Etaamb.openjustice.be
Decreet van 05 juni 2008
gepubliceerd op 20 juni 2008

Decreet betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de beteugeling van milieuovertredingen en de herstelmaatregelen inzake leefmilieu

bron
ministerie van het waalse gewest
numac
2008202169
pub.
20/06/2008
prom.
05/06/2008
ELI
eli/decreet/2008/06/05/2008202169/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
links
Raad van State (chrono)
Document Qrcode

5 JUNI 2008. - Decreet betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de beteugeling van milieuovertredingen en de herstelmaatregelen inzake leefmilieu (1)


Het Waals Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Dit decreet beoogt de vastlegging van de bepalingen betreffende de opsporing, de vaststelling, de vervolging en de beteugeling van milieuovertredingen en de herstelmaatregelen inzake leefmilieu. Afdeling I - Gemeenschappelijke bepalingen

Art. 2.Boek I van het Milieuwetboek wordt aangevuld met een deel VIII, luidend als volgt : « DEEL VIII. - Opsporing, vaststelling, vervolging en beteugeling van milieuovertredingen en herstelmaatregelen inzake leefmilieu TITEL 1. - Algemene bepalingen Art. D.138. Dit deel bevat de bepalingen inzake toezicht, dwangbevel en straffen die nodig zijn voor de toepassing van de volgende wetten en decreten, alsook van de desbetreffende uitvoeringsbesluiten : - de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging; - de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen; - de wet van van 12 juli 1973 op het natuurbehoud; - de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder; - het decreet van 9 mei 1985 met betrekking tot de ontsluiting van steenbergen; - het decreet van 7 juli 1988 op de mijnen; - het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen; - het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning; - het Milieuwetboek, met inbegrip van dit Boek en van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt.

De titels V en VI van dit deel zijn toepasselijk op de wet van 28 februari 1882 op de jacht en op de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij.

Art. D.139. Er wordt verstaan onder : 1° "personeelslid" : het statutaire of contractuele personeelslid aangewezen : - hetzij door de Regering, overeenkomstig artikel D.140, § 1; - hetzij door een instelling van openbaar nut inzake leefmilieu, overeenkomstig artikel D.140, § 2; - hetzij door de gemeenteraad, overeenkomstig artikel D.140, § 3; 2° "waarschuwing" : aanmaning waarbij een termijn wordt opgegeven;3° "Waterwetboek" : Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt;4° "sanctionerend ambtenaar" : de ambtenaar aangewezen om de administratieve boetes toe te passen;de gewestelijke sanctionerend ambtenaar wordt door de Regering aangewezen; de gemeentelijke sanctionerend ambtenaar wordt door de gemeenteraad aangewezen; de provinciale sanctionerend ambtenaar wordt door de gemeenteraad op de voordracht van de provincieraad aangewezen; 5° "overtreding" : elke misdaad, elk misdrijf en elke inbreuk bepaald bij de wetten en decreten bedoeld in artikel D.138; 6° "Dienst" : de "Office wallon des déchets" (Waalse Dienst voor Afvalstoffen) in de zin van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen;7° "interventieplan" : het geheel van de veiligheidsmaatregelen waarmee de dreiging of de gevolgen van een vervuiling bedwongen kunnen worden (bewarend beslag) tot de gevaar- of vervuilingsbronnen drooggelegd zijn, met inbegrip van een inschatting van de sanitaire risico's;8° "SPAQuE" : de "Société publique d'aide à la qualité de l'environnement" bedoeld in artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen. TITEL II. - Opsporing en vaststelling van de overtredingen HOOFDSTUK I. - Personeelsleden belast met gerechtelijke politieopdrachten Art. D.140. § 1. Onverminderd de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie, wijst de Regering de personeelsleden aan die zullen toezien op de naleving van de wetten en decreten bedoeld in artikel D.138 en van de regelgevende bepalingen die krachtens die wetten en decreten genomen worden.

De bevoegdheden van gerechtelijke politie kunnen slechts door beëdigde personeelsleden uitgeoefend worden. De personeelsleden leggen de eed af voor de rechbank van eerste aanleg van hun administratieve verblijfplaats. De hoofdgriffier maakt een afschrift van de commissie en van de akte van eedaflegging over aan zijn collega's van de rechtbanken van eerste aanleg van het ambtsgebied waar het personeelslid zijn functie moet uitoefenen.

In geval van wijziging van hun verblijfplaats zijn ze niet gehouden tot een nieuwe eedaflegging.

De gewestelijke milieuadministratie beschikt over een wacht- en noodinterventiedienst die alle dagen van het jaar 24 uur op 24 werkt. § 2. De Regering kan ervoor zorgen dat een instelling van openbaar nut inzake leefmilieu in het kader van haar maatschappelijk doel personeelsleden aanwijst om toe te zien op de naleving van de relevante bepalingen van de wetten en decreten bedoeld in artikel D.138, eerste lid, en van de regelgevende bepalingen die krachtens die wetten en decreten genomen worden.

Die personeelsleden moeten voldoen aan de volgende voorwaarden : 1° geen strafrechtelijke veroordeling opgelopen hebben;2° beschikken over minstens : - hetzij een getuigschrift van het hoger middelbaar onderwijs; - hetzij een getuigschrift van het lager middelbaar onderwijs en een nuttige ervaring voor de uitoefening van de functie (vijf jaar) in dienst van een gemeente of een intercommunale; 3° voldoen aan de door de Regering gestelde vormingsvoorwaarden. § 3. Onverminderd de bevoegdheden toegewezen aan de burgemeester en de plaastelijke politie, kan de gemeenteraad in het kader van opdrachten met een regionaal karakter personeelsleden (gemeentelijke, intergemeentelijke en i.v.m. projectverenigingen) aanwijzen overeenkomstig het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie; die personeelsleden zullen toezien op de naleving van de wetten en decreten bedoeld in artikel D.138, eerste lid, en van de regelgevende bepalingen die krachtens die wetten en decreten genomen worden en de overtredingen vaststellen. Die personeelsleden moeten voldoen aan de voorwaarden bedoeld in § 2, tweede lid.

Een gemeentelijk personeelslid kan belast worden met de controle op de naleving van de wetten en decreten bedoeld in artikel D.138, eerste lid, en met de vaststelling van de overtredingen op het grondgebied van de gemeenten die deel uitmaken van dezelfde politiezone, voor zover de betrokken gemeenten daartoe een overeenkomst hebben gesloten. § 4. De Regering kan binnen de perken van de beschikbare kredieten een toelage toekennen indien een intercommunale of een projectvereniging daarom verzoekt met het oog op de indienstneming of de handhaving van de indienstneming van een personeelslid.

Art. D.141. De personeelsleden stellen de overtredingen vast bij proces-verbaal dat bewijskracht heeft, tenzij het tegendeel wordt bewezen.

Dat proces-verbaal wordt bij ter post aangetekend schrijven aan de overtreder overgemaakt binnen vijftien dagen na de vaststelling van de overtreding of na afloop van de termijn bedoeld in artikel D.148, § 1.

Dat proces-verbaal en een bewijs van de verzending van het aangetekend schrijven naar de overtreder worden binnen dezelfde termijn aan de procureur des Konings overgemaakt.

Het personeelslid kan, indien hij het wenst, in de opgemaakte verslagen en processen-verbaal aan de procureur des Konings voorstellen dat toepassing gemaakt wordt van de artikelen 216bis en 216ter van het Wetboek van strafvordering. In voorkomend geval vermeldt hij het bedrag van de analyse- of expertisekosten.

Art. D142. Onverminderd de plichten van de officieren van de gerechtelijke politie, worden de controle op de naleving van de wetten en decreten bedoeld in artikel D.138, eerste lid, en de vaststelling van de overtredingen gezamenlijk verricht door de personeelsleden bedoeld in artikel D.140.

Art. D.143. De personeelsleden mogen het optreden van de openbare macht vorderen in de uitoefening van hun opdracht. HOOFDSTUK II. - Onderzoeksmiddelen Art. D.144. De Regering kan bepalingen i.v.m. de modaliteiten van het onderzoek vastleggen voor alle of sommige categorieën van installaties en activiteiten bedoeld in de wetgevingen opgenomen in artikel D.138.

Art. D.145. Onverminderd hun voor het overige vastgelegde inspectietaken mogen de personeelsleden in de uitoefening van hun opdrachten elk ogenblik de installaties, lokalen, terreinen en andere plaatsen binnentreden, behalve als het gaat om een woonplaats in de zin van artikel 15 van de Grondwet.

Indien het gaat om een woonplaats in de zin van artikel 15 van de Grondwet, mogen die personeelsleden er binnentreden met de voorafgaande toestemming van de onderzoeksrechter.

Art. D.146. In de uitoefening van hun opdracht kunnen de personeelsleden : 1° alle onderzoeken, controles, enquêtes uitvoeren en alle gegevens inwinnen die nuttig geacht worden om zich ervan te vergewissen dat de bepalingen bedoeld in artikel D.138, eerste lid, nageleefd worden en o.a. : a. elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennisneming nuttig is voor de uitoefening van het toezicht;b. zich ter plaatse elk document, stuk of bewijsstuk laten overleggen of opsporen dat nuttig is voor de uitoefening van hun opdracht, er een fotokopie of een ander afschrift van maken, of tegen ontvangbewijs meenemen;c. de identiteit van elke overtreder controleren;2° monsters nemen volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten; 3° analyses laten maken volgens de regels bepaald overeenkomstig artikel D.147. In geval van monsterneming met het oog op een analyse wordt de overtreder er onmiddellijk op gewezen dat hij de mogelijkheid heeft om een tegenanalyse te laten uitvoeren op zijn kosten. Indien uit het analyseprotocol blijkt dat een overtreding werd begaan, wordt overeenkomstig artikel D.141 proces-verbaal opgemaakt; 4° de voor het vervoer gebruikte voertuigen aanhouden, hun lading controleren;5° elke bewarende maatregel nemen met het oog op de overlegging van het bewijs, meer bepaald gedurende een maximumtermijn van tweeenzeventig uren : a.verbieden voorwerpen te verplaatsen of de inrichtingen of installaties verzegelen waar mogelijkerwijs een overtreding werd begaan; b. de vervoermiddelen en andere tuigen die gediend zouden kunnen hebben om een overtreding te begaan aanhouden, tot stilstand brengen of verzegelen; 6° in de aanwezigheid van de betrokkene of van de behoorlijk opgeroepen betrokkene, de toestellen en voorzieningen in overtreding met de bepalingen bedoeld in artikel D.138, eerste lid, uittesten of laten uittesten door erkende personen, laboratoria of openbare en private instellingen; 7° zich door technische deskundigen laten bijstaan;8° administratieve politiemaatregelen nemen om milieuvervuilende voorwerpen uit het verkeer te kunnen halen; 9° onverminderd artikel D.145, de voorwerpen opsporen tot waar ze naartoe vervoerd werden en er beslag op leggen.

