Etaamb.openjustice.be
Decreet van 03 maart 2004
gepubliceerd op 19 april 2004

Decreet houdende wijziging van het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en accommodatiecentra, van jongeren informatiecentra en van hun federaties

bron
ministerie van de franse gemeenschap
numac
2004029119
pub.
19/04/2004
prom.
03/03/2004
ELI
eli/decreet/2004/03/03/2004029119/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

3 MAART 2004. - Decreet houdende wijziging van het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en accommodatiecentra, van jongeren informatiecentra en van hun federaties (1)


Het Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.§ 1. In artikel 1, § 1, 4°, van het decreet van 20 juli 2000 tot bepaling van de voorwaarden voor de erkenning en de subsidiëring van jeugdhuizen, van ontmoetings- en accommodatiecentra, van jongeren informatiecentra en van hun federaties, worden de woorden « die methodes en technieken aanwenden die het best aangepast zijn aan de noden van het potentieel publiek en aan de verwezenlijking van het in 2° gestelde doel » vervangen door de woorden « die methodes en technieken aanwenden die het best aangepast zijn aan de noden van het potentieel publiek en aan de verwezenlijking van het in 3° gestelde doel ». § 2. In artikel 1, § 2, 1°, worden de woorden « activiteiten uitoefenen die overeenstemmen met het in § 1, 2°, bedoelde doel » vervangen door de woorden « activiteiten uitoefenen die overeenstemmen met het in § 1, 3°, bedoelde doel ».

In artikel 1, § 2, 2°, worden de woorden « overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 tot toekenning van de rechtspersoonlijkheid aan verenigingen zonder winstoogmerk en instellingen van openbaar nut » vervangen door de woorden « overeenkomstig de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen ».

In artikel 1, § 2, 3°, worden de woorden « waarvan een lid een gekwalificeerd animator - coördinator is, erkend door de in artikelen 37 tot 39 bedoelde subcommissie kwalificatie », alsook het tweede lid, afgeschaft.

Art. 2.In artikel 2, wordt de melding « en in artikelen 3 of 4 en 5 en 7 » vervangen door de melding « en in de artikelen 3, of 4 en 5, of 6 en 7 ».

In artikel 2 wordt het tweede streepje vervangen door : « - ofwel partner zijn van een vereniging in het raam van haar actieplan dat erkend is krachtens de in de artikelen 16 tot 18bis bedoelde bijzondere maatregelen inzake het sociocultureel gelijkekansenbeleid, het partnerschapsverband of de decentralisatie. ».

Art. 3.In de artikelen 5, 2e lid, en 7, 2e lid, worden de woorden « in dit geval moet de vereniging een boekhouding bijhouden waarin een onderscheid gemaakt wordt tussen haar financieel beheer en dat van andere centra die eveneens erkend zijn dan de in het eerste lid bedoelde jeugdorganisatie » vervangen door de woorden « in dit geval moet de vereniging een boekhouding bijhouden waarin een onderscheid gemaakt wordt tussen haar financieel beheer, dat van andere uitbatingszetsels en dat van de in het eerste lid bedoelde jeugdorganisatie ».

Art. 4.In artikel 10, 2e lid, worden de woorden « De socioculturele activiteit is een regelmatig of tijdelijk initiatief van educatieve of recreatieve aard. Het collectief initiatief wordt gerealiseerd in meerdere fasen en in groep uitgewerkt en concreet uitgevoerd » vervangen door de woorden « Met als doel de uitdrukking en de emancipatie van het individu, is de culturele activiteit een regelmatig of tijdelijk initiatief van educatieve of recreatieve aard.

Het collectief initiatief wordt gerealiseerd in meerdere fasen en in groep uitgewerkt en concreet uitgevoerd. »

Art. 5.Artikel 12 wordt door een nieuw artikel 12 vervangen, luidend als volgt : «

Art. 12.Minstens 50 % van de bezettingsgraden bedoeld bij artikel 11, 3e lid, 3°, 4e lid, 3° en 5e lid, 3°, dienen betrekking te hebben op buitenschoolse activiteiten.

De schoolactiviteiten zijn, namelijk, de bosklassen, de recreatieklassen en gelijkgestelde activiteiten. »

Art. 6.Artikel 15 wordt door een nieuw artikel 15 vervangen, luidend als volgt : «

Art. 15.Een van de leden van de animatieploeg is een gekwalificeerd animator-coördinator erkend door de subcommissie kwalificatie bedoeld bij de artikelen 37 tot 39. In afwijking daarvan, kan een vereniging ertoe gemachtigd worden, voor een maximale duur van zes jaar, zich te laten bijstaan door een collegiaal team waarvan een lid het ambt gekwalificeerd animator-coördinator waarneemt, erkend door de subcommissie kwalificatie bedoeld bij de artikelen 37 tot 39. Deze afwijking kan enkel toegestaan worden op de aanvraag van de vereniging en op eensluidend advies van de adviescommissie voor jeugdhuizen en Bcentra. Het aantal verenigingen die deze afwijking genieten, mag in geen geval 20 % overschrijden van het geheel aantal verenigingen waarvoor een actieplan erkend zal worden. De commissie draagt de kandidaatstelling voor van de verenigingen die deze afwijking wensen te genieten en bepaalt, indien nodig, een voorrangsorde volgens door haar opgelegde criteria.

