Etaamb.openjustice.be
Decreet van 06 juli 2001
gepubliceerd op 24 augustus 2001

Decreet tot wijziging van het decreet van 9 juni 1993 houdende subsidiëring van gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissies inzake het voeren van een jeugdwerkbeleid

bron
ministerie van de vlaamse gemeenschap
numac
2001035935
pub.
24/08/2001
prom.
06/07/2001
ELI
eli/decreet/2001/07/06/2001035935/staatsblad
staatsblad
https://www.ejustice.just.fgov.be/cgi/article_body(...)
Document Qrcode

6 JULI 2001. - Decreet tot wijziging van het decreet van 9 juni 1993 houdende subsidiëring van gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissies inzake het voeren van een jeugdwerkbeleid (1)


Het Vlaams Parlement heeft aangenomen en Wij, Regering, bekrachtigen hetgeen volgt :

Artikel 1.Dit decreet regelt een gemeenschapsaangelegenheid.

Art. 2.In het decreet van 9 juni 1993 houdende subsidiëring van gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie inzake het voeren van een jeugdwerkbeleid, gewijzigd bij de decreten van 22 november 1995, 20 december 1996, 12 mei 1998 en 22 december 1999, worden in artikel 2 de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in de eerste definitie wordt het woord « zes » vervangen door het woord « drie »;2° de volgende definitie wordt toegevoegd : « gemeentelijke jeugdraad : de gemeentelijke jeugdraad zoals bepaald in artikelen 8bis tot en met 8septies.».

Art. 3.In hetzelfde decreet wordt een artikel 2bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 2bis.De in dit decreet bedoelde jeugdwerkinitiatieven moeten de rechten van het kind eerbiedigen, zoals die gewaarborgd zijn in het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind, aangenomen in New York op 20 november 1989, en goedgekeurd bij het decreet van 15 mei 1991. ».

Art. 4.In artikel 3 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, tweede lid, worden de woorden « Brussels Hoofdstedelijk Gewest » vervangen door de woorden « tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad »;2° aan § 2 wordt een tweede lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « Het jeugdwerkbeleidsplan van de Vlaamse Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest omvat telkens een periode van vijf jaar en gaat in op 1 januari van het tweede jaar dat volgt op de installatie van de Vlaamse Gemeenschapscommissie.Dat jeugdwerkbeleidsplan moet goedgekeurd worden door de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie tijdens het tweede jaar van de bestuursperiode. »; 3° § 3 wordt vervangen door wat volgt : « § 3.Het jeugdwerkbeleidsplan moet minstens de volgende elementen bevatten en gemotiveerd in aparte hoofdstukken beschrijven : 1° een maatschappelijk kader waarin de demografische gegevens en alle voorzieningen voor of door de jeugd en het jeugdwerk worden geduid;2° de volgende beleidsmaatregelen : a) jeugdwerk ondersteunen : de uitgangspunten en de wijze waarop de financiële, materiële en andere ondersteuning van een zo gevarieerd mogelijk jeugdwerkaanbod zal gebeuren;b) kadervorming : de uitgangspunten en de wijze waarop de ondersteuning van de kadervorming voor en door het jeugdwerk zal worden georganiseerd;c) toegankelijkheid van het jeugdwerk : de uitgangspunten en de wijze waarop de toegankelijkheid en bereikbaarheid van het jeugdwerk zullen worden ingevuld en waarbij bijzondere aandacht zal worden besteed aan groepen of individuen waarvan de participatie aan het jeugdwerk bemoeilijkt wordt;d) participatie en terugkoppeling : de uitgangspunten en de wijze waarop de participatie van en de terugkoppeling naar de jeugd en het jeugdwerk bij het voorbereiden, het uitvoeren en het evalueren van het jeugdwerkbeleidsplan wordt georganiseerd;e) jeugdwerkinfrastructuur : de uitgangspunten en de wijze waarop het beleid ten overstaan van gebouwen en terreinen met een specifieke functie ten behoeve van het jeugdwerk, zal worden gevoerd;f) geïntegreerd jeugdwerkbeleid : de uitgangspunten en de wijze waarop het gemeentelijk jeugdwerkbeleid aansluiting vindt bij andere beleidssectoren en overheden, zowel intra-, als inter- en bovengemeentelijk;g) ruimte voor de jeugd : de uitgangspunten en de wijze waarop het beleid ten overstaan van de totale ruimte voor de jeugd in de vrije tijd zal worden gevoerd;h) communicatie en informatie voor de jeugd : de uitgangspunten en de wijze waarop de communicatie met en de informatie voor de jeugd gestalte zal krijgen. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels waaraan het jeugdwerkbeleidsplan moet voldoen. »; 4° in § 4, 1°, worden de woorden « werkzaam op het grondgebied van de gemeente » geschrapt.5° een § 6 wordt toegevoegd, die luidt als volgt : « § 6.De gemeenteraad en het college van burgemeester en schepenen kunnen, voor de toepassing van dit decreet, bevoegdheden overdragen aan respectievelijk de districtsraden en de bureaus van de districtsraden. In dit geval moet het gemeentebestuur één gecoördineerd jeugdwerkbeleidsplan opmaken. ».

