Etaamb.openjustice.be
Decreet van 02 juni 2006
gepubliceerd op 04 september 2006

Decreet houdende verschillende maatregelen inzake kunsthoger onderwijs

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2006029095
pub.
04/09/2006
prom.
02/06/2006
ELI
eli/decreet/2006/06/02/2006029095/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

2 JUNI 2006. - Decreet houdende verschillende maatregelen inzake kunsthoger onderwijs (1)


Het Parlement van de Franse Gemeenschap heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt : 1. Wijziging van het decreet van 17 mei 1999 betreffende het kunsthoger onderwijs Artikel 1.Artikel 2 van het decreet van 17 mei 1999 betreffende het kunsthoger onderwijs wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 2.§ 1. Er kan een hoger onderwijs van het korte type of van het lange type worden georganiseerd. § 2. De instellingen die een onderwijs van het lange type in vier jaar gedurende het jaar 2004-2005 organiseerden, worden ertoe gemachtigd een onderwijs van de tweede cyclus van éénzelfde optie in 60 of 120 studiepunten gelijktijdig te organiseren. Ze organiseren hun opleidingsprogramma zo dat de student die eerst een master in 60 studiepunten kiest de mogelijkheid wordt geboden om zijn studies zonder bijkomend onderwijs te kunnen voortzetten om de master van dezelfde optie in 120 studiepunten te kunnen behalen. § 3. Op het einde van een oorspronkelijke opleiding van ten minste 300 studiepunten, kunnen studies van ten minste 60 studiepunten, behaald in ten minste één studiejaar, leiden tot het behalen van de academische graad van gespecialiseerd kunstmaster.

De graad van gespecialiseerd kunstmaster wordt opgericht. Hij kan in de vier domeinen worden verleend. § 4. Het uitgereikte diploma vermeldt het domein, de eventuele afdeling, de optie, de eventuele specialiteit alsook het onderwerp van het eventuele eindestudiewerk.

Art. 2.In artikel 4 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid worden de woorden « Het onderwijs kan worden georganiseerd in eenheden die een waarde van één semester hebben en die in de lijn liggen van het systeem voor de transfer van Europese kredieten (ECTS) » opgeheven;2° In het tweede lid, worden de woorden « , die behoren tot de leeractiviteiten bedoeld in artikel 22 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten,« ingevoegd tussen de woorden « De onderwijsactiviteiten » en « omvatten »;3° Het derde lid wordt opgeheven.

Art. 3.Artikel 6 van hetzelfde decreet wordt opgeheven.

Art. 4.Artikel 7, eerste tot vijfde leden, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2004, wordt vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 7.De graad van bachelor in de beeldende, visuele en ruimtekunsten wordt opgericht en het daarmee verband houdende diploma wordt uitgereikt op het einde van het kunsthoger onderwijs van het korte type.

De graad van bachelor in de beeldende, visuele en ruimtekunsten wordt opgericht en het daarmee verband houdende diploma wordt uitgereikt op het einde van de eerste cyclus van het kunsthoger onderwijs van het lange type.

De graad van master in de beeldende, visuele en ruimtekunsten wordt opgericht en het daarmee verband houdende diploma wordt uitgereikt op het einde van de tweede cyclus van het kunsthoger onderwijs van het lange type. »

Art. 5.In artikel 8, § 2, van hetzelfde decreet, worden de tweede en derde leden opgeheven.

Art. 6.In artikel 9 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 2, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2004, worden de woorden « of uit de cursussen die eigen zijn aan het betrokken interdisciplinaire studieveld » opgeheven;2° In § 2, eerste lid, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2004, worden de woorden « 33 % » vervangen door de woorden « 25 procent »;3° In § 2, derde lid, worden de woorden « De opleiding omvat noodzakelijk de cursussen bedoeld bij artikel 10, § 1, die overeenstemmen met de interdisciplinaire studievelden.» opgeheven.

Art. 7.In artikel 10 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 2, vervangen door het decreet van 31 maart 2004, wordt opgeheven;2° § 3 wordt vervangen door de volgende bepaling : « De lijst van de opties die kunnen worden georganiseerd in het onderwijs van het korte type en van het lange type in het domein van de beeldende kunsten, de visuele kunsten en de ruimte-kunsten, wordt vastgesteld in bijlage 1. Interdisciplinariteit kan worden georganiseerd tussen alle binnen de instellingen georganiseerde onderwijsactiviteiten »; 3° § 4 wordt opgeheven.

Art. 8.In artikel 11 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het tweede lid wordt vervangen door het volgende lid : « Die graad wordt toegekend en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt door de instelling waar de studies die ertoe voorbereiden, worden georganiseerd.». 2° Het derde lid wordt vervangen door het volgende lid : « Worden toegelaten om zich aan te melden voor de examens die leiden tot het behalen van de voormelde graad en het voormelde diploma, de houders van het diploma van licentiaat in de beeldende kunsten, visuele kunsten en ruimtekunsten, de studenten die studies volgen die leiden tot de graad van licentiaat in de beeldende kunsten, visuele kunsten en ruimtekunsten, de studenten die houder zijn van de graad van master in de beeldende, visuele en ruimtekunsten, de studenten die studies volgen die leiden tot de graad van master met de didactische finaliteit.In dat laatste geval wordt de aggregatie samen met de graad van master verleend aan de student. ». 3° In het vierde lid, gewijzigd bij het decreet van 3 maart 2004, worden de woorden « 300 lesuren » vervangen door « 30 studiepunten, die ten minste 300 uren onderwijsactiviteiten omvatten.De aggregratie moet in één studiejaar kunnen worden gevolgd. ». 4° Het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 9.Artikel 12 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2004, wordt opgeheven.

Art. 10.In artikel 13, worden de eerste tot zesde leden van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2004, vervangen door de volgende drie leden : «

Art. 13.De graad van bachelor in de muziek wordt opgericht en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt op het einde van het kunsthoger onderwijs van het korte type.

De graad van bachelor in de muziek wordt opgericht en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt op het einde van de eerste doorstromingscyclus van het kunsthoger onderwijs van het lange type.

De graad van master in de muziek wordt opgericht en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt op het einde van de tweede cyclus van het kunsthoger onderwijs van het lange type. »

Art. 11.In artikel 14 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In § 1, worden de woorden « De uitgereikte diploma's vermelden onder meer de optie.» opgeheven. 2° § 4 wordt door de volgende tekst vervangen : « § 4.De lijst van de afdelingen en opties die kunnen worden georganiseerd in het onderwijs van het korte type en van het lange type wordt vastgesteld in bijlage 1. » 3° In § 5, gewijzigd bij het decreet van 3 maart 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) De eerste tot derde leden worden vervangen door de volgende bepalingen : « Er wordt een graad van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs voor het domein van de muziek ingesteld. Die graad wordt opgericht en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt door de inrichting waarin de studies die ertoe voorbereiden, worden georganiseerd.

Toegelaten worden zich aan te melden voor de examens die leiden tot het behalen van de voormelde graad en het voormelde diploma, de houders van het diploma van licentiaat in de muziek, de studenten die studies volgen die leiden tot de graad van licentiaat in de muziek, de studenten die houder zijn van de graad van master in de muziek, de studenten die studies volgen die leiden tot de graad van master in de muziek met een didactische finaliteit. In dit laatste geval, wordt de aggregatie uitgereikt aan de student samen met de graad van master. » b) In het vierde lid worden de woorden « 450 lesuren » vervangen door de woorden « 30 studiepunten die overeenstemmen met ten minste 300 uren onderwijsactiviteiten.» c) Het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 12.In artikel 15, tweed lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2004, worden de woorden « lesroosters » vervangen door de woorden « studieprogramma's die het lesrooster omvatten » en worden de woorden « twee uren » vervangen door de woorden « zestig uren ».