Het actieplan van een vereniging die de afwijking bedoeld in artikel 1, § 2, 3°, geniet, kan enkel in niveau J.H.3, O.A.C.3 of J.I.C.3 erkend worden. »

Art. 7.Er wordt een artikel 18bis ingevoegd, luidend als volgt : «

Art. 18bis.Een actieplan kan, bovendien, erkend worden in het raam van het specifiek stelsel voor permanente hulpverlening aan de uitdrukking en de creatie van jongeren. Dit stelsel bestaat in het programmeren van acties of dienstverleningen die ertoe strekken het uitdrukkings- of creatievermogen van jongeren te ondersteunen en volle ontplooiing te verlenen door het aanwenden van een of meer lichamelijke, artistieke en socioculturele communicatie- of uitdrukkingswijzen. Het stelsel moet betrekking hebben op initiatie- of vervolmakingsacties en voorzien in een steun voor de productie van werken en de verspreiding ervan buiten het centrum. Het stelsel dient verspreid te worden over de duur van het vierjarenplan.

De acties bedoeld bij lid 1 moeten de bevordering van de jongeren beogen in verband met de gekozen technieken, hun integratie in een net met andere jongeren, hun contactopname met externe netten met als doel de waardering en de bekendmaking van hun verwezenlijkingen. In geen geval mogen zij beperkt worden tot de overeenkomstig dit decreet gewoonlijk door het centrum geprogrammeerde werkactiviteiten. Zij moeten open staan voor het publiek van het centrum en voor een publiek buiten het centrum, ofwel afkomstig van hun actiezone, ofwel van het gewest waarin het centrum gelegen is, ofwel van de Franse Gemeenschap.

De Adviescommissie voor jeugdhuizen en -centra bepaalt de elementen die gevat moeten zijn in de programmering van het bestendige hulpstelsel voor de uitdrukking en de creatie. De Adviescommissie voor jeugdhuizen en -centra legt deze elementen ter goedkeuring aan de Regering voor. »

Art. 8.In artikel 19, worden de woorden « van de in artikelen 16 tot 18 bedoelde bepalingen » vervangen door de woorden « van de in de artikelen 16 tot 18bis bedoelde bepalingen ».

Art. 9.In artikel 20, 3°, wordt de melding « en deze met betrekking tot de intrekking van de erkenning » toegevoegd na « tijdens de vier jaren van het actieplan mag worden doorgevoerd ».

In artikel 20, 4°, wordt de melding « de mogelijkheid voor de vereniging om beroep aan te tekenen tegen de weigering of wijziging van de goedkeuring van een actieplan alsook de vormen en termijnen hiervoor » afgeschaft en vervangen door de melding « de mogelijkheid voor de vereniging om beroep aan te tekenen tegen de weigering, de wijziging of intrekking van een actieplan en de nadere regels voor de indiening van de beroepen ».

In artikel 20, 7°, wordt de melding « de wijzen volgens dewelke de beslissingen moeten worden genomen inzake de goedkeuring, de wijziging van een goedkeuring of een beroep » wordt afgeschaft en vervangen door de melding « de termijnen waarbinnen de beslissingen inzake erkenning, wijziging en intrekking van de erkenning moeten worden genomen en het beroep ingesteld worden ».

Art. 10.Artikel 21, 1°, a), wordt vervangen door de volgende melding : « a) over de procedures inzake de toekenning en de intrekking van de erkenning, inzake de toekenning, de vernieuwing, de wijziging en de intrekking van de erkenning van actieplannen, inzake de schorsing van het recht tot subsidiëring en de erkenning van de animators-coördinators en inzake de beroepen met betrekking tot deze; ».

Artikel 21, 1°, c), wordt vervangen door de volgende melding : « c) over de aanvragen om uitzonderlijke toelagen ingediend door de erkende verenigingen met toepassing van dit decreet ».

In artikel 21, wordt een punt 6° toegevoegd, luidend als volgt : « 6° de aard, het voorwerp en de criteria voor de betoelaging van de innoverende experimenten te bepalen die onderworpen zijn aan de goedkeuring van de Regering, zoals bedoeld bij artikel 44, 3°. »

Art. 11.Aan artikel 22, 1°, wordt een punt f) toegevoegd, luidend als volgt : « f) een vertegenwoordiger van iedere Franstalige provincie en een vertegenwoordiger van de Franse Gemeenschapscommissie van het Brusselse hoofdstedelijk Gewest, respectief aangewezen door iedere Bestendige Deputatie of het College van de Franse Gemeenschapscommissie. » Artikel 22, 2°, a) wordt opgeheven.

Art. 12.In artikel 38, 1e lid, worden de woorden « Binnen één jaar vanaf de erkenning van de vereniging » vervangen door de woorden « Binnen een termijn van één jaar vanaf de erkenning van het actieplan van de vereniging ». De woorden « als dit gebeurt na de erkenning van de vereniging » worden vervangen door de woorden « als dit gebeurt na de erkenning van het actieplan van de vereniging ».

In artikel 38, 2e lid, worden de woorden « een procedure tot intrekking van de erkenning » vervangen door de woorden « een procedure tot intrekking van de erkenning van haar actieplan ».

In artikel 38, 3e lid, worden de woorden « een procedure tot intrekking van de erkenning » vervangen door « een procedure tot intrekking van de erkenning van haar actieplan ».

