om uitvoering te geven aan de uit hoofde van dit decreet opgelegde verplichtingen. § 3 - De Mediaraad kan preciseren welke informatie in welke vorm beschikbaar moet worden gesteld en hoe gedetailleerd ze moet zijn. § 4 - Onverminderd § 3, als een onderneming uit hoofde van de artikelen 88 en 89 verplichtingen heeft aangaande wholesaletoegang tot netwerkinfrastructuur, zorgt de Mediaraad ongeacht § 2, derde lid, ervoor dat een referentieaanbod wordt gepubliceerd, zoveel mogelijk rekening houdend met de richtsnoeren van BEREC wat betreft de minimumcriteria voor een referentieaanbod, zorgt het ervoor dat, in voorkomend geval, kernprestatie-indicatoren worden vastgesteld, alsmede de bijbehorende dienstverleningsniveaus en ziet het toe op de naleving ervan. Daarnaast legt de Mediaraad zo nodig bij voorbaat de daarmee verbonden boetebedragen vast overeenkomstig het Unierecht en het nationale recht.

Art. 85 - Verplichtingen inzake non-discriminatie De Mediaraad kan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht verplichtingen inzake non-discriminatie met betrekking tot interconnectie of toegang opleggen.

Verplichtingen inzake non-discriminatie moeten in het bijzonder waarborgen dat de onderneming ten aanzien van andere aanbieders van gelijkwaardige diensten onder gelijkwaardige omstandigheden gelijkwaardige voorwaarden toepast, en aan anderen diensten en informatie aanbiedt onder dezelfde voorwaarden en van dezelfde kwaliteit als die welke zij voor haar eigen diensten of diensten van haar dochterondernemingen of partners biedt. De Mediaraad kan aan die onderneming verplichtingen opleggen inzake de levering van toegangsproducten en -diensten aan alle ondernemingen, inclusief aan zichzelf, binnen dezelfde tijdspanne, en tegen dezelfde voorwaarden, met inbegrip van de prijs en diensten en door middel van dezelfde systemen en processen, teneinde gelijkwaardigheid op het gebied van toegang te waarborgen.

Art. 86 - Verplichting tot het voeren van gescheiden boekhoudingen § 1 - De Mediaraad kan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht het voeren van gescheiden boekhoudingen voorschrijven met betrekking tot bepaalde met interconnectie of toegang verband houdende activiteiten.

De Mediaraad bepaalt welk boekhoudkundig model en welke boekhoudkundige methode door de in het eerste lid bedoelde onderneming gehanteerd moet worden.

De Mediaraad kan onder meer van een verticaal geïntegreerde onderneming eisen dat deze opening van zaken geeft over haar interne groothandelsprijzen en verrekenprijzen, onder andere om ervoor te zorgen dat van de non-discriminatievoorschriften als bedoeld in artikel 85 nageleefd worden of om, zo nodig, onrechtmatige kruissubsidiëring te voorkomen. De Mediaraazd kan bepalen welk formaat en welke boekhoudkundige methode moet worden gebruikt.

Een erkende bedrijfsrevisor, aangeduid door de onderneming, ziet op kosten van de onderneming toe op de naleving van de besluiten die in de vorige leden worden vermeld. Volgend op het rapport van die erkende bedrijfsrevisor, kan de Mediaraad ieder jaar een verklaring betreffende de inachtneming van de verplichting tot het voeren van gescheiden boekhoudingen en van de hierbij horende nadere regels publiceren. § 2 - Onverminderd de artikelen 118, 119, 120 en 121 kan de Mediaraad, om het toezicht op de naleving van verplichtingen inzake transparantie en non-discriminatie te vergemakkelijken, eisen dat boekhouddocumenten, met inbegrip van gegevens over van derden ontvangen inkomsten, op verzoek worden overgelegd. De Mediaraad bepaalt binnen welke termijn documenten ter beschikking moeten worden gesteld.

De Mediaraad mag die informatie publiceren en kan de onderneming aan wie het een verplichting tot het voeren van gescheiden boekhoudingen heeft opgelegd, verplichten die informatie eveneens te publiceren wanneer zij bijdraagt tot een open en concurrentiële markt, met inachtneming van de regels inzake vertrouwelijkheid van de bedrijfsgegevens.

Art. 87 - Toegang tot civieltechnische voorzieningen § 1 - De Mediaraad kan aan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht verplichtingen opleggen om in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van civieltechnische voorzieningen, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, gebouwen of toegangen tot gebouwen, kabels in gebouwen inclusief bedrading, antennes, torens en andere ondersteuningsgebouwen, palen, masten, kabelgaten, leidingen, inspectieputten, mangaten en straatkasten, wanneer de Mediaraad op basis van de marktanalyse concludeert dat het weigeren van toegang of verlening van toegang onder onredelijke voorwaarden met eenzelfde effect de ontwikkeling van een door duurzame concurrentie gekenmerkte markt zou belemmeren en niet in het belang van de eindgebruiker zou zijn. § 2 - De Mediaraad mag aan een onderneming verplichtingen opleggen om toegang te verlenen overeenkomstig dit artikel, ongeacht of de activa die door de verplichtingen worden beïnvloed deel uitmaken van de betrokken markt in overeenstemming met de marktanalyse, mits de verplichting noodzakelijk en evenredig is met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 5.

Art. 88 - Verplichtingen inzake toegang tot en gebruik van specifieke netwerkfaciliteiten § 1 - De Mediaraad kan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht de verplichting opleggen in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot en gebruik van specifieke netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten.

Aan ondernemingen kan onder meer worden opgelegd dat zij: 1° derden toegang verlenen tot, en hun het gebruik toestaan van specifieke fysieke netwerkelementen en bijbehorende faciliteiten, in voorkomend geval met inbegrip van ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk en subnetwerk;2° derden toegang verlenen tot specifieke actieve of virtuele netwerkelementen en -diensten;3° te goeder trouw onderhandelen met ondernemingen die verzoeken om toegang;4° reeds verleende toegang tot faciliteiten niet intrekken;5° op wholesalebasis specifieke diensten aanbieden voor doorverkoop door derden;6° open toegang verlenen tot technische interfaces, protocollen of andere kerntechnologieën die onmisbaar zijn voor de interoperabiliteit van diensten of virtuele netwerkdiensten;7° colocatie of andere vormen van gedeeld gebruik van bijbehorende faciliteiten aanbieden;8° specifieke diensten aanbieden die nodig zijn voor de interoperabiliteit van de aan gebruikers geleverde eind-tot-eind-diensten, of roaming binnen mobiele netwerken;9° toegang verlenen tot operationele ondersteuningssystemen of vergelijkbare softwaresystemen die nodig zijn om billijke concurrentie bij het aanbieden van diensten te waarborgen;10° zorgen voor interconnectie van netwerken of netwerkfaciliteiten;11° toegang verschaffen aan verwante diensten zoals identiteits-, locatie- en presentieinformatiediensten. De Mediaraad kan die verplichtingen aan voorwaarden aangaande billijkheid, redelijkheid en opportuniteit onderwerpen. § 2 - Wanneer de Mediaraad onderzoekt of de verplichtingen uit hoofde van paragraaf 1 moeten worden opgelegd, met name bij de beoordeling of deze verplichitngen in verhouding staan tot de doelstellingen van artikel 5, onderzoekt de Mediaraad of andere vormen van toegang tot bepaalde wholesale-inputs, hetzij op dezelfde, hetzij op een verwante wholesalemarkt, voldoende zijn om het geconstateerde probleem met betrekking tot de belangen van de eindgebruikers op te lossen. Die beoordeling omvat ook commerciële aanbiedingen inzake toegang, gereguleerde toegang op grond van artikel 74 of bestaande dan wel geplande gereguleerde toegang tot andere wholesale-inputs op grond van dit artikel.

De Mediaraad betrekt met name de volgende factoren in zijn overwegingen: 1° de technische en economische levensvatbaarheid van het gebruik of de installatie van concurrerende faciliteiten, in het licht van het tempo van de marktontwikkeling, rekening houdend met de aard van en het soort interconnectie of toegang, inclusief de levensvatbaarheid van andere toeleveringsproducten zoals toegang tot kabelgoten;2° de verwachte technologische ontwikkeling die van invloed is op het ontwerp en beheer van netwerken;3° de noodzaak om technologieneutraliteit te waarborgen teneinde de partijen in staat te stellen hun eigen netwerken te ontwerpen en te beheren;4° de haalbaarheid van de aangeboden toegangsverlening, rekening houdend met de beschikbare capaciteit;5° de door de eigenaar van de faciliteit verrichte initiële investering, rekening houdend met de verrichte overheidsinvesteringen en de aan de investering verbonden risico's, in het bijzonder rekening houdend met investeringen in en risiconiveaus betreffende netwerken met zeer hoge capaciteit;6° de noodzaak om op de lange termijn de concurrentie in stand te houden, met speciale aandacht voor economisch doeltreffende concurrentie op basis van de infrastructuur en innovatieve bedrijfsmodellen die bevorderlijk zijn voor duurzame concurrentie, zoals de modellen op basis van mede-investeringen in netwerken;7° in voorkomend geval, de intellectuele-eigendomsrechten;8° het verlenen van pan-Europese diensten. § 3 - Als een onderneming in overeenstemming met de bepalingen van dit artikel de verplichting wordt opgelegd toegang te verlenen, kan de Mediaraad technische of operationele voorwaarden opleggen aan de aanbieder of de gebruikers van die toegang, wanneer dat nodig is om de normale werking van het netwerk te garanderen. Verplichtingen om specifieke technische normen of specificaties te volgen, zijn in overeenstemming met de door de Europese Commissie vastgestelde normen en specificaties. § 4 - Als de Mediaraad overeenkomstig artikel 73 de oplegging van verplichtingen op grond van artikel 87 of van dit artikel in overweging neemt, onderzoekt hij of de loutere oplegging van verplichtingen overeenkomstig artikel 87 een evenredig middel is om de concurrentie en de belangen van de eindgebruiker te bevorderen.

Art. 89 - Verplichtingen inzake prijscontrole en kostentoerekening § 1 - De Mediaraad kan overeenkomstig artikel 73, § § 3 en 5, verplichtingen inzake het terugverdienen van kosten en prijscontrole opleggen, inclusief verplichtingen inzake kostenoriëntering van prijzen en kostentoerekeningssystemen, voor het verlenen van specifieke interconnectie- en/of toegangtypes, wanneer uit een marktanalyse blijkt dat een onderneming met aanmerkelijke marktmacht de prijzen door het ontbreken van werkelijke concurrentie op een buitensporig hoog peil kan handhaven of de marges kan uithollen, ten nadele van de eindgebruikers.

Wanneer de Mediaraad beslist of verplichtingen inzake prijscontrole passend zouden zijn, houdt hij rekening met de noodzaak om de mededinging te bevorderen en met de belangen van de eindgebruikers op de lange termijn op het gebied van de implementatie en toepassing van nieuwegeneratienetwerken, en met name van netwerken met zeer hoge capaciteit. In het bijzonder om investeringen door de onderneming, ook in nieuwegeneratienetwerken, aan te moedigen, houdt de Mediaraad rekening met de door de onderneming gedane investeringen.

Als de Mediaraad van mening is dat verplichtingen inzake prijscontrole passend zijn, laat hij toe dat de onderneming een redelijke opbrengst krijgt uit haar kapitaalinbreng, waarbij het de specifieke risico's van een bepaald nieuw netwerkproject waarin wordt geïnvesteerd in aanmerking neemt.

De Mediaraad neemt in overweging om geen verplichtingen op grond van dit artikel op te leggen of in stand te houden wanneer hij vaststelt dat er sprake is van een aantoonbare retailprijsbeperking en dat een overeenkomstig de artikelen 84 tot 88 opgelegde verplichting, inclusief met name een overeenkomstig artikel 85 opgelegde economische-repliceerbaarheidstoets, voor effectieve en niet-discriminerende toegang zorgt.

Als de Mediaraad het passend acht verplichtingen inzake prijscontrole op te leggen betreffende toegang tot bestaande netwerkelementen, houdt hij ook rekening met de voordelen van voorspelbare en stabiele wholesaleprijzen ten aanzien van het waarborgen van efficiënte markttoegang en afdoende stimulansen die erop gericht zijn dat alle ondernemingen nieuwe en verbeterde netwerken uitrollen. § 2 - De Mediaraad ziet erop toe dat regelingen voor het terugverdienen van kosten en tariferingsmethoden die worden opgelegd, erop gericht zijn de uitrol van nieuwe en verbeterde netwerken alsmede de efficiëntie en duurzame concurrentie te bevorderen en de eindgebruiker maximaal en op duurzame wijze voordeel te bieden. In dat verband kan de Mediaraad ook rekening houden met beschikbare prijzen van vergelijkbare concurrerende markten. § 3 - Als voor een onderneming een verplichting inzake kostenoriëntering van haar tarieven geldt, is het aan haar om aan te tonen dat de tarieven worden bepaald op basis van de kosten, verhoogd met een redelijk investeringsrendement.

Voor de berekening van de kosten verbonden aan efficiënte dienstverlening, kan de Mediaraad boekhoudkundige kostenberekeningsmethoden gebruiken die los staan van de door de onderneming gebruikte methoden. De Mediaraad kan van een onderneming verlangen dat zij volledige verantwoording aflegt over haar tarieven en indien nodig dat deze worden aangepast. § 4 - De Mediaraad zorgt ervoor dat, wanneer de invoering van een kostentoerekeningssysteem verplicht wordt gesteld met het oog op prijscontrole, een beschrijving van dit systeem voor het publiek beschikbaar wordt gesteld waarin ten minste de hoofdcategorieën waarin de kosten worden ingedeeld en de voor de toerekening van de kosten toegepaste regels worden vermeld. De inachtneming van het kostentoerekeningssysteem wordt op kosten van de onderneming geverifieerd door een erkend revisor, die elk jaar een verklaring van overeenstemming opstelt, welke door de Mediaraad wordt gepubliceerd.

Art. 90 - Regelgeving inzake nieuwe elementen van netwerken met zeer hoge capaciteit § 1 - Ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht kunnen overeenkomstig de in artikel 93 beschreven procedure en onder de in het tweede lid genoemde voorwaarden, afspraken aanbieden om de uitrol van een nieuw netwerk met zeer hoge capaciteit dat tot aan de gebouwen van de eindgebruiker of het basisstation uit optische-vezelcomponenten bestaat, open te stellen voor mede-investeringen - bijvoorbeeld door het aanbieden van medeeigendom of langetermijnrisicodeling aan de hand van medefinanciering of van koopovereenkomsten die specifieke rechten van structurele aard meebrengen - door andere aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten.

Wanneer de Mediaraad die afspraken evalueert, gaat het met name na of het aanbod van mede-investeringen voldoet aan elk van de volgende voorwaarden: 1° het aanbod geldt op elk moment van de levensduur van het netwerk voor alle aanbieders van elektronische- communicatienetwerken of - diensten;2° het aanbod biedt andere mede-investeerders die aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten zijn, de mogelijkheid om daadwerkelijk en duurzaam te concurreren in downstreammarkten waarop de als onderneming met aanmerkelijke marktmacht aangewezen onderneming actief is, onder voorwaarden die onder meer het volgende omvatten: a) billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden die toegang bieden tot de volledige capaciteit van het netwerk voor zover de mede-investering ervoor geldt;b) flexibiliteit wat betreft de waarde en looptijd van de deelname van elke mede-investeerder;c) de mogelijkheid om die deelname in de toekomst uit te breiden;en d) wederzijdse rechten die door de mede-investeerders worden verleend na de uitrol van infrastructuur die is medegefinancierd;3° de onderneming maakt het aanbod tijdig bekend en, als de onderneming niet beschikt over de in artikel 94, § 1, vermelde kenmerken, ten minste zes maanden voor de uitrol van het nieuwe netwerk;die periode kan op grond van de omstandigheden worden verlengd; 4° toegangvragende partijen die niet deelnemen aan de mede-investering, kunnen van de aanvang af profiteren van dezelfde kwaliteit, snelheid en voorwaarden en hetzelfde eindgebruikersbereik als beschikbaar vóór de uitrol, samen met een mechanisme van aanpassing in de tijd dat door de Mediaraad wordt bevestigd in het licht van de ontwikkelingen op de relevante retailmarkten, en dat de prikkels voor het deelnemen aan de mede-investeringen in stand houdt; dat mechanisme zorgt ervoor dat toegangvragende partijen toegang krijgen tot de elementen met zeer hoge capaciteit van het netwerk, zulks op een tijdstip en op basis van transparante en niet-discriminerende voorwaarden die passen bij de risiconiveaus waaraan de diverse mede-investeerders in verschillende stadia van de uitrol zijn blootgesteld en met inachtneming van de mededingingscontext op de retailmarkten; 5° het aanbod voldoet ten minste aan de in paragraaf 5 vervatte criteria en is te goeder trouw gedaan. § 2 - Als de Mediaraad, rekening houdend met de resultaten van de overeenkomstig artikel 93, § 2, uitgevoerde markttoets, constateert dat de aangeboden mede-investeringsafspraak voldoet aan de voorwaarden van paragraaf 1 van dit artikel, maakt hij die afspraak bindend op grond van artikel 93, § 3, en legt hij met betrekking tot de onder de afspraken vallende elementen van het nieuwe netwerk met zeer hoge capaciteit geen extra verplichtingen op grond van artikel 73, § 4, op, op voorwaarde dat ten minste één potentiële mede-investeerder een mede-investeringsovereenkomst met de als onderneming met aanmerkelijke marktmacht aangewezen onderneming heeft gesloten.