Art. 13.Artikel 16 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2004, wordt opgeheven.

Art. 14.Artikel 17 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2004, wordt opgeheven.

Art. 15.In artikel 18 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De eerste en tweede leden worden vervangen door de volgende leden : « Art.18. De graad van bachelor in de toneelkunst en in de woordkunsten wordt opgericht en het diploma dat daarmee verband houdt, wordt uitgereikt op het einde van de eerste doorstromingscyclus van het kunsthoger onderwijs van het lange type.

De graad van master in de toneelkunst en in de woordkunsten wordt opgericht en het diploma dat daarmee verband houdt, wordt uitgereikt op het einde van de tweede cyclus van het kunsthoger onderwijs van het lange type. »; 2° De derde en vierde leden worden opgeheven.

Art. 16.In artikel 19 van hetzelfde decreet, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° § 1 wordt vervangen door de volgende bepaling : « § 1.Binnen het domein, worden de opties bepaald door hun studieprogramma : Ten minste de helft van het totaal aantal uren bepaald in het lesrooster wordt besteed aan de cursussen die de kunstopleiding tot doel hebben. 2° § 2 wordt aangevuld met het volgende lid : « Elk studiejaar in het onderwijs in de toneelkunst en in de woordkunsten telt onderwijsactiviteiten van ten minste 900 uren en hoogstens 1200 uren.» 3° In § 3 wordt het woord « afdeling » vervangen door het woord « optie ».4° § 4 wordt vervangen door de volgende tekst : « § 4.De lijst van de organiseerbare opties in het onderwijs van het lange type in het domein van de toneelkunst, wordt vastgesteld in bijlage 1 bij dit decreet. » 5° In § 5, gewijzigd bij het decreet van 3 maart 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) De eerste tot derde leden worden vervangen door de volgende leden : « Er wordt een graad van geaggregeerde van het hoger secundair onderwijs voor het domein van de toneelkunst en de woordkunsten ingesteld. « Die graad wordt toegekend en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt door de inrichting waarin de studies die ertoe voorbereiden, worden georganiseerd.

Toegelaten worden om de examens af te leggen die leiden tot het behalen van de voormelde graad en het voormelde diploma, de houders van het diploma van licentiaat in de toneelkunst en de woordkunsten, de studenten die studies volgen die leiden tot de graad van licentiaat in de toneelkunst en de woordkunsten, de studenten die houder zijn van de graad van master in de toneelkunst en de woordkunsten, de studenten die studies volgen die leiden tot de graad van master met de didactische finaliteit. In dat laatste geval wordt de aggregatie samen met de graad van master aan de student uitgereikt. »; b) In het vierde lid, worden de woorden « 450 lesuren » vervangen door de woorden « 30 studiepunten, die overeenstemmen met ten minste 300 uren onderwijsactiviteiten »;c) Het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 17.In artikel 20, tweede lid, van hetzelfde decreet, wordt het woord « lesroosters » vervangen door de woorden « studieprogramma's die het lesrooster omvatten », wordt het woord « afdeling » vervangen door het woord « optie », en worden de woorden « twee uren » vervangen door de woorden « zestig uren ».

Art. 18.Artikel 21 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2004, wordt opgeheven.

Art. 19.In artikel 22 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 19 november 2003 en 31 maart 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° De eerste tot vijfde leden worden vervangen door de volgende leden : De graad van bachelor in de vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie wordt opgericht en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt op het einde van een cyclus van het kunsthoger onderwijs van het korte type. De graad van bachelor in de vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie wordt opgericht en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt op het einde van de eerste doorstromingscyclus van het kunsthoger onderwijs van het lange type.

De graad van master in de vertoningskunsten en technieken voor de verspreiding en de communicatie wordt opgericht en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt op het einde van de tweede cyclus van het kunsthoger onderwijs van het lange type.

De lijst van de organiseerbare opties in het onderwijs van het korte type en van het lange type van het domein van de vertoningskunsten en technieken voor de verspreiding en de communicatie wordt in bijlage 1 vastgesteld.

Binnen elke cyclus worden de opties door hun studieprogramma's bepaald.

Ten minste de helft van het totaal aantal lesuren bepaald in het studieprogramma wordt besteed aan de cursussen die de kunstopleiding tot doel hebben.

Elk studiejaar telt onderwijsactiviteiten van ten minste 700 uren en hoogstens 1200 uren.

In elke optie vertegenwoordigen de verplichte cursussen twee derde van de lesuren bepaald in het studieprogramma.

In het kader van hun pedagogische vrijheid beschikken de inrichtende machten over één derde van de studiepunten bepaald in het studieprogramma om het opleidingsaanbod aan hun pedagogische project aan te passen. »; 2° De zevende tot elfde leden worden opgeheven.

Art. 20.In artikel 23 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 maart 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het tweede lid wordt vervangen door de volgende bepaling : « Die graad wordt toegekend en het diploma in verband daarmee wordt uitgereikt door de inrichting waarin de studies die ertoe voorbereiden, worden georganiseerd.» 2° Het derde lid wordt vervangen door het volgende lid : « Toegelaten worden de examens af te leggen die leiden tot het behalen van de voormelde graad en het voormelde diploma, de houders van het diploma van licentiaat in de vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie, de studenten die studies volgen die leiden tot de graad van licentiaat in de vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie, de studenten die houder zijn van de graad van master in de vertoningskunsten en de technieken voor de verspreiding en de communicatie, de studenten die studies volgen die leiden tot de graad van master met de didactische finaliteit.In dit laatste geval, wordt de aggregatie samen met de graad van master aan de student verleend. ». 3° In het vierde lid, worden de woorden « 300 lesuren » vervangen door de woorden « 30 studiepunten, die overeenstemmen met ten minste 300 uren onderwijsactiviteiten.». 4° Het vijfde lid wordt opgeheven.

Art. 21.Afdeling VI van hetzelfde decreet, dat artikel 24 omvat, aangevuld bij het decreet van 19 november 2003, wordt vervangen door de volgende bepalingen : « Afdeling VI. - Machtiging

Art. 24.De hogere kunstscholen die ertoe worden gemachtigd het kunsthoger onderwijs te organiseren overeenkomstig de bepalingen van dit decreet zijn : 1° L'institut National Supérieur des Arts du Spectacle (INSAS);2° L'Académie royale des Beaux-Arts de la ville de Bruxelles - Ecole Supérieure des Arts;3° L'Ecole Nationale Supérieure des Arts Visuels de La Cambre;4° Le Conservatoire royal de Bruxelles;5° L'Ecole Supérieure des Arts Saint-Luc de Bruxelles;6° L'ERG - Ecole Supérieure des Arts (Ecole de recherche graphique);7° L'Ecole supérieure communale des Arts de l'image « Le 75 »;8° L'Institut des Arts de Diffusion;9° L'Ecole Supérieure des Arts de la Ville de Liège;10° Le Conservatoire royal de Liège;11° L'Ecole Supérieure des Arts Saint-Luc de Liège;12° L'Institut Supérieur de Musique et de Pédagogique (IMEP);13° Le Conservatoire royal de Mons;14° L'Ecole Supérieure des Arts Plastiques et Visuels de la Communauté française;15° L'Académie des Beaux-Arts de la Ville de Tournai;16° L'Ecole Supérieure des Arts Institut Saint- Luc à Tournai;17° L'Ecole Supérieure des Arts du Cirque.

Art. 24bis.§ 1. De machtiging tot het organiseren van de studies van het kunsthoger onderwijs overeenkomstig de bepalingen van dit decreet en tot het toekennen van de academische graden ter bekrachtiging ervan, wordt toegekend aan een hogere kunstschool. De machtiging heeft betrekking op een studiecyclus, alsook op de sites waar die studies kunnen worden georganiseerd. ».