Art. 5.Artikel 4 van hetzelfde decreet wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 4.Om voor subsidiëring in aanmerking te komen moet het jeugdwerkbeleidsplan, bedoeld in artikel 3, betrekking hebben op jeugdwerkinitiatieven die een kwaliteitsverbetering van de samenleving nastreven door het vervullen van een of meer van de volgende functies : 1° ontmoeting;2° permanente groepsvorming;3° spel en recreatie;4° creativiteit;5° amateuristische kunstbeoefening;6° vorming;7° kadervorming;8° dienstverlening;9° werken aan maatschappelijke en politieke veranderingen. Het jeugdwerk kan zich hiervoor richten tot specifieke doelgroepen of specifieke deelgebieden binnen de gemeente. Het jeugdwerkbeleidsplan kan tevens jeugdwerkinitiatieven bevatten waarvan sommige activiteiten georganiseerd worden buiten het grondgebied van de eigen gemeente. »

Art. 6.In artikel 5 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, worden 2° en 3° vervangen door wat volgt : « 2° een jaarplan met opgave van de begrotingsposten van de gemeentelijke begroting die aangewend worden voor de uitvoering ervan;3° een werkingsverslag met opgave van de posten van de gemeentelijke rekening voor het uitgevoerde jaarplan.»; 2° in § 2, eerste lid, wordt het woord « tweemaal » geschrapt;3° aan § 2, eerste lid, wordt de volgende bepaling toegevoegd : « De gemeentelijke jeugdraad wordt een afschrift van deze aanmaning toegestuurd.»; 4° in § 2, tweede lid, wordt het woord « aanmaningen » vervangen door het woord « aanmaning », en worden na het woord « subsidiebedrag » de woorden « per gemeente » ingevoegd;5° aan § 2 wordt een derde lid toegevoegd, dat luidt als volgt : « In afwijking van artikel 3, § 3, 2°, kan dit jeugdwerkbeleidsplan beperkt worden tot de hoofdstukken a, b, c en d.».

Art. 7.Artikel 6 van hetzelfde decreet, gewijzigd bij de decreten van 20 december 1996 en 22 december 1999, wordt vervangen door wat volgt : «

Artikel 6.§ 1. Het krediet dat op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap ter uitvoering van dit decreet wordt uitgetrokken, wordt voor 2002 bepaald op zestien miljoen honderdeenendertigduizend euro.

Het wordt jaarlijks aangepast aan de stijging van de index van de kleinhandelsprijzen en moet mee evolueren met de kwalitatieve en kwantitatieve evolutie van het plaatselijke jeugdwerk. § 2. Het totale krediet wordt met ingang van 2002 volgens de volgende criteria verdeeld : 1° 6 procent wordt toegekend aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie ter uitvoering van het jeugdwerkbeleidsplan in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, voorzover dit plan voldoet aan de criteria, gesteld in dit decreet;2° 94 procent wordt aan de gemeentebesturen van het Vlaamse Gewest toegekend ter uitvoering van de gemeentelijke jeugdwerkbeleidsplannen, voorzover die plannen voldoen aan de criteria, gesteld in dit decreet;3° van het in 2° genoemde bedrag wordt ten hoogste 20 procent en ten minste twee miljoen achthonderdeenenvijftigduizend euro op basis van sociaal-geografische indicatoren verdeeld onder gemeentebesturen voor de ondersteuning van jeugdwerkinitiatieven die de toegankelijkheid van het jeugdwerk verhogen voor alle kinderen en jongeren en waarin gewerkt wordt met kinderen en jongeren die zich in een sociaal-cultureel of sociaal-economisch zwakke positie bevinden, onder de voorwaarden, bepaald door de Vlaamse regering;4° van het saldo wordt 80 procent verdeeld over de gemeentebesturen op basis van het aantal inwoners jonger dan vijfentwintig jaar;5° van het saldo wordt 20 procent voorbehouden voor de gemeentebesturen, om tegemoet te komen aan een of meer prioriteiten die voor een periode van minstens drie jaar worden vastgesteld door de Vlaamse regering.De Vlaamse regering stelt deze prioriteiten uiterlijk in de maand januari vast voor het eerste jaar van elke jeugdwerkbeleidsplanperiode. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels voor de verdeling van dit gedeelte van het krediet.