Het eerste lid doet geen afbreuk aan de regelgeving betreffende omstandigheden die niet voldoen aan de voorwaarden van het eerste lid, rekening houdend met de resultaten van eventueel overeenkomstig artikel 93, § 2, uitgevoerde markttoetsen, maar die de mededinging beïnvloeden en in aanmerking worden genomen voor de toepassing van de artikelen 72 en 73.

In afwijking van het eerste lid zorgt de Mediaraad in naar behoren gerechtvaardigde omstandigheden, met het oog op de in artikel 5 opgesomde doelstellingen en ter uitvoering van artikel 102, overeenkomstig de artikelen 73 en 84 tot 89 voor oplossingen met betrekking tot nieuwe netwerken met zeer hoge capaciteit, teneinde significante problemen met de mededinging op specifieke markten aan te pakken als de Mediaraad constateert dat die problemen met de mededinging, gelet op de bijzondere eigenschappen van die markten, anders niet zouden worden aangepakt. § 3 - De Mediaraad monitort voortdurend de naleving van de voorwaarden van paragraaf 1 en kan de onderneming die is aangewezen als een onderneming met aanmerkelijke marktmacht, ertoe verplichten jaarlijkse nalevingsverklaringen in te dienen.

Dit artikel doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de Mediaraad om besluiten te nemen overeenkomstig artikel 113, § 1, van dit decreet, als zich een geschil voordoet tussen ondernemingen in verband met een overeenkomst inzake mede-investeringen die volgens de Mediaraad aan de in paragraaf 1 beschreven voorwaarden voldoet. § 4 - Bij de toepassing van dit artikel houdt de Mediaraad rekening met de richtsnoeren van BEREC ter bevordering van de consistente toepassing door de nationale regelgevende instanties van de voorwaarden van paragraaf 1 en de criteria van paragraaf 5. § 5 - Wanneer de Mediaraad een aanbieding betreffende mede-investeringen op grond van paragraaf 1, beoordeelt, controleert hij of ten minste aan de volgende criteria is voldaan. De Mediaraad kan overwegen aanvullende criteria te bepalen voor zover deze noodzakelijk zijn om te zorgen voor toegankelijkheid van potentiële investeerders tot de mede-investering, in het licht van specifieke plaatselijke omstandigheden en van de marktstructuur: 1° de aanbieding betreffende mede-investeringen staat op niet-discriminerende basis gedurende de levensduur van het door middel van een aanbieding betreffende mede-investeringen aangelegde netwerk open voor alle ondernemingen.De onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht kan in de aanbieding redelijke voorwaarden betreffende de financiële capaciteit van ondernemingen opnemen, zoals bijvoorbeeld de voorwaarde dat potentiële mede-investeerders moeten aantonen dat zij in staat zijn gefaseerde betalingen te doen op basis waarvan de implementatie wordt gepland, de aanvaarding van een strategisch plan op basis waarvan implementatieplannen voor de middellange termijn worden uitgestippeld, enzovoort; 2° de aanbieding betreffende mede-investeringen is transparant: a) de aanbieding is beschikbaar en gemakkelijk te vinden op de website van de onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht;b) de volledige voorwaarden, inclusief alle bijzonderheden, worden ter beschikking gesteld van alle potentiële bieders die belangstelling voor de aanbieding hebben, met inbegrip van de rechtsvorm van de overeenkomst betreffende mede-investering en, indien relevant, de belangrijkste governancevoorschriften van het mede-investeringsvehikel;en c) het proces, waaronder het stappenplan voor de oprichting en ontwikkeling van het mede-investeringsproject, wordt van tevoren vastgesteld, wordt op duidelijke wijze schriftelijk aan alle potentiële mede-investeerders uiteengezet, en alle significante mijlpalen worden op niet-discriminerende wijze aan alle ondernemingen meegedeeld.3° de aanbieding betreffende mede-investeringen omvat voorwaarden voor potentiële investeerders op basis waarvan duurzame mededinging op de lange termijn wordt bevorderd, met name: a) aan alle ondernemingen worden billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden aangeboden voor de deelname aan een overeenkomst betreffende de mede-investering naargelang van het tijdstip waarop zij partij worden, onder meer wat betreft een verplichte financiële bijdrage voor de verwerving van specifieke rechten, wat betreft de bescherming van de mede-investeerders op grond van die rechten, zowel tijdens de aanlegfase als tijdens de exploitatiefase, bijvoorbeeld door het verlenen van onvervreemdbare gebruiksrechten voor de verwachte levensduur van het netwerk waarin mede-investering plaatsvindt, en wat betreft de voorwaarden voor de deelname aan en eventuele opzegging van de overeenkomst betreffende mede-investering.Niet-discriminerende voorwaarden houden in dit verband niet in dat aan alle potentiële mede-investeerders precies dezelfde voorwaarden, met inbegrip van financiële voorwaarden, worden aangeboden, maar dat alle varianten van de aangeboden voorwaarden gerechtvaardigd zijn op basis van dezelfde objectieve, transparante, niet-discriminerende en voorspelbare criteria, zoals het aantal vastgelegde eindgebruikerslijnen; b) de aanbieding voorziet in flexibiliteit wat betreft de waarde en looptijd van de verbintenissen die door elke mede-investeerder worden aangegaan, bijvoorbeeld door middel van een overeengekomen en potentieel toenemend percentage van de totale eindgebruikerslijnen in een bepaald gebied, waartoe de mede-investeerders zich geleidelijk kunnen verbinden en dat wordt vastgesteld op een niveau per eenheid dat kleinere mede-investeerders met beperkte middelen de mogelijkheid biedt in te stappen in de mede-investering op wat redelijkerwijs een minimum niveau mag worden genoemd en daarna hun deelname geleidelijk te verhogen, terwijl een adequaat niveau van de oorspronkelijke verbintenissen wordt gewaarborgd.Bij de vaststelling van de door elke mede-investeerder te leveren financiële bijdrage wordt rekening gehouden met het feit dat vroege investeerders grotere risico's lopen en eerder kapitaal inbrengen; c) een geleidelijk toenemende premie wordt als gerechtvaardigd beschouwd voor verbintenissen die in een later stadium worden aangegaan en voor nieuwe mede-investeerders die instappen in de mede-investering nadat het project van start is gegaan, zodat rekening wordt gehouden met afnemende risico's en wordt voorkomen dat er prikkels van uitgaan om kapitaal niet in een vroeg stadium in te brengen;d) de overeenkomst betreffende de mede-investering staat toe dat mede-investeerders verkregen rechten overdragen aan andere mede-investeerders of aan derden die bereid zijn partij te worden bij de overeenkomst betreffende de mede-investering, mits de overnemende partij verplicht wordt om alle in het kader van de overeenkomst betreffende de mede-investering aan de overdragende partij opgelegde oorspronkelijke verplichtingen na te leven;e) de mede-investeerders verlenen elkaar onder billijke en redelijke voorwaarden wederzijdse rechten betreffende toegang tot infrastructuur waarop de mede-investering betrekking heeft, met als doel het downstream aanbieden van diensten, onder meer aan eindgebruikers, overeenkomstig transparante voorwaarden die duidelijk zijn vastgelegd in de aanbieding betreffende mede-investeringen en de daaropvolgende overeenkomst, met name als de mede-investeerders individueel en afzonderlijk verantwoordelijk zijn voor de implementatie van specifieke onderdelen van het netwerk.Als een mede-investeringsvehikel wordt gecreëerd, voorziet dit, direct of indirect, in toegang tot het netwerk voor alle mede-investeerders, op basis van de gelijkwaardigheid van inputs en onder billijke en redelijke voorwaarden, met inbegrip van financiële voorwaarden waarin rekening is gehouden met de verschillende risiconiveaus die de afzonderlijke mede-investeerders aanvaarden; 4° met de aanbieding betreffende mede-investeringen wordt een duurzame investering gewaarborgd waarmee waarschijnlijk tegemoet wordt gekomen aan toekomstige behoeften, doordat nieuwe netwerkelementen worden geïmplementeerd die aanzienlijk bijdragen tot de implementatie van netwerken met een zeer hoge capaciteit. Art. 91 - Functionele scheiding § 1 - Als de Mediaraad besluit dat de passende verplichtingen die zijn opgelegd krachtens de artikelen 84 tot 89 er niet in geslaagd zijn daadwerkelijke concurrentie tot stand te brengen en dat er belangrijke en blijvende concurrentieproblemen en/of markttekortkomingen zijn vastgesteld met betrekking tot het aanbod op wholesaleniveau op bepaalde markten voor toegangsproducten, kan hij uitzonderlijk, in overeenstemming met artikel 73, § 5, een verplichting opleggen aan verticaal geïntegreerde ondernemingen om activiteiten die verband houden met het aanbieden van de desbetreffende toegangsproducten op wholesaleniveau in een onafhankelijk opererende bedrijfseenheid te plaatsen.

Die bedrijfseenheid moet toegangsproducten en -diensten leveren aan alle ondernemingen, met inbegrip van andere bedrijfseenheden binnen de moedermaatschappij, binnen dezelfde tijdspanne en tegen dezelfde voorwaarden, met inbegrip van de prijs en kwaliteit van dienstverlening, en door middel van dezelfde systemen en processen. § 2 - Als de Mediaraad voornemens is functionele scheiding verplicht te stellen, dient hij hiertoe een voorstel in bij de Europese Commissie met: 1° het bewijs dat het in paragraaf 1 bedoelde besluit van de Mediaraad gerechtvaardigd is;2° een gemotiveerde evaluatie die besluit dat er binnen een redelijke termijn weinig of geen kans is op daadwerkelijke en duurzame op infrastructuur gegronde concurrentie;3° een analyse van de verwachte impact op de Mediaraad, op de onderneming, met name op de werknemers van de gescheiden bedrijfseenheid, op de elektronische-communicatiesector als geheel, op de stimuli om daarin te investeren, met name in verband met de noodzaak te zorgen voor sociale en territoriale cohesie, en op andere belanghebbenden, met name de verwachte impact op de mededinging op het gebied van infrastructuur en eventuele daaruit voortvloeiende gevolgen voor de consument;4° een analyse van de redenen waarom die verplichting het efficiëntste middel zou zijn om mededingingsproblemen op te lossen of correctiemaatregelen te doen toepassen die erop gericht zijn de geïdentificeerde mededingingsproblemen of problemen in verband met markttekortkomingen op te lossen. § 3 - De ontwerpmaatregel omvat de volgende elementen: 1° de exacte aard en het niveau van scheiding, waarbij met name de rechtsstatus van de afzonderlijke bedrijfseenheid wordt vermeld;2° de lijst van de activa van de afzonderlijke bedrijfseenheid alsook van de producten of diensten die door deze eenheid moeten worden geleverd;3° de bestuursregelingen om te zorgen voor de onafhankelijkheid van het personeel dat in dienst is bij de afzonderlijke bedrijfseenheid, en de overeenkomstige stimulerende maatregelen;4° voorschriften om te zorgen voor de naleving van de verplichtingen;5° voorschriften om te zorgen voor transparantie van de operationele procedures, met name naar de belanghebbenden toe;6° een toezichtprogramma om te zorgen voor naleving, met inbegrip van de publicatie van een jaarverslag. § 4 - Naar aanleiding van het besluit van de Europese Commissie inzake die ontwerpmaatregel, voert de Mediaraad een gecoördineerde analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn met het toegangsnetwerk overeenkomstig de in artikel 73 beschreven procedure.

Op basis van die analyse moet de Mediaraad, overeenkomstig artikel 116, § 2, verplichtingen opleggen, handhaven of intrekken. § 5 - Een onderneming die functionele scheiding kreeg opgelegd, kan worden onderworpen aan alle in de artikelen 72 tot 89 en 95 bedoelde verplichtingen op elke specifieke markt wanneer is vastgesteld dat het een onderneming betreft die overeenkomstig artikel 73 is aangewezen als een onderneming met aanmerkelijke marktmacht, of andere verplichtingen die door de Europese Commissie zijn goedgekeurd.

Art. 92 - Vrijwillige scheiding door een verticaal geïntegreerde onderneming § 1 - Ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht stellen de Mediaraad ten minste drie maanden vooraf in kennis van hun voornemen hun plaatselijke toegangsnetwerkactiva of een belangrijk deel ervan over te dragen aan een afzonderlijke rechtseenheid met een verschillende eigenaar, of een afzonderlijke bedrijfseenheid op te richten om aan alle retailers, met inbegrip van de eigen retailafdelingen, volledige equivalente toegangsproducten te verstrekken, zodat de Mediaraad de impact van de geplande transactie kan beoordelen.

Die ondernemingen stellen de Mediaraad tevens in kennis van eventuele veranderingen van dat voornemen, alsmede van het eindresultaat van het scheidingsproces.

Dergelijke ondernemingen kunnen ook afspraken inzake toegangsvoorwaarden aanbieden die van toepassing zullen zijn op hun netwerk tijdens een implementatieperiode nadat de voorgestelde vorm van de scheiding is geïmplementeerd, teneinde effectieve en niet-discriminerende toegang door derden te waarborgen. Het aanbod van afspraken is voldoende gedetailleerd, onder meer wat betreft het tijdschema voor de implementatie en de looptijd opdat de Mediaraad zijn taken overeenkomstig paragraaf 2 kan uitvoeren. Dergelijke afspraken kunnen een langere periode bestrijken dan de maximale periode voor marktbeoordelingen die in artikel 73, § 8, is vastgesteld. § 2 - De Mediaraad onderzoekt welk effect de voorgenomen transactie, indien van toepassing in combinatie met de aangeboden afspraken, zal hebben op de bestaande regelgevende verplichtingen op grond van dit decreet.

Hiertoe voert de Mediaraad een analyse uit van de verschillende markten die verbonden zijn aan het toegangsnetwerk in overeenstemming met de in artikel 73 beschreven procedure.

Op basis van die analyse moet de Mediaraad verplichtingen opleggen, handhaven, wijzigen of intrekken, overeenkomstig de in artikel 116, § 1, omschreven procedure, waarbij in voorkomend geval artikel 94 wordt toegepast. De Mediaraad kan in zijn besluit bepalen dat de afspraken in hun geheel of gedeeltelijk bindend zijn. In afwijking van artikel 73, § 8, kan de Mediaraad bepalen dat de afspraken in hun geheel of gedeeltelijk bindend zijn voor de gehele periode waarvoor zij worden aangeboden. § 3 - De juridisch of operationeel gescheiden bedrijfseenheid waarvan overeenkomstig artikel 73, is vastgesteld dat zij op een specifieke markt aanmerkelijke marktmacht heeft, kan in voorkomend geval worden onderworpen aan alle in de artikelen 84 tot 89 en 95 bedoelde verplichtingen, of andere verplichtingen die de Europese Commissie op grond van artikel 73, § 5, heeft toegestaan, als de aangeboden afspraken niet afdoende zijn om de doelstellingen vermeld in artikel 5 te verwezenlijken. § 4 - De Mediaraad houdt toezicht op de implementatie van de door de ondernemingen aangeboden afspraken die hij overeenkomstig paragraaf 2 bindend heeft gemaakt, en neemt de verlenging ervan in overweging wanneer de looptijd waarvoor deze oorspronkelijk werden aangeboden, is verstreken.

Art. 93 - Afspraakprocedure § 1 - Ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht kunnen aan de Mediaraad afspraken aanbieden in verband met de voor hun netwerken geldende voorwaarden voor toegang of mede-investeringen, of beide, met betrekking tot onder meer: 1° samenwerkingsregelingen inzake de beoordeling van passende en evenredige verplichtingen op grond van artikel 73;2° mede-investeringen in netwerken met zeer hoge capaciteit op grond van artikel 90;of 3° doeltreffende en niet-discriminerende toegang voor derde partijen op grond van artikel 92, zowel tijdens een implementatieperiode van vrijwillige scheiding door een verticaal geïntegreerde onderneming als nadat de voorgestelde vorm van scheiding is geïmplementeerd. Het aanbod voor afspraken is voldoende gedetailleerd, onder meer wat betreft het tijdstip en de reikwijdte van de implementatie ervan en de duur ervan, teneinde de Mediaraad in staat te stellen zijn beoordeling op grond van paragraaf 2 uit te voeren. Die afspraken kunnen een langere periode bestrijken dan de in artikel 73, § 8, bepaalde maximumperiode voor marktanalyse. § 2 - Teneinde op grond van paragraaf 1 door een onderneming aangeboden afspraken te beoordelen, verricht de Mediaraad, tenzij die afspraken duidelijk niet aan één of meerdere desbetreffende voorwaarden of criteria voldoen, een markttoets, met name betreffende de aangeboden voorwaarden, door het organiseren van een raadpleging van belanghebbende partijen, met name derde partijen die rechtstreekse gevolgen ondervinden. Mogelijke mede-investeerders of toegangvragende partijen kunnen zich uitspreken over de conformiteit van de aangeboden afspraken met de voorwaarden van artikel 73, 90 of 92, naargelang van toepassing, en kunnen veranderingen voorstellen.