Een site is een geografische ligging van infrastructuren die door de instellingen voor hoger onderwijs voor hun activiteiten bestemd worden. Als afzonderlijke sites worden beschouwd, het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest, alsook elk kieskanton in het Waalse Gewest.

Een inrichting kan een deel van de leeractiviteiten buiten de aldus bepaalde sites organiseren, voor zover die gedecentraliseerde activiteiten niet meer dan 15 studiepunten voor elke studiecyclus tellen en nooit een verdeling van dezelfde leeractiviteiten uitmaken. § 2. Twee of meer inrichtingen kunnen een studiecyclus waartoe ze gemachtigd zijn, co-organiseren, zonder dat dit tot gevolg zou hebben dat het aantal sites waar elk studiejaar georganiseerd wordt, wordt verhoogd.

De nadere regels voor de organisatie en de verdeling van de activiteiten worden vastgesteld in een door de Regering goed te keuren overeenkomst tussen de partner-instellingen. § 3. Een uit een fusie voortvloeiende hogere kunstschool krijgt de machtigingen toegewezen waarvan de samengevoegde hogere kunstscholen titularis waren.

Art. 24ter.De machtigingen vermeld in bijlage II kunnen worden herzien na advies van de hoge raad voor kunsthoger onderwijs, met uitwerking met ingang van het academiejaar dat volgt op het jaar waarin het decreet tot toekenning van die machtigingen wordt aangenomen. Om als gunstig te worden geacht, moet het advies van de hoge raad voor kunsthoger onderwijs met een tweederdemeerderheid worden uitgebracht.

Art. 24quater.Om hun krachtens dit decreet toegekende machtigingen te kunnen genieten, moeten de hogere kunstscholen zich schikken naar het geheel van de wets-, decreet- en verordeningsbepalingen die van toepassing zijn op het kunsthoger onderwijs. » 2. Wijziging van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten) Art.22. In artikel 2, § 1, van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten) worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) 5° wordt vervangen door de volgende tekst : « 5° Optie : optie bedoeld in de artikelen 10, § 3;14, § 4; 19, § 4 en 22 van het decreet; » b) 17° wordt vervangen door de volgende tekst : « 17° Representatieve studentenorganisatie erkend door de Franse Gemeenschap : de organisatie(s) bedoeld in artikel 27 van het decreet van 12 juni 2003 tot bepaling en organisatie van de deelneming van de studenten binnen de universitaire instellingen en tot instelling van de deelneming van de studenten op het gemeenschapsvlak;» c) punt 22°, gewijzigd bij het decreet van 31 maart 2004, wordt vervangen door de volgende tekst : « 22° onderwijsactiviteiten : de activiteiten bedoeld in artikel 4 van het decreet;» d) er wordt een punt 24° ingevoegd, luidend als volgt : « 24° overheden van de hogere kunstschool : de instanties die in elke hogere kunstschool, ofwel bij een reglement, ofwel krachtens hun statuten, ofwel bij delegatie, ertoe worden gemachtigd de beslissingsbevoegdheden bedoeld bij dit decreet en zijn toepassingsbesluiten uit te oefenen.»

Art. 23.In artikel 3, eerste lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « met toepassing van artikel 6, lid 2, van het decreet » vervangen door de woorden « met toepassing van de artikelen 28, 29 en 30 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten.

Art. 24.Artikel 16, vijfde lid van hetzelfde decreet, aangevuld bij het decreet van 3 maart 2004, wordt opgeheven.

Art. 25.Artikel 17 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 17.De pedagogische beheersraad is samengesteld uit : 1° de directeur of de adjunct-directeur, wanneer dit ambt toegekend is;2° 5 vertegenwoordigers van de leraars en begeleiders die elk georganiseerd gebied vertegenwoordigen;3° 3 vertegenwoordigers van de vakbonden;4° 2 vertegenwoordigers van de assistenten, wanneer dit ambt toegekend is dat elk georganiseerd domein vertegenwoordigt;5° een vertegenwoordiger van de andere categorieën van het personeel dan de categorie van het onderwijzend personeel;6° vijf afgevaardigden van de studenten die elk georganiseerd gebied vertegenwoordigen. Met uitzondering van de leden bedoeld in 1°, heeft ieder lid een plaatsvervanger, aangewezen of verkozen volgens dezelfde nadere regels als de werkende leden.

Deze vervangt het werkend lid bij diens afwezigheid, overlijden, ontslag of verlies van de hoedanigheid waarin dat lid werd verkozen.

Wanneer een mandaat voor het einde van de termijn vacant wordt gelaten zowel door het werkend lid als door zijn plaatsvervanger, wordt een nieuwe verkiezing georganiseerd. De aldus verkozen leden voleindigen het mandaat van de leden die ze vervangen.

In afwijking van het eerste lid, wanneer de hogere kunstschool studies in verschillende domeinen organiseert, worden de leden van de pedagogische beheersraad bedoeld in het eerste lid, 2°, 4° en 6°, paritair verdeeld.

Voor de toepassing van het vijfde lid, wordt het aantal leden bedoeld in het eerste lid, 2° en 6° vermeerderd met een eenheid wanneer de inrichting twee domeinen telt. »

Art. 26.In artikel 18 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° Het derde lid van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 maart 2004, wordt vervangen door het volgende lid : « De vertegenwoordigers van het assistentenpersoneel worden voor een vernieuwbaar mandaat van twee jaar gekozen door de gezamenlijke assistenten van de hogere kunstschool.». 2° In het zevende lid, wordt het woord « onderwijzende » ingevoegd voor de woorden « personeelsleden van de hogere kunstschool ».

Art. 27.In titel II van hetzelfde decreet, wordt een hoofdstuk VI, dat de artikelen 34bis tot 34decies omvat, ingevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK VI - Toezicht op de beslissingen

Art. 34bis.De Regering geeft afgevaardigden van de Regering bij de hogere kunstscholen opdracht toezichtstaken uit te oefenen bij de hogere kunstscholen. Ze worden onder de commissarissen bij de hogescholen aangewezen, op de voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid het hoger onderwijs behoort. Het toezicht op de hogere kunstscholen kan het geheel of een deel van de taak van een commissaris uitmaken. ».

De commissarissen van de Regering bij de hogescholen die door de Regering belast worden met opdrachten bij de hogere kunstscholen blijven vallen onder het statuut van de commissarissen zoals vastgesteld bij het decreet van 17 maart 1997 tot vaststelling van het statuut van de commissarissen bij de hogescholen.

Art. 34ter.Het ambt van afgevaardigde van de Regering bij de hogere kunstscholen is onverenigbaar met elk ambt of elk mandaat waardoor zijn titularis in permanente functionele strijd zou worden geplaatst met het ambt van afgevaardigde van de Regering bij de hogere kunstscholen.

Art. 34quater.De afgevaardigde van de Regering die aangewezen is voor de hogere kunstscholen zorgt ervoor dat de inrichtende macht of de overheden van de hogere kunstschool die op grond van een delegatie handelen, beslissingen nemen die de wetten, decreten, besluiten en verordeningen die krachtens die wetten of decreten worden genomen, in acht nemen.

Hij oefent eveneens, bij de hogere kunstscholen, een adviseursambt bij de toepassing van de wetgeving uit, probeert aan te zetten tot de uitwisseling van goede beheerspraktijken, en treedt op als bemiddelaar in de conflicten tussen de studenten en de hogere kunstscholen.

Art. 34quinquies.Iedere afgevaardigde van de Regering bedoeld in artikel 34bis wordt aangewezen voor verschillende hogere kunstscholen.

De hogere kunstscholen bedoeld bij elke aanwijzing ressorteert onder ten minste twee onderwijsnetten.