Art. D.147. De Regering bepaalt de regels voor de erkenning van de laboratoria die met de officiële analyses belast worden.

Ze kan modellen van analyseprotocollen vastleggen, analyse- en tegenanalysemethodes bepalen, regels vastleggen voor de verdeling van de analyses onder de laboratoria, alsook voor de financiering van de kostprijs van de analyses en monsternemingen.

Indien de algemene, sectorale, bijzondere of integrale voorwaarden voorzien in regels m.b.t. de analyse- en monsternemingsmethodes of indien de Regering er los daarvan opgelegd heeft, moeten de monsternemingen, analyses en tegenanalyses aan die regels voldoen. HOOFDSTUK III. - Dwingende maatregelen Art. D.148. § 1. In geval van overtreding kunnen de personeelsleden bedoeld in artikel D.140 een waarschuwing richten aan de vermoedelijke overtreder of aan de eigenaar van het goed waar ze begaan werd of waar het feit dat ten grond ligt aan de overtreding ontstaan is, en een regularisatietermijn vastleggen.

Als de waarschuwing schriftelijk wordt gericht, wordt ze binnen veertien dagen schriftelijk bevestigd door de auteur ervan. § 2. De personeelsleden bedoeld in artikel D.140 geven elkaar onverwijld kennis van de waarschuwingen waarvan ze de auteur zijn en maken na afloop van de regularisatietermijn verslag op.

Art. D.149. § 1. Indien proces-verbaal is opgemaakt na een overtreding van de decreten en wetten bedoeld in artikel D.138, eerste lid, kan de burgemeester, onverminderd de acties waarin genoemde decreten en wetten voorzien, op basis van het verslag van het personeelslid : 1° bevel geven tot de volledige of gedeeltelijke opheffing van een exploitatie of een activiteit;2° de toestellen verzegelen en, desnoods, overgaan tot de onmiddellijke tijdelijke sluiting van de installatie;3° de verantwoordelijke van voornoemde installatie, exploitatie of activiteit een interventieplan opleggen of hem verplichten binnen een bepaalde termijn een herstel- of saneringsplan in te dienen en, desgevallend, ten gunste van het Gewest een zekerheid te stellen volgens één van de modaliteiten bedoeld in artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning om het herstel te waarborgen;4° elke andere nuttige maatregel nemen om een einde te maken aan een dreiging voor het leefmilieu, met inbegrip van de gezondheid van de mens. § 2. Indien de burgemeester niet optreedt binnen vijftien dagen, met ingang van de datum van verzending van het verslag bedoeld in § 1, of als het gevaar zo dreigend is dat de minste vertraging een risico inhoudt voor het leefmilieu, met inbegrip van de gezondheid van de mens, beschikken de personeelsleden bedoeld in artikel D.140, § 1, over dezelfde voorrechten als de burgemeester. § 3. De overeenkomstig § 1, 1° en 2°, genomen maatregelen worden van rechtswege opgeheven zodra de administratieve vergunning die nodig is voor de exploitatie of de activiteit toegekend wordt of zodra de aangifte of de registratie die nodig is voor de exploitatie of de activiteit door de bevoegde overheid ontvankelijk is verklaard. § 4. Indien de overtreder verzuimt binnen de vastgelegde termijn een herstel- of saneringsplan in te dienen of er de voorwaarden niet vervult, kan de burgemeester of, desgevallend, de Regering ambtshalve ten koste van de overtreder tot het herstel laten overgaan. § 5. Als de overtreder de opgelegde maatregelen niet binnen de voorgeschreven termijn neemt, kan de Regering of haar afgevaardigde, ambtshalve of op verzoek van de burgemeester, de « SPAQuE » belasten met de uitvoering van het herstel ambtshalve, waarbij de kosten door de overtreder gedragen worden. Bovendien kan de Regering of haar afgevaardigde eisen dat de overtreder een zekerheid stelt overeenkomstig artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

De Regering of haar afgevaardigde verwittigt de persoon of personen die een zekerheid moeten stellen bij aangetekend schrijven en wijst ze op het bedrag en de mogelijke wijzen van betaling.

Indien binnen acht dagen geen zekerheid gesteld wordt, laat de Regering of haar afgevaardigde een opdracht tot betaling binnen vierentwintig uur aan de overtreder betekenen, op straffe van tenuitvoerlegging bij wijze van beslag.

Het stellen van een zekerheid vormt geen beletsel voor de voortzetting van de vervolgingen.

Na afloop van de termijn van de opdracht tot betaling kan de Regering of haar afgevaardigde laten overgaan tot een inbeslagneming, die uitgevoerd wordt op de wijze waarin het Gerechtelijk wetboek voorziet.

Art. D.150. Er kan beroep bij de Regering ingesteld worden door de bestemmelingen van elke beslissing aangenomen overeenkomstig artikel D.149, § 1, of D.149, § 2.

Op straffe van nietigheid wordt het beroep d.m.v. een verzoekschrift bij de Regering ingediend binnen dertig dagen na de kennisgeving van de beslissing.

De Regering betekent haar beslissing binnen vijftien dagen, te rekenen van de datum van verzending van het verzoekschrift.

Bij gebrek aan beslissing binnen de termijn voorgeschreven in het vorige lid wordt de beslissing die het voorwerp van het beroep heeft uitgemaakt geacht bevestigd te zijn.

TITEL III. - Strafbepalingen Art. D.151. § 1. De overtredingen van de wetten en decreten bedoeld in artikel D.138, eerste lid, worden in vier categorieën ingedeeld.

De overtredingen van eerste categorie worden gestraft met een gevangenisstraf van tien tot vijftien jaar en met een boete van minimum 100.000 euro en maximum 10.000.000 euro of met slechts één van beide straffen.

De overtredingen van tweede categorie worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie jaar en met een boete van minimum 100 euro en maximum 1.000.000 euro of met slechts één van beide straffen.

De overtredingen van derde categorie worden gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met een boete van minimum 100 euro en maximum 100.000 euro of met slechts één van beide straffen.

De overtredingen van vierde categorie worden gestraft met een boete van minimum 1 euro en maximum 1.000 euro. § 2. De overtredingen van de wetten en decreten bedoeld in artikel D.138 zijn het voorwerp van strafvervolgingen, tenzij het openbaar ministerie overweegt gebruik te maken of gebruik maakt van de bevoegdheden die hem krachtens de artikelen 216bis en 216ter van het Gerechtelijk Wetboek toegewezen worden. De overtredingen van tweede, derde en vierde categorie kunnen beurtelings het voorwerp uitmaken van hetzij een schikking, hetzij een administratieve boete.

Art. D.152. De straffen kunnen op het dubbele van het maximum gebracht worden indien een nieuwe overtreding wordt begaan binnen een termijn van drie jaar, die ingaat op de datum van een vroegere veroordeling wegens een overtreding van dezelfde wet of hetzelfde decreet, zoals bedoeld in artikel D.138, eerste lid, uitgesproken bij een in kracht van gewijsde gegane beslissing. Bovendien mag de minimale strafboete in dat geval niet lager zijn dan het drievoudige van het minimum.

Art. D.153. De overtredingen van eerste categorie vereisen de volgende bestanddelen : 1° een materieel element dat aanleiding zou hebben gegeven tot een overtreding van tweede categorie;2° een moreel element waardoor de overtreding opzettelijk en met de wil schade te berokkenen werd begaan;3° een materieel element waardoor de gezondheid van de mens in gevaar werd of zou kunnen worden gebracht. Art. D.154. Krachtens de wetgevingen bedoeld in artikel D.138, eerste lid, wordt een overtreding van tweede categorie begaan door : 1° degene die zich verzet of de dwingende maatregelen bedoeld in artikel D.149, § 1, 1° en 2°, overtreedt of de bij artikel D.149, § 1, 3°, bepaalde maatregelen niet in acht neemt; 2° degene die zich verzet of de opdrachten van de personeelsleden belemmert; 3° degene die zich verzet of de herstelmaatregelen belemmert die krachtens de artikelen D.156 tot D.158 door de rechter uitgesproken worden.

Art. D.155. § 1. Indien de exploitant een rechtspersoon is die het voorwerp heeft uitgemaakt van een opheffing, een concordaat of een faillissement en die gecontroleerd was door één of verschillende andere rechtspersonen in de zin van de artikelen 5 en volgende van het Wetboek van vennootschappen of die een consortium vormen in de zin van artikel 10 van het Wetboek van vennootschappen, moet (en) de moedervennootschap(pen) die het consortium vormt (vormen) in de plaats van de niet-verschenen exploitant instaan voor de strafboetes, de administratieve boetes, de transactiemaatregelen, de dwingende maatregelen bedoeld in de artikelen D.148 tot D.150 of voor de herstelmaatregelen bedoeld in de artikelen D.156 tot D.158. § 2. De rechter kan bevelen dat het veroordelingsvonnis op de kosten van de veroordeelde bekendgemaakt wordt volgens de modaliteiten die hij bepaalt. § 3. Indien de veroordeelde binnen tien jaar na een uitvoerbare veroordeling wegens een overtreding begaan in de uitoefening van zijn beroep in dezelfde context opnieuw een overtreding begaat, kan de rechter hem verbieden persoonlijk of via een tussenpersoon een bepaalde beroepsactiviteit uit te oefenen.