Wat betreft de krachtens dit artikel aangeboden afspraken houdt de Mediaraad bij het beoordelen van verplichtingen op grond van artikel 73, § 4, tweede lid, in het bijzonder rekening met: 1° bewijsmateriaal inzake de billijke en redelijke aard van de aangeboden afspraken;2° het openstaan van de afspraken voor alle marktdeelnemers;3° de tijdige beschikbaarheid van toegang onder billijke, redelijke en niet-discriminerende voorwaarden, onder meer tot netwerken met zeer hoge capaciteit, voordat aanverwante retaildiensten worden aangeboden; en 4° de algemene mate waarin de aangeboden afspraken duurzame mededinging op downstreammarkten mogelijk maken en de uitrol en ingebruikneming van netwerken met zeer hoge capaciteit in samenwerkingsverband faciliteren ten behoeve van eindgebruikers. De Mediaraad deelt, rekening houdend met alle tijdens de raadpleging geuite standpunten en met de mate waarin die standpunten representatief zijn voor de verschillende belanghebbenden, aan de onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht zijn voorlopige conclusies mee over de vraag of de aangeboden afspraken voldoen aan de doelstellingen, criteria en procedures in dit artikel en artikel 73, 90 of 93, naargelang toepasselijk, alsmede onder welke voorwaarden het in overweging zou kunnen nemen de afspraken bindend te maken. De onderneming kan haar initiële aanbod herzien om rekening te houden met de conclusies van de Mediaraad en met het oog op het voldoen aan de criteria in dit artikel en, naargelang toepasselijk, in artikel 73, 90 of 92. § 3 - Onverminderd artikel 90, § 2, eerste lid, kan de Mediaraad een besluit nemen om de afspraken geheel of gedeeltelijk bindend te maken.

In afwijking van artikel 73, § 8, kan de Mediaraad bepaalde of alle afspraken bindend maken voor een specifieke periode, die de hele periode waarvoor het aanbod geldt kan zijn, en in het geval van mede-investeringsafspraken die op grond van artikel 90, § 2, eerste lid, bindend zijn gemaakt, maakt het deze bindend voor een periode van minimaal zeven jaar.

Met inachtneming van artikel 90 laat dit artikel de toepassing van de marktanalyseprocedure en het opleggen van verplichtingen op grond van artikel 73 onverlet.

Als de Mediaraad afspraken op grond van dit artikel bindend maakt, onderzoekt hij krachtens artikel 73 de gevolgen van dat besluit voor de marktontwikkeling, alsmede het al dan niet passend zijn van verplichtingen die hij heeft opgelegd of die hij, bij gebrek aan afspraken, overwoog op te leggen op grond van dat artikel of de artikelen 84 tot 89. Wanneer de Mediaraad overeenkomstig artikel 73, § 4, kennis geeft van een ontwerpmaatregel krachtens artikel 116, § 2, voegt hij het besluit tot vaststelling van de afspraak bij de ter kennis gebrachte ontwerpmaatregel. § 4 - De Mediaraad monitort, controleert en waarborgt de naleving van de afspraken die hij overeenkomstig paragraaf 3 bindend heeft gemaakt op dezelfde manier als waarop hij de naleving van krachtens artikel 73, § 4, opgelegde verplichtingen monitort, controleert en waarborgt, en neemt de verlenging van de periode waarvoor zij bindend zijn gemaakt in overweging wanneer de initiële periode verstrijkt. Wanneer de Mediaraad concludeert dat een onderneming niet heeft voldaan aan de overeenkomstig paragraaf 3 bindend gemaakte afspraken, kan hij die onderneming overeenkomstig artikel 139 van dit decreet sancties opleggen. De Mediaraad kan de overeenkomstig artikel 73, § 10, opgelegde verplichtingen opnieuw evalueren.

Art. 94 - Uitsluitend op wholesalemarkten actieve ondernemingen § 1 - Als de Mediaraad een onderneming die niet actief is op een retailmarkt voor elektronischecommunicatiediensten overeenkomstig artikel 73, § 4, aanwijst als een onderneming met aanmerkelijke marktmacht op één of meerdere wholesalemarkten, gaat hij na of die onderneming over de volgende kenmerken beschikt: 1° alle bedrijven en bedrijfsonderdelen binnen de onderneming, alle bedrijven waarover dezelfde uiteindelijke eigenaar zeggenschap heeft, maar die niet per se volledig in zijn of hun bezit zijn, en eventuele aandeelhouders die zeggenschap kunnen uitoefenen over de onderneming, ontplooien slechts activiteiten op wholesalemarkten voor elektronischecommunicatiediensten en beogen dat ook in de toekomst te doen, en ontplooien dus geen activiteiten op een retailmarkt voor elektronischcommunicatiediensten die in de Europese Unie aan eindgebruikers worden verstrekt;2° de onderneming is niet gebonden aan een enkele en afzonderlijke downstream actieve onderneming die activiteiten ontplooit op een retailmarkt voor elektronischecommunicatiediensten die aan eindgebruikers worden verstrekt, op grond van een exclusieve overeenkomst of een overeenkomst die feitelijk neerkomt op een exclusieve overeenkomst. § 2 - Als de Mediaraad concludeert dat aan de in paragraaf 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, kan hij aan die onderneming alleen verplichtingen op grond van de artikelen 85 en 88, of verplichtingen met betrekking tot eerlijke en redelijke prijzen, opleggen als dit gerechtvaardigd is op basis van een marktanalyse, inclusief een prospectieve beoordeling van het waarschijnlijke gedrag van de onderneming die is aangewezen als onderneming met aanmerkelijke marktmacht. § 3 - De Mediaraad kan de overeenkomstig dit artikel aan de onderneming opgelegde verplichtingen te allen tijde heroverwegen als het concludeert dat niet meer aan de in paragraaf 1 bedoelde voorwaarden wordt voldaan, en het past voor zover passend de artikelen 72 tot 73 en 84 tot 89 toe. De ondernemingen stellen de Mediaraad zonder onnodige vertraging in kennis van elke wijziging in de omstandigheden die relevant zijn voor paragraaf 1. § 4 - De Mediaraad heroverweegt de overeenkomstig dit artikel aan de onderneming opgelegde verplichtingen ook als het op basis van bewijsstukken betreffende de door de onderneming aan haar downstreamklanten aangeboden voorwaarden concludeert dat er concurrentieproblemen zijn ontstaan of dreigen te ontstaan waardoor de eindgebruikers worden benadeeld en het noodzakelijk is één of meer van de in artikel 84, 86, 87 of 89 bedoelde verplichtingen op te leggen of de overeenkomstig paragraaf 2 opgelegde verplichtingen aan te passen. § 5 - Het opleggen van verplichtingen en de heroverweging daarvan wordt uitgevoerd in overeenstemming met de in de artikelen 116 en 117 bedoelde procedures.

Art. 95 - Migratie van legacy-infrastructuur § 1 - Ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht stellen de Mediaraad van tevoren en tijdig in kennis wanneer zij beogen over te gaan tot buitenbedrijfstelling of vervanging door nieuwe infrastructuur van onder verplichtingen op grond van de artikelen 73 en 84 tot 94 vallende delen van het netwerk, met inbegrip van legacy-infrastructuur die nodig is om een kopernetwerk te gebruiken. § 2 - De Mediaraad waarborgt dat het proces van buitenbedrijfstelling of vervanging transparante tijdschema's en voorwaarden omvat, inclusief een passende opzeggingstermijn voor de overgang, en stelt vast dat indien nodig alternatieve producten van ten minste vergelijkbare kwaliteit beschikbaar zijn die toegang verstrekken tot de opgewaardeerde netwerkinfrastructuur die in de plaats komt van de vervangen elementen, teneinde de concurrentie en de rechten van de eindgebruikers zeker te stellen.

De Mediaraad kan de verplichtingen betreffende activa waarvan buitenbedrijfstelling of vervanging is beoogd, intrekken wanneer het zich ervan heeft vergewist dat de aanbieder van toegang: 1° passende voorwaarden voor de migratie tot stand heeft gebracht, onder meer door een alternatief toegangsproduct van ten minste vergelijkbare kwaliteit beschikbaar te stellen waarmee toegangvragende partijen dezelfde eindgebruikers kunnen bereiken als met de legacy-infrastructuur;en 2° voldoet aan de voorwaarden en het proces waarvan de Mediaraad overeenkomstig dit artikel in kennis is gesteld. Een dergelijke intrekking wordt uitgevoerd overeenkomstig de in de artikelen 116 en 117 bedoelde procedures.

HOOFDSTUK 4 - Toegang tot specifieke inhouden en diensten Art. 96 - Het recht op verplichte verbreiding voor lineaire audiovisuele mediadiensten § 1 - De Regering kan een aanbieder van audiovisuele mediadiensten het recht op verplichte verbreiding van één of meer van zijn lineaire audiovisuele mediadiensten toekennen. De toekenning van dat recht veronderstelt dat de aanbieder van mediadiensten en de Regering een overeenkomst hebben gesloten.

Dit recht wordt overeenkomstig artikel 97, § 1, 2°, uitgeoefend ten aanzien van de exploitanten van elektronischecommunicatiediensten van wie de diensten door een significant aantal eindgebruikers gebruikt worden als voornaamste middel om lineaire audiovisuele mediadiensten te ontvangen. § 2 - Het recht op verplichte verbreiding wordt bij de Regering per aangetekend schrijven aangevraagd. De Regering bevestigt de ontvangst van de aanvraag binnen dertig dagen na ontvangst ervan.

De Regering bezorgt de aanvraag en de ontwerpovereenkomst aan de Mediaraad. De Mediaraad verstrekt binnen zestig dagen advies daarover.

Als hij binnen de gestelde termijn geen advies uitbrengt, kan deze formaliteit buiten beschouwing worden gelaten. § 3 - Het recht op verplichte verbreiding van een lineaire audiovisuele mediadienst kan alleen toegekend worden als die dienst aan de volgende minimumvoorwaarden voldoet: 1° bijdragen tot de luister van het erfgoed - inzonderheid het culturele erfgoed - van de Duitstalige Gemeenschap, waarbij die bijdrage verder reikt dan het bepaalde in artikel 24, § 3;2° dagelijks een minimumaantal zenduren aanbieden, waarbij de programma's niet alleen uit heruitzendingen mogen bestaan;3° dagelijks op zijn minst een algemeen journaal aanbieden. § 4 - In de in paragraaf 1 genoemde overeenkomst worden de bijzonderheden van de in paragraaf 3 genoemde verplichtingen vastgelegd. In die overeenkomst kunnen ruimere verplichtingen worden opgenomen als dit wegens het formaat en de aard van de lineaire audiovisuele mediadienst noodzakelijk is. § 5 - De aanbieder van lineaire audiovisuele mediadiensten aan wie een recht op verplichte verbreiding is toegekend, legt in het in artikel 9 genoemde activiteitenverslag uit hoe de verplichtingen die in de overeenkomst worden vermeld, zijn nagekomen. § 6 - De aanbieder van lineaire audiovisuele mediadiensten, aan wie een recht op verplichte verbreiding is toegekend, verbreidt de dienst in kwestie uiterlijk zes maanden na toekenning van het recht.

Art. 97 - Doorgifteverplichtingen (must carry) § 1 - Ten einde de opinieverscheidenheid en de culturele diversiteit te bevorderen en rekening houdend met de culturele bijzonderheid van de Duitstalige Gemeenschap als grensregio in een meertalige staat zonder nationale radio- en televisieomroeporganisatie, moeten de aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten waarvan de netwerken en diensten voor een significant aantal eindgebruikers het belangrijkste middel zijn om lineaire audiovisuele en auditive mediadiensten te ontvangen de volgende lineaire audiovisuele mediadiensten, op het ogenblik van hun uitzending en in hun geheel doorgeven: 1° de lineaire audiovisuele en auditive mediadiensten van het BRF alsmede van de handelsmaatschappijen waarmee het BRF een samenwerkingsakkoord heeft gesloten of aan het kapitaal waarvan het rechtstreeks of onrechtstreeks deelneemt;2° de lineaire audivisuele mediadiensten die over een recht zoals bedoeld in artikel 96 beschikken;3° twee lineaire auditieve mediadiensten en de lineaire audiovisuele mediadiensten van de publiekrechtelijke radio-omroeporganisatie van de Franse Gemeenschap;4° twee lineaire auditieve mediadiensten en de lineaire audiovisuele mediadiensten van de publiekrechtelijke radio-omroeporganisatie van de Vlaamse Gemeenschap;5° De in artikel 31 vermelde uitzendingen. § 2 - De Mediaraad kan één of meerdere aanbieders van elektronischecommunicatiediensten waarvan de diensten door een significant aantal eindgebruikers gebruikt worden als voornaamste middel om lineaire audiovisuele en auditieve mediadiensten te ontvangen, ertoe verplichten nog andere audiovisuele mediadiensten aan te bieden. De Regering bepaalt de desbetreffende criteria en vermeldt uitdrukkelijk welke doelstellingen van algemeen belang daarmee worden nagestreefd. Voordat hij zijn besluit neemt, verzoekt de Mediaraad de betrokken exploitanten van elektronischecommunicatiediensten en verbruikers via zijn website om binnen een termijn van ten minste zestig dagen hun standpunt omtrent het ontwerpbesluit te kennen te geven. Als binnen die termijn geen standpunt te kennen wordt gegeven, kan de Mediaraad zijn besluit uitvaardigen.

De Mediaraad kan een kanaal voor verschillende programma's toewijzen met het oog op het gebruik ervan op verschillende tijdstippen of beurtelings. § 3 - De in dit artikel bedoelde verplichtingen worden om de vijf jaar door de Mediaraad geëvalueerd. De resultaten van de evaluatie worden gepubliceerd op de website van de Mediaraad. § 4 - In geval van een geschil tussen aanbieders van elektronischecommunicatiediensten en aanbieders van audiovisuele en auditieve mediadiensten over de vergoeding, kan elk van de partijen het geschil voorleggen aan de Mediaraad, die beslist over een passende vergoeding.

Bij de beslechting van dergelijke geschillen zorgt de Mediaraad ervoor dat er onder vergelijkbare omstandigheden geen sprake is van discriminatie in de behandeling van aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten en dat de vergoeding op evenredige en transparante wijze wordt vastgesteld.

Art. 98 - Aanvullende verplichte diensten De Mediaraad kan aanbieders van elektronischecommunicatiediensten waarvan de diensten door een significant aantal eindgebruikers gebruikt worden als voornaamste middel om lineaire audiovisuele en auditieve mediadiensten te ontvangen, ertoe verplichten aanvullende diensten aan te bieden, in het bijzonder toegankelijkheidsdiensten om een passende toegang voor eindgebruikers met ondersteuningsbehoefte mogelijk te maken.

HOOFDSTUK 5. - Technische normen Art. 99 - Interoperabiliteit van digitaletelevisieapparatuur Alle voor de ontvangst van digitaletelevisiesignalen bestemde apparatuur voor consumenten die in het Duitstalige gebied wordt verkocht of verhuurd of anderszins ter beschikking wordt gesteld en waarmee digitaletelevisiesignalen kunnen worden gedecodeerd, moet geschikt zijn om: 1° het decoderen van dergelijke signalen mogelijk te maken overeenkomstig een gemeenschappelijk Europese coderingsalgoritme zoals beheerd door een erkende Europese normalisatieorganisatie;2° signalen weer te geven die ongecodeerd zijn uitgezonden, met dien verstande dat, als dergelijke apparatuur wordt gehuurd, de huurder aan de desbetreffende huurovereenkomst voldoet. Digitaletelevisietoestellen met een integraal scherm waarvan de zichtbare diagonaal groter is dan 30 cm die in het Duitse taalgebied worden verkocht of verhuurd, moeten zijn voorzien van ten minste één open interface contrastekker, die hetzij door een erkende Europese normalisatieorganisatie genormaliseerd is, hetzij voldoet aan een door die instelling vastgestelde norm, hetzij aan een door de industrie algemeen aanvaarde specificatie, waarmee eenvoudige aansluiting van randapparatuur mogelijk is en die alle relevante elementen van een digitaal televisiesignaal doorlaat, met inbegrip van informatie betreffende interactieve en voorwaardelijk toegankelijke diensten.

Aanbieders van digitale tv-diensten en -apparatuur werken samen om interoperabele tv-diensten voor eindgebruikers met ondersteuningsbehoefte aan te bieden.

Art. 100 - Toegankelijkheidsvoorschriften § 1 - Eindapparatuur voor gebruik door consumenten, met interactieve computerfuncties, voor toegang tot audiovisuele mediadiensten die na 28 juni 2025 in de handel worden gebracht, moeten voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften die in bijlage 1, afdelingen I en IV, zijn bepaald. § 2 - Tot audiovisuele mediadiensten toegang verschaffende diensten die na 28 juni 2025 aan consumenten worden geleverd moeten voldoen aan de toegankelijkheidsvoorschriften die in bijlage 1, afdeling II en III respectievelijk afdeling IV zijn bepaald.