Geen hogere kunstschool kan meer dan vijf opeenvolgende jaren door éénzelfde regeringsafgevaardigde worden gecontroleerd.

Naast de lijst van de hogere kunstscholen die er uitdrukkelijk wordt vermeld, kan de aanwijzingsbrief elke nieuwe opdracht bepalen die nuttig zou zijn voor de toezichtsopdracht die hij verleent.

Art. 34sexies.De Regering stelt de lijst vast van de toezichtstaken van de afgevaardigden van de Regering bij de hogere kunstscholen.

De lijst van die taken omvat inzonderheid het toezicht op het aantal regelmatig ingeschreven studenten van iedere kunstschool die in aanmerking komen voor de financiering, het toezicht op de naleving van de wetgeving betreffende de overheidsopdrachten.

Die lijst is specifiek voor de hogere kunstscholen.

Met het oog op de uitoefening van hun opdrachten, krijgen de afgevaardigden van de Regering bij de hogere kunstscholen een afschrift, binnen een termijn van tien werkdagen, van alle beslissingen genomen door de inrichtende macht of de overheden van de hogere kunstschool die bij delegatie handelen op het gebied van de aangelegenheden waarvoor ze bevoegd zijn.

Op hun verzoek of op verzoek van de pedagogische beheersraad, kunnen de afgevaardigden van de Regering de vergaderingen van de pedagogische beheersraad van de hogere kunstschool en van de sociale raad bijwonen.

Ze hebben er een adviserende stem voor de vraagstukken die onder hun bevoegdheid vallen, met uitsluiting van de aangelegenheden die tot de pedagogische vrijheid behoren.

De afgevaardigden van de Regering bij de hogere kunstscholen richten aan de inrichtende macht of aan de overheden van de hogere kunstschool die bij delegatie handelen alle opmerkingen die ze nuttig achten in het kader van hun opdracht.

Art. 34septies.§ 1. De afgevaardigden van de Regering dienen een met redenen omkleed beroep bij de Regering in tegen elke beslissing van de inrichtende macht of van de overheden van de hogere kunstschool die bij delegatie handelen, die zij strijdig achten met de wetten, decreten, besluiten en verordeningen genomen krachtens die wetten en decreten, binnen de tien werkdagen die volgen op de ontvangst van het afschrift van de beslissing.

Van dat beroep wordt binnen dezelfde termijn kennis gegeven aan de inrichtende macht die de aangevochten beslissing heeft genomen of aan de inrichtende macht of de bij delegatie handelende overheden van de hogere kunstschool die de aangevochten beslissing hebben genomen.

De uitvoering van de beslissing wordt door het beroep geschorst. § 2. De beslissing heeft uitwerking indien de Regering, binnen de dertig dagen na de indiening van het beroep, geen gebruik heeft gemaakt van de prerogatieven bepaald in de §§ 3 en 5. § 3. Binnen de dertig dagen na de indiening van het beroep, deelt de Regering, in voorkomend geval, de inrichtende macht of de bij delegatie handelende inrichtende macht of overheden van de hogere kunstschool mee dat de beslissing strijdig is met de wetten, decreten, besluiten en verordeningen die krachtens die wetten of decreten worden genomen. Die mededeling wordt met redenen omkleed. In dezelfde akte verzoekt de Regering de inrichtende macht of de bij delegatie handelende overheden van de hogere kunstschool om binnen dertig dagen een nieuwe beslissing te nemen die niet onrechtmatig of onwettig is, of om haar/hun beslissing in te trekken. § 4. Indien, op het einde van die termijn, geen nieuwe beslissing is genomen, of indien de inrichtende macht of de bij delegatie handelende overheden van de hogere kunstschool de beslissing niet hebben ingetrokken, spreekt de Regering binnen de twintig dagen de vernietiging van de beslissing uit, indien deze werd genomen door de bij delegatie handelende overheden van een hogere kunstschool van de Franse Gemeenschap. Als het gaat om een gesubsidieerde hogere kunstschool, schorst de Regering, binnen de twintig dagen, de toekenning van de jaarlijkse werkingssubsidie aan de inrichtende macht van die hogere kunstschool.

De door de Regering genomen maatregel wordt met redenen omkleed en binnen een termijn van zeven werkdagen meegedeeld aan de inrichtende macht of aan de inrichtende macht en de bij delegatie handelende overheden van de hogere kunstschool. § 5. In afwijking van de paragrafen 3 en 4, eerste lid, spreekt de Regering zich uit over het beroep van een afgevaardigde van de Regering om te controleren of de inschrijving regelmatig is of de student voor financiering in aanmerking kan komen.

Art. 34octies.Elk jaar, brengen de afgevaardigden van de Regering bij de hogere kunstscholen een verslag aan de Regering uit over de werking van elke hogere kunstschool.

Art. 34nonies.Wanneer de financiële toestand van de door de Franse Gemeenschap georganiseerde hogere kunstschool of de inachtneming van de wetten, decreten en verordening dit vereist, kan de minister tot wiens bevoegdheid het hoger onderwijs behoort, of, in voorkomend geval, de door de Regering daartoe aangewezen afgevaardigde, de overheden van de betrokken hogere kunstschool verzoeken binnen de door haar vast te stellen termijn te beraadslagen over elk vraagstuk dat ze vaststelt.

Wanneer de overheden van de betrokken hogere kunstschool op het einde van de termijn geen beslissing hebben genomen of wanneer de minister zich niet schikt naar de door dit orgaan genomen beslissing, kan de Regering de beslissing nemen in plaats van de overheden van de hogere kunstschool.

Art. 34decies.De loon- en werkingskosten van het toezicht door de Commissarissen bij de hogescholen belast met een toezichtstaak bij de hogere kunstscholen, geraamd in verhouding tot de opdracht van het toezicht bij de hogere scholen vergeleken met de totale opdracht van de commissaris, worden niet geboekt in C bedoeld in artikel 11, eerste lid, 3° van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen. ».

Art. 28.In artikel 37 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In 14°, wordt het woord « kandidaat » vervangen door het woord « bachelor'.

Art. 29.In artikel 38 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : a) In § 1, eerste lid, worden de woorden « 15 september « vervangen door de woorden « 21 september »;b) § 1, eerste lid, wordt aangevuld met de volgende zin : « Door zijn inschrijving treedt de student toe tot het pedagogisch en kunstproject van de hogere kunstschool en tot het bijzonder studiereglement.» c) In § 1, tweede en derde leden, worden de woorden « 30 september » vervangen door de woorden « 15 oktober »;d) § 2 wordt aangevuld als volgt : « 4° wanneer die student niet voor financiering in aanmerking komt;5° Wanneer de onthaalcapaciteit in de tweede cyclus van de hogere kunstschool dit niet mogelijk maakt, met inachtneming van de bepalingen van artikel 38bis.» e) In § 4, wordt het derde lid vervangen door de volgende bepalingen : « Het reglement van de door de Franse Gemeenschap gesubsidieerde hogere kunstscholen bepaalt dat een commissie zal worden opgericht en georganiseerd, belast met het ontvangen van de klachten van de studenten over de weigering van een inschrijving.Die commissie, die waarborgen inzake onafhankelijkheid biedt en waarin studenten zitting hebben, kan, met inachtneming van de door de reglementsbepalingen vastgestelde nadere regels, de weigering ongeldig maken. De student beschikt over tien dagen om beroep aan te tekenen tegen de beslissing voor die commissie, bij aangetekend schrijven. De commissie spreekt zich uit binnen de dertig dagen na de ontvangst van de klacht. ».

Art. 30.In hetzelfde decreet wordt een artikel 38bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 38bis.§ 1. Wanneer een hogere kunstschool met toepassing van artikel 38, § 2, 5° de inschrijving van een student in de tweede cyclus weigert, reikt ze de student een attest van weigering van inschrijving waarvan het model door de Regering wordt vastgesteld. Ze zendt de Regering een afschrift van dat attest onmiddellijk over.