Art. 13.Artikel 44 wordt vervangen door een nieuw artikel 44 luidend als volgt : «

Art. 44.§ 1. De vereniging waarvan het actieplan erkend is, geniet, ten belope van de beschikbare begrotingskredieten, een gewone toelage, omvattende : 1° een eerste deel dat bestaat uit : a) ongeacht het niveau waarin het vierjarenactieplan is erkend, een tegemoetkoming in de personeelskosten gelijk met minimum 10 punten, op voorwaarde dat de vereniging een voltijdse animator-coördinator aanwerft; b) een forfaitaire tegemoetkoming van minstens 5.580,00 EUR of van minstens 1.860,00 EUR, naargelang de animator-coördinator respectievelijk gekwalificeerd is als type 1 of 2 overeenkomstig artikel 37, tweede lid; c) indien de vereniging beroep doet op een collegiaal team, zoals bedoeld in artikel 1, § 2, 3°, een forfaitaire tegemoetkoming van minstens 4.960,00 EUR voor de onkosten die voortvloeien uit de activiteiten van dit team; d) een forfaitaire tegemoetkoming, voor de werkingsuitgaven en gekoppeld aan de tenuitvoerlegging van het actieplan, van ten minste : - 17.360,00 EUR indien het algemeen actieplan is erkend in het niveau J.H.1, O.A.C B .1 of J.I.C.1; - 14.880,00 EUR indien het algemeen actieplan is erkend in het niveau J.H.2, O.A.C.2 of J.I.C.2; - 9.920,00 EUR indien het algemeen actieplan is erkend in het niveau J.H.3, O.A.C.3 of J.I.C.3; e) desgevallend, een tegemoetkoming voor de retributie die de vereniging ten laste neemt voor bijkomend technisch, administratief en cultureel personeel.De Regering bepaalt de wijzen en het bedrag van deze tegemoetkoming; f) desgevallend, een tegemoetkoming gelijkwaardig aan 10 punten minimum voor de retributie van een bijkomende animator;g) desgevallend, een tegemoetkoming gelijkwaardig aan de retributie van een andere permanente persoon. Voor de toekenning van de tegemoetkomingen bedoeld bij de punten e), f) en g), houdt de Regering rekening met de aan iedere vereniging reeds toegekende tewerkstellingssubsidies, buiten de stelsels bedoeld bij de artikelen 16 tot 18bis.2° een tweede deel, indien haar actieplan erkend is in het raam van de 4 specifieke stelsels bedoeld in de artikelen 16 tot 18bis, bestaande uit : a) een tegemoetkoming gelijkwaardig aan 5 punten minimum in de loonlast van een bijkomende werknemer.De Regering bepaalt de nadere regels voor en het bedrag van deze tegemoetkomingen; b) een forfaitair werkingsbedrag dat bepaald wordt door de Regering;3° desgevallend, een derde deel bestaande uit forfaitaire subsidies voor innoverende experimenten, inzonderheid op de gebieden van de informatie voor de jeugd en over het burgerschap.De aard, het voorwerp en de subsidiëringscriteria van deze experimenten worden voorgelegd door de Adviescommissie voor jeugdhuizen en Bcentra ter goedkeuring van de Regering. Ieder experiment is hernieuwbaar en kan gefinancierd worden door een of meerdere forfaitaire subsidies. De Regering bepaalt de bedragen en de nadere regels voor deze tegemoetkomingen, op de voordracht van de Adviescommissie voor jeugdhuizen en -centra. § 2. Voor de tegemoetkoming in de personeelskosten bedoeld bij § 1, bepaalt de Regering de waarde van het punt, en die mag niet lager zijn dan 2 541 EUR. Voor de toepassing van artikel 44, 1°, kunnen de tegemoetkomingen de toekenning van puntenfracties met zich meebrengen. »

Art. 14.In artikel 46, lid 1, worden de woorden « waarvan het actieplan erkend is » ingevoegd na de woorden « De pas erkende vereniging ».

In artikel 46, lid 2, worden de woorden « Na 10 jaar ononderbroken gewone jaarlijkse toelagen » vervangen door de woorden « Na een geheel van 10 jaar gewone jaarlijkse subsidiëring ».

Art. 15.Artikel 47 wordt vervangen door een nieuw artikel 47 luidend als volgt : «

Art. 47.Jaarlijks geniet de als federatie erkende vereniging, ten belope van de beschikbare begrotingskredieten, een gewone forfaitaire toelage van minstens 4 960,00 EUR. Deze toelage is volledig verschuldigd per kalenderjaar, zelfs als de vereniging pas als federatie erkend wordt tijdens het jaar. »

Art. 16.In Titel IV, in Hoofdstuk III - De uitbetaling, rechtvaardiging, beperking en schorsing van de toelagen, wordt een artikel 47bis ingevoegd waarbij bepaald wordt : «

Art. 47bis.Iedere vereniging die een toelage geniet in het raam van dit decreet moet een volledige boekhouding voeren, zoals bepaald bij de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen in haar artikel 17, § 3, en de toepassingsbesluiten ter uitvoering genomen van deze wet; de boekhouding dient volgens deze beginsels gevoerd te worden vanaf 1 januari van het eerste jaar waarvoor de vereniging de toelagen geniet bedoeld bij artikel 44.. »

Art. 17.Artikel 48 wordt door een nieuw artikel 48 vervangen, luidend als volgt : «