Micro-ondernemingen die diensten aanbieden, worden vrijgesteld van de in toegankelijkheidsvoorschriften als bedoeld in het eerste lid en van elke verplichting in verband met de naleving van die voorschriften. § 3 - De in de paragrafen 1 en 2 genoemde toegankelijkheidsvoorschriften zijn uitsluitend van toepassing voor zover de naleving ervan: 1° geen ingrijpende wijziging van een product of dienst vereist, resulterend in een fundamentele wijziging van de wezenlijke aard ervan, en 2° geen onevenredige last voor de betrokken marktdeelnemers oplevert. Marktdeelnemers voeren een beoordeling uit om te kunnen bepalen of het naleven van de in paragrafen 1 en 2 bedoelde toegankelijkheidsvoorschriften tot een fundamentele wijziging leidt of, overeenkomstig de desbetreffende criteria in bijlage 2, een onevenredige last als bedoeld in het eerste lid oplevert.

Marktdeelnemers documenteren hun beoordeling. Marktdeelnemers bewaren alle relevante resultaten gedurende een periode van vijf jaar nadat, naargelang van het geval, een product voor het laatst op de markt is aangeboden of een dienst voor het laatst op de markt is verleend. De marktdeelnemers verstrekken, naargelang van het geval, aan de Mediaraad of aan de voor het controleren van de conformiteit van diensten verantwoordelijke autoriteiten, op hun verzoek, een exemplaar van deze beoordeling. § 4 - Indien een marktdeelnemer uit andere bronnen dan zijn eigen middelen financiering ontvangt ter verbetering van de toegankelijkheid, ongeacht of het om publieke of particuliere financiering gaat, kan hij geen beroep doen op § 3, 2°.

TITEL 4. - Mediaraad en adviesraad voor mediadiensten van de Duitstalige Gemeenschap HOOFDSTUK 1. - Mediaraad van de Duitstalige Gemeenschap Afdeling 1. - Rechtsvorm en doelstellingen Art. 101 - Rechtsvorm, zittingen § 1- De Mediaraad heeft rechtspersoonlijkheid. Het is een regelgevende instantie die zijn bevoegdheden onpartijdig, transparant en binnen een redelijke termijn uitoefent.

Hij stelt zijn huishoudelijk reglement op dat in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt wordt. § 2 - De Mediaraad bestaat uit minstens drie en hoogstens vier leden, evenals de overeenkomstig paragraaf 4 ter beschikking gestelde personeelsleden. De Regering wijst de leden en de voorzitter van de Mediaraad aan.

De voorzitter vertegenwoordigt de Mediaraad bij elke gerechtelijke en buitengerechtelijke handeling, hij regelt de lopende zaken en voert de beslissingen van de Mediaraad uit. Besluiten op grond van artikel 112, § 1, worden genomen door de Mediaraad, voor zover in het huishoudelijk reglement niets anders wordt bepaald wat de volmachten aan de voorzitter betreft. Dit kan overeenkomstig het huishoudelijk reglement via een schriftelijke procedure of op grond van een volmacht verleend door een lid aan een ander lid. De Mediaraad treedt op als collegiaal orgaan en beraadslaagt bij consensus. De Mediaraad neemt besluiten bij consensus.

Het personeel dat onder het toezicht en de verantwoordelijkheid van de Mediaraad valt, bereidt de beslissingen van de Mediaraad voor. Het personeel vraagt noch ontvangt instructies van andere instanties. De Mediaraad en zijn personeel kunnen zich tot andere overheidsdiensten of deskundigen wenden om hen bij de uitoefening van hun taken te ondersteunen. § 3 - De Mediaraad wijst onder zijn leden en/of het ter beschikking gestelde personeel één of meerdere auditeurs aan voor een verlengbaar mandaat van een jaar. De voorzitter kan niet worden aangewezen voor de functie van auditeur.

Bij klachten aan de Mediaraad over de toepassing van dit decreet of de uitvoeringsbepalingen ervan, met uitzondering van de klachten tegen besluiten van de Mediaraad, en in geval van vermoede inbreuken op dit decreet, wijst de voorzitter per geval een van deze auditeurs aan om deze zaken te onderzoeken. Bij de behandeling van aan hen toevertrouwde klachten en ex-officioprocedures, zijn de auditeurs niet aan instructies gebonden. Zij nemen niet deel aan de beraadslaging van de Mediaraad over een zaak waarin zij het onderzoek hebben uitgevoerd.

Voor de uitoefening van de hem toevertrouwde taken kan de auditeur: 1° van op afstand of ter plaatse bij de overheidsinstanties, de aanvragers, de aangemelde aanbieders van mediadiensten, de exploitanten van elektronische-communicatenetwerken en -diensten alle nodige inlichtingen inwinnen om te kunnen vaststellen of de verplichtingen die uit dit decreet voortvloeien of op grond van dit decreet gelden, worden nageleefd;2° overeenkomstig de door de Regering vastgelegde bepalingen, onderzoek instellen bij de personen genoemd in 1°. § 4 - De Regering stelt de Mediaraad voldoende technische, financiële en menselijke middelen ter beschikking om ervoor te zorgen dat die raad de hem toegewezen taken kan vervullen. § 5 - De voorzitter roept de Mediaraad bijeen wanneer het nodig is, maar tenminste zes keer per jaar. De gewone zittingen geschieden met gesloten deuren. Adviseurs en deskundigen kunnen de vergaderingen van de Mediaraad bijwonen, met het recht om hun standpunt te kennen te geven over de onderwerpen die om advies zijn voorgelegd.

Een auditeur mag geen vergaderingen bijwonen waarin zaken besproken worden, waarvan hij het onderzoek verricht heeft of waaraan hij rechtstreeks of onrechtstreeks deelgenomen heeft.

Art. 102 - Regelgevingsbeginselen § 1 - De Mediaraad heeft tot taak, door alle maatregelen bepaald bij dit decreet, de doelstellingen vermeld in artikel 5 te bereiken. § 2 - De Mediaraad past bij het nastreven van de in artikel 5 vastgelegde doelstellingen objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige principes in de regelgeving toe, onder meer op de volgende wijze: 1° hij bevordert de voorspelbaarheid van de regelgeving door middel van een consistente aanpak van de regelgeving tijdens geschikte herzieningsperioden en door samen te werken met andere regelgevende instanties, met BEREC, met de Beleidsgroep Radiospectrum en met de Commissie;2° hij waarborgt dat er bij gelijke omstandigheden geen discriminatie plaatsvindt bij de behandeling van aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten;3° hij past het Unierecht toe op technologisch neutrale wijze, voor zover dat in overeenstemming is met de verwezenlijking van de doelstellingen van artikel 5;4° indien toepasselijk, beschermt hij de concurrentie in het belang van de consument en bevordert waar nodig een op infrastructuur gebaseerde concurrentie;5° hij bevordert efficiënte investeringen en innovatie in nieuwe en betere infrastructuur, onder meer door ervoor te zorgen dat er in de toegangsverplichtingen voldoende rekening wordt gehouden met de risico's die de investerende ondernemingen lopen, en door samenwerkingsafspraken toe te staan tussen investeerders en partijen die toegang willen hebben teneinde het investeringsrisico te spreiden, waarbij ervoor wordt gezorgd dat de mededinging op de markt en het non-discriminatiebeginsel niet in het gedrang komen;6° hij houdt naar behoren rekening met de uiteenlopende omstandigheden betreffende infrastructuur, mededinging, de omstandigheden van eindgebruikers en met name van consumenten die in de verschillende geografische gebieden binnen een lidstaat bestaan, inclusief lokale infrastructuur die door natuurlijke personen zonder winstoogmerk wordt beheerd;7° hij legt voorafgaande regelgevende verplichtingen uitsluitend op voor zover dit noodzakelijk is om, in het belang van de eindgebruiker, effectieve en duurzame mededinging te waarborgen, en zij verlichten die verplichtingen of heffen ze op zodra er aan die voorwaarde is voldaan.8° bij de aanneming van hun beslissingen houdt hij zeer zorgvuldig rekening met door BEREC aangenomen richtsnoeren, adviezen, aanbevelingen, gemeenschappelijke standpunten, beste praktijken en methodologieën.Bij de uitoefening van zijn taken houdt de Mediaraad eveneens zoveel mogelijk rekening houden met de toepasselijke aanbevelingen van de Europese Commissie. Hij stelt de Europese Commissie in kennis van met redenen omklede afwijkingen. Er wordt geen afbreuk gedaan aan artikel 116. 9° hij voldoet ten volle aan zijn verplichting tot behoorlijk bestuur en waarborgt het recht van eenieder op een eerlijke behandeling van zijn zaak, overeenkomstig artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten. Art. 103 - Samenwerking met andere overheden § 1 - De Mediaraad werkt samen met: 1° de in artikel 73, § 9, vermelde Belgische mededingingsautoriteit;2° de regelgevende instanties van andere economische sectoren;3° de Europese Commissie, inzonderheid overeenkomstig artikel 120;4° een andere regelgevende instantie van België - in het bijzonder in het kader van samenwerkingsakkoorden inzake media en elektronische communicatie - of van een andere lidstaat van de Europese Unie, inzonderheid overeenkomstig artikel 121 en 122;5° het Orgaan van Europese regelgevende instanties voor elektronische communicatie (BEREC), in het bijzonder overeenkomstig artikel 123;6° de Europese Groep van regulerende instanties voor audiovisuele mediadiensten (ERGA), door zich in voorkomend geval met de regulerende instanties van de andere gemeenschappen te coördineren;en 7° de instellingen die belast zijn met de bescherming van de consument. De Mediaraad wisselt in het bijzonder inlichtingen met de andere regelgevende instanties en mededingingsautorititeiten uit. Er wordt geen afbreuk gedaan aan artikel 124. § 2 - Voor zover het noodzakelijk is voor de vervulling van de hem toegewezen opdrachten kan de Mediaraad overeenkomsten en samenwerkingsakkoorden sluiten met andere Belgische of buitenlandse overheden. De Mediaraad kan een beroep doen op deskundigen ten einde zijn beslissingen voor te bereiden of om vragen in verband met de regulering te beoordelen.

Art. 104 - Activiteitenverslag Jaarlijks stelt de Mediaraad een activiteitenverslag op en dient het bij de Regering van de Duitstalige Gemeenschap en bij het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap in. Dit verslag bevat onder meer informatie over de toestand van de markt voor elektronische communicatie, over de genomen besluiten, over zijn personele en financiële middelen en hoe die middelen worden toegewezen, en over toekomstige plannen. Die verslagen worden gepubliceerd op de website van de Mediaraad.

Afdeling 2. - De leden van de Mediaraad Art. 105 - Samenstelling, eedaflegging De Regering wijst naast de voorzitter, een plaatsvervangende voorzitter aan onder de leden van de Mediaraad. De plaatsvervangende voorzitter vertegenwoordigt de voorzitter als deze verhinderd is.

Voor de mandaten van de leden van de Mediaraad wordt een openbare oproep tot de gegadigden gedaan.

De leden van de Mediaraad leggen ten overstaan van de minister die bevoegd is voor Media de eed af bepaald in het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie.

Art. 106 - Ambtstermijn De duur van het mandaat van de leden van de Mediaraad bedraagt vier jaar. Het mandaat gaat in op de eerste vergadering van de Mediaraad.

Na afloop van het mandaat leidt de Mediaraad de zaken verder, totdat de nieuw gekozen Mediaraad als gesteld lichaam bijeenkomt.

Het mandaat van de leden en van de voorzitter kan worden verlengd.

Art. 107 - Persoonlijke voorwaarden en onverenigbaarheden De leden van de Mediaraad moeten verdiensten, competenties, kennis en beroepservaring hebben op het gebied van media, recht, economie of technologie, deskundigen zijn op het gebied van de elektronische communicatie of het ambt van magistraat van het openbaar ministerie, van gewoon rechter of van staatsraad uitoefenen resp. uitgeoefend hebben. Ze moeten de burgerlijke en politieke rechten bezitten en meerderjarig zijn.

Mogen geen lid zijn van de Mediaraad: 1° de volksvertegenwoordigers, senatoren, leden van een Gewest- of Gemeenschapsparlement, van het Europees Parlement of van de Provincieraad, gemeenteraadsleden, leden van de federale Regering, van een Gewest- of Gemeenschapsregering, leden van de bestendige deputatie, van een gemeentecollege of van een ministerieel kabinet;2° een provinciegouverneur, arrondissementscommissaris of burgemeester;3° de leden van de adviesraad, met uitzondering van de voorzitter;4° personeelsleden en leden van de raad van beheer of van de leiding van het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap, van een aanbieder van mediadiensten of van een onderneming die elektronischecommunicatienetwerken, -apparaten of -diensten aanbiedt;5° personen die functies uitoefenen in of aandelen hebben in een vennootschap of in een ander orgaan dat in het Duitse taalgebied inhoudelijk en/of technisch werkzaam is in de sector van de auditieve of audiovisuele media of elektronischecommunicatienetwerken, -apparaten of -diensten aanbiedt. Als bij een lid van de Mediaraad een belangenconflict bestaat omtrent een aangelegenheid waarover de Mediaraad een beslissing moet nemen, mag dat lid niet deelnemen aan de beraadslaging en besluitvorming binnen de Mediaraad. Die procedure wordt vastgelegd in het huishoudelijk reglement van de Mediaraad.

Art. 108 - Redenen van uittreding Een lid treedt uit de Mediaraad om volgende redenen: 1° per jaar is het zonder verontschuldiging op meer dan de helft der zittingen afwezig;2° het wordt overeenkomstig artikel 109 door de Regering afgezet. Treedt een lid van de Mediaraad voortijdig terug, dan dient op grond van de voorschriften inzake benoeming een navolger te worden benoemd om het mandaat te voltooien.

Art. 109 - Ontslag Als een lid van de Mediaraad niet meer aan de voorwaarden van artikel 107 voldoet of artikel 124 overtreedt, dan wordt hij door de Regering uit zijn functie ontheven.

Het besluit tot afzetting van leden van de Mediaraad wordt bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad op het ogenblik dat dit besluit wordt genomen. De afgezette leden ontvangen vooraf een toereikende motivering en hebben het recht om de publicatie van die motivering te verzoeken, als zulks anders niet zou geschieden. In dat geval wordt de motivering openbaar gemaakt.

Art. 110 - Vergoeding De leden van de Mediaraad verkrijgen een passend presentiegeld evenals de vergoeding van reiskosten en andere kosten overeenkomstig de door de Regering vastgestelde bepalingen.

Adviseurs en deskundigen die overeenkomstig artikel 101, § 5, en zonder andere vergoeding aan vergaderingen van de Mediaraad deelnemen, hebben recht op presentiegeld en reiskostenvergoedingen overeenkomstig de door de Regering vastgestelde bepalingen.

Art. 111 - Onafhankelijkheid De leden van de Mediaraad zijn niet aan instructies gebonden. De Regering kan de Mediaraad echter op maatregelen of nalatingen wijzen die inbreuk doen op dit decreet of op de wetten in het algemeen.

Op verzoek van de Regering dient de Mediaraad de m.b.t. het waarnemen van het toezicht noodzakelijke inlichtingen te geven en overeenkomstige documenten voor te leggen.