Het attest omvat de uitdrukkelijke motivering van de weigering van inschrijving, de datum van ontvangst van de inschrijvingsaanvraag, haar volgnummer en de datum van weigering van de aanvraag. § 2. Elke hogere kunstschool houdt een speciaal register bij waarin elke aanvraag om inschrijving in de volgorde van haar ontvangst wordt opgenomen en ontvangt een uniek identificatienummer. § 3. De hogere kunstscholen kunnen niet op grond van artikel 38, § 2, 5°, de studenten weigeren die reeds in de instelling ingeschreven zijn en die voor financiering in aanmerking komen.

Met uitzondering van de in het eerste lid bedoelde studenten, kan geen andere student meer worden toegelaten in de optie waarin de student zich wenst in te schrijven nadat het in § 1 bedoelde attest aan een student is uitgereikt. § 4. Op 31 maart van elk jaar, deelt elke inrichtende macht, op de voordracht van de directeur, na advies van de pedagogische beheersraad, de Regering van de Franse Gemeenschap het aantal studenten mee die ze kan toelaten in de tweede cyclus, verdeeld over elke georganiseerde optie, in de loop van het volgende academiejaar.

Dat aantal mag niet kleiner zijn dan 90 % van de bevolking van het lopende academiejaar en kleiner dan 90 % van de referentiebevolking. »

Art. 31.Artikel 39, 4°, van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende tekst : « 4° de beschrijving van elk studieprogramma, vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 23 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten; »

Art. 32.Artikel 41 van hetzelfde decreet maakt een hoofdstuk I uit, luidend als volgt : « Hoofdstuk I - Voorwaarden voor de toelating tot de eerste cyclus », en dat artikel wordt vervangen door de volgende bepaling : «

Art. 41.Onder voorbehoud van andere bijzondere wettelijke bepalingen, van de verplichting om te slagen voor het toelatingsexamen bedoeld in artikel 25 van het decreet, en, met het oog op het behalen van de academische graad die ze bekrachtigt, hebben toegang tot het eerste jaar van de eerste cyclus, de studenten die houder zijn van : 1° ofwel het getuigschrift van hoger secundair onderwijs, uitgereikt vanaf het schooljaar 1993-1994 door een inrichting voor secundair onderwijs met volledig leerplan of voor sociale promotie van de Franse Gemeenschap, gehomologeerd door de daartoe ingestelde commissie, alsook de houders van hetzelfde getuigschrift dat, vanaf het burgerlijk jaar 1994, door de examencommissie van de Franse Gemeenschap wordt uitgereikt;2° ofwel het getuigschrift van hoger secundair onderwijs, uitgereikt uiterlijk op het einde van het schooljaar 1992-1993, samen, voor de toegang tot de studies van de eerste cyclus van een cursus van het lange type, met het diploma van bekwaamheid tot toegang tot het hoger onderwijs;3° ofwel van een diploma, uitgereikt door een instelling voor hoger onderwijs van de Franse Gemeenschap, dat een academische graad bekrachtigt, ofwel van een diploma uitgereikt door een universitaire instelling of een instelling die het hoger onderwijs met volledig leerplan organiseert krachtens een vroegere wetgeving;4° ofwel van een getuigschrift of diploma van hoger onderwijs uitgereikt door een instelling voor onderwijs voor sociale promotie;5° ofwel van een attest dat bewijst dat de student geslaagd is voor één van de toelatingsexamens georganiseerd door de instellingen voor hoger onderwijs of door een examencommissie van de Franse Gemeenschap, waarvan de programma's door de Regering worden vastgesteld na raadpleging, naar gelang van de sector, van de Franstalige interuniversitaire raad, de algemene raad voor hogescholen of de hoge raad voor kunsthoger onderwijs;6° ofwel van een diploma, bekwaamheidsbewijs of studiegetuigschrift die gelijk zijn met deze die vermeld zijn in de vorige punten, uitgereikt door de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap of door de Koninklijke Militaire School;7° ofwel van een buitenlands diploma, een buitenlands bekwaamheidsbewijs of buitenlands studiegetuigschrift die erkend zijn als gelijkwaardig met deze die vermeld zijn in de punten 1° tot 4° met toepassing van de wet, een decreet, een Europese richtlijn of een internationale overeenkomst;8° ofwel van een diploma van bekwaamheid tot toegang tot het hoger onderwijs, uitgereikt door de examencommissie van de Franse Gemeenschap;9° ofwel van een attest dat bewijst dat de student geslaagd is voor één van de toelatingsexamens die toegang geven tot de studies van het korte type in de hogescholen, georganiseerd door de hogescholen en waarvan de programma's door de Regering worden vastgesteld na raadpleging van de hoge raad voor hogescholen. De studenten die het in 9° bedoelde attest hebben behaald, hebben slechts toegang tot de studies van het korte type.

In de door de Regering vast te stellen voorwaarden, kunnen de instellingen die studies organiseren die tot het domein van de muziek behoren, studenten inschrijven die de in het eerste lid bedoelde toelatingsvoorwaarden niet vervullen, voor zover die studenten ingeschreven zijn in een inrichting voor leerplichtonderwijs, ze geslaagd zijn voor het toelatingsexamen en een overeenkomst gesloten wordt tussen de betrokken inrichtingen.

De Regering kan aanvullende toelatingsvoorwaarden vaststellen voor de in het vorige lid bedoelde studenten.

De Regering stelt de minimuminhoud van die overeenkomst, het maximumaantal studiepunten die door de student kunnen worden gevolgd, de mogelijkheden tot vrijstelling van cursussen in elk van de betrokken instellingen en de nadere regels voor de telling van de student voor de financiering.

Art. 33.In titel IV, worden de hoofdstukken II tot IV, die de artikelen 41bis tot 41 septies inhouden, ingevoegd, luidend als volgt : « HOOFDSTUK II. - Voorwaarden voor de toegang tot de tweede cyclus

Art. 41bis.§ 1. Toegang hebben tot studies van de tweede cyclus met het oog op het behalen van de graad die deze bekrachtigen, de studenten die houder zijn van : 1° ofwel de academische graad van de eerste cyclus van dezelfde cursus;2° ofwel dezelfde academische graad van de tweede cyclus van dezelfde cursus, maar met een andere finaliteit;3° ofwel een academische graad van het lange type die er toegang toe verschaft krachtens een beslissing van de Regering en onder de door haar vast te stellen aanvullende voorwaarden;4° ofwel een academische graad die gelijk is aan deze die vermeld zijn in de vorige punten, uitgereikt door inrichtingen die georganiseerd of gesubsidieerd worden door andere Belgische overheden dan de Franse Gemeenschap;5° ofwel een erkende buitenlandse academische graad die gelijkwaardig is met deze die vermeld zijn in de vorige punten met toepassing van een wet, een decreet, een Europese richtlijn of een internationale overeenkomst, onder dezelfde voorwaarden als de vorige punten. De aanvullende toegangsvoorwaarden hebben tot doel zich ervan te vergewissen dat de student de vereiste kennis en know-how heeft verworven die noodzakelijk zijn voor het voortzetten van de studies met inachtneming van het pedagogisch en kunstproject van de hogere kunstschool.

Wanneer die aanvullende toegangsvoorwaarden betrekking hebben op één of meer bijkomende cursussen, dan kunnen deze voor de student niet meer dan 60 bijkomende studiepunten vertegenwoordigen, rekening houdend met het geheel van de studiepunten die hij bovendien bij zijn inschrijving kan laten gelden.

Wanneer die aanvullende toegangsvoorwaarden 15 studiepunten overschrijden, maakt die opleiding een voorbereidend studiejaar uit.