Het verbod tot uitoefening van de beroepsactiviteit kan voor een periode van één tot vijf jaar opgelegd worden.

TITEL IV. - Herstelmaatregelen die door de rechter uitgesproken kunnen worden Art. D.156. De rechter kan de overtreder veroordelen tot het storten van een som geld gelijk aan de kosten die de gemeente of het Gewest gemaakt heeft om het schaderisico of de door de overtreding aan het milieu, met inbegrip van de gezondheid van de mens, gerichte schade te voorkomen, te beperken, te verhelpen of om er een einde aan te maken.

Hij moet die som storten aan de gemeente of aan het bij artikel D.170 opgericht "Fonds pour la Protection de l'Environnement, (Fonds voor de Bescherming van het Leefmilieu), afdeling "incivilités environnementales" (onburgerlijk gedrag inzake het leefmilieu). Die bepaling belet een betrokken overheid niet om voor het gerecht schadevergoeding te vorderen, incluis via een burgerlijke boete.

Art. D.157. § 1. Onverminderd de artikelen D.158 en D.163, kan de rechter, op verzoek van de Waalse Regering of van de gewestelijke administratie of van het gemeentecollege van de gemeente op het grondgebied waarvan de overtreding werd begaan, binnen de door hem bepaalde termijn opdracht geven tot hetzij de uitvoering van inrichtingswerken, hetzij het herstel van de plaats in haar vorige staat of in een staat waarin ze geen gevaar meer vertoont of geen hinder meer vormt voor het leefmilieu of de gezondheid van de mens.

Onverminderd de toepassing van hoofdstuk XXIII van Boek IV van het vierde deel van het Gerechtelijk Wetboek, kan de rechter, wanneer de plaats niet hersteld wordt of de werken niet uitgevoerd worden binnen de voorgeschreven termijn, bevelen dat de Regering of, via delegatie, de gewestelijke milieuadministratie of de burgemeester ambtshalve laat overgaan tot de uitvoering ervan.

De veroordeelde wordt gedwongen tot de terugbetaling van alle uitvoeringskosten op overlegging van een gewone staat opgemaakt door de overheid die voor de uitvoering heeft gezorgd. § 2. De rechter kan de overtreder veroordelen tot : 1° de overlegging, op zijn kosten, van een studie om de geschikte veiligheids- of herstelmaatregelen te bepalen;2° de uitvoering van maatregelen om de bevolking of het milieu tegen de veroorzaakte hinder te beschermen.Hij kan ook opdracht geven tot de uitvoering van werken waardoor de hinder verminderd of teniet gedaan wordt of waardoor de plaats ontoegankelijk gemaakt wordt; 3° de stillegging van elke exploitatie, gedurende de door hem bepaalde termijn, op de plaats waar de overtreding werd begaan. § 3. De rechter kan bevelen dat de veroordeelde, op straffe van een dwangsom, binnen acht dagen na de datum waarop de veroordeling definitief is geworden ten gunste van de Regering een zekerheid stelt volgens de modaliteiten van artikel 55 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning, ten belope van een bedrag gelijk aan de geraamde kostprijs van de bevolen maatregelen. § 4. Bij niet nakoming van de door de rechter voorgeschreven verplichtingen kan de Dienst, de Regering of, via delegatie, de gewestelijke milieuadministratie, alsook het gemeentecollege van de gemeente op het grondgebied waarvan de overtreding werd begaan, zorgen voor de uitvoering ervan en de desbetreffende kosten invorderen zoals vermeld in § 1. § 5. De griffier van de burgerlijke of strafrechtbank bezorgt het personeelslid dat de overtreding heeft vastgesteld en, in voorkomend geval, het gemeentecollege, een afschrift van de verzoekschriften of van de dagvaardingen tot verschijning voor de feitenrechter, zowel in eerste aanleg als in beroep, betreffende overtredingen bedoeld in § 1 en in § 4. § 6. De vonnissen en arresten waarin toepassing van dit artikel wordt gemaakt, worden door de griffier van de rechtbank tegelijkertijd aan de gewestelijke milieuadministratie en, in voorkomend geval, aan het gemeentecollege, alsook aan de veroordeelde overgemaakt.

Art. D.158. In afwijking van artikel D.157 kan de rechter, in geval van overtreding van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud, opdracht geven tot : a. het weghalen, binnen de door hem bepaalde termijn, van beplantingen uitgevoerd en van naaldbomen behouden in overtreding van artikel 56 na afloop van de termijn bepaald bij artikel 57 van genoemde wet;b. het herstel van de plaats binnen de door hem bepaalde termijn, wat betreft de draineergrachten gedolven in overtreding van artikel 58 van dezelfde wet;c. het herstel van de plaats binnen de door hem bepaalde termijn, wat betreft de schade die aan natuurreservaten is toegebracht in overtreding van artikel 11 van dezelfde wet;d. het herstel van de plaats binnen de door hem bepaalde termijn, wat betreft de schade die aan het leefmilieu is toegebracht in overtreding van artikel 58bis of 58ter van dezelfde wet. In geval van niet-uitvoering kan de rechter bevelen dat de diensten van de door de Regering aangewezen bevoegde administratie daarvoor zorgen op de kosten van de veroordeelde.

TITEL V. - Eventueel verval van de strafvordering mits overeenkomst Art. D.159. § 1. Er kan een overeenkomst voorgesteld worden : 1° indien het feit de anderen geen rechtstreekse schade heeft toegebracht;2° mits toestemming van de overtreder. Bij de vaststelling van één van de overtredingen vermeld in § 2 van dit artikel kan een som geïnd worden, hetzij onmiddellijk, hetzij binnen een terrmijn van vijf kalenderdagen.

Indien mogelijk verplicht het personeelslid de overtreder ertoe de plaats in haar vorige staat te herstellen of in een staat waarin ze geen gevaar meer vertoont of geen hinder meer vormt voor het leefmilieu of de gezondheid van de mens.

In voorkomend geval vermeldt hij het bedrag van de gemaakte analyse- of expertisekosten. De Regering bepaalt het bedrag van die som, dat niet hoger mag zijn dan het maximumbedrag van de boete bedoeld in artikel D.151, § 1, voor die overtreding, niet verhoogd met opcentiemen, alsook de inningsmodaliteiten.

De personeelsleden worden belast met de toepassing van dit artikel en van de maatregelen genomen ter uitvoering ervan, net zoals de ambtenaren, wachters en personeelsleden bedoeld in artikel 24 van de wet van 28 februari 1882 op de jacht voor wat betreft de overtredingen van die wet en de personeelsleden en boswachters voor wat betreft de overtredingen van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij. § 2. De overtredingen bedoeld in dit artikel zijn : 1° de verbranding van huisafval in de openlucht of in installaties die niet voldoen aan de bepalingen van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, met uitzondering van de verbranding van droge natuurlijke afval afkomstig van bossen, velden en tuinen, zoals geregeld bij het Veldwetboek en het Boswetboek;2° het achterlaten van afval, zoals verboden krachtens het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, met inbegrip van gestorte afval die de waterlopen schade toebrengt;3° het gebrek aan milieuvergunning of aan aangifte of de niet naleving van de exploitatievoorwaarden overeenkomstig het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning; 4° de overtredingen van derde en vierde categorie van de wetgevingen bedoeld in artikel D.138, eerste lid; 5° de overtredingen van de wet van 28 februari 1882 op de jacht;6° de overtredingen van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij. § 3. De betaling doet de strafvordering vervallen, tenzij het openbaar ministerie de betrokkene binnen dertig dagen, te rekenen van de datum van de betaling, laat weten dat het van plan is die vordering uit te oefenen. De kennisgeving gebeurt bij ter post aangetekend schrijven.

Ze wordt geacht gedaan te zijn op de eerstkomende kalenderdag na die van de indiening bij de post. § 4. De overtreder die geen vaste woon- of verblijfplaats in België heeft, betaalt de voorgestelde som onmiddellijk. In geval van betwisting consigneert hij in de handen van de personeelsleden een som die de boete en de eventuele gerechtskosten moet dekken. Het bedrag van de te consigneren som en de modaliteiten voor de inning ervan worden door de Regering vastgelegd. § 5. Indien de uitoefening van de strafvordering de veroordeling van de betrokkene tot gevolg heeft, wordt de geïnde of geconsigneerde som toegerekend op de aan de Staat verschuldigde gerechtskosten en op de uitgesproken boete. Het eventuele overschot wordt terugbetaald.

In geval van vrijspraak wordt de krachtens § 4 van dit artikel geïnde of geconsigneerde som terugbetaald.

De krachtens § 4 van dit artikel geconsigneerde som wordt terugbetaald wanneer het openbaar ministerie beslist geen vervolging in te stellen of wanneer de strafvordering vervallen of verjaard is. § 6. Bij herhaling in de loop van het jaar, te rekenen van de datum van de eerste overtreding, wordt het bedrag van de som verdubbeld. § 7. De krachtens dit artikel genomen maatregelen worden in een register opgenomen overeenkomstig de bepalingen die door de Regering vastgelegd worden. § 8. De geïnde som wordt gestort aan het bij artikel D.170 opgericht "Fonds pour la protection de l'environnement, section incivilités environnementales" of aan de gemeente, al naar gelang de overtreding is vastgesteld door een personeelslid bedoeld in artikel D.140, §§ 1, 2 of 3.

TITEL VI. - Administratieve boetes Art. D.160. § 1. De vastgestelde overtredingen worden d.m.v. een administratieve boete vervolgd, tenzij : - het openbaar ministerie oordeelt dat strafvervolgingen nodig zijn of overweegt gebruik te maken of gebruik maakt van de bevoegdheden die hem toegewezen worden krachtens de artikelen 216bis en 216ter van het Wetboek van strafvordering; - een overeenkomst is gesloten krachtens artikel D.159.

De strafvervolgingen en de overeenkomst sluiten de toepassing van een administratieve boete uit. § 2. De opgelopen administratieve bedraagt : 1° 50 tot 100.000 euro voor een overtreding van tweede categorie; 2° 50 tot 10.000 euro voor een overtreding van derde categorie; 3° 1 tot 1.000 euro voor een overtreding van vierde categorie.