Afdeling 3. - Verantwoordelijkheden van de Mediaraad Art. 112 - Taken § 1 - Overeenkomstig dit decreet en met inachtneming van de doelstellingen vermeld in artikel 5 heeft de Mediaraad inzonderheid de volgende taken: 1° hij stelt een bijgewerkte lijst op van aanbieders van audiovisuele en auditieve mediadiensten en van videoplatforms overeenkomstig artikel 3, § § 2 en 3, resp.§ § 4 tot 7, van dit decreet waarvoor hij bevoegd is, met vermelding van de criteria waarop zijn bevoegdheid is gebaseerd; 2° overeenkomstig de doelstellingen van artikel 5 stelt hij informatie ter beschikking om de digitale kloof te verkleinen;3° overeenkomstig artikel 8 ontvangt hij de aanmeldingen;4° overeenkomstig artikel 9 ontvangt hij de activiteitsverslagen;5° overeenkomstig artikel 16, § 2, legt hij voorlopige schorsing en verbod op doorgifte van mediadiensten op;6° overeenkomstig artikel 16, § 3, neemt hij maatregelen tegen bepaalde audiovisuele mediadiensten;7° overeenkomstig artikel 16, § 4, wordt hij op de hoogte gebracht van de audiovisuele mediadiensten die door exploitanten worden uitgezonden;8° hij brengt uiterlijk op 19 december 2022 en vervolgens om de drie jaar, verslag uit aan de Europese Commissie over de maatregelen van de aanbieders van audiovisuele mediadiensten overeenkomstig artikel 21 om hun diensten stap voor stap toegankelijker te maken voor personen met ondersteuningsbehoefte.Voor zover mogelijk en proportioneel publiceert de Mediaraad dit verslag op zijn website in een toegankelijk formaat; 9° overeenkomstig artikel 30 stelt hij om de twee jaar een verslag op over de bevordering van de vervaardiging van en de toegang tot Europese producties in de niet-lineaire audiovisuele mediadiensten;10° het beoordelen van de geschiktheid van de maatregelen genomen door aanbieders van videoplatforms overeenkomstig artikel 32;11° overeenkomstig artikel 33, eerste lid, 4°, deelt hij de RDS-PI-code mee;12° overeenkomstig artikel 46, § 1, ontvangt hij de aanmeldingen betreffende het aanbieden van elektronischecommunicatienetwerken en -diensten;13° overeenkomstig artikel 46, § 2, houdt hij een register van de exploitanten van elektronische-communicatienetwerken en van de aanbieders van elektronische-communicatiediensten bij en publiceert hij dat register;14° hij overhandigt de in artikel 48 genoemde registratieverklaring;15° overeenkomstig de artikelen 51 en 63 wijst hij radiospectrum toe;16° overeenkomstig artikel 52 maakt hij de informatie over de beschikbaarheid van radiospectrum bekend;17° overeenkomstig artikel 59, 1°, houdt hij toezicht op de afspraken over de levering van programmaonderdelen;18° overeenkomstig artikel 60 ontvangt hij de mededelingen;19° overeenkomstig artikel 67, § 1, trekt hij toegewezen radiospectrum in;20° overeenkomstig artikel 67, § 2, ontvangt hij de verklaringen dat afstand wordt gedaan van een toewijzing;21° hij neemt de maatregelen overeenkomstig artikel 71;22° overeenkomstig hoofdstuk 3 van titel 3 zorgt hij voor de marktregulering, maakt hij de marktanalyse overeenkomstig artikel 73 en neemt hij regulerende maatregelen;23° hij zorgt voor de naleving van de voorwaarden voor de algemene machtiging of het gebruik van radiospectrum, alsook van de bijzondere verplichtingen opgelegd krachtens artikel 73, § 4;24° hij zorgt voor de naleving van de in artikel 82 beschreven verplichting ten aanzien van ontvangers van lineaire auditieve mediadiensten die via terrestrische radio-uitzendingen worden uitgezonden;25° hij brengt advies uit over aanvragen en ontwerpovereenkomsten betreffende het recht op verplichte verbreiding die overeenkomstig artikel 96 bij hem zijn ingediend;26° overeenkomstig de artikelen 97 en 98 legt hij verplichtingen op en houdt hij toezicht op de naleving van die verplichtingen;27° hij stelt één of meerdere auditeurs aan overeenkomstig artikel 101, § 3;28° hij neemt de in de artikelen 113 en 114 genoemde maatregelen om geschillen te beslechten;29° overeenkomstig artikel 115 verzoekt hij om inlichtingen;30° overeenkomstig artikel 116 wint hij advies in;31° hij volgt de procedure beschreven in artikel 117;32° overeenkomstig artikel 118 hoort hij belanghebbenden;33° overeenkomstig artikel 119 publiceert hij informatie;34° overeenkomstig de artikelen 120 en 121 verstrekt hij informatie;35° overeenkomstig de artikelen 121 en 122 werkt hij samen met andere instanties;36° hij stelt namen voor van eventuele vertegenwoordigers in de adviesraad van aanbieders van audiovisuele en auditieve mediadiensten via het internet en van videoplatformdiensten op het internet overeenkomstig artikel 127, § 2;37° hij doet voorstellen overeenkomstig artikel 137;38° overeenkomstig titel 6, hoofdstuk 1, legt hij administratieve sancties op;39° hij staat het Belgisch Instituut voor Post- en Telecommunicatie bij met betrekking tot het toezicht, overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EU) 2015/2120, op de door de exploitanten van internettoegangsdiensten genomen maatregelen inzake transparantie en de bevordering van de voortdurende beschikbaarheid van niet-discriminerende internettoegangsdiensten op kwaliteitsniveaus die stroken met de stand van de techniek.Daartoe kan de Mediaraad voorschriften inzake technische kenmerken, minimale vereisten inzake de kwaliteit van de dienstverlening en andere passende en noodzakelijke maatregelen opleggen aan een of meer aanbieders van elektronische communicatie aan het publiek, met inbegrip van aanbieders van internettoegangsdiensten, met inachtname van de richtsnoeren van BEREC voor de uitvoering van de verplichtingen van de nationale regelgevende instanties uit hoofde van Verordening (EU) 2015/2120; 40° hij controleert de naleving van de bepalingen betreffende de publiekrechtelijke opdracht van het BRF die voortvloeien uit het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap en keurt in het bijzonder het nieuwe niet-lineair aanbod van het BRF goed, overeenkomstig artikel 1.8 van dat decreet; 41° hij past de artikelen 101 en 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) overeenkomstig artikel 35 van Verordening (EG) nr.1/2003 van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de Europese Unie met betrekking tot inbreuken die de mededinging merkbaar kunnen verhinderen, beperken of vervalsen in markten van de auditieve en audiovisuele sectoren op het grondgebied van de Duitstalige Gemeenschap. De procedure bepaalt in boek IV, titel 2, hoofdstuk 1, afdeling 2, van het Wetboek van economisch recht geldt mutatis mutandis. De Regering bepaalt de nadere regels voor die procedure. § 2 - De Mediaraad is verantwoordelijk voor de verwerking van persoonsgegevens die zijn verzameld bij de uitvoering van deze taken in de zin van Verordening (EU)2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) en Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie).

Art. 113 - Buitenrechtelijke beslechting van geschillen Onverminderd de bevoegdheid van de gewone rechtbanken kunnen geschillen tussen consumenten en ondernemingen die elektronische-communicatienetwerken of -diensten aanbieden, met betrekking tot de voorwaarden en/of de uitvoering van de overeenkomsten over het aanbieden van zulke netwerken en/of diensten, aan de Mediaraad worden voorgelegd overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2013/11/EU. De consument behoudt de rechtsbescherming die hij op grond van andere rechtsbepalingen geniet.

Aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten zijn ertoe verplicht aan een dergelijke procedure mede te werken en alle inlichtingen te leveren alsmede alle documenten voor te leggen die noodzakelijk zijn om de aangelegenheid te beoordelen.

De Mediaraad dient een consensuele oplossing te vinden of zijn mening betreffende de aangelegenheid aan de partijen mede te delen.

Art. 114 - Beslechting van geschillen tussen ondernemingen § 1 - Wanneer geschillen in verband met verplichtingen voortvloeiend uit titel 3 tussen ondernemingen ontstaan die elektronischecommunicatienetwerken of -diensten aanbieden of tussen die ondernemingen en andere ondernemingen in de lidstaten waaraan toegangs- en/of interconnectieverplichtingen ten goede komen, dan mag de Mediaraad op verzoek van één der partijen, een bindende met redenen omklede beslissing nemen binnen vier maanden, behoudens in uitzonderlijke gevallen. Er wordt geen afbreuk gedaan aan de bevoegdheid van de gewone gerechten.

De beslissing van de Mediaraad wordt genomen met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen vermeld in artikel 5. De verplichtingen die de Mediaraad aan een onderneming oplegt in het kader van het oplossen van een geschil voldoen aan dit decreet.

Onverminderd artikel 124 wordt de beslissing overeenkomstig artikel 119 openbaar gemaakt.

De Mediaraad verstrekt aan de betrokken partijen een volledig verslag van de redenen waarop de beslissing is gebaseerd. § 2 - Onverminderd de bevoegdheid van de gewone gerechten kan bij geschillen betreffende de toepassing van titel 3 die tussen partijen in verschillende lidstaten ontstaan en onder de bevoegdheid van nationale regelgevende instanties van op zijn minst twee lidstaten ressorteren, elke partij het geschil bij de bevoegde instanties aanhangig maken. De instanties coördineren hun maatregelen om het geschil te beslechten. Als het geschil gevolgen heeft voor de handel tussen lidstaten, wordt het door de Mediaraad, binnen twee weken na de voorlegging van het geschil, ter kennis van BEREC gebracht om er een consistente beslechting van het geschil voor te vinden, voor zover de nationale regelgevende instantie(s) van de andere lidstaat BEREC nog niet informeerde(n).

De Mediaraad moet zoveel mogelijk rekening houden met het door BEREC gegeven advies, waarin deze laatste de nationale regelgevende instantie of instanties verzoekt specifieke maatregelen te nemen om het geschil te beslechten of om geen maatregelen te nemen. De Mediaraad en/of de andere betrokken nationale regelgevende instantie of instanties moeten op zo kort mogelijke termijn en in elk geval binnen een maand nadat dit advies werd uitgebracht, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, de maatregelen nemen om het geschil te beslechten.

In uitzonderlijke omstandigheden kan de Mediaraad, als er een dringende noodzaak is om te handelen teneinde de mededinging of de belangen van eindgebruikers te beschermen, hetzij op verzoek van de partijen, hetzij op eigen initiatief, voorlopige maatregelen vaststellen, zonder het advies van BEREC af te wachten.

Verplichtingen die de nationale regelgevende instanties aan ondernemingen opleggen in het kader van de beslechting van een geschil zijn in overeenstemming met titel 3.

De bevoegde nationale regelgevende instanties kunnen gezamenlijk besluiten een geschil niet te beslechten wanneer er andere mechanismen bestaan, met inbegrip van bemiddeling, die beter zouden kunnen bijdragen tot het tijdig beslechten van het geschil overeenkomstig artikel 5. De Mediaraad stelt de partijen onverwijld daarvan in kennis. Wanneer het geschil binnen vier maanden niet is beslecht, als het geschil niet voor de rechter is gebracht en als een van beide partijen daarom verzoekt, coördineren de nationale regelgevende instanties hun werkzaamheden om een oplossing voor het geschil te vinden, overeenkomstig artikel 6.

Afdeling 4. - Procedure Art. 115 - Verzoek om informatie Onverminderd andere informatie- en rapportageverplichtingen zijn de exploitanten van openbare elektronischecommunicatienetwerken, de aanbieders van elektronischecommunicatiediensten, de aanbieders van bijhorende faciliteiten, de houders van spectrumgebruiksrechten, andere mediadienstenaanbieders alsmede alle andere belanghebenden in het kader van de in dit decreet vastgelegde rechten en verplichtingen ertoe verplicht op verzoek van de Mediaraad inlichtingen te verstrekken die voor de uitvoering van het decreet en van de relevante internationale voorschriften evenredig en objectief gerechtvaardigd zijn. Daaronder worden met name de inlichtingen verstaan die nodig zijn om: 1° hetzij systematisch, hetzij per geval, de naleving te verifiëren van de verplichtingen betreffende: a) de betaling van administratieve vergoedingen;b) het effectief en efficiënt gebruik van radiospectrum;c) specifieke verplichtingen opgelegd aan ondernemingen met een aanmerkelijke macht;d) de toegankelijkheidsvoorschriften;e) de interoperabiliteit van autoradio-ontvangers en voor de verbruiker bestemde radio-ontvangers en digitale televisieapparatuur;2° per geval, de naleving van de voorwaarden en verplichtingen die voortvloeien uit de algemene machtiging en de bijzondere verplichtingen opgelegd overeenkomstig artikel 83, § 4, en de aanvragen om toekenning van gebruiksrechten voor radiospectrum te kunnen controleren;3° het uitvoeren van procedures voor en de evaluatie van aanvragen om verlening van gebruiksrechten;4° het publiceren van vergelijkende overzichten van kwaliteit en prijs van diensten ten behoeve van de consumenten;5° het verzamelen van duidelijk omschreven statistieken, verslagen of onderzoeken;6° het verrichten van marktonderzoeken voor de toepassing van deze richtlijn, met inbegrip van gegevens over de downstream- of retailmarkten die verband houden met of verbonden zijn aan de markten waarop het marktonderzoek betrekking heeft;7° het waarborgen van efficiënt gebruik en efficiënt beheer van radiospectrum;8° het evalueren van toekomstige ontwikkelingen van het netwerk of de diensten die gevolgen zouden kunnen hebben voor de wholesalediensten die beschikbaar zijn gesteld aan concurrenten;9° het uitvoeren van geografische onderzoeken voor de uitbouw van het netwerk;10° het beantwoorden van met redenen omklede verzoeken om informatie van BEREC. De informatie vermeld in het eerste lid, met uitzondering van die vermeld in 3°, mag niet worden vereist vóór of als voorwaarde voor de toegang tot de markt.

Ondernemingen verstrekken dergelijke informatie op verzoek onverwijld, binnen de termijnen die de Mediaraad vaststelt en zo gedetailleerd als de Mediaraad verlangt. De Mediaraad noemt de redenen voor zijn verzoek om informatie en behandelt de informatie overeenkomstig artikel 124.

De Mediaraad verzoekt niet nogmaals om informatie waar BEREC reeds op grond van artikel 40 van Verordening (EU) 2018/1971 om heeft verzocht, als BEREC de ontvangen informatie ter beschikking van de Mediaraad heeft gesteld.

Art. 116 - Raadplegingsprocedure § 1 - Behalve in de gevallen die onder paragraaf 3 of artikel 114 vallen, stelt de Mediaraad belanghebbenden in staat binnen een redelijke termijn rekening houdend met de complexiteit van de materie, en in elk geval niet binnen een periode van minder dan dertig dagen, behalve in uitzonderlijke omstandigheden, hun zienswijzen te geven op ontwerpmaatregelen die ze krachtens dit decreet voornemens is te nemen of waarmee ze voornemens is beperkingen vast te stellen en die aanzienlijke gevolgen voor de relevante markt hebben. De hoorzittingen en de resultaten ervan worden door de Mediaraad openbaar gemaakt.

Hiermee wordt geen afbreuk gedaan aan het beschermen van de bedrijfs- en handelsgeheimen van de belanghebbende partijen overeenkomstig artikel 124. Te dien einde richt de Mediaraad een centraal informatiepunt op waar een lijst met alle lopende hoorzittingen wordt bewaard.

Dit artikel is niet van toepassing op besluiten die tot doel hebben een geschil tussen ondernemingen te beslechten en voor beslissingen genomen op grond van paragraaf 3. § 2 - Bovendien stelt de Mediaraad de Europese Commissie, BEREC, alsook de nationale regelgevende instanties van de andere lidstaten in kennis van de maatregelen ontworpen overeenkomstig dit decreet, voor zover deze onder artikelen 72, 73 of 77 vallen en invloed zouden hebben op de handel tussen de lidstaten.

De Mediaraad houdt zoveel mogelijk rekening met de opmerkingen die de Europese Commissie, BEREC en de regelgevende instanties van de andere lidstaten binnen een bepaalde termijn maken. Ze zendt het eruit voortvloeiende ontwerp aan de Europese Commissie toe.

Als een ontwerp betrekking heeft op de vaststelling van een relevante markt die verschilt van de markten die in de aanbeveling inzake relevante markten voor producten en diensten, in hun respectievelijke versie gedefinieerd zijn, of als één of meerdere ondernemingen aanzienlijke marktmacht bezitten, waarbij die beslissing van invloed zou zijn op de handel tussen de lidstaten, en de Europese Commissie binnen de termijn bedoeld in de eerste zin van het eerste lid verklaart dat het ontwerp een belemmering voor de interne markt opwerpt of dat zij ernstige twijfels heeft omtrent de verenigbaarheid van het ontwerp met het recht van de Europese Unie en inzonderheid met de in artikel 5 genoemde doelstellingen, dan wordt de beslissing omtrent de ontworpen maatregel door de Mediaraad met nog eens twee maanden uitgesteld. Als de Europese Commissie binnen deze termijn beslist van de Mediaraad de intrekking van zijn ontwerp te verlangen, dan is de Mediaraad aan deze beslissing gebonden. Wenst de Mediaraad de door de Europese Commissie voorgestelde wijzigingen te volgen, dan wijzigt hij het ontwerp rekening houdend met de beslissing van de Europese Commissie binnen zes maanden na de datum van de beslissing van de Commissie, houdt hij overeenkomstig paragraaf 1 een hoorzitting en bezorgt hij het gewijzigde ontwerp aan de Commissie.

De Mediaraad houdt zoveel mogelijk rekening met opmerkingen van andere nationale regelgevende instanties, van BEREC en van de Commissie.

De Mediaraad deelt de Commissie en BEREC alle aangenomen definitieve maatregelen mee die onder het derde lid vallen. § 3 - Als de Mediaraad in uitzonderlijke omstandigheden van oordeel is dat dringend gehandeld moet worden teneinde de concurrentie te waarborgen en de belangen van de gebruikers te beschermen en dat daarbij geen rekening kan worden gehouden met de procedure vervat in de § § 1 en 2, eerste tot derde lid, dan kan hij onmiddellijk passende voorlopige maatregelen vaststellen. Hij deelt die maatregelen onverwijld met volledige redenen omkleed mee aan de Europese Commissie, aan de andere nationale regelgevende instanties en aan BEREC. Een besluit van de Mediaraad om die maatregelen duurzaam te verankeren of de looptijd ervan te verlengen, valt onder de bepalingen van § § 1 en 2, eerste tot vierde lid.

Art. 117 - Procedure voor de consequente toepassing van bepaalde maatregelen Als de Europese Commissie de Mediaraad binnen de termijn vastgelegd in artikel 116, § 1, eerste lid, meedeelt waarom ze van oordeel is dat de ontwerpmaatregel een belemmering voor de interne markt opwerpt of waarom ze ernstige twijfels heeft omtrent de verenigbaarheid van het ontwerp met het Unierecht, kan de ontwerpmaatregel binnen een periode van nog eens drie maanden na de kennisgeving van de Europese Commissie niet aangenomen worden. Bij uitblijven van een dergelijke kennisgeving kan de Mediaraad de ontwerpmaatregel vaststellen, waarbij zoveel mogelijk rekening wordt gehouden met de opmerkingen van de Commissie, BEREC of andere nationale regelgevende instanties.