Die leidt niet tot een diploma en wordt beschouwd als het laatste jaar van een eerste cyclus dat toegang verschaft tot de bedoelde studies.

Wanneer de aanvullende toegangsvoorwaarden maximaal 15 studiepunten vertegenwoordigen, maken de bijkomende cursussen deel uit van het studieprogramma van de tweede cyclus. § 2. Wanneer de inrichtende machten hun studieprogramma bepalen, moeten ze de onvoorwaardelijke toegang, zonder bijkomende cursussen, tot de tweede cyclus kunnen waarborgen aan iedere houder van een academische graad van de eerste doorstromingscyclus in dezelfde optie, uitgereikt in de Franse Gemeenschap. § 3. In afwijking daarvan, hebben eveneens toegang tot de studies van de tweede cyclus, de studenten die, om de academische graad van de eerste cyclus van dezelfde cursus te kunnen behalen, nog hoogstens 12 studiepunten met succes moeten volgen en tevens voor die studies ingeschreven moeten zijn.

De studenten die krachtens die bepaling toegelaten zijn, zullen niet voor beraadslaging in aanmerking worden genomen door een examencommissie van de tweede cyclus alvorens aan alle toelatingsvoorwaarden te hebben voldaan en de academische graad van de noodzakelijke eerste cyclus te hebben behaald. § 4. Na het advies van de hoge raad voor kunsthoger onderwijs te hebben ingewonnen, stelt de regering de algemene en bijzondere voorwaarden voor de toelating tot de studies van de tweede cyclus voor de houders van een academische graad van het korte type die door de Franse Gemeenschap wordt toegekend.

Met inachtneming van die bepalingen, op het einde van de procedure voor de toelating tot de tweede cyclus, volgens de door de Regering nader te bepalen regels, kan de student aanvullende cursussen volgen die hoogstens 60 bijkomende studiepunten vertegenwoordigen.

Wanneer die aanvullende toegangsvoorwaarden 15 studiepunten overschrijden, maakt die opleiding een voorbereidend studiejaar uit.

Ze leidt niet tot een diploma en wordt beschouwd als het laatste jaar van een eerste cyclus die toegang verschaft tot de bedoelde studies.

Wanneer de aanvullende toegangsvoorwaarden hoogstens 15 studiepunten vertegenwoordigen, maken de aanvullende cursussen deel uit van het studieprogramma van de tweede cyclus.

De aanvullende toegangsvoorwaarden hebben tot doel zich ervan te vergewissen dat de student de vooraf vereiste kennis en know-how heeft verworven die noodzakelijk zijn voor het voortzetten van de studies met inachtneming van het pedagogisch en kunstproject van de hogere kunstschool.

Die bepaling is eveneens van toepassing op de studenten die houder zijn van een academische graad - die met ten minste 180 studiepunten overeenstemt - toegekend door instellingen die georganiseerd of gesubsidieerd worden door andere Belgische overheden dan de Franse Gemeenschap, alsook op de studenten die houder zijn van buitenlandse bekwaamheidsbewijzen of graden.

Art. 41ter.In afwijking van artikel 41bis, onverminderd artikel 41 quater, kan de inrichtende macht, op de voordracht van de directeur, na het advies van de pedagogische beheersraad te hebben ingewonnen, met het oog op de toegang tot studies van de tweede cyclus, de know-how en de bekwaamheid van studenten die ze door hun persoonlijke of beroepservaring hebben verworven, laten gelden.

Die nuttige ervaring moet overeenstemmen met ten minste vijf activiteitsjaren, waarbij geen rekening wordt gehouden met hogere studiejaren die zonder succes werden afgesloten. Op het einde van een evaluatieprocedure georganiseerd door een examencommissie samengesteld uit leerkrachten van de optie, oordeelt de inrichtende macht of de kennis en know-how van de student voldoende zijn om die lessen met succes te kunnen volgen.

In dat geval, voor de toegang tot de studies, worden die studenten gelijkgesteld met deze die in artikel 41bis, § 4, bedoeld zijn.

De Regering bepaalt de organisatie van die examens tot geldigmaking van die verworvenheden en de minimumvoorwaarden waaraan die studenten moeten voldoen. HOOFDSTUK III.- Geïndividualiseerde toegang

Art. 41quater.Onder de door de Regering vast te stellen algemene voorwaarden, met het oog op de toelating tot de studies, maakt de directeur, na het advies van de pedagogische beheersraad te hebben ingewonnen, de studiepunten geldig die door de studenten werden verworven gedurende hogere studies of delen van hogere studies die ze reeds met succes zouden hebben gevolgd. De studenten die deze studiepunten genieten, worden vrijgesteld van de overeenstemmende delen van het studieprogramma.

Onder de door de Regering vast te stellen algemene voorwaarden, kan de pedagogische beheersraad in dit verband eveneens de kennis en de bekwaamheid van studenten geldig maken die ze door hun persoonlijke of beroepservaring hebben verworven.

Art. 41quinquies.Onder de door de Regering vast te stellen algemene voorwaarden, kunnen de inrichtende machten, op de voordracht van de directeur, na het advies van de pedagogische beheersraad te hebben ingewonnen, de studenten die het voordeel van de bepalingen van het voorafgaande artikel genieten, een vermindering van de minimunduur van de studies toekennen in verhouding tot het aantal studiepunten die bij de toelating geldig werden gemaakt.

Art. 41sexies.Met uitzondering van de aggregatie, kan geen academische graad worden toegekend door een instelling aan een student die daar, in ten minste één studiejaar, niet 60 studiepunten van het overeenstemmende programma werkelijk zou hebben gevolgd.

In afwijking van het vorige lid, kan de houder van een academische graad van master tot bekrachtiging van studies van de tweede cyclus van ten minste 120 studiepunten in één van de drie bepaalde finaliteiten de academische graad toegekend krijgen die overeenstemt met een andere finaliteit van die graad nadat hij, in ten minste één studiejaar, geslaagd is voor specifieke bijkomende studiepunten. HOOFDSTUK IV. - Bedrog bij de inschrijving

Art. 41septies.De student moet het bewijs leveren dat hij voldoet aan de voorwaarden voor de toegang tot de studies en zich niet bevindt in één van de gevallen van weigering bedoeld in artikel 38, § 2. Het kan worden geleverd met elk bewijsstuk of, bij gebrek aan een document, bij een door de student ondertekende verklaring op erewoord.

In geval van bedrog bij de inschrijving, verliest de student onmiddellijk zijn hoedanigheid van regelmatig ingeschreven student, alsook alle rechten in verband met die hoedanigheid en de rechtsgevolgen van het slagen voor examens gedurende het betrokken academiejaar. De instelling behoudt definitief de inschrijvingsrechten die haar betaald werden. De student kan in geen instelling voor hoger onderwijs worden toegelaten, in welke hoedanigheid ook, gedurende de drie volgende academiejaren. ».

Art. 34.Artikel 43 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende bepalingen : «

Art. 43.§ 1. Gedurende éénzelfde academiejaar, kan een student zich twee keer aanmelden voor de examens of evaluatiebeurten van éénzelfde cursus. De directeur kan echter, om behoorlijk met redenen omklede uitzonderlijke redenen die door hem te beoordelen zijn, een student ertoe machtigen zich meer dan twee keer aan te melden voor de samengevoegde evaluatiebeurten gedurende éénzelfde academiejaar.

Voor elke cursus worden in elk algemeen studiereglement de examenzittijden bepaald gedurende welke die evaluatiebeurten worden georganiseerd.

In afwijking van het eerste lid, kan de evaluatie van sommige activiteiten - praktische werkzaamheden, stages, persoonlijke verslagen en werken - slechts één keer per academiejaar worden georganiseerd. Ze wordt dan geacht verbonden te zijn aan elk van de examenzittijden van het onderwijs.