Art. 48.Vanaf 1 januari van ieder jaar en voorzover de algemene uitgavenbegroting voorafgaandelijk werd aangenomen, betaalt de Regering de gewone toelage in twee schijven uit. Een eerste schijf gelijk aan 85 % van de gewone toelage zoals bepaald bij de artikelen 44 en 47 wordt vereffend tegen ten laatste 31 maart. De tweede schijf, zijnde 15% van de gewone toelage zoals bepaald bij de artikelen 44 en 47, wordt uitbetaald, ten vroegste tegen 1 april, binnen hoogstens de drie maanden na de indiening door de vereniging van de overzichtstabel van haar voor toelage in aanmerking genomen loonlasten voor het vorig jaar en gedekt door de gewone toelage van het vorig kalenderjaar; het mededelen van deze overzichtstabel opent het recht op de vereffening van het saldo van de gewone toelage. »

Art. 18.Artikel 49 wordt door een nieuw artikel 49 vervangen, luidend als volgt : «

Art. 49.De gewone toelage toegekend voor een jaar heeft betrekking op eenzelfde kalenderjaar. Deze toelage wordt verantwoord door de lasten die voor dat kalenderjaar in aanmerking komen. Om in aanmerking genomen te mogen worden, dienen de lasten het voorwerp uit te maken van een boekhoudkundige vastlegging gedurende datzelfde kalenderjaar.

De vereniging is ertoe gehouden tegen 30 juni ten laatste aan de Regering haar jaarlijkse rekeningen mede te delen, goedgekeurd door haar algemene vergadering en betreffende het voorgaande kalenderjaar.

Deze jaarlijkse rekeningen bevatten de balans en resultatenrekening volgens het schema bedoeld bij de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen.

De lasten die in de resultatenrekening opgenomen zijn en de andere lasten dan deze die betrekking hebben op de loonlasten die gedekt worden door andere toelagen gelden als verantwoording van de forfaitaire toelagen bedoeld bij de artikelen 44, 1°, b), c) en d), 2°, b), en 47.

Worden beschouwd als lasten die de aanwending verantwoorden van de toelagen bedoeld bij artikel 44, 1°, a), e) en f), en 2°, a) : het bedrag van de jaarlijkse bruto-bezoldigingen van de werknemers van de vereniging, met inbegrip van de door de werkgever verschuldigde bijdragen bij toepassing van de wet op de sociale zekerheid van de werknemers en de andere kosten die voortvloeien uit wettelijke verplichtingen betreffende arbeidsovereenkomsten.

Worden beschouwd als uitgaven die de toelagen bedoeld bij artikel 46, 1 en 2 leden verantwoorden : de investeringen van de vereniging in verband met het aanschaffen van meubilair, bureaumateriaal en didactisch materiaal met uitsluiting van elke uitgave met betrekking tot verbruiksmateriaal. »

Art. 19.Artikel 50 wordt vervangen door een nieuw artikel 50 luidend als volgt : De vereniging is ertoe gehouden om gedurende vijf jaar, vanaf de 1ste januari van het jaar dat volgt op het jaar van de toekenning van de toelagen, alle boekhoudkundige documenten die het gebruik van de toegekende toelagen verantwoorden bij te houden en deze ter beschikking te stellen in geval van controle, overeenkomstig de algemene bepalingen die van toepassing zijn op de begrotingen, het toezicht op de toelagen en de boekhouding van de gemeenschappen en de gewesten, alsook de inrichting van het toezicht van het Rekenhof. »

Art. 20.Artikel 52 wordt vervangen door een nieuw artikel 52 luidend als volgt : «

Art. 52.De vereniging waarvan het actieplan niet meer erkend wordt, geniet het jaar tijdens hetwelk deze erkenning ingetrokken wordt, de gewone toelagen bedoeld bij artikel 44 prorata temporis voor de periode gaande van 1 januari van datzelfde jaar tot de datum van uitwerking van de intrekking van de erkenning. Ook kan de vereniging aanspraak maken op een buitengewone toelage berekend op basis van artikel 44 en die een periode dekt van zes maanden met ingang vanaf de datum van uitwerking van de intrekking van de erkenning van haar actieplan. Deze buitengewone toelage dekt de werkingslasten en de lasten voor het personeel; deze buitengewone toelage wordt verantwoord overeenkomstig de bepalingen van de artikelen 49 en 50.

In geval van invereffeningstelling of stopzetting van de activiteiten van een vereniging waarvan het actieplan erkend werd, worden de toelagen aan deze vereniging verschuldigd overeenkomstig het vorig lid, voorzover de vereniging een vereffenaar heeft benoemd die zich ertoe verbindt dat de gestorte toelagen enkel gebruikt worden voor het dekken van de krachtens dit decreet in aanmerking komende lasten. »

Art. 21.In Titel IV, in Hoofdstuk III - De uitbetaling, rechtvaardiging, beperking en schorsing van de toelagen, wordt een artikel 52bis ingevoegd luidend als volgt : «

Art. 52bis.§ 1. De Regering zorgt via haar diensten voor de jaarlijkse bekendmaking van een verslag met betrekking tot de bedragen toegekend krachtens dit decreet en aan de begunstigden van deze bedragen. § 2. De Regering gaat over tot een evaluatie van dit decreet om de vijf jaar vanaf zijn inwerkingtreding.

De Regering kent aan het Observatoire de l'Enfance, de la Jeunesse et de l'Aide à la Jeunesse de opdracht om dit evaluatieproces te sturen, in samenwerking met de Adviescommissie voor jeugdhuizen en -centra.

De nadere regels voor deze evaluatie worden door de Regering bepaald.

Deze evaluatie wordt door de Regering aan het Parlement van de Franse Gemeenschap medegedeeld binnen een termijn van zes maanden vanaf het verstrijken van de termijn van vijf jaar bedoeld bij lid 1.