Binnen de periode van drie maanden vermeld in het eerste lid werken de Europese Commissie, BEREC en de Mediaraad nauw samen om de meest geschikte en effectieve maatregel vast te stellen in het licht van de doeleinden van artikel 5, waarbij rekening wordt gehouden met de standpunten van marktdeelnemers en de noodzaak om te zorgen voor de ontwikkeling van een consequente regelgevingspraktijk.

Vóór het einde van de in het eerste lid bedoelde periode van drie maanden kan de Mediaraad: 1° de ontwerpmaatregel wijzigen of intrekken, rekening houdend met de in het eerste lid bedoelde kennisgeving van de Europese Commissie en het advies en de aanbeveling van BEREC;2° de ontwerpmaatregel handhaven. Met betrekking tot ontwerpmaatregelen die onder artikel 90, § 3, vallen en waarover BEREC de ernstige twijfels van de Europese Commissie deelt, mag de Europese Commissie een besluit nemen waarbij zij van de Mediaraad verlangt dat hij de ontwerpmaatregel intrekt.

De Mediaraad deelt de vastgestelde definitieve maatregel aan de Europese Commissie en aan BEREC mee binnen een maand na de aanbeveling van de Europese Commissie overeenkomstig artikel 32, lid 5, onder a) van het Europees wetboek voor elektronische communicatie of de intrekking van haar voorbehouden overeenkomstig lid 5, onder b). Deze periode kan worden verlengd om de Mediaraad in staat te stellen overeenkomstig artikel 116, § 1, een openbare raadpleging te houden.

Als de Mediaraad besluit de ontwerpmaatregel niet te wijzigen of in te trekken op basis van de aanbeveling die overeenkomstig artikel 32, lid 5, onder a), van het Europees wetboek voor elektronische communicatie is gedaan, dient hij dit met redenen te omkleden.

De Mediaraad kan de voorgestelde ontwerpmaatregel op elk moment tijdens de procedure intrekken.

Art. 118 - Verhoor van belanghebbenden In alle aangelegenheden betreffende eindgebruikers- en consumentenrechten m.b.t. openbare elektronischecommunicatiediensten raadpleegt de Mediaraad de adviesraad om rekening te kunnen houden met de standpunten van eindgebruikers en consumenten, voor zover het zinvol is, inzonderheid wanneer die aangelegenheden een belangrijke impact hebben op de markt.

Art. 119 - Publicatie van informatie Onverminderd artikel 124 publiceert de Mediaraad op zijn website informatie over rechten, voorwaarden, procedures, administratieve bijdragen en beslissingen betreffende algemene machtigingen, gebruiksrechten, rechten om faciliteiten te installeren en marktregulering. Hij zorgt ervoor dat de informatie voortdurend geactualiseerd wordt. Als de informatie bij andere Belgische organismen of regelgevende instanties beschikbaar is, dan zorgt de Mediaraad voor een gebruikersvriendelijk overzicht van al deze inlichtingen.

De Mediaraad zendt, rechtstreeks of via de Conferentie van Regulatoren voor de elektronische Communicatiesector, de Europese Commissie en Berec een afschrift van alle door hem vastgestelde definitieve maatregelen inzake marktregulering toe.

Art. 120 - Informatieplicht ten opzichte van de Europese Commissie Onverminderd artikel 124 verstrekt de Mediaraad de Europese Commissie, op met redenen omkleed verzoek, de informatie die zij nodig heeft om haar taken te vervullen. Wanneer de aan de Europese Commissie te verschaffen informatie betrekking heeft op informatie verstrekt door exploitanten van elektronischecommunicatienetwerken en aanbieders van elektronischecommunicatiediensten, stelt de Mediaraad dit mee aan de betrokkenen.

De Mediaraad kan bij die informatieverstrekking aan de Europese Commissie een met redenen omkleed bezwaar voegen tegen het verstrekken van die informatie aan een andere instantie.

Art. 121 - Informatieplicht ten opzichte van een andere Belgische overheid of ten opzichte van een overheid van een andere lidstaat van de EU Onverminderd artikel 124 verstrekt de Mediaraad, op met redenen omkleed verzoek van een andere Belgische bevoegde instantie of van een bevoegde instantie van een andere lidstaat van de Europese Unie, de informatie die de bedoelde overheid nodig heeft om haar verplichtingen uit hoofde van het Unierecht te kunnen vervullen.

Onverminderd andere wettelijke bepalingen behandelt de Mediaraad de inlichtingen die hij van andere bevoegde instanties gekregen heeft met minstens dezelfde vertrouwelijkheid als de instantie die ze bezorgd heeft.

Art. 122 - Samenwerking in het raam van de richtlijn audiovisuele mediadiensten De Mediaraad resp. de Regering verstrekt aan de Europese Commissie en de bevoegde instanties van de andere lidstaten de informatie die ze nodig hebben voor de toepassing van de Richtlijn 2010/13/EU. Daarbij gaat het om inlichtingen over: 1° de toepassing van artikel 3, § 3, respectievelijk § § 4 tot 7, en de toepassing van artikel 16, met name het verstrekken van de lijst, met inbegrip van actualiseringen ervan, aan de Europese Commissie met de in het Duitse taalgebied gevestigde aanbieders van audiovisuele mediadiensten en aanbieders van videoplatformdiensten, met vermelding op welke van de in artikel 3, § 3, respectievelijk § § 4 tot 6, bedoelde criteria zijn bevoegdheid is gebaseerd en, in voorkomend geval, de vermelding dat er geen overeenstemming kon worden bereikt met de regulerende instanties of organen van andere betrokken deelgebieden of lidstaten;2° maatregelen overeenkomstig artikel 25 naar aanleiding van nationale en niet-nationale gebeurtenissen die van grote maatschappelijke betekenis zijn en daarom niet via een uitsluitingsbasis mogen worden verspreid, waarbij een groot deel van het publiek de gebeurtenis niet via onmiddellijke of latere berichtgeving via een vrij toegankelijke televisie-uitzending zou kunnen volgen;3° de toepassing van de artikelen 24 en 30 over Europese werken;4° rechtsvoorschriften die eventueel uitvoeriger of strenger zijn dan de voorschriften van de Richtlijn 2010/13/EU en die in het bijzonder op basis van artikel 11 worden genomen;en 5° gegevens die overeenkomstig artikel 16 noodzakelijk zijn om bij optredende moeilijkheden een voor beide partijen tevredenstellende oplossing te vinden, als een aanbieder van audiovisuele mediadiensten die onder de bevoegdheid valt van een andere lidstaat of van een staat die ondertekende partij is bij de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte, televisieprogramma's aanbiedt die volledig of hoofdzakelijk op het Duitse taalgebied zijn gericht. Art. 123 - BEREC De Mediaraad ondersteunt actief de doelstellingen van BEREC ter bevordering van de coördinatie van de regelgeving en ter bevordering van de coherentie.

Art. 124 - Behandeling van vertrouwelijke bedrijfs- en handelsgeheimen De leden, plaatsvervangende leden, adviseurs, deskundigen en personeelsleden van de Mediaraad moeten de hun ter kennis gegeven bedrijfs- en handelsgeheimen vertrouwelijk behandelen.

Afdeling 5. - Onkosten Art. 125 - Financiering § 1 - De ontvangsten van de Mediaraad bestaan uit: 1° alle ontvangsten i.v.m. de activiteiten van de Mediaraad; 2° toevallige inkomsten;3° schenkingen en legaten;4° de door de Duitstalige Gemeenschap toegekende jaarlijkse dotatie waarvan de uitbetalingsregels van artikel 103, eerste lid, van het decreet van 25 mei 2009 houdende het financieel reglement van de Duitstalige Gemeenschap kunnen afwijken. Ter dekking van de administratiekosten kan de Mediaraad administratieve bijdragen opleggen aan de ondernemingen die een netwerk of een dienst aanbieden of waaraan een gebruiksrecht is toegekend. Als de Mediaraad administratieve bijdragen heft, publiceert hij een jaarlijks overzicht van zijn administratiekosten en van de bijdragen die in totaal zijn geïnd. Overeenkomstig het verschil tussen het totaal van de bijdragen en de administratiekosten worden rechtzettingen doorgevoerd.

De Regering legt de nadere regels vast. § 2 - De Regering zorgt ervoor dat de Mediaraad beschikt over voldoende financiële middelen om onder meer in staat te zijn een bijdrage te leveren aan BEREC en bij te dragen aan de werkzaamheden van ERGA. Daartoe beschikt de Mediaraad over een eigen jaarlijkse begroting. Hij beschikt autonoom over de toegewezen begrotingsmiddelen.

Art. 126 - Transparantieverplichtingen De Mediaraad maakt jaarlijks een jaarrekening en een eigen begroting op. Die documenten worden aan de Regering bezorgd en gepubliceerd op de website van de Mediaraad.

HOOFDSTUK 2. - AdviesRAAD voor DE mediadiensten van de duitstalige gemeenschap Art. 127 - Oprichting en samenstelling § 1 - Er wordt een adviesraad voor de mediadiensten van de Duitstalige Gemeenschap opgericht.

De adviesraad is samengesteld uit de groepen van de aanbieders van mediadiensten, van de mediagebruikers, met inbegrip van personen met ondersteuningsbehoefte, en van de vertegenwoordigers van de in het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap verkozen mandatarissen.

De Regering zorgt ervoor dat de notulen van de vergaderingen worden opgesteld en verzorgt het secretariaat van de adviesraad. § 2 - De volgende stemgerechtigde leden behoren tot de groep van de aanbieders van mediadiensten: 1° één lid op de voordracht van de raad van bestuur van het BRF;2° één lid per private aanbieder van lineaire audiovisuele mediadiensten overeenkomstig artikel 53, § 2, 6°, op voordracht van de betrokken aanbieder;3° één lid op de voordracht van de lokale radio's;4° één lid per regionale radio, op voordracht van de betrokken radio's;5° één lid per zendernet, op voordracht van de betrokken zenders;6° één lid per geregistreerde exploitant van elektronischecommunicatienetwerken of aanbieder van elektronischecommunicatiediensten, op de voordracht van de exploitant of aanbieder;7° één lid op de voordracht van het bestuur van de Algemene Vereniging van Beroepsjournalisten in België;8° drie vertegenwoordigers van de aanbieders van audiovisuele en auditieve mediadiensten via internet en van videoplatformdiensten via internet, op voordracht van de Mediaraad. De volgende stemgerechtigde leden behoren tot de groep van de mediagebruikers: 1° één lid op de voordracht van de representatieve werknemersorganisaties;2° één lid op de voordracht van de interprofessionele werkgeversorganisaties die in de Duitstalige Gemeenschap gevestigd zijn of de organisaties van de middenstand;3° één lid op de voordracht van de in het Duitse taalgebied gevestigde organisaties voor de bescherming van de consument;4° één lid op de voordracht van de Raad voor Volwassenenvorming;5° één lid op de voordracht van de als Jeugdraad van de Duitstalige Gemeenschap erkende vereniging;6° één lid op de voordracht van de adviesraad voor gezins- en generatievraagstukken;7° één lid op de voordracht van de Dienst van de Duitstalige Gemeenschap voor zelfbeschikkend leven;en 8° drie vertegenwoordigers van het maatschappelijk middenveld op voordracht van de burgerraad bij het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap.Daartoe houdt de burgerraad een openbare oproep tot de kandidaten.

De mandatarissen gekozen in het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap kunnen voor de lijst waarvoor zij zich kandidaat gesteld hadden, een vertegenwoordiger met raadgevende stem alsmede een plaatsvervangende vertegenwoordiger naar de adviesraad sturen. § 3 - Draagt een voordrachtgerechtigde organisatie geen kandidaat voor, zodat de adviesraad niet kan worden samengesteld overeenkomstig de § § 1 en 2, dan wordt de aanwijzing van de overige leden en plaatsvervangers van de adviesraad alsmede de samenstelling ervan echter als regelmatig beschouwd.

De vacant gebleven mandaten kunnen ook bekleed worden na de installatie van de adviesraad overeenkomstig de in de § § 1 en 2 vastgelegde procedure. § 4 - De adviesraad kiest uit zijn stemgerechtigde leden een voorzitter voor een verlengbare termijn van vier jaar. § 5 - De Regering benoemt de leden van de adviesraad evenals een plaatsvervangend lid voor elk lid.

De ambtstermijn van de leden is vier jaar en kan worden verlengd.

Art. 128 - Redenen van ontslag Een lid neemt ontslag uit de adviesraad om de volgende redenen: 1° per jaar is het zonder verontschuldiging op meer dan de helft der zittingen afwezig;2° het in artikel 127, § 2, vermelde orgaan dat de leden voordraagt, trekt het mandaat in. Bij ontslag van een lid beëindigt het plaatsvervangend lid het mandaat. De Regering wijst een nieuw plaatsvervangend lid aan.

Art. 129 - Taken De adviesraad heeft volgende taken: 1° op vraag van de Mediaraad, een voorafgaand advies geven in het raam van de raadplegingsprocedure overeenkomstig artikel 116;2° op aanvraag van de voorzitter van het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap, een voorafgaand advies geven. 3° op aanvraag van de Regering of uit eigen initiatief, een voorafgaand advies geven over een voorontwerp van decreet of van besluit i.v.m. de media. Wanneer het advies betrekking heeft op een voorontwerp van decreet, dient de Regering het advies samen met het ontwerp van decreet in bij het Parlement; 4° adviezen uitbrengen over: a) de inhoud van de programma's en de algemene programmatie met toepassing van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt.Deze adviezen worden naar de betrokken aanbieders gestuurd. Voor zover ze het BRF betreffen, worden de adviezen aan de raad van bestuur van het BRF overgezonden; b) andere thema's i.v.m. de media; 5° suggesties en voorstellen onderzoeken die de media in het Duitse taalgebied betreffen en die de adviesraad door een natuurlijke of rechtspersoon voorgelegd werden, voor zover deze thema's niet onder de bevoegdheid van de Mediaraad of de Raad voor journalistieke deontologie vallen;6° per ambtstermijn een verslag over het medialandschap in het Duitse taalgebied opstellen dat onder meer het evenwicht tussen de programma's en het behoud van de opinieverscheidenheid behandelt;7° voorstellen uitwerken om te regelen hoe diensten toegankelijk gemaakt worden voor personen met ondersteuningsbehoefte en hoe de mediageletterdheid in het Duitstalige gebied kan worden bevorderd en verbeterd.De adviesraad bezorgt de Regering op verzoek een verslag over de maatregelen die zijn genomen ter bevordering van de mediageletterdheid, zodat de desbetreffende rapportageverplichtingen ten aanzien van de Europese Commissie kunnen worden nagekomen; 8° een jaarlijks activiteitenverslag opstellen, dat gelijktijdig aan het Parlement en aan de Regering wordt toegezonden;9° informatie-evenementen en opleidingen over het gebruik en de regulering van de media organiseren. De in het eerste lid vermelde adviezen worden uitgebracht binnen de door de aanvragende instelling gestelde termijn, die minstens dertig dagen bedraagt. Als die adviezen niet binnen de gestelde termijn bij de aanvragende instelling worden ingediend, worden ze geacht uitgebracht te zijn.

De adviesraad mag ook op eigen initiatief advies uitbrengen over alle aangelegenheden i.v.m. mediadiensten.

Art. 130 - Werking § 1 - De adviesraad stelt zijn eigen huishoudelijk reglement op, dat door de Regering moet worden goedgekeurd. Dit huishoudelijk reglement bepaalt de bijzonderheden van de werkwijze van de adviesraad. § 2 - De beslissingen van de adviesraad worden bij meerderheid van stemmen genomen. Bij staking der stemmen is de stem van de voorzitter beslissend. Overeenkomstig het huishoudelijk reglement kunnen besluiten via een schriftelijke procedure worden genomen. Bovendien kan elk lid, overeenkomstig het huishoudelijk reglement, een ander lid machtigen om in zijn naam te stemmen. Elk lid mag slechts één volmacht per vergadering aanvaarden.

De adviesraad mag enkel beraadslagen, als minstens de helft van zijn leden aanwezig of vertegenwoordigd is.

Als dit quorum niet bereikt wordt, roept de voorzitter een tweede vergadering bijeen waarop de adviesraad, ongeacht het bepaalde in het tweede lid, kan beraadslagen. § 3 - De groep waarvan het standpunt niet werd gevolgd, heeft het recht om een minderheidsadvies uit te brengen. § 4 - De plaatsvervangende leden van de adviesraad mogen de vergaderingen bijwonen. Ze hebben slechts raadgevende stem, tenzij ze een gewoon lid vertegenwoordigen. Om zijn taken tot een goed einde te brengen, kan de adviesraad deskundigen uitnodigen om aan zijn vergaderingen deel te nemen met raadgevende stem. De adviesraad kan ook werkgroepen oprichten.

Art. 131 - Vergoedingen De leden en plaatsvervangende leden van de adviesraad, de vertegenwoordigers van de gekozenen in het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap en de deskundigen die de vergaderingen krachtens artikel 130, § 4, bijwonen, hebben recht op presentiegeld en een kilometervergoeding overeenkomstig de door de Regering vastgestelde bepalingen.