Art. D.161. Indien de overtreding is vastgesteld door de burgemeester, door een krachtens artikel D.140, § 3, aangewezen personeelslid of door een agent van de plaatselijke politie met de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie, wordt de boete door de krachtens artikel D.168 aangewezen gemeentelijke sanctionerend ambtenaar opgelegd indien ze in het gemeentelijk reglement voorgeschreven wordt overeenkomstig artikel D.167.

In de andere gevallen wordt de boete door de gewestelijke sanctionerend ambtenaar opgelegd.

Art. D.162. Het personeelslid dat de overtreding heeft vastgesteld, stuurt binnen vijftien dagen na de vaststelling het origineel van het proces-verbaal van die overtreding naar de territoriaal bevoegde procureur des Konings.

Het proces-verbaal vermeldt de datum waarop het aan de procureur des Konings is gericht of overgemaakt. Indien de overtreding is vastgesteld door de burgemeester, door een krachtens artikel D.140, § 3, aangewezen personeelslid of door een agent van de plaatselijke politie met de hoedanigheid van officier van de gerechtelijke politie, vermeldt het in voorkomend geval de bepaling van het gemeentelijk reglement waarop de aantijging berust.

Het personeelslid dat de overtreding heeft vastgesteld, maakt binnen dezelfde termijn een afschrift van dat proces-verbaal over : 1° aan de sanctionerend ambtenaar die belast is met het opleggen van de administratieve boete; 2° aan de sanctionerend ambtenaar die wegens de persoon die de overtreding heeft vastgesteld, niet bevoegd is om zulks te doen overeenkomstig artikel D.161.

De procureur des Konings beschikt over een termijn van dertig dagen voor de overtredingen van vierde categorie, van zestig dagen voor de overtredingen van derde categorie en van negentig dagen voor de overtredingen van tweede categorie, te rekenen van de datum van ontvangst van het proces-verbaal, om aan de gewestelijke milieuadministratie of, in voorkomend geval, aan de gemeentelijke sanctionerend ambtenaar mee te delen dat een informatie of een onderzoek is geopend of dat vervolgingen zijn ingesteld, of dat hij oordeelt dat het dossier geseponeerd moet worden bij gebrek aan voldoende bezwarende feiten.

Vóór de vervaldatum van die termijn mag in principe geen administratieve boete opgelegd worden, tenzij de procureur des Konings heeft laten weten dat hij geen gevolg zou geven aan de feiten.

Na afloop van die termijn van dertig, zestig of negentig dagen kunnen de in het proces-verbaal vermelde feiten slechts administratief gestraft worden.

Art. D.163. Indien de procureur des Konings afziet van vervolgingen of verzuimt zijn beslissing binnen de vastgelegde termijn te betekenen, beslist de sanctionerend ambtenaar of de administratieve procedure opgestart moet worden.

Hij geeft de overtreder bij ter post aangetekend schrijven kennis van de volgende gegevens : 1° de feiten waarvoor de procedure is opgestart;2° hij heeft de mogelijkheid om schriftelijk, bij ter post aangetekend schrijven of via elke andere door de Regering bepaalde modaliteit, waarbij de datum bewijskracht heeft, zijn verweermiddelen te laten gelden binnen een termijn van vijftien dagen, te rekenen van de datum van kennisgeving van het aangetekend schrijven, en hij heeft bij die gelegenheid het recht om aan de ambtenaar te vragen of hij zijn verweermiddelen mondeling mag voordragen;3° hij heeft het recht om zich te laten bijstaan of vertegenwoordigen door een raadsman;4° hij heeft het recht om zijn dossier in te kijken; 5° een bijgevoegd afschrift van het proces-verbaal bedoeld in artikel D.141; 6° een uittreksel uit de overtreden wetgeving alsook, in voorkomend geval, een uittreksel uit het overtreden gemeentelijk reglement. De ambtenaar bepaalt, in voorkomend geval, de dag waarop de overtreder erom verzocht wordt zijn verweermiddelen mondeling voor te dragen.

Indien de ambtenaar oordeelt dat een boete van hoogstens 62,50 euro opgelegd moet worden, heeft de overtreder niet het recht te verzoeken om de mondelinge voordracht van zijn verweermiddelen.

Na afloop van de termijn bedoeld in het tweede lid, 2°, of vóór de vervaldatum van die termijn kan de ambtenaar de bij dit decreet alsook, in voorkomend geval, bij het gemeentelijk reglement bepaalde boete opleggen wanneer de overtreder te kennen geeft dat hij de feiten niet betwist of, in voorkomend geval, na de mondelinge voordracht van de zaak door de overtreder of diens raadsman.

De beslissing wordt bij aangetekend schrijven aan de overtreder betekend en binnen een termijn van honderdtachtig dagen ter kennis gebracht van de sanctionerend ambtenaar bedoeld in artikel D.162, derde lid 3, 2°, en van de betrokken gemeente. Die termijn gaat in op de datum van ontvangst van het afschrift van het proces-verbaal. Die beslissing vermeldt de beroepsmogelijkheden.

Meer dan honderdtachtig dagen na het proces-verbaal van vaststelling van de overtreding mag geen administratieve boete opgelegd worden.

De sanctionerend ambtenaar kan een afschrift van het proces-verbaal van vaststelling van de overtreding alsook een afschrift van zijn beslissing overmaken aan elke belanghebbende partij die die hem vooraf een geschreven en gemotiveerde aanvraag heeft toegestuurd.

Art. D.164. Er kan door de overtreder, de gewestelijke milieuadministratie, tegen de beslissing van de sanctionerend ambtenaar bedoeld in artikel D.168 of de gemeente, hetzij tegen de beslissing van de gewestelijke sanctionerend ambtenaar, hetzij tegen de beslissing van de provinciale ambtenaar bedoeld in artikel D.168, derde lid, die betrekking heeft op overtredingen die het voorwerp hebben uitgemaakt van een gemeentelijk reglement bedoeld in artikel D.167, kunnen beroep instellen binnen een termijn van dertig dagen, te rekenen van de datum van kennisgeving van de beslissing bedoeld in artikel D.163, vijfde lid, of van de verstrijkdatum van de termijn van artikel D.163, zesde lid, bij gebrek aan beslissing, op straffe van verval. Dat beroep schorst de uitvoering van de beslissing.

Voor overtredingen van derde en vierde categorie wordt het beroep d.m.v. een verzoekschrift bij de politierechtbank ingediend.

Voor overtredingen van tweede categorie wordt het beroep d.m.v. een verzoekschrift bij de correctionele rechtbank ingediend.

Het verzoekschrift bevat de identiteit en het adres van de overtreder, de aangevochten beslissing, de redenen waarom de beslissing wordt aangevochten.

De beslissingen van de politierechtbank en de correctionele rechtbank zijn niet vatbaar voor beroep. De ambtenaren die ermee belast worden een administratieve boete op te leggen kunnen de overtreders maatregelen tot opschorting van de uitvoering toestaan. In geval van verzachtende omstandigheden kunnen ze de straf tot onder het wettelijke minimum verminderen. Het Wetboek van strafvordering is toepasselijk op de procedures en beslissingen van dit artikel.

Art. D.165. De beslissing waarbij een administratieve boete wordt opgelegd heeft uitvoerende kracht op de vervaldatum van een termijn van dertig dagen die ingaat op de datum van kennisgeving ervan, behalve in geval van beroep krachtens artikel D.164.

De administratieve boete opgelegd door de gemeentelijke sanctionerend ambtenaar wordt ten gunste van de gemeente betaald binnen een termijn van dertig dagen die ingaat na de datum waarop de beslissing uitvoerende kracht heeft verworven. Het bedrag wordt door overschijving op een rekening van de gemeentelijke administratie gestort d.m.v. een stortings- of overschrijvingsformulier. Het bedrag van de boete kan ook in de handen van de gemeentelijke ontvanger betaald worden.

De administratieve boete opgelegd door de gewestelijke sanctionerend ambtenaar wordt op het "Fonds pour la protection de l'environnement", afdeling "incivilités environnementales" gestort binnen een termijn van dertig dagen die ingaat op de datum waarop de beslissing uitvoerende kracht heeft verworven.

Art. D.166. In geval van herhaling binnen drie jaar, te rekenen van de datum van het proces-verbaal, wordt het bedrag van de opgelopen administratieve boete verdubbeld.

Art. D.167. § 1. De gemeenteraad is bevoegd om via het gemeentelijk reglement geheel of gedeeltelijk de feiten te veroordelen die aan de basis liggen van de volgende overtredingen : 1° de verbranding van huisafval in de openlucht of in installaties die niet voldoen aan de bepalingen van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, met uitzondering van de verbranding van droge natuurlijke afval afkomstig van bossen, velden en tuinen, zoals geregeld bij het Veldwetboek en het Boswetboek;2° het achterlaten van afval, zoals verboden krachtens het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen, met inbegrip van gestorte afval die de waterlopen schade toebrengt; 3° de overtredingen van derde en vierde categorie van de wetgevingen bedoeld in artikel D.138, eerste lid. § 2. De overtredingen bedoeld in het gemeentelijk reglement zijn strafbaar met een administratieve boete waarvan het bedrag, dat door de gemeentelijke sanctionerend ambtenaar bepaald wordt, overeenkomstig artikel D.160, § 2, vastgelegd wordt.

Art. D.168. Wanneer de gemeenteraad in zijn reglementen feiten veroordeelt die aan de basis van overtredingen liggen, wijst hij de gemeentesecretaris of een ambtenaar van een niveau waarvoor een universitair diploma van de tweede cyclus of een gelijkwaardig diploma vereist wordt, als gemeentelijk sanctionerend ambtenaar aan.

Die ambtenaar is noch een personeelslid, noch de gemeenteontvanger.

De gemeenteraad kan een door de provincieraad aangewezen provincieambtenaar als sanctionerend ambtenaar aanwijzen. Die ambtenaar beschikt over een niveau waarvoor een universitair diploma van de tweede cyclus of een gelijkwaardig diploma vereist wordt.