Via haar diensten, zorgt de Regering voor de bekendmaking van deze evaluatie. »

Art. 22.Artikel 55 wordt vervangen door een nieuw artikel 55 luidend als volgt : «

Art. 55.§ 1. De verenigingen die vroeger erkend werden in het raam van de hierna vermelde wetgeving : 1° het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiering van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 1 augustus 1979, bij het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 27 maart 1985 en bij de besluiten van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 1995 en 14 oktober 1997;2° het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 24 april 1984 tot vaststelling van de nadere regelen voor de toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen;3° het besluit van de Executieve van de Franse Gemeenschap van 24 maart 1987 betreffende de nadere regels voor de toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen, gewijzigd bij het besluit van 11 juli 1989;4° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 1995 betreffende de nadere regels voor de toepassing van artikel 2 van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen;5° het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 1995 betreffende de nadere regels voor de toepassing van artikel 7 van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen;6° het ministerieel besluit van 25 oktober 1971 tot vaststelling van de bijzondere voorwaarden waaronder de hoedanigheid van jeugdtehuis kan toegekend worden aan sommige instellingen met specifiek karakter, gewijzigd bij het besluit van de Regering van de Franse Gemeenschap van 2 juni 1995; genieten een uitzonderlijke toelage die overeenstemt met de periode gaande van 1 juli 2000 tot 31 december 2000. De vereffening van deze uitzonderlijke toelage zal geschieden naast de bij artikel 44 bedoelde toelage, als volgt : - 5 % van de uitzonderlijke toelage vereffend ten laatste tegen 30 juni 2004; - 39 % van de uitzonderlijke toelage vereffend ten laatste tegen 30 juni 2005; - 39 % van de uitzonderlijke toelage vereffend ten laatste tegen 30 juni 2006; - 17 % van de uitzonderlijke toelage vereffende ten laatste tegen 30 juni 2007. § 2. De bij § 1 bedoelde uitzonderlijke toelage wordt als volgt bepaald : 1° een eerste schijf bestaande uit : a) wat het niveau ook zij waarin het vierjarenactieplan erkend werd, een tegemoetkoming in de personeelskosten waarbij, ten belope van 9.916 EUR, 85 % van de uitgaven inzake bezoldigingen betaald door de vereniging ten gunste van zijn animator-coördinator; b) een aanvullende forfaitaire tegemoetkoming waarbij de bezoldiging gedekt wordt van de animator-coördinator voor een bedrag van 2.790 EUR of van 930 EUR naargelang hij respectief een kwalificatie van type 1 of 2 heeft overeenkomstig artikel 37, 2e lid; c) indien de vereniging een beroep doet op een collegiaal team waarvan een lid, met voltijdse betrekking, gekwalificeerd animator B coördinator is, erkend door de kwalificatiesubcommissie bedoeld bij de artikelen 37 tot 39, een forfaitaire tegemoetkoming van 2.480 EUR om de kosten te dekken in verband met de activiteiten van dit team; d) een forfaitaire tegemoetkoming, ter dekking van werkingsuitgaven van minstens : - 7.440 EUR voor de vereniging erkend in categorie A in het raam van koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiering van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen; - 6.200 EUR voor de vereniging erkend in categorie B in het raam van koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiering van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen; - 3.720 EUR voor de vereniging erkend in categorie C in het raam van koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiering van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen; 2° een tweede deel indien, voor de inwerkingtreding van dit decreet, de vereniging erkend werd in het raam van het stelsel bepaald bij het ministerieel besluit van 25 oktober 1971 bedoeld bij § 1, 6°.Het bedrag van dit tweede deel is op 4.958 EUR bepaald. »

Art. 23.Er wordt een artikel 55bis ingevoegd dat bepaalt : «

Art. 55bis.Voor de verenigingen erkend in het raam van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiering van de jeugdtehuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen voor de inwerkingtreding van het decreet en die erkend zijn in het kader van dit decreet, wordt de overgang tussen de twee subsidiërings- en verantwoordingsystemen als volgt geregeld : 1. de toelage verkregen in 2000 op basis van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 en van het ministerieel besluit van 25 oktober 1971 wordt verantwoord door de uitgaven van de laatste referentieperiode gedekt door dit koninklijk besluit voor de periode gaande van 1 juli 1999 tot 30 juni 2000;2. de eerste gewone toelage verkregen krachtens dit decreet werd in 2001 vereffend en wordt verantwoord door de uitgaven van het kalenderjaar 2001 overeenkomstig de regels van de artikelen 49 en 50 zoals bedoeld bij het eerste lid van dit artikel;3. de uitgaven van het tweede semester 2000 maken het voorwerp uit van een aanvullende toelage overeenkomstig artikel 55.»

Art. 24.Er wordt een artikel 55ter ingevoegd waarbij bepaald wordt : «

Art. 55ter.De verenigingen die oorspronkelijk erkend werden in het raam van het koninklijk besluit van 22 oktober 1971 houdende vaststelling van de voorwaarden tot erkenning en subsidiëring van de jeugdhuizen en van de daarmee gelijkgestelde verenigingen, worden geacht van rechtswege erkend te zijn voor één jaar vanaf 1 januari 2001.