Art. 132 - Belangen van de eindgebruikers De adviesraad voor de mediadiensten zorgt ervoor dat in zijn adviezen over aangelegenheden die verband houden met alle eindgebruikers- en consumentenrechten, passend rekening wordt gehouden met de belangen van de consumenten, waaronder een gelijkwaardige toegang en keuze voor eindgebruikers met ondersteuningsbehoefte, met betrekking tot voor het publiek beschikbare elektronischecommunicatiediensten.

TITEL 5. - Bioscoophouders en kortfilmprijs Art. 133 - Subsidiëring van bioscoophouders en bevordering van hun projecten De Duitstalige Gemeenschap bevordert de verwezenlijking van de in het tweede lid, 2°, bedoelde projecten van de bioscoophouders door, binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen, een jaarlijkse subsidie toe te kennen, waarvan het maximumbedrag door de Regering wordt vastgelegd.

Om die subsidie te verkrijgen, moeten de bioscoophouders aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° elke bioscoophouder moet jaarlijks ten minste 200 filmprojecties uitvoeren;2° samen een overeenkomst voorleggen tot regeling van de samenwerking, inzonderheid met het oog op de jaarlijkse organisatie van cineforums en cinedagen, alsmede van de projectie van ten minste vier promotiekopieën per jaar. De subsidie bedoeld in het eerste lid wordt onder de deelnemende bioscoophouders in gelijke mate verdeeld na voorlegging van de bewijsstukken voor de kosten aangegaan in het kader van het project bedoeld in het tweede lid, 2°.

De Regering kan de nadere regels bepalen.

Art. 134 - Bevordering van de filmproductie Binnen de perken van de beschikbare begrotingsmiddelen kan de Regering subsidies toekennen voor de productie van documentaires, animatiefilms en speelfilms van welke aard en lengte dan ook. Het bedrag van de subsidie en de nadere regels worden bepaald in een overeenkomst tussen de begunstigde en de Regering.

Geheel of gedeeltelijk subsidieerbaar zijn films van beroepsproducenten of -auteurs die in het Duitse taalgebied gevestigd zijn of films die door het behandelde thema historisch, cultureel of architectonisch naar de Duitstalige Gemeenschap verwijzen, in zoverre: 1° het draaiboek klaar is;2° de film voor publieke vertoning in bioscopen bestemd is;3° de film geen overwegend reclamekarakter of reclamedoeleinde dient;4° de film, in artistiek en economisch opzicht, van goede kwaliteit is;5° de staf en de cast bekwaam zijn. De Regering kan de nadere regels bepalen.

Art. 135 - Coëfficiënt De Regering kan de bedragen die in artikel 133 en op basis van artikel 134 worden bepaald, met een coëfficiënt vermenigvuldigen om ze aan te passen aan de beschikbare begrotingsmiddelen.

Art. 136 - Controle De controle op het gebruik van de in het kader van deze titel toegekende subsidies wordt uitgevoerd overeenkomstig de wet van 16 mei 2003 tot vaststelling van de algemene bepalingen die gelden voor de begrotingen, de controle op de subsidies en voor de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook voor de organisatie van de controle door het Rekenhof.

Art. 137 - Kortfilmprijs van Oost-België Met de kortfilmprijs van Oost-België kunnen jaarlijks uitstekende prestaties bij de productie van korte documentaires, animatie- en speelfilms worden onderscheiden.

Voorstellen tot onderscheiding met de kortfilmprijs van Oost-België kunnen worden ingediend door de Mediaraad en door de leden van de jury 'Kortfilmprijs' die door de Regering worden aangewezen.

De Regering bepaalt de nadere regels.

TITEL 6. - Sancties HOOFDSTUK 1. - Administratieve sancties Art. 138 - Sancties bij niet-naleving van titel 2 Worden de bepalingen van titel 2 van dit decreet, de uitvoeringsbepalingen ervan, de algemene wetgeving betreffende de mediadiensten en in het bijzonder de overeenkomsten die overeenkomstig de artikelen 11 zijn gesloten of de bepalingen betreffende de publiekrechtelijke opdracht van het BRF die voortvloeien uit het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap niet nageleefd, dan kan de Mediaraad de volgende sancties opleggen aan aanbieders van mediadiensten: 1° een waarschuwing;2° voorlopige schorsing van de omstreden uitzending;3° de publicatie van een bericht in de pers;of 4° de betaling van een administratieve geldboete die kan oplopen tot 25.000 euro.

Bij herhaling binnen een termijn van vijf jaar bedraagt de geldboete 5 % van de jaarlijkse omzet zonder belastingen. De geldboete kan worden opgelegd naast elke andere sanctie waarin dit artikel voorziet.

Art. 139 - Sancties van de bepalingen van titel 3 § 1 - Bij niet-naleving van de verplichtingen vervat in titel 3, hoofdstuk 2, 3 en 4, en van de verplichtingen vervat in artikel 100, kan de Mediaraad de betrokken aanbieders van elektronischecommunicatienetwerken of -diensten en in het geval van inbreuken op artikel 100 eveneens andere aanbieders van eindapparatuur voor gebruik door consumenten met interactieve computerfuncties, voor toegang tot audiovisuele mediadiensten en van tot audiovisuele mediadiensten toegang verschaffende diensten, de volgende sancties opleggen: 1° een waarschuwing;2° de publicatie van een bericht in de pers;3° de opdracht om de levering van een dienst of dienstenpakket die - bij voortzetting - zou leiden tot een aanzienlijke verstoring van de mededinging te staken of uit te stellen zolang niet wordt voldaan aan de toegangsverplichtingen die na een marktanalyse uitgevoerd overeenkomstig artikel 73 en volgende zijn opgelegd;4° de inbeslagneming van de faciliteiten;of 5° de betaling van een administratieve geldboete van 2.500 euro tot 25.000 euro. § 2 - In geval van directe of ernstige bedreiging van de openbare orde, de openbare veiligheid of de volksgezondheid of als ernstige economische of bedrijfstechnische problemen voor andere aanbieders of gebruikers van elektronische-communicatienetwerken of -diensten ontstaan, kan de Mediaraad voorlopige spoedmaatregelen nemen. De betrokken onderneming krijgt vervolgens een redelijke gelegenheid om haar standpunt kenbaar te maken en een oplossing voor te stellen. In voorkomend geval kan de Mediaraad de voorlopige maatregelen bevestigen. Die kunnen maximaal drie maanden gelden, maar kunnen met nog eens maximaal drie maanden verlengd worden als bepaalde tenuitvoerleggingsprocedures nog niet afgesloten zijn. § 3 - Onverminderd paragraaf 1 kan de Mediaraad de betaling van een administratieve geldboete van 2.500 euro tot 25.000 euro bevelen, wanneer een aanbieder zijn verplichtingen overeenkomstig artikel 116 niet nakomt binnen de door de Mediaraad bepaalde termijn.

Art. 140 - Procedurebepalingen § 1 - De auditeurs van de Mediaraad zijn bevoegd voor de vervolging van de strafbare feiten vermeld in de artikelen 138 en 139. Voor de strafbaarstelling van die feiten is de Mediaraad bevoegd.

Zodra de Mediaraad kennis heeft van een bezwaar of een daad die een inbreuk of niet-naleving zou kunnen inhouden, wijst de voorzitter van de Mediaraad een auditeur aan om de zaak te onderzoeken en te beslissen over de ontvankelijkheid van de handeling.

Is de handeling ontvankelijk, dan leidt de auditeur het onderzoek. De auditeur kan de zaak seponeren.

De Mediaraad kan de beslissingen van de auditeur over niet-ontvankelijkheid en seponering naar zich toe trekken.

Het verslag wordt aan de voorzitter van de Mediaraad bezorgd. § 2 - De voorzitter van de Mediaraad stelt de overtreder in kennis van de ten laste gelegde feiten en van het verslag. De overtreder heeft één maand de tijd om het dossier in te kijken en zijn schriftelijke opmerkingen in te dienen. § 3 - De overtreder wordt verzocht te verschijnen op de datum die de voorzitter van de Mediaraad heeft vastgelegd en die aangetekend ter kennis is gebracht. Hij kan zich laten vertegenwoordigen. De Mediaraad kan elke persoon horen die nuttige inlichtingen kan verschaffen. § 4 - De Mediaraad neemt een met redenen omklede beslissing binnen zestig dagen na sluiting van de behandeling ter zitting en bepaalt in voorkomend geval de sancties vermeld in de artikelen 138 en 139. Die beslissing wordt aangetekend ter kennis gebracht. De Mediaraad kan uitspraak doen bij verstek. § 5 - Sancties kunnen voor de volledige periode van niet-naleving worden opgelegd, ook als de voorwaarden of verplichtingen achteraf vervuld werden. § 6 - Als de Mediaraad vaststelt dat zijn beslissing niet werd nageleefd, geeft hij de betrokken persoon of de betrokken onderneming de gelegenheid een eind te maken aan de inbreuken: 1. binnen een maand na de mededeling of 2.binnen een kortere termijn die met de betrokken persoon of onderneming werd onderhandeld of, in geval van herhaalde inbreuken, binnen een door de Mediaraad bepaalde termijn; of 3. binnen een langere termijn bepaald door de Mediaraad. § 7 - Als uitspraak wordt gedaan bij verstek, kan de overtreder binnen vijftien dagen na aangetekende kennisgeving van de beslissing verzet aantekenen.

Er wordt een nieuwe zittingsdag bepaald. Als de overtreder opnieuw verstek laat gaan, kan hij geen verzet meer aantekenen. § 8 - Als de persoon of de onderneming binnen de in § 5 genoemde termijn geen eind maakt aan de inbreuken, dan neemt de Mediaraad de passende maatregelen om de naleving van de voorwaarden te verzekeren.

De met redenen omklede beslissing wordt de onderneming binnen een week meegedeeld. De onderneming wordt daarbij een redelijke termijn toegestaan om aan de maatregelen te voldoen. § 9 - Bij herhaaldelijke niet-nakoming van de opgelegde verplichtingen kan de Mediaraad, naargelang van het geval, geheel of gedeeltelijk verbieden mediadiensten verder aan te bieden of elektronischecommunicatienetwerken of -diensten verder aan te bieden of de spectrumgebruiksrechten opschorten of intrekken, voor zover de overeenkomstig de § § 1 tot 4 passende maatregelen zonder gevolg zijn gebleven.

Art. 141 - Vervolging en strafbaarstelling van strafbare feiten, uitvoering De voorzitter van de Mediaraad is belast met de uitvoering van de beslissing van de Mediaraad, met inbegrip van de inning van de verschuldigde geldboeten, alsook met de uitvoering van de inbeslagneming. Voordat het bevelschrift wordt opgesteld, maant de voorzitter de schuldenaar aangetekend aan om de geldboete te betalen.

Als geen gevolg wordt gegeven aan die aanmaning, stelt de voorzitter het bevelschrift op binnen een termijn van drie maanden die ingaat vanaf die aanmaning. Het bevelschrift wordt uitvoerbaar binnen acht dagen na kennisgeving aan de schuldenaar. De gerechtsdeurwaarder voert het bevelschrift uit in de vormen bepaald door het Gerechtelijk Wetboek.

De termijn van drie maanden die in het eerste lid wordt vermeld, wordt niet op straffe van nietigheid opgelegd. De uitvoering van het bevelschrift kan alleen worden geschorst door een met redenen omkleed verzet met dagvaarding. Op straffe van verval moet dit verzet bij deurwaardersexploot worden aangetekend bij de Regering van de Duitstalige Gemeenschap binnen dertig kalenderdagen na de kennisgeving van het bevelschrift.

De geldboeten vloeien in de kas van de Duitstalige Gemeenschap.

Art. 142 - Beroep tegen besluiten van de Mediaraad Elke belanghebbende kan tegen beslissingen van de Mediaraad in beroep gaan bij de Raad van State, overeenkomstig de gecoördineerde wetten op de Raad van State van 12 januari 1973.

De Mediaraad verzamelt informatie over de algemene strekking van de beroepen, het aantal beroepen, de duur van de beroepsprocedures en het aantal besluiten om voorlopige maatregelen te nemen. Hij verstrekt die gegevens aan de Europese Commissie, respectievelijk BEREC, ingevolge een met redenen omkleed verzoek van de Europese Commissie, respectievelijk BEREC. HOOFDSTUK 2. - Strafrechtelijke sancties Art. 143 - Uitzenden zonder gebruiksrecht van spectrum Wie willens en wetens gebruikt maakt van het in artikel 50, 51 en 63 genoemde radiospectrum zonder de in dit decreet bepaalde spectrumtoewijzing door de Mediaraad te hebben gekregen, of ervan gebruik maakt wanneer die radiospectrumtoewijzing geschorst, ingetrokken of verstreken is, wordt bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 100 tot 100.000 euro of met één van die straffen alleen.

Art. 144 - Oneerlijke commerciële communicatie Wie commerciële communicaie uitzendt die indruist tegen de artikelen 12 tot 15, 18 tot 20, 27, 28 en 34, wordt met een geldboete van 100 euro tot 100.000 euro gestraft.

Art. 145 - Verboden programma's Wie wetens en willens een audiovisuele of auditieve mediadienst aanbiedt die in strijd is artikel 7, § 2, of een audiovisuele mediadienst aanbiedt in strijd met artikel 17, wordt bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot vijf jaar en met een geldboete van 100 euro tot 100.000 euro of met één van die straffen alleen.

Art. 146 - Strafwetboek De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, hoofdstuk VII inbegrepen, en van artikel 85 zijn van toepassing op de in voorliggend hoofdstuk bedoelde misdrijven.

TITEL 7. - Slotbepalingen Art. 147 - Wijzigingsbepaling In artikel 1.1, 1°, 2° en 3°, van het decreet van 27 juni 1986 betreffende het Belgisch Radio- en Televisiecentrum van de Duitstalige Gemeenschap, ingevoegd bij decreet van 14 februari 2011, wordt het woord "audiovisuele" vervangen door de woorden "audiovisuele en auditieve".

Art. 148 - Wijzigingsbepaling In artikel 1.4, 1°, 2° en 3°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 14 februari 2011, wordt het woord "audiovisuele" telkens vervangen door de woorden "audiovisuele en auditieve".

Art. 149 - Wijzigingsbepaling In artikel 1.5, tweede lid, 16° en 17°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 14 februari 2011, wordt het woord "audiovisuele" telkens vervangen door de woorden "audiovisuele en auditieve".

Art. 150 - Wijzigingsbepaling In artikel 1.6, tweede lid, 1° en 2°, en derde lid, 1° en 2°, van hetzelfde decreet, ingevoegd bij decreet van 14 februari 2011, wordt het woord "audiovisuele" telkens vervangen door de woorden "audiovisuele en auditieve".

Art. 151 - Wijzigingsbepaling Artikel 4 van hetzelfde decreet, vervangen bij decreet van 16 oktober 1995, wordt vervangen door: "Art. 4 - Om te voldoen aan de publiekrechtelijke kernopdracht bedoeld in artikel 1.3, wijst de Regering het Centrum voldoende radiospectrum toe, onder meer krachtens samenwerkingsovereenkomsten met andere gemeenschappen.

Het Centrum mag ook mediadiensten door andere systemen als terrestrische uitzending uitzenden." Art. 152 - Wijzigingsbepaling In hetzelfde decreet wordt het volgende artikel 36.1 ingevoegd, luidende: "Art. 36.1 - De toewijzing van radiospectrum aan het Centrum volgens de procedures die van toepassing waren vóór de inwerkingtreding van het decreet van 1 maart 2021 betreffende de mediadiensten en de filmvoorstellingen, blijft van kracht tot hun opheffing." Art. 153 - Wijzigingsbepaling HOOFDSTUK II van de wet van 23 juni 1961 betreffende het recht tot antwoord, ingevoegd bij de wet van 4 maart 1977, wordt opgeheven.

Art. 154 - Wijzigingsbepaling In hoofdstuk 3.6 van het crisisdecreet 2020 van 6 april 2020, ingevoegd bij het decreet van 10 december 2020, wordt een artikel 5.12 ingevoegd, luidende: "Art. 5.12 - Om de negatieve gevolgen te verzachten van de gezondheidscrisis die door het coronavirus (COVID-19) is ontstaan, kent de Regering, per bioscoopzaal die in het Duitse taalgebied geëxploiteerd wordt, een eenmalige forfaitaire subsidie van 15.000 euro toe aan de bioscoophouders vermeld in artikel 4, 29°, van het decreet van 1 maart 2021 betreffende de mediadiensten en de filmvoorstellingen.

Om die subsidie te ontvangen, richten de bioscoophouders uiterlijk op 31 maart 2021 een aanvraag aan de Regering via het daarvoor door de Regering ter beschikking gestelde formulier.

De subsidie kan worden gecumuleerd met andere subsidies of tegemoetkomingen van de Duitstalige Gemeenschap, het Waals Gewest of de federale overheid." Art. 155 - Opheffingsbepaling Het decreet van 27 juni 2005 over de audiovisuele mediadiensten en de filmvoorstellingen, laatstelijk gewijzigd bij decreet van 20 februari 2017, wordt opgeheven.

Art. 156 - Overgangsbepalingen Zowel erkenningen als aanmeldingen die geregistreerd werden krachtens het tot nu toe vigerend recht, alsook de toewijzing van gebruiksrechten voor radiospectrum blijven geldig voor de oorspronkelijk vastgelegde termijn, zonder dat het tot een stilzwijgende verlenging komt.