De provincie ontvangt van de betrokken gemeente een vergoeding voor de prestaties van de provincieambtenaar die optreedt als ambtenaar belast met het opleggen van de administratieve boetes. Een voorafgaande overeenkomst betreffende het bedrag van die vergoeding en de betalingswijze wordt tussen de gemeenteraad en de provincieraad gesloten.

Art. D.169. Het stelsel van administratieve boetes waarin dit hoofdstuk voorziet is niet toepasselijk op minderjarigen maar op de houders van de ouderlijke macht.

TITEL VII. - "Fonds pour la protection de l'environnement" Art. D.170. § 1. Er wordt binnen de ontvangstenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van het Gewest een "Fonds pour la protection de l'environnement" ingesteld dat uit twee afdelingen bestaat, met name : de afdeling "incivilités environnementales" en de afdeling "protection des eaux" (bescherming van de wateren) bedoeld in artikel D.324 van het Waterwetboek. § 2. De ontvangsten van het "Fonds pour la protection de l'environnement", afdeling "incivilités environnementales" worden bestemd voor de uitvoering van de volgende opdrachten : 1° de compensatie- of de saneringsmaatregelen;2° de acties inzake milieu-gezondheid; 3° de bevordering van preventie door de controle en de zelfcontrole op de naleving van de wetten en decreten bedoeld in artikel D.138; 4° de projecten inzake milieuopleiding en -bewustmaking. § 3. De Regering bepaalt de modaliteiten voor de spijzing en het beheer van het fonds.

Dat fonds wordt gespijsd door het geheel van de volgende opbrengsten : 1° de geldsommen bedoeld in de artikelen D.156 en D.159; 2° de opbrengst van de boetes opgelegd door de gewestelijke sanctionerend ambtenaren en geïnd krachtens artikel D.165, derde lid; 3° de giften en legaten; 4° de geldsommen ingevorderd door de bevoegde overheid overeenkomstig artikel D.123 van Boek I van het Milieuwetboek.

TITEL VIII. - Coördinatie van het strafbeleid inzake het leefmilieu Art. D.171. Met het oog op een gecoördineerde tenuitvoerlegging van het strafbeleid inzake het leefmilieu vergadert de gewestelijke milieuadministratie minstens één keer per jaar met : - de vertegenwoordigers van de hoven en rechtbanken, alsook met de parketten van de verschillende rechtsgebieden van de hoven van beroep en rechterlijke arrondissementen; - de vertegenwoordigers van de plaatselijke besturen; - de federale politie. » Afdeling II. - Wijzigings- en opheffingsbepalingen

Art. 3.Artikel 10 van de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging wordt vervangen als volgt : «

Art. 10.Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door : 1° de bezitter van een goed dat aan de basis ligt van een door de Regering verboden vorm van vervuiling;2° degene die zich niet houdt aan de maatregelen die vastliggen in het actieplan voor de kwaliteit van de omgevingslucht; 3° de overtreder van de bepalingen die de Regering heeft genomen om de luchtverontreiniging structureel te verminderen, o.a. de bepalingen waarbij bepaalde vormen van verontreiniging beperkt en, in sommige gevallen, verboden worden, of waarbij het gebruik van toestellen of voorzieningen die een verontreiniging kunnen veroorzaken, geregeld of verboden wordt; 4° de overtreder van de bepalingen die de Regering heeft genomen om de luchtverontreiniging te beperken in geval van verontreinigingspiek te wijten aan een overschrijding van de normen betreffende de kwaliteit van de omgevingslucht.»

Art. 4.Artikel 17 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen en artikel 12 van het koninklijk besluit van 5 augustus 1970 houdende algemeen politiereglement op de onbevaarbare waterlopen worden vervangen door een nieuw artikel 17 van de wet van 28 december 1967, luidend als volgt : «

Art. 17.Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door de aanwonenden, de gebruikers en de eigenaars van kunstwerken op de waterlopen die verhinderen dat de uit de rivierbedding verwijderde stoffen, alsook de materialen, het gereedschap en de tuigen die nodig zijn voor de uitvoering van de werken op hun grond of eigendom opgeslagen worden.

Er wordt een overtreding van vierde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door : 1° de gebruikers of de eigenaars van op de onbevaarbare waterlopen gevestigde kunstwerken die er niet voor zorgen dat die kunstwerken functioneren overeenkomstig de voorschriften van de bevoegde overheid en, hoe dan ook, op zodanige wijze dat de wateren in de waterloop nooit tegengehouden worden boven het niveau aangegeven d.m.v. peilnagels aangebracht overeenkomstig de onderrichtingen van de bevoegde overheid, en die zich, in noodgeval, niet houden aan de bevelen van het gemeentepersoneel of van een ambtenaar bedoeld in artikel 22 van deze wet; 2° de opdrachtgevers die binnen tien dagen na afloop van de werken die toegelaten werden zoals bepaald bij artikel 14 van voornoemde wet of waarvan de uitvoering door de bevoegde overheid werd voorgeschreven, geen waarschuwing bij ter post aangetekend schrijven of op elke andere wijze waarbij de datum bewijskracht heeft richt aan;3° degene die niet zorgt voor de afsluiting van zijn gronden die langs een waterloop in de openlucht liggen en als weiland dienen opdat het vee binnen de weide gehouden zou worden, en die zich niet houdt aan de voorschriften op grond waarvan het gedeelte van de langs de waterloop gelegen omheining zich op 0,75 meter tot 1 meter, landinwaarts gemeten vanaf de bovenste rand van de oever van de waterloop, moet bevinden en niet hoger mag zijn dan 1,5 meter boven de grond, zonder een hindernis te vormen voor de doorgang van het materiaal dat gebruikt wordt voor de uitvoering van de gewone werken tot ruiming, onderhoud of herstelling van de waterlopen, onder voorbehoud van het bestaan van een besluit waarbij het hele grondgebied van een gemeente aan de toepassing van deze maatregel onttrokken wordt;4° degene die de oevers, de bedding of de dijken van een waterloop beschadigt of afzwakt, de waterlopen belemmert of er voorwerpen of stoffen in brengt die de vlotte afvloeiing van de wateren kunnen verhinderen, de 0,50 meter brede strook land, landinwaarts gemeten vanaf de bovenste rand van de oever van de waterloop, op een andere wijze omploegt, egt, omspit of omwerkt, die de peilschalen, de peilnagels of elk ander op verzoek van een afgevaardigde van de bevoegde overheid of van de gemeenteraad aangebracht positiebepalend systeem verwijdert, onherkenbaar maakt of wat dan ook wijzigt aan de schikking of plaatsing ervan, de door voornoemde handelingen veroorzaakte toestanden laat voortbestaan;5° degene die verzuimt te voldoen aan de voorschriften van de beheerder van de waterloop : - door geen peilschalen of peilnagels op eigen kosten in de bedding van de waterloop te plaatsen, of door er de plaats of schikking van te wijzigen; - door de door de beheerder van de waterloop opgelegde werken niet binnen de vastgelegde termijn of onder de gestelde voorwaarden uit te voeren; - door zich niet te houden aan het door de beheerder van de waterloop opgelegd verbod waarbij gedurende een periode van het jaar geen gebruik van sommige vaartuigen gemaakt mag worden op bepaalde delen van onbevaarbare waterlopen; 6° degene die zich niet houdt aan de bepalingen van artikel 12 of 14 van de wet van 28 december 1967 betreffende de onbevaarbare waterlopen of die werken uitvoert die niet overeenstemmen met een krachtens deze artikelen verleende vergunning;7° degene die verzuimt de onderhouds- of herstellingswerken uit te voeren die hij overeenkomstig artikel 9 moet uitvoeren.»

Art. 5.Artikel 63 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud wordt vervangen als volgt : «

Art. 63.Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door de overtreder van de bepalingen van de artikelen 2, § 2, 2bis, 2ter, 2quater, 2quinquies, 3, § 2, 3bis, 4, § 2, 5bis, §§ 2 en 3, 5ter, § 1, en de artikelen 11, 13, 24, 26, § 1, tweede lid, 6°, 28, 38 van die wet of van de besluiten genomen bij toepassing van die artikelen.

Er wordt een overtreding van vierde categorie begaan door de overtreder van de artikelen van die wet die niet bedoeld worden in het eerste lid of de uitvoeringsbesluiten die niet bedoeld worden in het eerste lid. »

Art. 6.Artikel 11 van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder wordt vervangen als volgt : «

Art. 11.Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door : 1° degene die rechtstreeks of onrechtstreeks een geluidshinder boven de door de Regering bepaalde normen veroorzaakt of laat voortduren;2° de overtreder van de bepalingen van besluiten die ter uitvoering van die wet genomen worden.»