In afwijking van het eerste lid, wordt de evaluatie van de kunstlessen, met uitzondering van deze die bepaald worden door de inrichtende macht in het bijzonder studiereglement, op de voordracht van de directeur na advies van de pedagogische beheersraad, slechts één keer per academiejaar georganiseerd. Ze wordt dan geacht verbonden te zijn aan elk van de examenzittijden van het onderwijs.

De kunstlessen waarvoor twee zittijden kunnen worden georganiseerd, bedoeld in het vierde lid, worden, op collegiale voordracht van de directeurs, na advies van de hoge raad, door de Regering vastgesteld in een bijlage bij het algemeen studiereglement. § 2. Voor de studenten van het eerste studiejaar, komen de examens, met inbegrip van deze die bedoeld zijn in § 1, derde lid, georganiseerd op het einde van de eerste periode van vier maanden, voor vrijstelling in aanmerking : het geheel of een deel van die examens kan geldig worden gemaakt, maar deze komen niet in aanmerking als de student zakt. § 3. Onder de door de Regering vast te stellen algemene voorwaarden, kan de student kiezen de cursussen van één studiecyclus te verdelen over een aantal academiejaren dat hoger ligt dan het aantal studiejaren bepaald in het programma.

Die in de tijd verspreide planificatie van zijn activiteiten en van de samengevoegde evaluatiebeurten wordt vastgelegd in een jaarlijks herzienbare overeenkomst die met de directeur van de hogere kunstschool op het ogenblik van de inschrijving wordt opgesteld.

Indien de student de studiepunten krijgt die overeenstemmen met de cursussen van zijn geïndividualiseerd programma, kan hij zijn studies voortzetten zonder beschouwd te worden als student die niet voor financiering in aanmerking komt in de zin van artikel 51, 1° of 2°. »

Art. 35.Artikel 50 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met het volgende lid : « De student die ingeschreven is voor een geheel van cursussen die leiden tot de toekenning van minder dan 15 studiepunten wordt echter niet in aanmerking genomen. De student die ingeschreven is voor een geheel van cursussen die leiden tot de toekenning van 15 tot minder dan 45 studiepunten wordt slechts voor een halve eenheid in aanmerking genomen. De studenten die blijven zitten en waarvan het studiejaar een saldo van studiepunten bevat dat lager is dan 45 studiepunten worden altijd volledig in aanmerking genomen. »

Art. 36.In artikel 51, 1°, van hetzelfde decreet, wordt het woord « afdeling » vervangen door de woorden « afdeling of optie ».

Art. 37.Artikel 52 van hetzelfde decreet wordt aangevuld met twee leden, luidend als volgt : « Het aantal betrekkingseenheden berekend voor het geheel van de hogere kunstscholen, wordt voorzien van een coëfficiënt die gelijk is aan 100.

Elk jaar, onderzoekt de Regering de mogelijkheid om een verminderingscoëfficiënt vast te leggen. ».

Art. 38.In artikel 54 van hetzelfde decreet, wordt § 5, 3° vervangen door de volgende tekst : « 3° In afwijking van het derde lid, indien, in het vier jaar van toepassing van dit decreet, het gemiddeld aantal studenten van een domein die in aanmerking komen voor financiering gedurende de laatste vier jaren, met meer dan 10 % verschilt van het gemiddeld aantal studenten die voor financiering in aanmerking kwamen in datzelfde domein gedurende de academiejaren 1995-1996 tot 1999-2000, brengt de Regering een verslag aan het Parlement van de Franse Gemeenschap alsook een voorstel van eventuele wijziging van de coëfficiënten van artikel 53 voor dat domein uit.

Art. 39.In artikel 55 van hetzelfde decreet worden twee nieuwe leden, luidend als volgt, ingevoegd tussen het tweede lid en het derde lid : « In afwijking van het vorige lid kan de verhouding tussen betrekkingseenheden van leraars of begeleiders die in vast verband benoemd zijn, niet hoger zijn dan 70 %, om de benoeming of de werving in vast verband mogelijk te maken van leerkrachten die ten minste 55 jaar oud zijn en ten minste 20 jaar dienstactiviteit tellen. Die mogelijkheid kan niet worden toegepast door de hogere kunstscholen die in de vijf vorige jaren leden van het onderwijzend personeel in vast verband hebben benoemd of aangeworven die minder oud waren dan deze aan wie de hogere kunstscholen het voordeel van deze bepaling wensen toe te kennen.

De afgevaardigde van de Regering bevestigt dat de voorwaarden bedoeld bij het vorige lid vervuld zijn ».

Art. 40.Artikel 72, § 2, eerste lid, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 3 maart, wordt aangevuld als volgt : « De lectoren kunnen deelnemen aan de evaluatie van de studenten. »

Art. 41.In artikel 99 van hetzelfde decreet, wordt het eerste lid vervangen door het volgende lid : « De personeelsformatie wordt de Regering ter goedkeuring voorgelegd door de directeur van de hogere kunstschool, na het advies van de pedagogische beheersraad te hebben ingewonnen. Die personeelsformatie wordt jaarlijks vastgesteld. Een eerste voorstel van personeelsformatie wordt de Regering ter goedkeuring voorgelegd op 15 februari vóór het academiejaar waarin de personeelsformatie van toepassing zal zijn. De definitieve personeelsformatie wordt de Regering ter goedkeuring voorgelegd op 1 oktober van het academiejaar waarin ze van toepassing is. De personeelsformatie kan in de loop van het jaar worden herzien en aangepast. ».

Art. 42.In artikel 101, derde lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden« , waarvan de opdracht hoger is dan 30/600ste voor een academiejaar en » ingevoegd tussen de woorden « studenten » en « waarvoor ».

Art. 43.In artikel 105, § 1, van hetzelfde decreet worden de woorden « na advies van de wervingscommissie, dan » opgeheven.

Art. 44.In artikel 110 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid wordt 3° opgeheven;2° In het tweede lid worden de woorden « en 3 » opgeheven.

Art. 45.In artikel 226, derde lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden« , waarvan de opdracht hoger is dan 30/600ste voor een academiejaar en » ingevoegd tussen de woorden « studenten » en « waarvoor ».

Art. 46.In artikel 230, § 1, van hetzelfde decreet, worden de woorden « na advies van de Wervingscommissie en » opgeheven.

Art. 47.In artikel 235 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° In het eerste lid, wordt 3° opgeheven;2° In het tweede lid, worden de woorden « en 3° » opgeheven.

Art. 48.2° van artikel 302 van hetzelfde decreet wordt vervangen door de volgende tekst : « 2° van een voorzitter en twee plaatsvervangende voorzitters gekozen onder de in activiteit zijnde of in ruste gestelde magistraten, of bij ontstentenis daarvan, onder de ambtenaren-generaal van het ministerie; »

Art. 49.In artikel 356, derde lid, van hetzelfde decreet, worden de woorden « waarvan de opdracht hoger is dan 30/600ste voor een academiejaar en » ingevoegd tussen de woorden « studenten » en « waarvoor ».

Art. 50.In artikel 360, § 1, van hetzelfde decreet, worden de woorden « na advies van de Wervingscommissie en » opgeheven.

Art. 51.In artikel 365 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in het eerste lid wordt 3° opgeheven;2° in het tweede lid, worden de woorden « en 3° » opgeheven.

Art. 52.Artikel 431, vierde lid, van hetzelfde decreet, wordt aangevuld met de volgende tekst : « of, bij ontstentenis daarvan, onder de ambtenaren-generaal van het ministerie ».