De op het ogenblik van de inwerkingtreding van dit decreet lopende administratieve procedures worden overeenkomstig de bepalingen van voorliggend decreet afgehandeld.

Mediadiensten en elektronischecommunicatienetwerken of -diensten die tot nu toe niet moesten worden geregistreerd, maar voortaan wel zullen moeten geregistreerd overeenkomstig dit decreet, moeten uiterlijk zes maanden na de inwerkingtreding van dit decreet overeenkomstig artikel 8 worden aangemeld.

De Mediaraad zendt de lijst van de ondernemingen die vóór 21 december 2021 overeenkomstig artikel 46 in zijn register zijn opgenomen, uiterlijk op 21 december 2021 naar BEREC. De ambtstermijn van de leden van de Beslissingskamer en van de Advieskamer van de Mediaraad, die bij inwerktreding van dit decreet in functie waren, eindigt uiterlijk op 4 december 2023.

Art. 157- Inwerkingtreding Dit decreet treedt in werking de dag waarop het wordt bekendgemaakt.

Bijlage 1 - toegankelijkheidsvoorschriften Afdeling I. - Algemene toegankelijkheidsvoorschriften Eindapparatuur voor gebruik door consumenten, met interactieve computerfuncties, voor toegang tot audiovisuele mediadiensten moeten zodanig worden ontworpen en geproduceerd dat zij het te verwachten gebruik door personen met ondersteuningsbehoefte zo veel mogelijk bevorderen, en moeten vergezeld gaan, waar mogelijk in of op het product, van toegankelijke informatie over de manier waarop zij werken en over hun toegankelijkheidsfuncties. 1° Voorschriften betreffende informatieverstrekking a) De informatie over het gebruik van het product die op het product zelf is aangebracht (etiketten, instructies en waarschuwingen) wordt: i) beschikbaar gesteld via meer dan één zintuiglijk kanaal; ii) gepresenteerd op een begrijpelijke manier; iii) gepresenteerd op een voor de gebruikers waarneembare manier; iv) gepresenteerd met gebruikmaking van lettertypes in geschikte grootte en vorm, rekening houdend met de te verwachten gebruiksomstandigheden, alsmede met gebruikmaking van voldoende contrast en een aanpasbare letter-, regel- en alinea-afstand. b) De instructies voor het gebruik van een product die niet op het product zelf zijn aangebracht maar die worden aangeboden bij het gebruik van het product of op een andere wijze zoals via een website, onder meer ten aanzien van de toegankelijkheidsfuncties van het product, hoe ze geactiveerd worden en de interoperabiliteit ervan met hulpvoorzieningen, zijn bij het in de handel brengen openbaar toegankelijk, en worden: i) beschikbaar gesteld via meer dan één zintuiglijk kanaal; ii) gepresenteerd op een begrijpelijke manier; iii) gepresenteerd op een voor de gebruikers waarneembare manier; iv) gepresenteerd met gebruikmaking van lettertypes in geschikte grootte en vorm, rekening houdend met de te verwachten gebruiksomstandigheden, alsmede met gebruikmaking van voldoende contrast en een aanpasbare letter-, regel- en alinea-afstand; v) wat de inhoud betreft, weergegeven in tekstformats die in alternatieve hulpformats kunnen worden omgezet, zodat zij op verschillende manieren en via meer dan één zintuiglijk kanaal kunnen worden aangeboden; vi) vergezeld van een alternatieve weergave van niet-tekstuele inhoud; vii) vergezeld van een beschrijving van de gebruikersinterface van het product (gebruik, bediening en terugkoppeling, invoer en uitvoer), die wordt verstrekt overeenkomstig de bepaling onder 2°; in de beschrijving wordt voor elk punt in de bepaling onder 2° aangegeven of het product al dan niet van deze functies voorzien is; viii) vergezeld van een beschrijving van de functionaliteit van het product zijnde het resultaat van functies die gericht zijn op de behoeften van personen met ondersteuningsbehoefte, overeenkomstig de bepaling onder 2°; in de beschrijving wordt voor elk punt in de bepaling onder 2° aangegeven of het product al dan niet van deze functies voorzien is; ix) vergezeld van een beschrijving van de software- en apparatuurinterface voor aansluiting van het product op hulpapparaten; de beschrijving omvat een lijst van dergelijke tegelijkertijd met het product geteste hulpapparaten. 2° Ontwerp van de gebruikersinterface en van de functionaliteit: Het product, met inbegrip van zijn gebruikersinterface, bevat kenmerken, elementen en functies waardoor personen met ondersteuningsbehoefte toegang hebben tot het product, en het product kunnen waarnemen, bedienen, begrijpen en controleren, doordat wordt gezorgd voor het volgende: a) bij een product dat zorgt voor communicatie (waaronder communicatie tussen personen), bediening, informatie, controle en oriëntatie, zijn deze functies via meer dan één zintuiglijk kanaal mogelijk;daartoe behoort het aanbieden van alternatieven voor zien, horen, spraak en tactiele elementen; b) bij een product met een spraakfunctie zijn alternatieven voor spraak en steminvoer aanwezig voor communicatie, bediening, controle en oriëntatie;c) bij een product dat gebruik maakt van visuele elementen zijn de functies flexibele vergroting, helderheid en contrast aanwezig voor communicatie, informatie en bediening, en er is interoperabiliteit met de programma's en hulpapparaten voor navigatie door de interface;d) bij een product dat voor het overbrengen van informatie, het weergeven van een handeling, het vragen om een reactie of het identificeren van elementen gebruik maakt van kleur is er een alternatief voor kleur voorhanden;e) bij een product dat voor het overbrengen van informatie, het weergeven van een handeling, het vragen om een reactie of het identificeren van elementen gebruik maakt van auditieve signalen is er een alternatief voor auditieve signalen voorhanden;f) bij een product dat gebruik maakt van visuele elementen zijn er flexibele manieren voorhanden zijn om de helderheid van het beeld te verbeteren;g) bij een product dat gebruik maakt van auditieve elementen zijn er functies voor volume- en snelheidsregeling door de gebruiker voorhanden, evenals verbeterde audiofuncties, zoals vermindering van geluidsinterferentie van producten in de nabijheid en functies voor een helder geluid;h) bij een product met manuele bediening en controle zijn er alternatieven voor sequentiële controle en alternatieven voor fijnmotorische controle voorhanden, waarbij wordt vermeden dat voor het gebruik simultane controle nodig is, en wordt gebruikgemaakt van via tast te onderscheiden onderdelen;i) het product heeft geen bedieningswijzen waarbij grote reikwijdte en veel kracht nodig zijn;j) het product kan niet tot aanvallen van fotosensitieve epilepsie leiden;k) het product beschermt de privacy van de gebruiker bij het gebruik van de toegankelijkheidsfuncties;l) het product biedt een alternatief voor biometrische identificatie en controle;n) de functionaliteit van het product is consistent en het biedt voldoende en flexibele interactietijd;n) het product is voorzien van software en apparatuur voor aansluiting van het product op hulptechnologieën;o) het product beantwoordt aan de in afdeling II bepaalde specifieke voorschriften: 3° Ondersteunende diensten: Voor zover beschikbaar verstrekken ondersteunende diensten (helpdesks, callcenters, technische ondersteuning, bemiddelingsdiensten, opleidingsdiensten) via toegankelijke communicatiemethoden informatie over de toegankelijkheid van het product en de compatibiliteit ervan met hulptechnologieën.4° De verpakking en de instructies van de onder deze afdeling vallende producten worden toegankelijk gemaakt om het te verwachten gebruik van de producten door personen met ondersteuningsbehoefte zo veel mogelijk te bevorderen.Dit houdt in: a) de verpakking van het product, met inbegrip van de daarin verstrekte informatie (bijvoorbeeld over openen, sluiten, gebruiken, verwijderen), en eventueel verstrekte informatie over de toegankelijkheidskenmerken van het product, wordt toegankelijk gemaakt;en deze toegankelijke informatie wordt, indien mogelijk, op de verpakking verstrekt; b) de instructies voor installatie en onderhoud, opslag en verwijdering van het product, die niet op het product zelf staan maar met andere middelen, zoals een website, beschikbaar worden gemaakt, moeten op het moment van het in de handel brengen van het product openbaar beschikbaar zijn en voldoen aan de volgende voorschriften: i) zij zijn beschikbaar via meer dan één zintuiglijk kanaal; ii) zij worden op een begrijpelijke manier gepresenteerd; iii) zij worden op een voor de gebruikers waarneembare manier gepresenteerd; iv) zij worden gepresenteerd met gebruikmaking van een lettertype in geschikte grootte en vorm, rekening houdend met de te verwachten gebruiksomstandigheden, en met gebruikmaking van voldoende contrast, alsmede van een aanpasbare letter-, regel- en alinea-afstand; v) wat betreft de inhoud, worden de instructies aangeboden in tekstformats die in alternatieve hulpformats kunnen worden omgezet, zodat ze op verschillende manieren en via meer dan één zintuiglijk kanaal kunnen worden aangeboden, en vi) bij de instructies met niet-tekstuele inhoud wordt een alternatieve weergave van die inhoud gevoegd. Afdeling 2. - Toegankelijkheidsvoorschriften voor diensten die toegang verschaffen tot audiovisuele mediadiensten Om het te verwachten gebruik van de diensten door personen met ondersteuningsbehoefte zo veel mogelijk te bevorderen, wordt bij het verlenen van diensten gezorgd voor het volgende: a) de producten die bij het verlenen van diensten worden gebruikt, zijn toegankelijk in overeenstemming met afdeling I en, waar van toepassing, afdeling II van deze bijlage;b) er wordt informatie verstrekt over het functioneren van de dienst en, wanneer bij het verlenen van de dienst producten worden gebruikt, over de link naar die producten, alsmede informatie over de toegankelijkheidskenmerken en interoperabiliteit van deze producten met hulpapparaten en voorzieningen, en wel als volgt: i) de informatie wordt via meer dan één zintuiglijk kanaal aangeboden; ii) de informatie wordt op een begrijpelijke manier gepresenteerd; iii) de informatie wordt op een voor de gebruikers waarneembare manier gepresenteerd; iv) de informatie wordt, wat de inhoud betreft, beschikbaar gesteld in tekstformats die in alternatieve hulpformats kunnen worden omgezet, zodat zij door de gebruikers op verschillende manieren en via meer dan één zintuiglijk kanaal kunnen worden weergegeven; v) de informatie wordt gepresenteerd met gebruikmaking van een lettertype in geschikte grootte en vorm, rekening houdend met de te verwachten gebruiksomstandigheden, en met gebruikmaking van voldoende contrast, alsmede van een aanpasbare letter-, regel- en alinea-afstand; vi) niet-tekstuele inhoud wordt aangevuld met een alternatieve weergave van die inhoud, en vii) er wordt elektronische informatie verstrekt die nodig is om de dienst op een consistente en geschikte manier te kunnen leveren, en wel door deze informatie waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust te maken; c) websites, inclusief de daaraan gerelateerde onlinetoepassingen, en diensten op mobiele apparatuur, inclusief mobiele toepassingen, worden toegankelijk gemaakt op een consistente en geschikte manier, door ze waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust te maken;d) ondersteunende diensten (helpdesks, callcenters, technische ondersteuning, bemiddelingsdiensten en opleidingsdiensten), die, voor zover beschikbaar, via toegankelijke communicatiemethoden informatie verstrekken over de toegankelijkheid van de dienst en de compatibiliteit ervan met hulptechnologieën;e) elektronische programmagidsen (EPG's) leveren die voor de gebruikers waarneembaar, bedienbaar, begrijpelijk en robuust zijn, en informatie verstrekken over de beschikbaarheid van toegankelijkheid;f) zorg dragen voor volledige transmissie van de toegankelijkheidscomponenten (toegangsdiensten) van audiovisuele mediadiensten, zoals ondertiteling voor doven en slechthorenden, audiodescriptie, gesproken ondertiteling en vertolking in gebarentaal, met passende kwaliteit voor accurate weergave, met synchronisatie van geluid en video, en met mogelijkheid tot weergave- en gebruikscontrole voor de gebruiker. Afdeling III. - INFORMATIE OVER DIENSTEN DIE AAN TOEGANKELIJKHEIDSVOORSCHRIFTEN VOLDOEN De aanbieder van diensten die toegang verschaffen tot audiovisuele mediadiensten vermeldt in de algemene voorwaarden of in een soortgelijk document, in een voor personen met ondersteuningsbehoefte toegankelijke vorm, hoe de dienst aan de in afdeling 2 vermelde toegankelijkheidsvoorschriften voldoet. Deze informatie omvat een beschrijving van de toepasselijke voorschriften en heeft, voor zover relevant voor de beoordeling, betrekking op de vormgeving en de organisatie van de dienst.

Om aan de voorschriften van het vorige lid te voldoen, mag de dienstverlener de geharmoniseerde normen en technische specificaties waarvan de referenties in het Publicatieblad van de Europese Unie zijn bekendgemaakt, geheel of gedeeltelijk toepassen.

Afdeling IV. - Bijzondere toegankelijkheidsvoorschriften Eindapparatuur voor gebruik door consumenten, met interactieve computerfuncties, voor toegang tot audiovisuele mediadiensten maakt de door de verlener van de audiovisuele mediadienst verstrekte toegankelijkheidscomponenten beschikbaar voor personen met ondersteuningsbehoefte wat betreft toegang, keuze, controle en personalisering door gebruikers en wat betreft transmissie naar hulpapparaten.

Bijlage 2 - criteria voor de beoordeling van de onevenredige last Criteria voor het uitvoeren en documenteren van de beoordeling: 1° Verhouding van de nettokosten van de naleving van de toegankelijkheidsvoorschriften tot de totale kosten (exploitatie- en investeringsuitgaven) van de vervaardiging, distributie of invoer van het product voor, of het verlenen van de dienst aan, de marktdeelnemers. Elementen voor de beoordeling van de nettokosten voor de naleving van de toegankelijkheidsvoorschriften: a) criteria met betrekking tot eenmalige organisatiekosten die in de beoordeling moeten worden meegenomen: i) kosten voor extra personeel met expertise op het gebied van toegankelijkheid; ii) kosten voor opleiding van personeel en competentieverwerving op het gebied van toegankelijkheid; iii) kosten voor de ontwikkeling van een nieuwe procedure ter integratie van toegankelijkheid in de productontwikkeling of dienstverlening; iv) kosten voor de ontwikkeling van richtsnoeren inzake toegankelijkheid; v) eenmalige kosten voor het leren begrijpen van de wetgeving inzake toegankelijkheid;b) criteria met betrekking tot de lopende productie- en ontwikkelingskosten die in de beoordeling moeten worden meegenomen: i) kosten voor het ontwerpen van de toegankelijkheidsfuncties van het product of de dienst; ii) kosten van de productieprocessen; iii) kosten voor het testen van een product of dienst op toegankelijkheid; iv) kosten met betrekking tot het samenstellen van documentatie. 2° De geraamde kosten en baten voor de marktdeelnemers, inclusief productieprocessen en investeringen, in verhouding tot de geraamde voordelen voor personen met ondersteuningsbehoefte, rekening houdend met aantal keer dat het specifieke product of de specifieke dienst is gebruikt, en de frequentie van dat gebruik.3° Verhouding van de nettokosten van de naleving van de toegankelijkheidsvoorschriften tot de netto-omzet van de marktdeelnemer. Elementen voor het beoordelen van de nettokosten van de naleving van de toegankelijkheidsvoorschriften: a) criteria met betrekking tot eenmalige organisatiekosten die in de beoordeling moeten worden meegenomen: i) kosten voor extra personeel met expertise op het gebied van toegankelijkheid; ii) kosten voor opleiding van personeel en competentieverwerving op het gebied van toegankelijkheid; iii) kosten voor de ontwikkeling van een nieuwe procedure ter integratie van toegankelijkheid in de productontwikkeling of dienstverlening; iv) kosten voor de ontwikkeling van richtsnoeren inzake toegankelijkheid; v) eenmalige kosten voor het leren begrijpen van de wetgeving inzake toegankelijkheid;b) criteria met betrekking tot de lopende productie- en ontwikkelingskosten die in de beoordeling moeten worden meegenomen: i) kosten voor het ontwerpen van de toegankelijkheidsfuncties van het product of de dienst; ii) kosten van de productieprocessen; iii) kosten voor het testen van een product of dienst op toegankelijkheid; iv) kosten met betrekking tot het samenstellen van documentatie.

Wij kondigen dit decreet af en bevelen dat het door het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.

Eupen, 1 maart 2021.

O. PAASCH, De Minister-President, Minister van Lokale Besturen en Financiën A. ANTONIADIS, De Viceminister-President, Minister van Gezondheid en Sociale Aangelegenheden, Ruimtelijke Ordening en Huisvesting I. WEYKMANS, De Minister van Cultuur en Sport, Werkgelegenheid en Media L. KLINKENBERG, De Minister van Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek _______ Nota Zitting 2020-2021 Parlementair stuk: 123 (2020-2021) Nr. 1 Ontwerp van decreet + Addendum + Erratum 123 (2020-2021) Nr. 2 Verslag 123 (2020-2021) Nr.3 Tekst aangenomen door de plenaire vergadering Integraal verslag: 1 maart 2021 - Nr. 22 Bespreking en aanneming

^