Gedurende dat jaar, genieten deze verenigingen de toelage waarin voorzien wordt voor de verenigingen waarvan het actieplan erkend is als : 1° J.H.1, O.A.C.1 of J.I.C.1 voor de vroeger in categorie A erkende verenigingen; 2° J.H.2, O.A.C.2 of J.I.C.2 voor de vroeger in categorie B erkende verenigingen; 3° J.H.3, O.A.C.3 of J.I.C.3 voor de vroeger in categorie C erkende verenigingen. »

Art. 25.Artikel 64 wordt vervangen door een nieuw artikel 64 luidend als volgt : «

Art. 64.De in artikel 44, 1°, d, bedoelde jaarlijkse gewone toelagen bedragen, ten belope van de beschikbare begrotingskredieten, ten minste : 1° voor het begrotingsjaar 2000 : a) 14.880 EUR voor de vereniging erkend in de categorie J.H.1, O.A.C.1 of J.I.C.1 van dit decreet; b) 12.400 EUR voor de vereniging erkend in de categorie J.H.2, O.A.C.2 of J.I.C.2 van dit decreet; c) 7.440 EUR voor de vereniging erkend in de categorie J.H.3, O.A.C.3 of J.I.C.3 van dit decreet; 2° voor het begrotingsjaar 2001 : a) 15.500 EUR voor de vereniging erkend in de categorie J.H.1, O.A.C.1 of J.I.C.1 van dit decreet; b) 13.020 EUR voor de vereniging erkend in de categorie J.H.2, O.A.C.2 of J.I.C.2 van dit decreet; c) 8.060 EUR voor de vereniging erkend in de categorie J.H.3, O.A.C.3 of J.I.C.3 van dit decreet; 3° voor het begrotingsjaar 2002 : a) 16.120 EUR voor de vereniging waarvan het actieplan in niveau J.H.1, O.A.C.1 of J.I.C.1 van dit decreet erkend is; b) 13.640 EUR voor de vereniging waarvan het actieplan in niveau J.H.2, O.A.C.2 of J.I.C.2 van dit decreet erkend is; c) 8.680 EUR voor de vereniging waarvan het actieplan in niveau J.H.3, O.A.C.3 of J.I.C.3 van dit decreet erkend is; 4° voor het begrotingsjaar 2003 : a) 16.740 EUR voor de vereniging waarvan het actieplan in niveau J.H.1, O.A.C.1 of J.I.C.1 van dit decreet erkend is; b) 14.260 EUR voor de vereniging waarvan het actieplan in niveau J.H.2, O.A.C.2 of J.I.C.2 van dit decreet erkend is; c) 9.300 EUR voor de vereniging waarvan het actieplan in niveau J.H.3, O.A.C.3 of J.I.C.3 van dit decreet erkend is. »

Art. 26.Artikel 65 wordt door een nieuw artikel 65 vervangen, luidend als volgt : «

Art. 65.Voor de begrotingsjaren 2001 tot 2004 of tot de in artikel 44, 2°, bedoeld stelsel in werking treedt, wordt het aantal verenigingen die, ten laste van de kredieten van de Franse Gemeenschap, de tegemoetkoming betreffende het stelsel van het socio-cultureel beleid inzake gelijke kansen bedoeld bij artikel 16 kunnen genieten, op hoogstens 11 vastgesteld.

Bij de vernieuwing van de erkenning en de goedkeuring van de actieplannen gedurende het begrotingsjaar 2000, rangschikt de Adviescommissie voor jeugdhuizen en -centra, met inachtneming van door haar bepaalde criteria, de relevante aanvragen, indien hun aantal het quotum bedoeld bij dit artikel overschreden wordt, volgens een prioritaire orde. »