De Vlaamse regering bepaalt uiterlijk in de maand januari voor het eerste jaar van elke jeugdwerkbeleidsplanperiode het deel van het krediet dat op basis van sociaal-geografische indicatoren verdeeld wordt onder gemeentebesturen voor de ondersteuning van jeugdwerkinitiatieven die de toegankelijkheid van het jeugdwerk verhogen voor alle kinderen en jongeren die zich in een sociaal-cultureel of sociaal-economisch zwakke positie bevinden. »

Art. 8.In artikel 7 van hetzelfde decreet worden de volgende wijzigingen aangebracht : 1° in § 1, eerste lid, wordt de vijfde zin vervangen door wat volgt : « De subsidies kunnen alleen gebruikt worden voor de subsidiëring van : 1° de werkingskosten van lokale jeugdwerkinitiatieven;2° de kosten voor de bouw, de verbouwing, de verwerving of het onderhoud van particuliere jeugdwerkinfrastructuur.»; 2° in § 1 wordt het tweede lid vervangen door wat volgt : « De gemeentebesturen zorgen ervoor dat de subsidies verdeeld worden op grond van een subsidiereglement, goedgekeurd in de gemeenteraad of, uitzonderlijk, een inschrijving op naam in de gemeentebegroting.»; 3° § 2 wordt opgeheven.

Art. 9.In artikel 8 van hetzelfde decreet wordt 4° vervangen door wat volgt : « 4° de wijze waarop de subsidies worden uitbetaald. »

Art. 10.In hetzelfde decreet wordt een hoofdstuk IIbis, bestaande uit de artikelen 8bis tot 8septies, ingevoegd, dat luidt als volgt : « Hoofdstuk IIbis Organisatie van het overleg en de advisering van het gemeentelijk jeugdbeleid

Artikel 8bis.§ 1. Met het oog op de organisatie van het overleg en de inspraak bij de voorbereiding en de uitvoering van het jeugdbeleid, inzonderheid de opmaak en de uitvoering van een gemeentelijk jeugdwerkbeleidsplan, erkent of richt elke gemeenteraad van het Vlaamse Gewest een of meerdere jeugdraden op.

Er kunnen afzonderlijke jeugdraden worden opgericht voor delen van de betrokken gemeenten. In dit geval moet een overkoepelende jeugdraad worden geïnstalleerd waarin ten minste één vertegenwoordiger van alle erkende jeugdraden is opgenomen. Deze overkoepelende jeugdraad krijgt de naam « gemeentelijke jeugdraad ». Ook indien de gemeenteraad slechts één jeugdraad erkent, krijgt die deze naam. § 2. In het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad moeten door de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie één of meerdere plaatselijke jeugdraden erkend en zo nodig opgericht worden.

De Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie kan daartoe jeugdraden erkennen die opgericht of erkend zijn door gemeenten van het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad, voorzover deze raden het Nederlandstalig jeugdwerk bevorderen en hoofdzakelijk zijn samengesteld uit de vertegenwoordigers van de geïnteresseerde Nederlandstalige jeugdwerkinitiatieven en Nederlandstalige kinderen en jongeren uit deze gemeenten.

Wanneer de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie meerdere plaatselijke jeugdraden erkent, dan moet een overkoepelende jeugdraad worden geïnstalleerd waarin ten minste één vertegenwoordiger van alle erkende jeugdraden is opgenomen.

De artikelen in dit decreet betreffende de « gemeentelijke jeugdraad » zijn van overeenkomstige toepassing op de overkoepelende jeugdraad die geïnstalleerd is door de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie. § 3. De bepalingen van artikelen 8ter tot en met 8septies en artikel 9bis van dit decreet zijn van overeenkomstige toepassing op de jeugdraden, erkend of opgericht door de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, op de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie en op het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie, met dien verstande dat de Raad van de Vlaamse Gemeenschapscommissie de bevoegdheden van de gemeenteraad waarneemt en het College van de Vlaamse Gemeenschapscommissie de bevoegdheden van het college van burgemeester en schepenen.

Artikel 8ter.§ 1. Zijn lid van de jeugdraad : 1° de afgevaardigden van de geïnteresseerde Nederlandstalige plaatselijke jeugdwerkinitiatieven die een actieve werking kunnen aantonen binnen het grondgebied van de betrokken gemeente;2° geïnteresseerde Nederlandstalige kinderen en jongeren uit de gemeente, gecoöpteerd door de jeugdraad. § 2. Politieke mandatarissen kunnen geen lid zijn van de jeugdraad. § 3. Het lidmaatschap van de jeugdraad kan niet als voorwaarde voor subsidiëring worden gesteld.

Artikel 8quater.Het college van burgemeester en schepenen wijst een of meerdere ambtenaren van de gemeente aan om de vergaderingen van de jeugdraad bij te wonen en het secretariaat ervan waar te nemen.