Art. 7.Artikel 8 van het decreet van 9 mei 1985 met betrekking tot de ontsluiting van steenbergen wordt vervangen als volgt : «

Art. 8.Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door de overtreder van de artikelen 4, § 1, en 5 van dit decreet, alsook van de besluiten tot uitvoering van voornoemde bepalingen. »

Art. 8.§ 1. Artikel 61 van het decreet van 7 juli 1988 op de mijnen wordt vervangen als volgt : «

Art. 61.Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door de concessiehouders of aangestelden die de bepalingen van de artikelen 54 en 55 overtreden. § 2. Artikel 63 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Art. 63.Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door de overtreder van elke bepaling van dit decreet, van de desbetreffende uitvoeringsbesluiten, regelgevingen en de overeenkomstig die besluiten en regelgevingen vastgelegde instructies, of van de clausules en voorwaarden die wettelijk opgenomen zijn in de concessieakten en bestekken, onverminderd artikel 61 van dit decreet. »

Art. 9.§ 1. Artikel 28 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen wordt aangevuld als volgt : « 5° de indienstneming en het behoud van een personeelslid voor de preventie, de opsporing en de vaststelling van overtredingen inzake de afvalstoffen. » § 2. Artikel 51 van hetzelfde decreet wordt opgeheven en vervangen als volgt : «

Art. 51.Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door de overtreder van de artikelen 3, §§ 1 en 2, 6, 7, §§ 1, 2 en 5, 8, 10, 14, 19, § 3, en 23 van dit decreet of van de maatregelen genomen met het oog op de uitvoering ervan. » Artikel 52 van hetzelfde decreet wordt opgeheven en vervangen als volgt : «

Art. 52.Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door degene die zich niet houdt aan de verplichtingen of verboden bedoeld in artikel 8bis. » § 3. Artikel 53 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Art. 53.Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door degene die de aard van een afvalstof verbergt. » § 4. Artikel 55 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Art. 55.Er wordt een overtreding van vierde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door degene die zich niet houdt aan de andere verplichtingen of verboden die niet bedoeld worden in artikel 52 en opgelegd zijn bij de artikelen 5ter, 9 en 30 of aan de maatregelen genomen met het oog op de uitvoering daarvan. » § 5. Artikel 73 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Art. 73.Onverminderd de voorrechten van de Regering bij de uitvoering van dit decreet, zijn de bij artikel 42, §§ 1 en 2, en artikel 47, § 2, bepaalde toepassingsregels degene die zijn vastgelegd overeenkomstig het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen, mits vervanging van het woord "belastingplichtige" door de woorden "belastingplichtige, afvalhouder of overtreder". » § 6. Artikel 4 van het fiscaal decreet van 22 maart 2007 tot bevordering van afvalpreventie en -valorisatie in het Waalse Gewest en tot wijziging van het decreet van 6 mei 2007 betreffende de vestiging, de invordering en de geschillen inzake de directe gewestelijke belastingen wordt aangevuld met volgend lid : « De producten gebruikt als reagensen en toeslagstoffen in de verwerkingsprocessen door inertmaking of stabilisering vóór het storten in C.E.T. zijn uitgesloten uit de belastbare basis. » Artikel 27, § 2, 3°, van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : « 3° toerist : 1/365e equivalent-inwoner per effectieve overnachting in een logiesverstrekkende inrichting gelegen in de gemeente. » In artikel 35, § 2, eerste lid, 2°, van hetzelfde decreet worden de woorden "en, in voorkomend geval, een borgstelling is" vervangen door de woorden "in voorkomend geval o.a. een borgstelling opgelegd wordt".

Artikel 42, § 2, van hetzelfde decreet wordt opgeheven en vervangen als volgt : « § 2. Indien afval achtergelaten wordt, wordt door een personeelslid in de zin van artikel D.139, 1°, van Boek I van het Milieuwetboek een proces-verbaal opgemaakt en aan de Dienst overgemaakt wanneer er geen administratieve sanctie overeenkomstig titel V of VI van deel VIII van Boek I van het het Milieuwetboek wordt opgelegd. »

Art. 10.§ 1. Artikel 1 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning wordt aangevuld als volgt : « 25° "interventieplan" : het geheel van de veiligheidsmaatregelen waarmee de dreiging of de gevolgen van een vervuiling bedwongen kunnen worden (bewarend beslag) tot de gevaar- of vervuilingsbronnen drooggelegd zijn, met inbegrip van een inschatting van de sanitaire risico's. » § 2. Artikel 77 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Art. 77.Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door de overtreder van de artikelen : - 10, § 1, of 11 van dit decreet; - of 58, § 1, van dit decreet; - of 58, § 2, 4°, van dit decreet en die, zodoende, gevaar voor het leefmilieu veroorzaakt; - 59bis van dit decreet.

Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door de overtreder van de artikelen 10, § 2, 57, 58, § 2, 1°, 2°, 4°, of 59 van dit decreet of van de uitvoeringsbesluiten genomen overeenkomstig voornoemde artikelen. » § 3. In artikel 63 van hetzelfde decreet worden de woorden "onverminderd de uitoefening van de in artikel 61 bedoelde toezichtsbevoegdheid" vervangen door de woorden "onverminderd de uitoefening van de toezichtsbevoegdheid bedoeld in deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek". § 4. Artikel 75 van hetzelfde decreet wordt vervangen als volgt : «

Art. 75.Artikel 71 is niet toepasselijk wanneer de herstelling krachtens dat decreet uitgevoerd wordt door de openbare maatschappij bedoeld in artikel 39 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen.

Art. 11 § 1. In Boek I van het Milieuwetboek wordt hoofdstuk IV van deel V opgeheven en wordt hoofdstuk V van hetzelfde deel hoofdstuk IV. Titel III van deel III van hetzelfde Boek wordt aangevuld met volgend hoofdstuk : « HOOFDSTUK VI. - Strafbepalingen Art. D.29-28. Er wordt een overtreding van vierde categorie begaan door degene die de uitvoering van het openbaar onderzoek belemmert of stukken van het aan een openbaar onderzoek onderworpen dossier aan de ter inzagelegging van het publiek onttrekt.

De personen belast met het effectonderzoek worden voor de toepassing van Boek II, titel IV, hoofdstuk IV, van het Strafwetboek, dat omkoping bestrijdt, gelijkgesteld met "personen die een openbaar ambt uitoefenen. » § 2. Artikel D.123, § 1, van Boek I van het Milieuwetboek wordt aangevuld als volgt : « § 1er. De aldus geïnde sommen worden integraal gestort op het "Fonds pour la Protection de l'Environnement", afdeling "incivilités environnementales". »

Art. 12.Deel IV van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, wordt vervangen als volgt : « Deel IV. - Vaststelling van de overtredingen en straffen TITEL I. - Bestraffing van de overtredingen inzake het oppervlaktewater Art. D.392. Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door degene die : 1° afvalwater in de gewone oppervlaktewateren, in de openbare riolen en in de kunstmatige afvloeiingswegen loost, zonder inachtneming van de reglementen genomen krachtens de artikelen D.156 tot D.158, D.161 tot D.166 en D.406; 2° zich niet houdt aan een verbod opgelegd bij artikel D.161; 3° de krachtens artikel D.162 uitgevaardigde voorschriften overtreedt; 4° een ter uitvoering van artikel D.163 genomen reglement overtreedt.

Art. D.393. Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decreetgevend gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door : 1° de overtreder van de bepalingen die niet bedoeld worden in artikel D.392 en die door de Regering zijn aangenomen met het oog op de uitvoering van de bescherming van de oppervlaktewateren en op de bestrijding van de verontreiniging van de grondwateren vanaf oppervlaktewateren; 2° degene die het oppervlaktewater gebruikt in overtreding van een krachtens artikel D.158 uitgevaardigd verbod; 3° degene die tracht één van de in artikel D.392 vermelde daden te begaan; 4° degene die beroepshalve producten fabriceert, te koop aanbiedt, verkoopt en gebruikt in overtreding van een krachtens artikel D.164 genomen reglement; 5° degene die bij derden septische en verliesputten ledigt en er het slijk van inzamelt, hetzij zonder te beschikken over de krachtens artikel D.222 vereiste vergunning, hetzij door het slijk weg te werken op een krachtens dat artikel verboden wijze; 6° degene die zonder de vereiste milieuvergunning een motorvoertuig, een machine of andere gelijksoortige tuigen in een gewoon oppervlaktewater of op minder dan tien meter ervan schoonmaakt terwijl het schoonmaakproduct erin wegvloeien kan. Art. D.394. Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door : 1° degene die de zuiveringsinstallaties opzettelijk vernielt of beschadigt en de vlotte werking ervan verhindert;2° degene die dezelfde installaties opzettelijk tracht te vernielen of te beschadigen; 3° degene die weigert of verzuimt een krachtens artikel D.21, § 1, door de Regering, de provinciegouverneur of de burgemeester opgelegde noodmaatregel uit te voeren.

Art. D.395. Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door degene die verzuimt gegevens te verstrekken die hem gevraagd worden krachtens de artikelen D.13 en D.165 en de reglementaire bepalingen genomen krachtens die artikelen.

Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door : 1. degene die zijn langs een weg gelegen woning niet op de bestaande riolering heeft aangesloten;2. degene die tijdens de rioleringswerken zijn woning, gelegen langs een weg die zopas van rioleringen werd voorzien, niet op de riolering heeft aangesloten;3. degene die niet verzocht heeft om de geschreven voorafgaande toestemming van het gemeentecollege om zijn woning op de riolering aan te sluiten;4. degene die het geheel van het regenwater en het helder parasietwater geloosd heeft in de scheidingsriolering op de gedeelten van de aldus uitgeruste weg of het regenwater niet afvoert via verliesputten, draineerbuizen, kunstmatige afloeiingswegen of oppervlaktewateren voor zover zulks niet bij of krachtens een andere wetgeving verboden is;5. degene die een nieuwe woning niet uitgerust heeft met een systeem dat het gezamenlijke regenwater van het afvalwater scheidt, door niet te voorzien in een uitrusting overeenkomstig de door de Regering bepaalde modaliteiten wanneer het geloosde afvalwater niet behandeld wordt door een zuiveringsstation, door het stedelijk afvalwater niet uitsluitend via het afwateringsnetwerk af te voeren bij de inbedrijfstelling van het zuiveringsstation, door de septische put niet buiten bedrijf te stellen na advies van de erkende saneringsinstelling of door de septische slijkput niet door een erkende ruimer te laten ledigen;6. degene die zich niet aangesloten heeft binnen honderdtachtig dagen na de kennisgeving van de beslissing tot weigering van een vergunning voor de installatie van een individueel zuiveringssysteem in de plaats van de aansluiting op de riolering;7. degene die elke nieuwe woning, gebouwd in een zone onderworpen aan het gemeenschappelijke saneringssysteem langs een weg die nog niet van een riolering voorzien is, oorspronkelijk niet voorzien heeft van een individueel saneringssysteem dat voldoet aan de voorwaarden gesteld ter uitvoering van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning indien het vaststaat dat de aansluiting op een toekomstige riolering te duur zou zijn;8. degene die elke nieuwe woning of groep van nieuwe woningen waarop het autonome saneringsstelsel van toepassing is, niet uitgerust heeft met een individueel zuiveringssyteem;9. degene die er niet voor zorgt dat de riolering het helder parasietwater niet opvangt door de woning niet aan te sluiten op het rioleringsnetwerk zodra het in bedrijf gesteld wordt, door een nieuwe woning, in afwachting van de inbedrijfstelling van het voorziene zuiveringssysteem, niet uit te rusten met een septische put met bypass en, desgevallend, ontvetter, en uitgerust met afzonderlijke leidingen voor de opvang van het regenwater en het huishoudelijk afvalwater;10. degene die de woning waarop het autonome saneringsstelsel van toepassing is niet conform heeft gemaakt, indien geen gegroepeerd autonoom saneringsstelsel tot stand is gebracht. TITEL II. - Bestraffing van de overtredingen inzake het grondwater Art. D.396. Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door : 1° de overtreder van een krachtens de artikelen D.167 en D.173 van dit Wetboek genomen reglement of verbodsmaatregel; 2° degene die de hem bij dit Wetboek opgelegde heffing of bijdrage verzuimt te betalen. Art. D.397. Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door : 1° degene die verzuimt de gegevens te verstrekken die hem gevraagd worden krachtens de artikelen D.13 en D.176 en de reglementaire bepalingen genomen krachtens die artikelen; 2° de overtreder van een krachtens artikel D.177 genomen reglement of verbodsmaatregel.