Art. 27.Dit decreet wordt aangevuld met een artikel 66bis, luidend als volgt : «

Art. 66bis.Naast een indexering die beantwoordt aan het percentage verhoging van de gewone begroting bestemd voor jeugdcentra, worden de jaarlijkse toelagen waarin voorzien wordt, ten belope van de beschikbare begrotingsmiddelen, bepaald op : 1° voor het begrotingsjaar 2004 : - voor de toepassing van artikel 44, 1°, d) : - 18.232 EUR voor een actieplan erkend als J.H.1, O.A.C.1, J.I.C. 1; - 15.752 EUR voor een actieplan erkend als J.H.2, O.A.C.2, J.I.C. 2; - 10.792 EUR voor een actieplan erkend als J.H.3, O.A.C.3, J.I.C. 3; - voor de toepassing van artikel 44, 2° : - een tegemoetkoming die gelijk is aan minimum 55 punten om de tegemoetkoming te dekken in de lasten van 11 bijkomende halftijdse werknemers gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a) bedoelde animator-coördinator; - een tegemoetkoming die gelijk is aan minimum 5 punten om de tegemoetkoming te dekken in de lasten van 1 bijkomende halftijdse werknemer, specifiek belast met de tenuitvoerlegging van het bij artikel 18bis bedoeld actieplan; - voor de toepassing van artikel 44, 3°, minstens 24 forfaitaire toelagen van elk 2.500 EUR minstens, waarbij hoogstens 24 experimenten aangemoedigd worden. 2° voor het begrotingsjaar 2005 : - voor de toepassing van artikel 44, 1°, d) : - 18.432 EUR voor een actieplan erkend als J.H.1, O.A.C.1, J.I.C. 1; - 15.952 EUR voor een actieplan erkend als J.H.2, O.A.C.2, J.I.C. 2; - 10.992 EUR voor een actieplan erkend als J.H.3, O.A.C.3, J.I.C. 3; - voor de toepassing van artikel 44, 2° : - een tegemoetkoming die gelijk is aan minimum 65 punten om de tegemoetkoming te dekken in de lasten van 13 bijkomende halftijdse werknemers gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a) bedoelde animator-coördinator; - een tegemoetkoming die gelijk is aan minimum 5 punten om de tegemoetkoming te dekken in de lasten van 1 bijkomende halftijdse werknemer, specifiek belast met de tenuitvoerlegging van het bij artikel 18bis bedoeld actieplan; - voor de toepassing van artikel 44, 3°, minstens 37 forfaitaire toelagen van elk 2.500 EUR minstens, waarbij hoogstens 37 experimenten aangemoedigd worden. 3° voor het begrotingsjaar 2006 : - voor de toepassing van artikel 44, 1°, d) : - 18.432 EUR voor een actieplan erkend als J.H.1, O.A.C.1, J.I.C. 1; - 15.952 EUR voor een actieplan erkend als J.H.2, O.A.C.2, J.I.C. 2; - 10.992 EUR voor een actieplan erkend als J.H.3, O.A.C.3, J.I.C. 3; - voor de toepassing van artikel 44, 2° : - een tegemoetkoming die gelijk is aan minimum 65 punten om de tegemoetkoming te dekken in de lasten van 13 bijkomende halftijdse werknemers gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a) bedoelde animator-coördinator; - een tegemoetkoming die gelijk is aan minimum 5 punten om de tegemoetkoming te dekken in de lasten van 1 bijkomende halftijdse werknemer, specifiek belast met de tenuitvoerlegging van het bij artikel 18bis bedoeld actieplan; - voor de toepassing van artikel 44, 3°, minstens 26 forfaitaire toelagen van elk 2.500 EUR minstens, waarbij hoogstens 26 experimenten aangemoedigd worden. 4° voor het begrotingsjaar 2007 : - voor de toepassing van artikel 44, 1°, b) : - 5.880 EUR voor een als T1 gekwalificeerd animator; - 2.160 EUR voor een als T2 gekwalificeerd animator; - voor de toepassing van artikel 44, 1°, d) : - 19.932 EUR voor een actieplan erkend als J.H.1, O.A.C.1, J.I.C. 1; - 17.452 EUR voor een actieplan erkend als J.H.2, O.A.C.2, J.I.C. 2; - 12.492 EUR voor een actieplan erkend als J.H.3, O.A.C.3, J.I.C. 3; - voor de toepassing van artikel 44, 1°, e), een tegemoetkoming gelijk aan 113 punten minimum bestemd voor de cofinanciering van de bijkomende betrekkingen van de centra; - voor de toepassing van artikel 44, 1°, f) en g), een tegemoetkoming gelijk aan 120 punten minimum bestemd voor het dekken van de tegemoetkoming in de lasten van 12 bijkomende voltijdse werknemers, gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a), bedoelde animator-coördinator; - voor de toepassing van artikel 44, 2°, een tegemoetkoming die gelijk is aan minimum 150 punten om de tegemoetkoming te dekken in de lasten van 30 bijkomende halftijdse werknemers gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a) bedoelde animator-coördinator, waarvan minimum 5 punten voor 1 bijkomende halftijdse werknemer specifiek belast met de tenuitvoerlegging van het bij artikel 18bis bedoeld actieplan en een minimum van 65 punten voor 13 halftijdse werknemers in het raam van de artikelen 16 tot 18; - voor de toepassing van artikel 44, 3°, minstens 30 forfaitaire toelagen van elk 2.500 EUR minstens, waarbij hoogstens 30 experimenten aangemoedigd worden. 5° voor het begrotingsjaar 2008 : - voor de toepassing van artikel 44, 1°, b) : - 6.150 EUR voor een als T1 gekwalificeerd animator; - 2.435 EUR voor een als T2 gekwalificeerd animator; - voor de toepassing van artikel 44, 1°, d) : - 20.107 EUR voor een actieplan erkend als J.H.1, O.A.C.1, J.I.C. 1; - 17.627 EUR voor een actieplan erkend als J.H.2, O.A.C.2, J.I.C. 2; - 12.667 EUR voor een actieplan erkend als J.H.3, O.A.C.3, J.I.C. 3; - voor de toepassing van artikel 44, 1°, e), een tegemoetkoming gelijk aan 155 punten minimum bestemd voor de cofinanciering van de bijkomende betrekkingen van de centra; - voor de toepassing van artikel 44, 1°, f) en g), een tegemoetkoming gelijk aan 150 punten minimum bestemd voor het dekken van de tegemoetkoming in de lasten van 15 bijkomende voltijdse werknemers, gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a), bedoelde animator-coördinator; - voor de toepassing van artikel 44, 2°, een tegemoetkoming die gelijk is aan minimum 215 punten om de tegemoetkoming te dekken in de lasten van 43 bijkomende halftijdse werknemers gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a) bedoelde animator-coördinator, waarvan minimum 5 punten voor 1 bijkomende halftijdse werknemer specifiek belast met de uitwerking van het bij artikel 18bis bedoeld actieplan en een minimum van 65 punten voor 13 halftijdse werknemers in het raam van de artikelen 16 tot 18; - voor de toepassing van artikel 44, 3°, minstens 80 forfaitaire toelagen van elk 2.500 EUR minstens, waarbij hoogstens 80 experimenten aangemoedigd worden; - voor de toepassing van artikel 47, een toelage van 5.200 EUR wordt toegekend per erkende federatie. 6° voor het begrotingsjaar 2009 : - voor de toepassing van artikel 44, 1°, b) : - 6.155 EUR voor een als T1 gekwalificeerd animator; - 2.435 EUR voor een als T2 gekwalificeerd animator; - voor de toepassing van artikel 44, 1°, d) : - 20.257 EUR voor een actieplan erkend als J.H.1, O.A.C.1, J.I.C. 1; - 17.777 EUR voor een actieplan erkend als J.H.2, O.A.C.2, J.I.C. 2; - 12.817 EUR voor een actieplan erkend als J.H.3, O.A.C.3, J.I.C. 3; - voor de toepassing van artikel 44, 1°, e), een tegemoetkoming gelijk aan 165 punten minimum bestemd voor de cofinanciering van de bijkomende betrekkingen van de centra; - voor de toepassing van artikel 44, 1°, f) en g), een tegemoetkoming gelijk aan 180 punten minimum bestemd voor het dekken van de tegemoetkoming in de lasten van 18 bijkomende voltijdse werknemers, gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a), bedoelde animator-coördinator; - voor de toepassing van artikel 44, 2°, een tegemoetkoming die gelijk is aan minimum 270 punten om de tegemoetkoming te dekken in de lasten van 54 bijkomende halftijdse werknemers gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a) bedoelde animator-coördinator, waarvan minimum 5 punten voor 1 bijkomende halftijdse werknemer specifiek belast met de uitwerking van het bij artikel 18bis bedoeld actieplan en een minimum van 65 punten voor 13 halftijdse werknemers in het raam van de artikelen 16 tot 18; - voor de toepassing van artikel 44, 3°, minstens 88 forfaitaire toelagen van elk 2.500 EUR minstens, waarbij hoogstens 88 experimenten aangemoedigd worden; - voor de toepassing van artikel 47, een toelage van 6.300 EUR wordt toegekend per erkende federatie. 7° voor het begrotingsjaar 2010 : - voor de toepassing van artikel 44, 1°, b) : - 6.445 EUR voor een als T1 gekwalificeerd animator; - 2.725 EUR voor een als T2 gekwalificeerd animator; - voor de toepassing van artikel 44, 1°, d) : - 20.482 EUR voor een actieplan erkend als J.H.1, O.A.C.1, J.I.C. 1; - 18.002 EUR voor een actieplan erkend als J.H.2, O.A.C.2, J.I.C. 2; - 13.042 EUR voor een actieplan erkend als J.H.3, O.A.C.3, J.I.C. 3; - voor de toepassing van artikel 44, 1°, e), een tegemoetkoming gelijk aan 216 punten minimum bestemd voor de cofinanciering van de bijkomende betrekkingen van de centra; - voor de toepassing van artikel 44, 1°, f) en g), een tegemoetkoming gelijk aan 230 punten minimum bestemd voor het dekken van de tegemoetkoming in de lasten van 23 bijkomende voltijdse werknemers, gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a), bedoelde animator-coördinator; - voor de toepassing van artikel 44, 2°, een tegemoetkoming die gelijk is aan minimum 330 punten om de tegemoetkoming te dekken in de lasten van 66 bijkomende halftijdse werknemers gesubsidieerd op hetzelfde niveau als de bij artikel 44, 1°, a) bedoelde animator-coördinator, waarvan minimum 5 punten voor 1 bijkomende halftijdse werknemer specifiek belast met de uitwerking van het bij artikel 18bis bedoeld actieplan en een minimum van 65 punten voor 13 halftijdse werknemers in het raam van de artikelen 16 tot 18; - voor de toepassing van artikel 44, 3°, minstens 160 forfaitaire toelagen van elk 2.500 EUR minstens, waarbij hoogstens 160 experimenten aangemoedigd worden; - voor de toepassing van artikel 47, een toelage van 6.300 EUR wordt toegekend per erkende federatie. »