Artikel 8quinquies.§ 1. Het college van burgemeester en schepenen moet advies vragen aan de jeugdraad over alle aangelegenheden inzake het jeugdbeleid, zoals bedoeld in artikel 4, 7°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen. § 2. De jeugdraad kan op eigen initiatief advies uitbrengen over al die aangelegenheden die de jeugd of het jeugdwerk aanbelangen. § 3. Het college van burgemeester en schepenen moet bij het nemen van beslissingen eventuele afwijkingen op de uitgebrachte adviezen motiveren.

Artikel 8sexies.De gemeenteraden bepalen de nadere voorwaarden en modaliteiten van de werking van de jeugdraad, en in elk geval : 1° de maatregelen waarmee het recht op informatie van jeugdraad ten aanzien van het college van burgemeester en schepenen wordt gewaarborgd;2° de termijn binnen dewelke het college van burgemeester en schepenen een gemotiveerd standpunt betreffende de uitgebrachte adviezen inneemt;3° maatregelen met betrekking tot de openbaarheid van de werkzaamheden van de jeugdraad.

Artikel 8septies.De jeugdraad moet uiterlijk zes maanden volgend op de installatie van een nieuwe gemeenteraad opnieuw worden erkend of opgericht. Het college van burgemeester en schepenen brengt de afdeling Jeugd en Sport hier binnen twintig dagen van op de hoogte. »

Art. 11.Artikel 9 van hetzelfde decreet, opgeheven bij het decreet van 12 mei 1998, wordt hersteld in de volgende lezing : «

Artikel 9.In afwijking van artikel 3, § 2, van dit decreet ontvangt de Vlaamse Gemeenschapscommissie vanaf 2002 een subsidie ter uitvoering van een jeugdwerkbeleidsplan dat geldig is voor de periode 2002-2005 en dat opgemaakt is in 2001, op voorwaarde dat dit plan voldoet aan de criteria van dit decreet. »

Art. 12.In hetzelfde decreet wordt een artikel 9bis ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 9bis.In afwijking van artikel 8septies van dit decreet, krijgen de gemeenteraden die nog geen jeugdraad conform artikel 8bis tot en met 8septies van dit decreet hebben erkend of opgericht, de tijd tot 31 december 2002 om de bestaande adviesraad aan te passen aan de bepalingen van dit decreet of een nieuwe gemeentelijke jeugdraad op te richten. Het college van burgemeester en schepenen brengt de afdeling Jeugd en Sport hier binnen 20 dagen van op de hoogte. »

Art. 13.In hetzelfde decreet wordt een artikel 9ter ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 9ter.In afwijking van artikel 6, § 2, eerste lid, 5°, van dit decreet wordt de prioriteit voor de jeugdwerkbeleidsplanperiode 2002-2004 vastgesteld als jeugdruimtebeleid. »

Art. 14.In hetzelfde decreet wordt een artikel 9quater ingevoegd, dat luidt als volgt : «

Artikel 9quater.In afwijking van artikel 6, § 2, tweede lid, wordt het deel van het krediet dat op basis van sociaal-geografische indicatoren verdeeld wordt onder de gemeentebesturen voor de ondersteuning van jeugdwerkinitiatieven die de toegankelijkheid van het jeugdwerk verhogen voor alle kinderen en jongeren die zich in een sociaal-culturele of sociaal-economisch zwakke positie bevinden, voor de jeugdwerkbeleidsplanperiode 2002-2004 bepaald op twee miljoen achthonderdeenenvijftigduizend euro. »

Art. 15.Dit decreet treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

De in de eerste kolom van onderstaande tabel vermelde artikelen of onderdelen ervan, hebben betrekking op het decreet van 9 juni 1993, zoals gewijzigd door dit decreet. Met betrekking tot de bedragen die in euro worden vermeld in de tweede kolom van deze tabel, gelden vanaf de datum van inwerkingtreding van de betrokken bepaling tot en met 31 december 2001 de bedragen die in Belgische frank worden vermeld in de derde kolom.

Voor de raadpleging van de tabel, zie beeld Kondigen dit decreet af, bevelen dat het in het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.

Brussel, 6 juli 2001.

De minister-president van de Vlaamse regering, P. DEWAEL De Vlaamse minister van Cultuur, Jeugd, Sport, Brusselse Aangelegenheden en Ontwikkelingssamenwerking, B. ANCIAUX De Vlaamse minister van Binnenlandse Aangelegenheden, Huisvesting en Ambtenarenzaken, P. VAN GREMBERGEN _______ Nota (1) Zitting 2000-2001 Stukken : Ontwerp van decreet : 686 - Nr.1. - Amendementen : 686 - Nr. 2. - Verslag over hoorzitting : 686 - Nr. 3. - Verslag : 686 - Nr. 4. - Tekst aangenomen door de plenaire vergadering : 686 - Nr.5 Handelingen - Bespreking en aanneming : vergaderingen van 3 en 4 juli 2001

^