Art. D.398. In afwijking van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek en van artikel D.397, bepaalt de Regering de modaliteiten voor de opvolging d.m.v. maatregelen van de potentieel wasbare stikstof, de conformiteit van de in kwetsbare gebieden gelegen landbouwbedrijven met de goede landbouwpraktijken die nodig zijn voor de bescherming van de wateren tegen verontreiniging door stikstoffen vanaf landbouwbronnen.

De Regering kan administratieve boetes opleggen om de overtredingen van die modaliteiten te straffen.

Het bedrag van de boete ligt tussen 50 en 50.000 euro. Dat bedrag wordt jaarlijks op 1 januari automatisch en van rechtswege geïndexeerd op basis van het indexcijfer van de consumptieprijzen dat zes weken vóór de datum van de indexering van kracht is.

De Regering bepaalt de modaliteiten inzake toepassing en berekening van de boete, alsook de procedures tot bepaling van de regels inzake de kennisgeving van de beslissing om de boete toe te passen, de betalingsmodaliteiten van de boete, alsook de voorwaarden waaronder de overtreder zijn opmerkingen in een hoorzitting kan laten gelden.

De administratieve boete wordt opgelegd door de leidend ambtenaar van de algemene milieuadministratie of door diens afgevaardigde. De overtreder wordt volgens de door de Regering bepaalde modaliteiten in kennis gesteld van de administratieve sanctie die hij krijgt.

De overtreder heeft het recht om beroep in te stellen tegen de beslissing tot toepassing van de boete. Het beroep wordt, op straffe van verval, binnen de maand na de kennisgeving van de beslissing tot toepassing van de boete bij wijze van verzoek vóór de politierechtbank ingesteld volgens de burgerlijke procedure.

Het beroep vóór de politierechtbank is een beroep met volle rechtsmacht. Het is opschortend. Er staat geen hoger beroep open tegen de beslissing van de rechtbank.

Bij gebrek aan betaling van de administratieve boete binnen de termijn vastgelegd door de Regering kan de boete bij dwangbevel worden ingevorderd. Het dwangbevel wordt geviseerd en uitvoerbaar verklaard door voornoemde leidend ambtenaar. De Regering bepaalt ook de procedure inzake kennisgeving en de toepasselijke termijnen. Op het dwangbevel zijn de bepalingen van toepassing van deel V van het Gerechtelijk Wetboek houdende bewarend beslag en middelen tot tenuitvoerlegging De betaling van de boete doet de strafvordering vervallen.

TITEL III. - Vaststelling van de overtredingen en straffen inzake het voor menselijk verbruik bestemde water Art. D.399. Met het oog op de uitvoering van officiële analyses doet de Regering een beroep op één of meer laboratoria geaccrediteerd krachtens de federale wetgeving betreffende de accreditatie van de certificerings en controle-instellingen, alsook de proeflaboratoria.

Ze kan modellen van analyseprotocollen vastleggen, analyse en tegenanalysemethodes bepalen, regels vastleggen voor de verdeling van de analyses onder de laboratoria, alsook voor de financiering van de kostprijs van de analyses en monsternemingen.

Art. D.400. Er wordt een overtreding van tweede categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door : 1° de leverancier die niet de geschikte adviezen verleent zoals bedoeld in artikel D.182, § 2, tweede lid; 2° de leverancier die niet de minimale maatregelen treft die bepaald worden volgens de overeenkomstig artikel D.183 vastgelegde procedure; 3° de overtreder van de bepalingen van artikel D.184; 4° de leverancier die niet de nodige maatregelen treft waarin artikel D.186, tweede lid, voorziet; 5° de leverancier die niet een bij artikel D.188, § 1, bepaald jaarlijks programma opmaakt of ten uitvoer legt; 6° de leverancier die geen controle uitoefent op de doeltreffendheid van de toegepaste behandeling bepaald bij artikel D.188, § 1, derde lid; 7° de leverancier die geen informatie verstrekt aan het Directoraat-generaal Natuurlijke Hulpbronnen, afdeling Water, en het onderzoek niet uitvoert overeenkomstig artikel D.190, § 1, die de bij artikel D.190, § 2, bepaalde rechtzettende maatregelen niet neemt, die de bij artikel D.190, § 3, eerste lid, bepaalde maatregelen niet neemt; 8° de leverancier die de verbruikers geen informatie verstrekt overeenkomstig artikel D.192, § 2; 9° de leverancier die geen informatie verstrekt aan de bevolking die betrokken is bij de bepalingen van artikel D.182, § 2, eerste lid.

Art. D.401. Er wordt een overtreding van vierde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door : 1° de abonnee die artikel D.182, § 3, niet naleeft; 2°de eigenaar van een private installatie voor waterdistributie die gecertificeerd is overeenkomstig artikel D.187, § 3; 3° de particulier die de toegang tot zijn private installatie ontzegt overeenkomstig artikel D.189; 4° degene die water van het openbaar distributienetwerk aftapt buiten de gevallen bepaald bij dit Wetboek of toegelaten door de verdeler; 5° de leverancier die de bij artikel D.187, § 4, bepaalde verplichtingen niet nakomt; 6° de leverancier die de verbruikers niet inlicht over de toestand en hen, in voorkomend geval, niet kennis geeft van de dwingende maatregelen die krachtens artikel D.190, § 2, derde lid, genomen worden; 7° de leverancier die de verbruiker niet inlicht of niet de nodige adviezen verleent overeenkomstig artikel D.190, § 3, tweede lid; 8° de leverancier die niet beslist of de overeenkomstig artikel D.190, § 3, derde lid, te nemen maatregelen niet meedeelt; 9° de leverancier die geen informatie verstrekt aan de erkende instelling bedoeld in artikel D.191; 10° de leverancier die de bij artikel D.193, § 2, bepaalde informatie niet verstrekt.

TITEL IV. - Bestraffing van de overtredingen inzake de schade veroorzaakt door het winnen en pompen van grondwater Art. D.402. Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door de overtreder van de bijdrageverplichting bepaald bij artikel D.328 en de krachtens voornoemd artikel genomen reglementaire bepalingen.

TITEL V. - Vaststelling van de overtredingen en straffen inzake tarifering Art. D.403. Indien water dat niet voldoet aan de wettelijke en reglementaire bepalingen ter beschikking van een verbruiker gesteld wordt, bij gebrek aan regelmatige bevoorrading onder de door de Waalse Regering bepaalde voorwaarden, in geval van onderbreking of opschorting van de dienst zonder inachtneming van de voorwaarden bedoeld in artikel D.203, wordt onderstaande factuur, gericht aan de gebruiker die het slachtoffer is van de nalatigheid van de dienst, verminderd met een bedrag dat berekend wordt d.m.v. volgende formule : A x B x C waarbij : A = het gefactureerde verbruik B = het aantal dagen verzuim C = het tarief van de eerste schijf verbruik van kracht op het ogenblik van de facturatie.

Art. D.404. Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door : 1° de verdeler die geen meter plaatst; 2°de verdeler die de tarifering niet toepast in schijven verdeeld in jaarlijks verbruiksvolume overeenkomstig artikel D.228; 3° de verdeler die het bij artikel D.444 bepaalde bijdragebedrag niet aanpast; 4° de verdeler die zich niet houdt aan de bepalingen betreffende de facturering en de invordering van de waterverbruiken zoals bepaald bij de artikelen D.228, D.230 en D.232; 5° de verdeler die op eenzijdige wijze een einde maakt aan de dienstverlening in de gevallen bepaald bij de artikelen D.194 tot D.209, D.228 tot D.233, D.403 tot D.405, D.443 en D.444; 6° de gebruiker die zich niet houdt aan de beslissingen en instructies van de verdeler tot beperking van het watergebruik in geval van droogte, technische incidenten of problemen i.v.m. de kwaliteit van het water; 7° de abonnee of de gebruiker die zich niet houdt aan de modaliteiten bepaald bij artikel D.204.

Art. D.405. De territoriale bevoegdheid van de rechtsorganen waaraan de geschillen betreffende de toepassing van de artikelen D.194 tot D.209, D.228 tot D.233, D.403 tot D.405, D.443 en D.444 en de krachtens voornoemde artikelen genomen reglementaire bepalingen onderworpen worden, wordt overeenkomstig de regels van het Gerechtelijk Wetboek vastgelegd.

TITEL VI. - Bestraffing van de overtredingen inzake de inning en de betaling van de belastingen Art. D.406. Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door degene die tracht te ontsnappen aan de betaling van het geheel of van een gedeelte van de belasting bedoeld in de artikelen D.275 tot D.313 en D.318.

TITEL VII. - Bestraffing van de overtredingen inzake het "Fonds social de l'Eau" (Sociaal Waterfonds) Art. D.407. Bij niet-nakoming van de verplichting bedoeld in artikel D.239 is de verdeler de "S.P.G.E." een bedrag van 0,0250 euro/m3 gefactureerd water verschuldigd waarvoor geen bijdrage is toegepast.