Art. 28.Dit decreet treedt in werking op 1 januari 2004, met uitzondering van : - de artikelen 23 en 25 die volle uitwerking hebben op 1 januari 2000; - de artikelen 16 en 18 die in werking treden op 1 januari 2005 behalve als de gesubsidieerde vereniging haar boekhouding voerde voor deze datum overeenkomstig de bij artikel 16 vermelde wetgeving.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 3 maart 2004.

De Minister-President, belast met de Internationale Betrekkingen, H. HASQUIN De Minister van Cultuur, Ambtenarenzaken, Jeugdzaken en Sport, C. DUPONT De Minister van Kinderwelzijn, belast met het Basisonderwijs, de Opvang en de Opdrachten toegewezen aan de « O.N.E. », J.-M. NOLLET De Minister van Secundair Onderwijs en Buitengewoon Onderwijs, P. HAZETTE De Minister van Begroting, M. DAERDEN De Minister van Kunsten en Letteren en van de Audiovisuele Sector, O. CHASTEL De Minister van Hoger Onderwijs, Onderwijs voor Sociale Promotie en Wetenschappelijk Onderzoek, Mevr. F. DUPUIS De Minister van Hulpverlening aan de Jeugd en Gezondheid, Mevr. N. MARECHAL _______ Nota (1) Zitting 2003-2004. Stukken van de Raad. - Ontwerp van decreet, nr. 489-1. - Commissieamendementen, nr. 489-2. - Verslag, nr. 489-3.

Integraal verslag. - Bespreking en aanneming. - Vergadering van 17 februari 2004.

^