Art. 53.In hetzelfde decreet wordt een artikel 469bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 469bis.Het personeel bedoeld in de artikelen 468 en 469 voor de verkiezing van de pedagogische beheersraad wordt geacht te behoren tot de categorie « andere categorieën van het personeel dan de categorie van het onderwijzend personeel » bepaald in artikel 17 totdat een statutaire oplossing wordt gevonden en totdat de categorieën waarin ze geplaatst zullen worden, wordt bepaald. »

Art. 54.In artikel 473 van hetzelfde decreet, gedeeltelijk vernietigd bij het arrest nr. 7/2004 van het Arbitragehof, wordt het eerste lid, 1°, vervangen door : « 1° Na het eerste lid van artikel 5 wordt het volgende lid ingevoegd : « In afwijking van de bepalingen b), c) en e) hierboven, behouden de leerkrachten van de hogere kunstscholen die een artistiek beroep uitoefenen het voordeel van het hoofdambt wat de rechtspositie betreffende de uitoefening van hun beroep ook is en welke de bedragen van hun inkomsten en het urenvolume van hun artistieke activiteit ook mogen zijn. " ». 3. Wijziging van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen.

Art. 55.Artikel 11 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen, aangevuld bij de decreten van 2 december 1996, 30 juni 1998, 17 juli 1998 en 19 mei 2004, wordt aangevuld met het volgende lid : « Het punt C bedoeld in het eerste lid, 3°, houdt de loon- en werkingskosten niet in die geraamd worden voor het toezicht door de commissarissen van de Regering bij de hogescholen die door de Regering belast zouden worden met een toezichtstaak bij andere instellingen voor hoger onderwijs buiten de universiteit dan een hogeschool, ten belope van het deel van de opdracht die de commissaris uitoefent bij andere instellingen voor hoger onderwijs buiten de universiteit dan een hogeschool. »

Art. 56.Artikel 35 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 17 juli 2003, wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : « De Regering kan een commissaris bij de hogescholen toezichtstaken toevertrouwen in andere sectoren van het hoger onderwijs buiten de universiteit. 4. Wijziging van het decreet van 17 maart 1997 tot vaststelling van het statuut van de commissarissen bij de hogescholen Art.57. Artikel 13, eerste lid, van het decreet van 17 maart 1997 tot vaststelling van het statuut van de commissarissen bij de hogescholen wordt vervangen door het volgende lid : « Bij vaststelling van een onverenigbaarheid bedoeld in artikel 37 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen of van een onverenigbaarheid bedoeld in artikel 34 ter van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten), verwittigt de Regering de commissaris per aangetekende brief binnen een termijn van drie dagen. »

Art. 58.Artikel 23, eerste lid, 9°, van hetzelfde decreet, gewijzigd bij het decreet van 17 juli 2003, wordt vervangen door de volgende tekst : « 9° indien hij, na eventuele uitputting van de procedure bedoeld in artikel 13, weigert een einde te maken aan een onverenigbaarheid bedoeld in artikel 37 van het decreet van 9 september 1996 betreffende de financiering van de door de Franse Gemeenschap ingerichte of gesubsidieerde hogescholen of aan een onverenigbaarheid bedoeld in artikel 34 ter van het decreet van 20 december 2001 tot vaststelling van de regels die specifiek zijn voor het hoger kunstonderwijs georganiseerd in de hogere kunstscholen (organisatie, financiering, omkadering, statuut van het personeel, rechten en plichten van studenten). » 5. Wijziging van het decreet van 31 maart 1994 houdende bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs Art.59. Artikel 6, § 1, 3° van het decreet van 31 maart 1994 houdende bepaling van de neutraliteit van het Gemeenschapsonderwijs wordt vervangen door de volgende tekst : « 3° de universitaire instellingen, de hogescholen en de hogere kunstscholen georganiseerd door de Franse Gemeenschap in het kader van de aggregatie van het hoger secundair onderwijs. ». 6. Wijziging van het decreet van 17 december 2003 houdende organisatie van de neutraliteit eigen aan het gesubsidieerd officieel onderwijs en houdende diverse maatregelen inzake onderwijs Art.60. Artikel 7, § 1, 3° van het decreet van 17 december 2003 houdende organisatie van de neutraliteit eigen aan het gesubsidieerd officieel onderwijs en houdende diverse maatregelen inzake onderwijs wordt vervangen door de volgende tekst : « 3° de universitaire instellingen, de hogescholen en de hogere kunstscholen georganiseerd door de Franse Gemeenschap in het kader van de aggregatie van het hoger secundair onderwijs. ». 7. Wijziging van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving Art.61. In artikel 12, § 2quater van de wet van 29 mei 1959 tot wijziging van sommige bepalingen van de onderwijswetgeving, gewijzigd bij de wet van 14 juli 1975, de wet van 5 augustus 1978, de wet van 29 juni 1983, het koninklijk besluit nr. 413 van 29 april 1986, het koninklijk besluit nr. 462 van 17 september 1986, het koninklijk besluit nr. 505 van 31 december 1986, het decreet van 12 juli 1990, het decreet van 16 april 1991, het decreet van 19 juli 1991, het decreet van 26 juni 1992, het decreet van 10 april 1995, het decreet van 9 september 1996, het decreet van 2 december 1996, het decreet van 24 juli 1997, het besluit van de Regering van 8 november 2001, het decreet van 20 december 2001, het besluit van de Regering van 27 juni 2002 en het decreet van 20 juli 2005, worden de woorden « 1 december » vervangen door de woorden « 1 februari ». 8. Wijziging van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten Art.62. Artikel 15 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt : « In het kunsthoger onderwijs, omvatten de curricula van het korte type echter hoogstens 180 studiepunten. »

Art. 63.Artikel 16, § 4, van hetzelfde decreet wordt aangevuld met een derde lid, luidend als volgt : « De grondige finaliteit kan worden georganiseerd door een hogere kunstschool, voor zover ze met één of meer universiteiten of met een universitaire academie een overeenkomst heeft gesloten die de Regering voorafgaandelijk ter goedkeuring was voorgelegd ».

Art. 64.In artikel 23, tweede lid, van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de organisatie van het hoger onderwijs ter bevordering van de integratie in de Europese ruimte van het hoger onderwijs en betreffende de herfinanciering van de universiteiten, wordt het cijfer « 2 » vervangen door het cijfer « 1 » en wordt het cijfer « 30 » vervangen door het cijfer « 60 ». 9. Opheffings- en slotbepalingen Art.65. Artikel 14 van het decreet van 31 maart 2004 betreffende de reglementering van het hoger kunstonderwijs met het oog op integratie in de Europese ruimte wordt opgeheven.

Art. 66.Dit decreet treedt in werking gedurende de opeenvolgende academiejaren, met uitzondering van de periode van de eerste drie academiejaren die op 1 september 2006 begint.

In afwijking van het eerste lid, treden de artikelen 22, b), 24 tot 27, 29, 30, 36 tot 53, 55 tot 62, in werking op 15 september 2006.

In afwijking van het eerste lid, heeft artikel 54 uitwerking met ingang van 1 september 2002 en houdt op uitwerking te hebben met ingang van 31 december 2005.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, op 2 juni 2006.

De Minister-Presidente, belast met het Leerplichtonderwijs en het Onderwijs voor Sociale Promotie, Mevr. M. ARENA De Vice-Presidente, Minister van Hoger Onderwijs, Wetenschappelijk Onderzoek en Internationale Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Vice-President, Minister van Begroting en Financiën, M. DAERDEN De Minister van Ambtenarenzaken en Sport, Cl. EERDEKENS De Minister van Cultuur, de Audiovisuele Sector en Jeugd, Mevr. F. LAANAN De Minister van Kinderwelzijn, Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. C. FONCK _______ Nota (1) Zitting 2005-2006 Stukken van de Raad.- Ontwerp van decreet, nr. 248-1. - Commissieamendementen, nr. 248-2. - Verslag, nr. 248-3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. Vergadering van dinsdag 30 mei 2006.

^