TITEL VIII. - Bestraffing van de overtredingen inzake onbevaarbare waterlopen Art. D.408. Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door de aanwonende, de gebruiker of de eigenaar van kunstwerken op een waterloop die verhindert dat de uit de rivierbedding verwijderde stoffen, alsook de materialen, het gereedschap en de tuigen die nodig zijn voor de uitvoering van de werken op zijn grond of eigendom opgeslagen worden.

Er wordt een overtreding van vierde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door : 1° de gebruiker of de eigenaar van een op een onbevaarbare waterloop gevestigd kunstwerk die er niet voor zorgt dat dat kunstwerk functioneert overeenkomstig de voorschriften van de beheerder en, hoe dan ook, op zodanige wijze dat de wateren in de waterloop nooit tegengehouden worden boven het niveau aangegeven d.m.v. de peilnagel aangebracht overeenkomstig de onderrichtingen van de beheerder, en die zich, in noodgeval, niet houdt aan de bevelen van de beheerder van de waterloop; 2° degene die niet zorgt voor de afsluiting van zijn gronden die langs een waterloop in de openlucht liggen en als weiland dienen opdat het vee binnen de weide gehouden zou worden, en die zich niet houdt aan de voorschriften op grond waarvan het gedeelte van de langs de waterloop gelegen omheining zich op 0,75 meter tot 1 meter, landinwaarts gemeten vanaf de bovenste rand van de oever van de waterloop, moet bevinden en niet hoger mag zijn dan 1,5 meter boven de grond, zonder een hindernis te vormen voor de doorgang van het materiaal dat gebruikt wordt voor de uitvoering van de gewone werken tot ruiming, onderhoud of herstelling van de waterlopen, onder voorbehoud van het bestaan van een besluit waarbij het hele grondgebied van een gemeente aan de toepassing van deze maatregel onttrokken wordt;3° degene die de oevers, de bedding of de dijken van een waterloop beschadigt of afzwakt, de waterloop belemmert of er voorwerpen of stoffen in brengt die de vrije afvloeiing van de wateren kunnen verhinderen, de 0,50 meter brede strook land, landinwaarts gemeten vanaf de bovenste rand van de oever van de waterloop, op een andere wijze omploegt, egt, omspit of omwerkt, die de peilschalen, de peilnagels of elk ander op verzoek van een afgevaardigde van de beheerder aangebracht positiebepalend systeem wegneemt, onherkenbaar maakt of wat dan ook wijzigt aan de schikking of plaatsing ervan, de door voornoemde handelingen veroorzaakte toestanden laat voortbestaan;4° degene die verzuimt te voldoen aan de voorschriften van de beheerder van de waterloop : - door geen peilschalen of peilnagels op eigen kosten in de bedding van de waterloop te plaatsen, of door er de plaats of schikking van te wijzigen; - door de door de beheerder van de waterloop opgelegde werken niet binnen de vastgelegde termijn of onder de gestelde voorwaarden uit te voeren; - door zich niet te houden aan het door de beheerder van de waterloop opgelegd verbod waarbij gedurende een periode van het jaar geen gebruik van sommige vaartuigen gemaakt mag worden op bepaalde delen van onbevaarbare waterlopen; 5° degene die verzuimt de onderhouds- of herstellingswerken uit te voeren die hij overeenkomstig artikel D.39, tweede lid, moet uitvoeren.

TITEL IX. - Bestraffing van de overtredingen inzake waterwegen Art. D.409. Er wordt een overtreding van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek begaan door : 1° degene die zonder aangifte of milieuvergunning bedoeld in artikel D.51 van dit Wetboek of zonder geschreven toelating van de beheerder het gewestelijk openbaar waterwegendomein binnengedrongen is of één van de handelingen bedoeld in artikel D.51 van dit Wetboek of elke andere handeling die de integriteit van dat domein aantast of van die aard is, heeft uitgevoerd; 2° degene die materialen steelt die voor de behoeften van het wegennet opgeslagen zijn op het gewestelijk openbaar waterwegendomein;3° degene die zonder geschreven toelating van de beheerder en op een wijze die niet strookt met de bestemming van het gewestelijk openbaar waterwegendomein het geheel of een gedeelte ervan heeft bezet;4° degene die zonder geschreven toelating van de beheerder recreatieve, sport- of toeristische evenementen organiseert op het gewestelijk openbaar waterwegendomein;5° degene die een recreatieve, sport- of toeristische activiteit op het gewestelijk openbaar waterwegendomein uitoefent zonder de door de Waalse Regering gestelde voorwaarden te vervullen;6° degene die zonder geschreven toelating van de beheerder reclameborden of advertenties plaatst op het gewestelijk openbaar waterwegendomein;7° de eigenaars, huurders of gebruikers van terreinen gelegen in de door de beheerder aangewezen valleien die onder water kunnen komen te staan, die bij hoogwater nalaten elke opslag van landbouwproducten of -materiaal te verwijderen die door de stroom meegesleept kunnen worden, met als mogelijk gevolg de vernieling of de beschadiging van de op die waterwegen gevestigde tijdelijke of definitieve kunstwerken; 8° degene die door een drijvend vaartuig te loodsen zonder rekening te houden met de vorm van het domein of met de instructies van de ambtenaren bedoeld in artikel D.425, eerste lid, een bedreiging vormt voor de leefbaarheid van het gewestelijk openbaar waterwegendomein of voor de kunstwerken, installaties, beplantingen die erop gevestigd zijn. » Artikel D.442 van Boek II van het Milieuwetboek, dat het Waterwetboek inhoudt, wordt aangevuld met volgend lid : « Artikel D.408 treedt gelijktijdig met artikel D.39, tweede lid, in werking. »

Art. 13.Het Wetboek van de plaatselijke democratie en de decentralisatie wordt aangevuld met een artikel L1216-3, luidend als volgt : « Art. L1216-3. De gemeentelijke personeelsleden of de personeelsleden van intercommunales die instaan voor een opdracht inzake afvalbeheer of beheer van de waterkringloop kunnen overeenkomstig dit Wetboek opdrachten van gerechtelijke politie met een gewestelijk karakter vervullen.

Overeenkomstig artikel 6, § 1, VIII, 1°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen kunnen die personeelsleden daartoe door de gemeenteraad aangewezen worden.

De uitvoering van die opdracht mag de uitvoering van de opdrachten met een gemeentelijk karakter niet in gevaar brengen.

In de uitoefening van hun gewestelijke opdracht blijven voornoemde personeelsleden onderworpen aan hun administratief, geldelijk en syndicaal statuut. »

Art. 14.De wet van 28 februari 1882 op de jacht wordt aangevuld met een artikel 25, luidend als volgt : «

Art. 25.De overtredingen van deze wet zijn het voorwerp van hetzij strafvervolgingen, hetzij een overeenkomst, hetzij een administratieve boete overeenkomstig de titels V en VI van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek, tenzij het openbaar ministerie overweegt gebruik te maken of gebruik maakt van de bevoegdheden die hem krachtens de artikelen 216bis en 216ter van het Gerechtelijk Wetboek toegewezen worden of in de gevallen bepaald bij artikel 120 van het Boswetboek.

Voor de toepassing van dezelfde titels V en VI worden de overtredingen van deze wet gelijkgesteld met overtredingen van vierde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek, behalve de overtredingen van artikel 1quater, 2, 2bis, 2ter, 3, 6, 12, 12bis of 12ter, die gelijkgesteld worden met overtredingen van derde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek. »

Art. 15.Artikel 29 van de wet van 1 juli 1954 op de riviervisserij wordt aangevuld als volgt : « De overtredingen van deze wet zijn het voorwerp van hetzij strafvervolgingen, hetzij een overeenkomst, hetzij een administratieve boete overeenkomstig de titels V en VI van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek, tenzij het openbaar ministerie overweegt gebruik te maken of gebruik maakt van de bevoegdheden die hem krachtens de artikelen 216bis en 216ter van het Gerechtelijk Wetboek toegewezen worden of in de gevallen bepaald bij artikel 120 van het Boswetboek.

Voor de toepassing van dezelfde titels V en VI worden de overtredingen van deze wet gelijkgesteld met overtredingen van vierde categorie in de zin van deel VIII van het decretaal gedeelte van Boek I van het Milieuwetboek. »

Art. 16.De volgende bepalingen worden opgeheven : - de artikelen 6 tot 9 van de wet van 28 december 1964 betreffende de bestrijding van de luchtverontreiniging; - de artikelen 47, 59 tot 62 van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud; - de artikelen 9 en 10 van de wet van 18 juli 1973 betreffende de bestrijding van de geluidshinder; - de artikelen 58, 60, 62, 64 en 66 van het decreet van 7 juli 1988 op de mijnen; - de artikelen 45 tot 50, 54, 55bis, 56 tot 59 van het decreet van 27 juni 1996 betreffende de afvalstoffen; - de artikelen 61, 62, 74, 76 en 78 tot 80 van het decreet van 11 maart 1999 betreffende de milieuvergunning.

Art. 17.Dit decreet treedt in werking op de door de Regering vastgelegde datum, met uitzondering van artikel 9, § 6, dat tien dagen na de bekendmaking van dit decreet in het Belgisch Staatsblad in werking treedt.

Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Namen, 5 juni 2008.

De Minister-President, R. DEMOTTE De Minister van Huisvesting, Vervoer en Ruimtelijke Ontwikkeling, A. ANTOINE De Minister van Begroting, Financiën en Uitrusting, M. DAERDEN De Minister van Binnenlandse Aangelegenheden en Ambtenarenzaken, Ph. COURARD De Minister van Economie, Tewerkstelling, Buitenlandse Handel en Patrimonium, J.-C. MARCOURT De Minister van Onderzoek, Nieuwe Technologieën en Buitenlandse Betrekkingen, Mevr. M.-D. SIMONET De Minister van Vorming, M. TARABELLA De Minister van Gezondheid, Sociale Actie en Gelijke Kansen, D. DONFUT De Minister van Landbouw, Landelijke Aangelegenheden, Leefmilieu en Toerisme, B. LUTGEN _______ Nota (1) Zitting 2007-2008. Stukken van het Waals Parlement, 771 (2007-2008), nrs. 1, 1bis tot 14.

Volledig verslag, openbare vergadering van 28 mei 2008.

Bespreking - Stemmingen.

^